“
Heel dit land acteert, dit schijtgat van Europa, en al het volk dat zich erin wentelt en keert: het is een kolonie vol komedianten, het schmiert dat het een aard heeft, niet in staat tot wezenlijk contact, het verstopt zich in het voetlicht van de schone schijn en de dure restaurantrekening en het dwangmatig gewauwel over het slechte weer en over de files en de hondendrollen van de buurman, het lijdt aan overacting in de politiek en in het wielerleven – maar voor de ware ik heeft het geen volledige tekst meegekregen, nog altijd niet, ook ik niet, we zijn nog altijd boerenpummels in een te prijzig kostuum en geen andere replieken dan de boerse vloek of de geladen stilte of de rode kop van schaamte. En als die niet volstaan, improviseren we snel een platte grol, een ontwijkend vuile mop, een grappig accent, een hoog stemmetje. Nog altijd de bezielers van een middeleeuwse klucht, “De Sotternie van Nu Noch”. Typetjes, waar je mensen verwacht.
”
”