Voor Altijd Wij Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Voor Altijd Wij. Here they are! All 29 of them:

Wij zijn voorbestemd. Welke wegen we ook gedwongen worden te nemen, ze zullen ons altijd naar elkaar terug leiden. Wat wij hebben, is het waard om voor te vechten, en vechten zullen we. Vechten tot de dag waarop we eindelijk weer samen zullen zijn. Voorgoed. Wij zijn voor altijd verbonden met elkaar
Hannah Hill
Geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ras aan te kweken, dan dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen. Het heeft lang geduurd voor ik mijzelf geheel van de obsessie bevrijd had, dat een neger altijd en onvoorwaardelijk de mindere zijn moest van iedere blanke.
Anton de Kom (Wij slaven van Suriname)
Oh! Moeten wij eeuwig lijden of altijd vluchten voor wat mooi is?
Charles Baudelaire
Ja, het is mogelijk dat we niet volwassen worden, dat we, zelfs als we ouder worden, de kleine kinderen blijven die we altijd waren. We herinneren onszelf zoals we toen waren, en we voelen ons hetzelfde. We hebben onszelf gemaakt tot wat we nu zijn, en we blijven wie we waren, ondanks de jaren. Voor onszelf veranderen we niet. De tijd maakt ons oud, maar wij veranderen niet.
Paul Auster
Het was als met een verhaal. Als met een boek. Wat is het dat wij van een boek verlangen? Dat iemand een ontwikkeling doormaakt - dat hij tot inzicht komt? Maar stel dat die ontwikkeling en dat inzicht er niet zijn? Dat staat in wezen toch ook veel dichter bij de werkelijkheid? Mensen die in hun leven een ontwikkeling doormaken zijn op de vingers van één hand te tellen. Om over inzicht nog maar te zwijgen. Nee, de werkelijkheid is dat wij altijd dezelfde blijven. We zien een film in de bioscoop en besluiten een ander leven te gaan leiden, maar de volgende dag zijn we dat alweer vergeten. We nemen ons voor om aardiger te zijn, om aandachtiger te luisteren. Dat houden we een halve dag vol. Daarna snauwen we weer als vanouds - het snauwen is dat ene afgedragen jasje dat ons het best past.
Herman Koch (Geachte heer M.)
Maar een trein vergeef je veel. Want de trein is een wonder waarover met grotere gebaren kan worden verteld dan over enig ander voertuig. De naam Stephenson galmde door alle klaslokalen, en misschien galmt hij zelfs in het klasje waar ik achteraan in de klas zat en van mijn stotterende buurman luizen kreeg nog altijd na. Wij hebben heldenverhalen gehoord over de eerste trein en niet over de eerste auto, wij weten dat België het dichtste spoorwegennet ter wereld heeft, dat de eerste Europese passagierslijn tussen Brussel en Mechelen liep en dat de koeien zodanig flipten op het voorbij denderen van die eerste trein dwars door hun ooit zo rustige wei dat de hele bevolking wel drie weken lang zure melk moest drinken waarop een vel lag van zo'n zeven duimen dik. Overdrijf ik? Een beetje, maar toch niet veel. Meester Buyle hief zijn armen ten hemel, zijn hoofd zwol op tot de foto van koning Boudewijn in de schaduw van zijn kaken stond wanneer hij oreerde over een tijd waarin België nog iets betekende op wereldvlak, over vooruitgang, over stationsgebouwen die werden opgetrokken als gotische kathedralen, en dat al die welvaart te maken had met de komst van de trein en de schitterende organisatie van onze spoorwegen. Ik ben er zeker van dat meester Buyle niet de enige leraar was die zich ooit op deze wijze voor het bord heeft aangesteld.
Dimitri Verhulst (Dinsdagland: Schetsen van België)
Er bestaat geen mogelijkheid om na te gaan welke beslissing beter is, want er is geen vergelijking. Wij maken alles zomaar voor het eerst en onvoorbereid mee, net als een acteur die voor de vuist een stuk speelt. Maar wat kan het leven waard zijn, als de eerste repetitie voor het leven al het leven zelf is? Het leven lijkt daarom altijd op een schets. Hoewel het woord 'schets' evenmin juist is, want een schets is altijd een ontwerp voor iets, de voorbereiding voor een schilderij, terwijl de schets van ons leven een schets is voor niets, het ontwerp zonder een schilderij.
Milan Kundera (The Unbearable Lightness of Being)
Dit is waarschijnlijk het geheim: denken kwam er volstrekt niet aan te pas, enkel was er altijd maar en zonder aarzeling de dringende gewaarwording dat, wat ze je ook proberen wijs te maken, dingen niet noodzakelijkerwijze zijn zoals je wordt geleerd. Er is zoveel meer mogelijk. Altijd en op elk gebied. Wij moeten het daarom wel zonder na te denken doen, dat ene wat zij geen van allen in ons zien, dat ongekende. Die ene keer, die geen ruimte in ons laat voor twijfel, mag een mens niet afgaan op een afweging. Anders zouden we aan wat het meest de moeite waard is nooit beginnen, ons eigen pad bijvoorbeeld of de liefde, het loskomen, de lucht.
Arthur Japin (De gevleugelde)
Ik keek allang niet meer uit naar de begeesterende leerkracht. Ik dacht: leer me nu maar gewoon hoe ik de woordeen moet articuleren zodat de achterste rij er ook wat van verstaat. En toen de nieuwe leraar drama binnen kwam lopen, met een hoed op en cowboylaarzen aan, dacht ik: weet je wat, een onenightstand, dat is nu ook eens zoiets wat ik altijd al heb willen kunnen. Let op, hij was niet mooi. Mannen hoeven niet mooi te zijn. Ze moeten op die bepaalde manier lopen. Zo van: ik loop maar wat, ik denk daar echt niet bij na, bij mij gaat dat gewoon vanzelf. Van mannen die zo lopen, ga ik struikelen. En ik was lang niet de enige die voor hem viel. We zaten allemaal tussen de spleten van het theatergordijn naar hem te gluren. Hoe hij zich met zijn laarzen op tafel steendood zat te ergeren aan ons onbestaande acteertalent. Door het draaien van zijn ogen voelden we ons elke dag kleiner worden. We zagen de posters met onze namen erop al kromtrekken en loslaten. We schrokken wakker uit nachtmerries over parochiale centra. 's Avonds huilden we bij een gaskachel die het nooit deed. Wij waren de nieuwe groten der aarde, waarom zag hij dat niet? De lul met zijn stomme laarzen. En de trieste muziek werd een streepje harder gezet. Net zolang tot het meisje dat wel een serieuze studie deed met een bezemsteel tegen het plafond ging bonken.
Lara Taveirne
Het is zonneklaar dat er met BDW en zijn N-VA doodgewoon niet te regeren valt. Eerst liet hij ons 541 dagen verliezen rond Brussel-Halle-Vilvoorde, nudeinst hij er niet voor terug de Vlaamse Raad één jaar lang lam te leggen door Kris Peeters op te zadelen met allicht één jaar lopende zaken, stilletjes hopend vervroegde verkiezingen uit te lokken. Nu laat hij weer zijn visceraal conservatisme blijken: ASO is altijd goed geweest, dus waarom het afschaffen? Altijd teruggrijpen naar het verleden en steeds weer negeren dat we in de postmoderniteit leven waar het huwelijk al lang niet meer de hoeksteen van de gezonde maatschappij is. Wat was er dan zo goed aan dat fameuze ASO? Mijn kinderen weten niet eens welke de literaire codes zijn van Classicisme over Sturm und Drang, Vroegromantiek, Romantiek, Naturalisme, Realisme, Symbolisme, Modernisme, Postmodernisme; hebben nooit geleerd wat de dominerende stromingen in de filosofie zijn, hebben nooit geleerd hoe je een kram in de muur moet kloppen, hoe je een luchter ophangt, hebben wel tot 7 uur per week volkomen nutteloos Latijn gestudeerd, ikzelf 8 uur per week godsdienstlessen gevolgd. Maar uitleggen hoe de sociale dynamica werkt, hoe formele sociale controle de steeds verder achteruitboerende informele controle kan rechttrekken (onmogelijk!), oh neen! Het niveau van ons fameuze ASO is bedroevend laag. Onderwijs is een verlengstuk van de noden van het bedrijfsleven geworden. Geschiedenis? Daar weten mijn kinderen niets van tenzij dat in 1302 een stel Vlaamsche boeren de Franse adel in het zand lieten bijten. Maar dat de Galopin doctrine de Société Générale er niet van weerhield uranium te leveren aan de Nazi's: niets van geleerd. Wij kweken op scholen onderdanige nuttige idioten. En dat wil BDW verderzetten, want je moet al goed idioot zijn om op zulk'n oerconservatieve kwal te stemmen.
Jean Pierre Van Rossem
„Zie zoo, nu zie ik ze niet meer. Jij weet niet wat handel is, Koekebakker, anders zou je der niet om lachen. Om te beginnen ga je tot je achtiende jaar op school. Heb jij ooit geweten hoeveel schapen er in Australië zijn en hoe diep ’t Suezkanaal is? Nou juist, daar heb je het. Ik heb dat geweten. Weet jij wat polarisatie is? Ik ook niet, maar ik heb ’t geweten. De raarste dingen heb ik moeten leeren. Vertaal in ’t Fransch: [80]„onder benefice van inventaris.” Ga der maar tegen aan staan. Je hebt er geen begrip van, Koekebakker. Dat duurt zoo jaren. Dan doet je ouwe heer je op een kantoor. Dan merk je, dat je al die dingen geleerd hebt om met een kwast papier nat te maken. Overigens is ’t ’t ouwe gedonderjaag, ’s morgens om negen uur present en urenlang stil zitten. Ik vond dat ik op die manier niet opschoot. Ik kwam altijd te laat, ik probeerde wel op tijd te komen, maar ’t wou niet meer, ik had ’t zooveel jaren gedaan. En taai. Ze zeiden dat ik alles verkeerd deed, daar zullen ze wel gelijk aan gehad hebben. Ik wilde wel, maar ik kon niet, ik ben geen kerel om te werken. Ze zeiden, dat ik de anderen van hun werk hield. Ook daarin zullen ze wel gelijk gehad hebben. Als ik klaagde, dat ik ’t niks lollig vond en vroeg of ik daarvoor nu op school al die wonderlijke dingen had geleerd, dan zei de oue boekhouder: „Ja jongetje, het leven is geen roman.” Bakken vertellen, dat kon ik en dat vonden ze leuk ook, maar ze waren er niet tevreden mee. De ouwe boekhouder wist al heel gauw niet wat hij met me doen moest. Als de baas er niet was maakte ik dierengeluiden, zong komieke liedjes, die ze nog nooit hadden gehoord. De zoon van den baas was een ingebeelde kwajongen; af en toe kwam i op kantoor om centen te halen. Hij sprak vreeselijk gemaakt en keek met een allerellendigst, door niets gemotiveerd vertoon van superioriteit naar de bedienden van zijn pa. De lui lachten zich een beroerte als ik dien jongeheer nadeed. Ik heb daar ook nog een schrijfmachine bedorven en een boek weggemaakt. Toen hebben ze me aan een toestel gezet, dat ze de „guillotine” noemden. Daar moest ik monsters mee knippen. Dagen lang heb ik daaraan gestaan: alle monsters werden scheef. De lui hadden ’t wel in de gaten, ze hadden niets [81]anders verwacht. Ze hadden me daar alleen maar aan gezet om erger te voorkomen. Die monsters werden weggegooid; die gingen nooit naar de klanten. Toch had ik in die dagen nog gelegenheid om een brief verkeerd in te sluiten. Natuurlijk was ’t erg; de man die den brief kreeg mocht niet weten, dat de baas zaken deed met den man waaraan i geschreven was. De boekhouder was totaal van streek. Toen begreep ik, dat ik maar liever heen moest gaan. Ik kreeg een poot van den baas. Ik was zelf ook blij dat ik wegging en heb hem hartelijk de hand geschud. Ik heb gezegd, dat ’t me speet, maar dat ik er niets aan doen kon en ik geloof, dat ’k ’t meende. Zie je, Koekebakker, dat is handel. Ik ben daarna nog drie weken volontair geweest op een effectenkantoortje, krantjes nakijken met een boek om te zien of de stukken van de klanten waren uitgeloot. Je ergste vijand zal er voor bewaard blijven. Ze moesten me wegdoen. Ik moest daar ook copieeren. Er was geen denken aan, dat ze uit ’t copieboek konden wijs worden. Ik zag wel in dat ’t zoo niet ging, ik kon er mijn hoofd niet bij houden.
Nescio (De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel)
Met zijn leer - handel altijd zó dat het een wet voor de gehele mensheid zou kunnen zijn - oefende hij grote invloed uit op Marx en Engels. En op Hannah Arendt, die thuis in Königsberg, op veertienjarige leeftijd de verzamelde werken van Kant ut de boekenkast pakte en ze aandachtig begon te lezen, een daad die haar denken en haar verdere leven zou bepalen. Uiteindelijk brak ze met Kant. Zijn categorische imperatief ging haar niet ver genoeg, zijn moraalfilosofie hield na de Holocaust niet langer stand. 'Wij - tenminste de ouderen onder ons - zijn gedurende de jaren dertig en veertig getuige geweest van de totale ineenstorting van alle gevestigde normen in het publieke en private leven, niet alleen [...] in Hitlers Duitsland maar ook in Stalins Rusland.' In een tijd van crisis - en de gehele twintigste eeuw was een tijd van verwoesting, zoals haar Königsberg bewees - letten mensen niet op regels en wetten. Het enige wat volgens Arendt voor ieder individu telt is: 'Ik moet trouw zijn aan mezelf. Ik moet niets doen waarmee ik niet kan leven, waarvan ik de herinnering niet kan verdragen.
Jan Brokken (Baltische zielen: Lotgevallen in Estland, Letland en Litouwen)
Zand. Zand. Dit leven. Gisteravond weer een zandstorm en er zit nog steeds zand in mijn ogen en mijn mond. Het zit altijd in mijn haar, net als de kriebelende luizen. Mijn kleren zijn zwaar van zand. Met elke beweging schep ik als een god een kleine stortbui, een zandstorm voor de luizen die op mij leven zoals ik misschien op de buik van een reus leef. Wij verkeren in het zand en het zand verkeert in ons. Ons voedsel knarst van het zand, maar we eten het toch. Alles bevat zand, alsof het een schat is: de waterkruiken, de kookpotten, de vodden waar we op slapen. De vacht van de kamelen is even verzadigd van zand en luizen als mijn huid en mijn haar. Wij zijn één, de kamelen en wij: onze huid is verweerd door de wind en de zon en het zand; het enige dat ons kan schelen is wat en wanneer we kunnen eten. We slapen zodra we kunnen. Ik zit hier wafels te maken van meel, als altijd met zand vermengd. Ik kijk naar de kamelen en zij liggen naar mij te kijken en wij hebben dezelfde ogen. Uit onze blikken spreekt dezelfde stomme wijsheid. Dat weet ik omdat de dichter het me heeft verteld.
Marilyn French (Dagboek van een slavin)
Mijn grootmoeder zei altijd dat de natuur er niet is voor de mensen. De natuur deelt geen straffen uit en zij doet niets om ons te behagen, zij slaat simpelweg geen acht op ons. Wij kunnen haar loop benutten voor ons eigen gewin en van haar schoonheid genieten, en soms lijkt het heel even of we haar kunnen beheersen, maar uiteindelijk zijn wij ondergeschikt aan haar.
Susan Smit (De heks van Limbricht)
Wij moeten voor eens en altijd een einde aan deze dreiging maken, zelfs al is er geen hoop dat wij hierin zullen slagen.
J.R.R. Tolkien (The Fellowship of the Ring (The Lord of the Rings, #1))
Op 14 juni laat ik een kleine tattoo op mijn linkerpols zetten. Het oneindigheidsteken, als een blijvende herinnering aan die oneindigheid. Ik wil me altijd herinneren wat de afgelopen jaren met mij hebben gedaan: ze hebben vertrouwen, kracht en levenslust opgewekt. Het teken zal mij bovendien herinneren aan het feit dat er na donkere periodes altijd lichtere tijden komen. Daarnaast zie ik oneindigheid als een ode aan het leven: de dood bestaat voor mij niet in de gangbare betekenis van het woord. Eindigheid is een menselijke illusie, wij denken sterfelijk te zijn, maar wij zijn onsterfelijk. Ik en het leven zijn één. Ik kan het leven niet verliezen, omdat ik onderdeel ben van het leven. Ik kan wel mijn lichaam achterlaten, op een zeker moment, maar het leven zal altijd doorgaan. Niet in een kloppend hart, maar in een ziel. We staan niet los van het leven, net zo min als we erin zitten. Het is onderdeel van ons, maar toch laten wij dat onderdeel los als we weggaan hier op aarde. Mijn kloppend hart is van nu, maar ikzelf ben van nu en altijd.
Laura Maaskant (LEEF! (Dutch Edition))
Hè, schrijven wat je denkt is zoo fijn, zoo roef, roef, je weet zelf niet hoe je 't doet. 't Staat er ineens precies zooals 't er staan moet. En als je 't dan naderhand leest, dan leef je in eens weer je eigen leven van toen en toch weet je niet, of je dat nu zelf bent of een ander." Haar oogen schitterden, er waren tranen in. Ze bloosde niet meer over zichzelf. Ze zat stil met haar hoofdje op haar rechterhand, haar elboog op de richel voor 't raampje en staarde naar buiten. En 't dichtertje dacht: "dat is een echte," en dat ze hem nu voor een degelijk heer hielden. Maar hij bleef grimmig en wijs, "God brengt ons op een hoogte, om ons te laten afdalen. De weg over den top is kort, maar de dalen zijn lang. Die op den top is geweest, slijt zijn dagen in verdriet." Zij schudde langzaam haar meisjeskopje, zoo lief en toch zoo nadenkelijk: "Ik leef altijd op den top.
Nescio (Dichtertje)
Zelf heb ik Frisch één keer ontmoet, in Edinburgh. Wat weet ik daar nog van? Niet veel. Met Mulisch en Reve was ik de Nederlandse delegatie bij een groot schrijverscongres. 1962. Vier jaar voor hij aan dat dagboek zou beginnen. Hij was niet groot, en had een bril met een zwaar montuur en zoiets als dubbele glazen, waardoor het leek of de ogen vergroot werden. Ik was negenentwintig, en het enige dat er van mij vertaald was kon hij niet gelezen hebben. Maar je bent aanwezig, dus misschien ben je wel wat. Van Harry was toen ook nog niet veel vertaald, maar hij had zijn allure mee, en straalde een onmetelijke zekerheid uit. We stonden met Frisch aan de bar, wat we besproken hebben is vervlogen. Frisch had een behoorlijke slok op, amuseerde zich, en liet ons praten. Harry sneed door een menigte met die neus als een schegbeeld, misschien heeft Frisch dat wel opgeschreven. Ontmoetingen met schrijvers die je niet kunt lezen hebben altijd iets spannends, omdat er niets te bewijzen valt. Henry Miller liep er rond, Angus Wilson, Stephen Spender, Normal Mailer, beroemde Schotten waar wij nog nooit van gehoord hadden, je hoort erbij maar je bent niemand en god weet wat je geschreven hebt in die rare taal van je, en iedereen is vriendelijk. Ik voelde me zoals een van de onnozele kinderen in het voorgeborchte, nog niet gezondigd, wachtend op de hemel die misschien wel een hel is. Eén beeld is me altijd bijgebleven. In een zaal waar al die beroemdheden rondliepen zat een adellijke Schotse familie in kilts met de kleuren en ruiten van hun clan. Ze hadden schoenen met zilveren gespen, en een dolk met een zilveren gevest in een wollen kniekous gestoken. Smokingjasjes op die rokken, een zwartglanzende vlinderdas, ridderordes. Geen ogenblik keken ze op naar de eventuele beroemdheden, al ze die al kenden. Ze zaten daar als atavistische beelden in een feodale oase, werden van achteren bediend door mensen die ze niet aankeken, en waren zichzelf volstrekt genoeg. Het is een halve eeuw geleden en ik weet het nog.
Cees Nooteboom (533. Een dagenboek)
Voor de controleurs van de heimat en de garandeerders van het wij-gevoel geldt maar één ding : het moet zijn zoals het altijd is geweest, opdat het zo blijft.
Herta Müller (Mein Vaterland war ein Apfelkern: Herausgegeben von Angelika Klammer (German Edition))
customlogo.nl Custom Logo is het bedrijf op het gebied van logo design wij van Custom Logo maken logo's die pakken en u en een verhaal vertellen! Als u opzoek bent naar een passend bedrijfslogo dan bent u bij Custom Logo aan het juiste adres. Wij maken voor u een bedrijfslogo dat een verhaal vertelt en uw klant verleid om ook echt klant te blijven. Aarzel niet langer en kies een bedrijfslogo van Custom Logo wij gaan altijd voor 100% tevredenheid!
Michael Evamy
Uitlegging van de bosrand Nut or twig or tree, Hazel was decidedly pagan Er is weinig voor nodig om een bosrand te zijn. Zomer en de drie seizoenen maar het meest wel de herfst. De zomer is een lopende band. Maaiers en ruisende gaan ijlings langs je heen, en elk blad redt zich; nog eenvoudiger is de winter die de verpakking afhaalt en de lucht grijs omtovert in een stakingspamflet. De harde wind van de winter… Op de lente wachten wij altijd, wij hazelaars, maar de herfst is inniger; de wisseling. Vuur van binnenin brandt ons op; wij halen nauwelijks nog adem, om het rode lover doolt de wind als doktoren. Wij zijn de bosrand; de grens. Wij struiken het decor van de akker, de toneelvloer. En hoor hoor one tijding:
H.H. ter Balkt (Ode aan de Grote Kiezelwal en andere gedichten (BB poëzie) (Dutch Edition))
In de verte schreeuwde iemand 'stilte'. Daarna werd er een naam geroepen. De mensen keken rond. Weer een naam. Iemand fluisterde 'ach die'. Weer een naam. Er liepen een paar mensen voor ons langs. Zij liepen van het plein af. Fluisterend vroeg ik of wij ook weg mochten. Mijn vader zei dat ik goed moest luisteren. Als ik onze naam zou horen, dan zouden wij ook weggaan. Ik probeerde de namen te verstaan, maar het was te moeilijk. Er werden ook nummers geschreeuwd en dat maakte het nog moeilijker. Het duurde erg lang. 'Ze zijn bij de M,' zei mijn moeder, 'nu goed opletten.' Mijn vader en moeder hielden elkaars hand vast. Ik kon er niets van verstaan. Ineens draaide mijn vader zich om. Hij kuste mijn moeder en zij kuste hem. Zij drukten zich tegen elkaar aan. 'Heb je het gehoord?' vroeg mijn moeder aan mij. 'Zij hebben onze naam afgeroepen.' Ik zei dat ik wel zoiets gehoord had, maar toch niet goed. Mijn vader zei ook, dat ze onze naam hadden geroepen. Zij kusten mij. 'Nu gaan we weg. Nu gaan we naar Palestina.' Ik zei dat het volgens mij een andere naam was geweest. Toen we het plein afliepen, gaven de mensen ons een hand of legden een hand op mijn vaders schouder. Ze zeiden 'geluk' en streelden over mijn hoofd. Mijn vader en moeder zeiden 'ach'. Ik vroeg aan mijn vader waarom hij de mensen niet aankeek als hij tegen ze sprak. Ik moest van hem altijd iemand aankijken die met mij sprak. Mijn moeder zei dat zij mij dat later wel zou uitleggen; nu moesten wij gauw weg. Er liepen meer mensennaar hun barak. Sommigen huilden.
Jona Oberski (Kinderjaren: Een Novelle (Dutch Edition))
Maar je moet niet vergeten,' kwam Gökhan tussenbeide, 'dat de regels van de islam een enorme hoeveelheid mensen verbonden hebben. Door die regels horen ze bij elkaar en worden ze behoed voor slechte dingen. Hoeveel schade heeft alcohol bijvoorbeeld al niet aangeircht in de geschiedenis? Véél meer dan wij weten. Mensen hebben altijd behoefte gehad aan verdovende middelen en ze hadden daar altijd alles voor over als ze eenmaal verslaafd waren. Ik ben ervan overtuigd dat die regels veel nut hebben.
Karin Hilterman (Meryem)
De kinderen van Lucifer zijn dikwijls mooi. En zoals wij weten, gaat het hun altijd voor de wind. (Miss Marple)
Agatha Christie (At Bertram's Hotel (Miss Marple, #11))
Ik denk dat niet alleen mensen, maar ook maatschappijen niet voor het geluk maar voor de strijd zijn geboren. Het nagestreefde doel is altijd geluk, maar dat is altijd alleen het beeld van de verlokking. Het is nog steeds niet bekend hoe het individuele leven te verenigen is met de doelen van de maatschappij, waar we nauwelijks een notie van hebben. We weten nog steeds niet wat ons beweegt en waarom we, voorbij het vegetatieve automatisme, eigenlijk leven. In feite is nog steeds niet opgehelderd of wij zelf bestaan of dat we alleen de belichaamde figuren zijn van de cellenmassa die in ons aan het werk is - een symbool dat doet alsof het een autonome werkelijkheid is, omdat het niet anders kan. Ik ben niet belangrijk, maar voor mij is iets wat niet belangrijk is toch belangrijk: zo staat het ongeveer met de literatuur.
Imre Kertész (Dossier K: A Memoir)
Wij zijn rupsen en we zullen vlinders worden, dat is ons hele verhaal, de hele zin van ons aardse bestaan, in één enkel providentieel beeld, dat iedereen kan bevatten, met zijn geest, met zijn hart of met de doolhof van zijn ingewanden. Wij zijn aan een gedaanteverwisseling onderworpen wezens, reeds gemaakt voor de verlossing. We weten dat morgen de zon zal opkomen, en dat betekent dat onze zintuigen voor de toekomst, timide uitbottend, zich reeds hebben geopend, want hoe zouden we dit anders durven geloven? Wanneer het blad van de amandelboom bros wordt, weten we dat de lente niet ver meer is. Wanneer we een wolk in het westen zien, zeggen we bij onszelf: Morgen gaat het regenen. Het zijn de eerste kenmerken van onze visionaire aard. We zullen pas geheel zijn wanneer we de toekomst even helder zullen zien als het verleden en wanneer we zullen begrijpen dat ze één zijn, wanneer wij ons op ieder ogenblik zullen verheffen boven de werkelijkheid, majestueus klapwiekend met de twee vleugels die in gelijke mate dooraders en vol met levendige beelden zijn: het verleden en de toekomst. Dan zullen ze zijn wat we altijd zijn geweest: Boodschappers, Zieners en Getuigen van het wonder dat zich niet in de wereld vertoont, van louter het wonder dat de wereld bestaat... Dan zullen we ons inflatoir heelal tussen onze vingers houden als een gouden belletje, waarvan we het lieflijke geluid soms met een grenzeloze weemoed op ons zullen laten inwerken: ting!
Mircea Cărtărescu (Orbitor (Orbitor #1-3))
Binnen een economische wereld konden de culturele en economische kaart er daarentegen heel anders uitzien, soms zelfs precies tegenovergesteld zijn, zoals de respectievelijke zwaartepunten van economische en culturele zones duidelijk laten zien. In de dertiende, veertiende, en vijftiende eeuw was het niet Venetië of Genua, de twee koninginnen van de handel, maar Florence dat in de Westeuropese beschaving de toon aangaf: hier ontstond de renaissance en hiervandaan zou de culturele stroming zich verspreiden; daarnaast drong Florence zijn dialect - het Toscaans - op aan de literatuur. Het levendige Venetiaanse dialect dat op dit vlak een geduchte rivaal had kunnen zijn, ondernam hiertoe geen enkele poging. Zou dat komen omdat een op economisch vlak triomferende stad of een al te overheersende staat niet alles tegelijk kon hebben? In de zeventiende eeuw vierde Amsterdam zijn hoogtijdagen als handelsstad, maar de barok die Europa veroverde kwam ditmaal uit Rome, of eventueel uit Madrid. Evenmin zou Londen in de achttiende eeuw de culturele scepter in handen krijgen. Toen Abbé Le Blanc tijdens zijn verblijf in Engeland van 1733 tot 1740 over Christopher Wren kwam te spreken, de architect van de Saint-Paul's Cathedral, merkte hij op dat 'op de verhoudingen na die hij [bovendien] niet goed in acht heeft genomen, [hij] niet meer heeft gedaan dan het ontwerp van de Sint-Pieter van Rome tot twee derde van zijn oorspronkelijke grootte terugbrengen'. Vervolgens uitte hij zich in weinig lovende bewoordingen over de Engelse landhuizen die 'nog in Italiaanse stijl [gebouwd zijn], maar niet altijd met evenveel succes'. In dezelfde achttiende eeuw werd Engeland niet meer zozeer door door de Italiaanse cultuur beïnvloed als wel door de ideeën uit Frankrijk, dat in die tijd een culturele uitstraling op Europa had en de toon aangaf op het gebied van het geestesleven, de kunst en de mode, ongetwijfeld ter compensatie voor het gebrek aan politiek en economisch overwicht. 'De Engelsen houden zo van onze onze taal dat ze er zelfs genoegen in scheppen om Cicero in het Frans te lezen,' aldus dezelfde abbé Le Blanc. En moe van het almaar moeten aanhoren hoeveel Franse bedienden er in Londen werkten, antwoordde hij: 'Het feit dat er in Londen zoveel Fransen zijn om jullie te bedienen, komt omdat jullie mensen de manie hebben net zo gekleed, gekapt en gepoederd te willen worden als wij. Ze hebben zich in hun hoofd gehaald dat ze onze mode willen volgen en betalen veel geld aan mensen die hun leren hoe ze zich moeten tooien met onze absurditeiten.' En zo gaf Londen, dat het centrum van de wereld was en zelfs een schitterende cultuur had, steeds meer toe aan de Franse invloeden. Dit werd trouwens niet altijd toegejuicht, want we weten omstreeks 1770 van het bestaan van een genootschap van Antigallicans, 'dat als eerste streven had om geen enkel kledingstuk van Franse makelei te dragen'. Maar wat een genootschap uitrichten tegen zoiets ongrijpbaars als mode? Hoewel Engeland door zijn economische vooruitgang steeds belangrijker werd, deed het geen poging om het geestelijke gezag van Parijs de ondermijnen, en heel Europa tot aan Moskou toe streefde ernaar om de Franse taal tot de taal van de aristocratie en tot voertuig van het Europese denken te verheffen. Evenzo vormde Frankrijk aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw overduidelijk het middelpunt van de Westeuropese literatuur en schilderkunst, terwijl het op economisch gebied ver op de rest van Europa achterliep; in de tijd dat Italië en Duitsland op muzikaal vlak de toon aangaven, waren ze geen van beide economische machthebbers; en ook vandaag de dag mogen de Verenigde Staten wel een enorme economische voorsprong hebben opgebouwd, maar daarmee hebben ze nog niet de literaire of artistieke leiding over de wereld.
Fernand Braudel (Civilization and Capitalism 15th-18th Century, Vol 2: The Wheels of Commerce)
Ketellappers zijn volgens mij trouwens lang niet altijd oneerlijk,' zei Cassandra. 'Maar zoals zo vaak hebben een paar rotte appels zo'n hele groep een slechte naam bezorgd.' 'Misschien moeten ze bordjes omhangen met "Wij zijn eerlijke ketellappers" erop,' stelde Will voor. 'Dan weten we wie er te vertrouwen is en wie niet.' Cassandra tikte met een vinger tegen haar voorhoofd en Will grijnsde.
John Flanagan (De vermiste prins (De Grijze Jager, #15))
Boomwerken en boomverzorging zijn iets dat u best door een expert laat doen! Wij bieden diensten aan zoals: bomen snoeien, bomen vellen, bomen uitdoen, bomen aanplanten, bomen verplanten, bodemverbetering, bomen klieven voor brandhout, bomen (her)knotten, bomen (her)kandelaren, boomstronken verwijderen/uitfrezen. Geef uw bomen de best mogelijke zorg – elke boom is goud waard. Wij zijn dé boomexperts in Antwerpen en omstreken. Altijd bereikbaar voor een gratis offerte.
Boomverzorging Antwerpen