Tot Snel Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Tot Snel. Here they are! All 15 of them:

Wat bepaalt een mens meer dan zijn omgeving? Hij ademt in het ritme van de wind, hij komt tot rust wanneer de zon ondergaat. Hier herinneren de immense bergen en de brandende zon je er voortdurend aan dat je niet meer bent dan een kiezel tussen de rotsen, een rimpeling in de oceaan, een blad in een bos, een grasspriet in het veld. Wie te veel met zichtzelf bezig is, wie denkt hij of zij meer is dan een klein onderdeeltje van de natuur, loopt al snel met zijn kop tegen de muur.
Ish Ait Hamou (Cécile)
Er zijn van die types die dolgraag een 'literaire correspondentie' met je beginnen. Zo een van het type 'daar ga jij meer tijd aan kwijt zijn dan je volgende boek', Schrijvers met gevoelige egos (niet alles gaat er met gevoel op vooruit, weet u) zijn daar al snel de dupe van. Sterker nog, dankzij deze 'literaire correspondenties' bleef u waarschijnlijk menig kwakkelend boek bespaard, hoewel je natuurlijk ook weer het soort figuren hebt die die 'correspondenties' tot een boek gaan maken, waarschijnlijk een leitmotiv voor de figuren die zo graag zulke correspondenties onderhouden. Het zijn vaak de meest oervervelende boeken uit het spectrum van de literatuur.
Martijn Benders
Niet zo lang geleden dacht hij (en Vlieghe en Dondeyne geloofden het ook) dat moeders pijn in hun buik kregen, de weeën, en dan snel naar de wc waggelden, hurkten, kakten, dat de drol meteen door buurvrouwen uit het water werd gehaald vóór hij kon smelten, en op het zeil van de keukentafel werd gelegd, waar hij door teder tegen elkaar koutende ouders tot een kind werd geboetseerd, waarop, door intens gebed opgeroepen, vanuit het raam of de schoorsteen een wind begon te waaien die neerstreek over de bruine klei, de adem van God die leven blies in de stront die kleuren kreeg en als van rubber begon te plooien en zich uit te rekken, en dan brulde naar zijn Mama om de eerste papfles.
Hugo Claus (Het verdriet van België)
Allan stoorde zich niet aan de sterilisatie, hij vond integendeel dat hij goed werd behandeld in de kliniek van professor Lundborg. Hij moest af en toe vragen over van alles en nog wat beantwoorden, onder andere over zijn behoefte om dingen en mensen op te blazen en of hij misschien negerbloed had. Daarop antwoordde Allan dat hij het prettiger vond om dingen dan mensen op te blazen. Het was een goed gevoel om een stuk rots dat in de weg lag doormidden te splijten. Als het in plaats daarvan om een mens ging, vond Allan het voldoende om de persoon in kwestie te vragen opzij te gaan. Vond de professor dat ook? Bernhard Lundborg liet zich niet snel verleiden tot filosofische discussies met zijn patiënten, en hij herhaalde in plaats daarvan zijn vraag over het negerbloed. Allan antwoordde dat hij dat niet wist, maar dat zijn ouders net zo'n bleke huid hadden gehad als hij zelf, als de professor genoegen nam met zo'n antwoord? Daarna voegde Allan eraan toe dat hij heel graag een echte neger wilde niet als de professor toevallig zo iemand in voorraad had.
Jonas Jonasson (The Hundred-Year-Old Man Who Climbed Out of the Window and Disappeared (The Hundred-Year-Old Man, #1))
Zo, zei de vorst tot de koning, het is snel bekeken.
Petra Hermans
Ik geloofde op mijn plaats te zijn in de geschonden stad. De verwoesting, de leegte, de moeizame pogingen tot herstel schenen mij in overeenstemming met mijn eigen zielstoestand. Wat zocht ik hier? Gemeenschap met anderen die zoals ik op een puinhoop moesten verder leven, voor de taak stonden met lege handen opnieuw te beginnen; saamhorigheidsgevoel; het besef van gelijkheid in het lijden, dat zou kunnen uitgroeien tot aanvaarding, tot hoop zelf. Want het is een voorrecht bewust de catastrofe te overleven, wanneer men eigen schuld en dwaling kent. Er is in de loop der jaren weinig van die bezieling overgebleven. Onbegrijpelijk snel went een mens aan de aanblik van ruïnen. Het carnaval, de stierenrennen, de volksfeesten worden het jaar rond gevierd, ondanks armoede en pest.(...) Ik voel mij niet meer thuis aan het hof van oude bekenden, en in die veranderde straten. Na iedere toch, ieder gesprek, wist ik maar één ding: dat ik volkomen alleen was.
Hella S. Haasse (The Scarlet City)
Bekentenis Al te gewillig liet ik mij verleiden tot dit bekoorlijk maar gevaarlijk spel. Ik was te roekeloos, ik weet het wel: ik ben immers de zwakste van ons beiden. Maar het besprong me, onverhoeds en snel. Er bleef geen tijd meer om het te vermijden. Nu kan en wil ik me niet meer bevrijden: de pijl trof doel, verraderlijk en fel. Het is te laat, er valt niet meer te kiezen. Te laat – en in een plotselinge schrik voel ik – één tel – mijn hart, mijn bloed bevriezen. Want vroeg of laat, eens komt het ogenblik dat een van ons dit spel moet gaan verliezen door te bezwijken voor de ander. – Ik.
Hanny Michaelis (Verzamelde gedichten (Dutch Edition))
Als je de vijftig nadert en je op een rijtje gaat zetten wie van de mensen die je kent of over wie je hebt gehoord het slecht vergaan is, is dat heel heftig, het lijkt alsof het leven een harde en vreugdeloze beproeving is die niet veel mensen doorstaan zonder in het duister te worden neergedrukt. Maar zo is het niet, omdat de opsomming geen rekening houdt met de tijd, die enorme zee van dagen en nachten die alle gebeurtenissen verdunt en die constant expandeert en groter wordt. Iedere opsomming vertekent de werkelijkheid, en dat wat wij als ons leven zien, waarin de beslissende gebeurtenissen elkaar snel opvolgen, staat in verhouding tot de werkelijkheid als een kaart tot het terrein, of de sterren tot de sterrenhemel: van hier af lijkt de afstand ertussen heel klein, van hier af zijn ze net een school haringen, zo dicht als de sterren op elkaar zitten, maar als je erheen zou kunnen reizen, zou je begrijpen dat de waarheid over het heelal de ruimte ertussen is.
Karl Ove Knausgård (Om våren (Årstidsencyklopedien, #3))
(...), er zullen lieden zijn die ons bespottelijk ouderwets vinden, die willen dat de overheid ook binnen onze dienst snel technologische vernieuwingen doorvoert, maar het mag dan zo zijn dat de wetten en voorschriften elk moment kunnen worden aangepast en vervangen, datzelfde geld niet voor de traditie, die, in haar wezen en als geheel, onveranderlijk is. Niemand kan teruggaan in de tijd om in te grijpen in iets wat uit de tijd geboren is en door de tijd werd gevoed en in stand gehouden. Niemand zal ons op een dag vertellen dat het bestaande niet heeft bestaan, niemand zal de kinderlijke wens durven koesteren dat het gebeurde net is gebeurd. En wie dat wel doet, verspilt zijn tijd. Dit zijn de fundamenten van ons bestaansrecht en onze kracht, de muren van waarachter we tot op de dag van vandaag onze identiteit en onze autonomie hebben kunnen verdedigen.
José Saramago (All the Names)
Tot snel,’ zei Jilles. We wisten allemaal dat ‘snel’ niets minder betekende dan het zo begeerde ‘na de oorlog’, het paradijselijke vooruitzicht dat een soort hiernamaals voor levenden was geworden. Het oord waarvoor je niet dood hoefde te gaan om er te komen… Je moest alleen wel eerst door de hel.
Judith Visser (Het meisje met de halve ster)
De droom is niet alleen een mededeling (een eventueel gecodeerde mededeling), maar ook een esthetische activiteit, een spel van verbeelding dat op zichzelf waarde heeft. De droom is er het bewijs van dat verbeelding, het dromen van iets dat niet gebeurd is, tot de diepste behoeften van de mens behoort. Hierin ligt de wortel van het verraderlijke gevaar van de droom. Was de droom niet mooi, dan zou je hem snel kunnen vergeten.
Milan Kundera (The Unbearable Lightness of Being)
Bedrijfsresultaten - die steeds een selectief beeld van de werkelijkheid bieden - worden elektronisch geregistreerd, gegroepeerd en verwerkt, nagenoeg zonder dat er nog eigenlijk denkwerk aan te pas komt. Vervolgens word er op grond van 'de cijfers' beslist, over de hoofden heen, hoofden die dan maar voldoende flexibel moeten zijn om voor de zoveelste keer te volgen.[...] Een neoliberale organisatie creëert steevast een niet-productieve toplaag, wiens voornaamste functie erin bestaat zichzelf in stand te houden via het controleren van anderen, met als resultaat een groeiende regelgeving. Dergelijke prestatiemetingen worden onderandere gepromoot onder de noemer van transparancy - de criteria zijn helder en bovendien voor iedereen dezelfde. Nader onderzoek toont echter al snel aan dat die metingen enkel gelden voor de mensen die het eigenlijke werk doen, niet voor diegenen die de metingen uitvoeren - dat is het onderscheid tussen de werkmieren en de bovenlaag van de évolués.[...] Een dergelijke organisatie leidt onvermijdelijk tot een excessieve ontwikkeling van regels en regeltjes, in combinatie met een nooit gezien controlesysteem en een loodzware administratie. Deze combinatie is dodelijk voor creativiteit en productiviteit, met als gevolg een pleidooi voor... meer neoliberalisme.
Paul Verhaeghe (Identiteit)
Steeds meer overheerst het gevoel dat de tijd op hol is geslagen of dat de tijd niet meer bij te benen is. Omdat de veranderingen zo snel gaan en niemand zich meer in staat acht zich aan die veranderingen aan te passen, krijgt men eerst het gevoel achter te lopen en vervolgens het gevoel uitgerangeerd te zijn. Om dat te voorkomen voelen de mensen zich gedwongen de veranderingen bij te houden. Hijgend lopen ze als het ware achter de tijd aan, want er is nauwelijks tijd om zich de vele veranderingen toe te eigenen. Juist deze door de tijd gedreven mens doet zich daardoor voor als een tijdloze mens, dat wil zeggen als een mens die niet meer kan verwijlen bij de tijd. Want we willen wel onthaasten, rust vinden, consuminderen en vertragen, maar het lijkt ons niet echt te lukken. Daarmee verdwijnt de ervaring dat we de tijd aan onszelf hebben uit zicht. We zijn al met al behoorlijk ver verwijderd geraakt van de klassieke filosofische gedachte dat rust en nietsdoen de grondslagen van een beschaving zijn. Niet voor niets stamt het woord 'school' af van het Griekse woord 'schole', dat rust en vrije tijd betekent. Pas in rusttoestand, in het interval tussen twee handelingen, kunnen we tot bezinning en reflectie komen.
Joke J. Hermsen (Stil de tijd)
Heel dit land acteert, dit schijtgat van Europa, en al het volk dat zich erin wentelt en keert: het is een kolonie vol komedianten, het schmiert dat het een aard heeft, niet in staat tot wezenlijk contact, het verstopt zich in het voetlicht van de schone schijn en de dure restaurantrekening en het dwangmatig gewauwel over het slechte weer en over de files en de hondendrollen van de buurman, het lijdt aan overacting in de politiek en in het wielerleven – maar voor de ware ik heeft het geen volledige tekst meegekregen, nog altijd niet, ook ik niet, we zijn nog altijd boerenpummels in een te prijzig kostuum en geen andere replieken dan de boerse vloek of de geladen stilte of de rode kop van schaamte. En als die niet volstaan, improviseren we snel een platte grol, een ontwijkend vuile mop, een grappig accent, een hoog stemmetje. Nog altijd de bezielers van een middeleeuwse klucht, “De Sotternie van Nu Noch”. Typetjes, waar je mensen verwacht.
Tom Lanoye (Sprakeloos)
Wie zich niet alles herinnert wat hij wil vergeten, loopt het risico dat hij bepaalde zaken vergeet te vergeten. Ik moest alles opschrijven, hoewel ik besefte dat de noodzaak van het vertellen, in de woorden van Aeneas tot Dido, het verdriet zou verversen. Maar ik moest boekstaven om de rekening te kunnen opmaken. Er is geen bestemming zonder duidelijkheid over de herkomst en geen toekomst zonder een leesbare versie van het verleden. Ik denk beter na met een pen in mijn hand. Inkt verheldert. Alleen door op te schrijven wat er was gebeurd, kon ik de controle herwinnen over mijn gedachten. Dat was de opdracht die ik mijzelf had gesteld. Daarom was ik hier. Het had geen zin om het uit te stellen. Als het gedaan is wanneer het is gedaan, is het beter als het zo snel mogelijk wordt aangevangen.
Ilja Leonard Pfeijffer (Grand Hotel Europa)