“
Iedereen ontdekt vroeg of minder vroeg in zijn leven dat het volmaakte geluk onbereikbaar is, maar weinigen staan stil bij de tegenovergestelde gedachte: dat hetzelfde geldt voor het volmaakte ongeluk. De krachten die zich tegen de verwezenlijking van die beide uitersten verzetten zijn van dezelfde aard: ze komen voort uit onze menselijke staat, die niets dat oneindig is verdraagt. Onze altijd onvoldoende kennis van de toekomst verzet zich ertegen, die we in het ene geval hoop noemen en in het andere ongewisheid over de dag van morgen; onze zekerheid van de dood, die aan elke vreugde, maar ook aan elk lijden een grens stelt; onze onvermijdelijke materiële zorgen, die een duurzaam geluk in de weg staan, maar ook aanhoudend onze aandacht afleiden van het ongeluk dat op ons drukt en ons besef daarvan fragmentarisch en daarmee draaglijk maken.
”
”