“
Ik val niet, ik dans.
”
”
Toon Tellegen
“
Ik weet het: het mooiste zou zijn
als ik onvindbaar was
en altijd naar mijzelf bleef zoeken.
Hoe interessant zou dat niet zijn!
Maar ik ben zó vindbaar…
zó voor het oprapen…
doe het licht uit, struikel over mij!
”
”
Toon Tellegen
“
heel even gelukkig zijn, zo nu en dan,
vlak voordat ik val,
meer kan ik niet
maar misschien is dat wel echt gelukkig zijn
het enige echte gelukkig zjin
en hoort vallen daarbij
”
”
Toon Tellegen (Het wezen van de olifant)
“
Toen ging hij slapen, met zijn hoofd op de woorden waar hij het meest van hield: warm, alles, altijd, ik.
”
”
Toon Tellegen (Het vertrek van de mier)
“
Als we samen zijn, zijn we het mooiste weer van de wereld.' Hij haalde diep adem. 'Dan zijn we tijdloos.
”
”
Toon Tellegen (Wij alleen)
“
Boosheid is iets eigenaardig, dat wist ik wel. Als iemand boos op mij was bleef ik daar heel de dag aan denken. Als iemand lief voor mij was vergat ik het meteen weer.
”
”
Toon Tellegen (Een vorig leven)
“
Hij [...] zei zachtjes tegen me: ‘Het geeft niks, hoor. Het maakt allemaal niks uit.’ Dat zei hij altijd als het over de dood ging. Ik heb hem een keer gevraagd wat dan wel uitmaakt. 'De rest,’ zei hij.
”
”
Toon Tellegen
“
Je kunt met alles beginnen en ophouden: eten, slapen, lezen, vechten, verliefd zijn... Maar niet met denken.
”
”
Toon Tellegen (Ik denk)
“
Ik kan niet meer, dacht hij. Ik kan niet meer. Ik kan niet meer. Hij schreef het met zijn tenen in het zand:
Ik kan niet
Maar verder kwam hij niet, want hij kon echt niet meer.
”
”
Toon Tellegen (Het vertrek van de mier)
“
Hij las niet over wat hij schreef, want als hij het zou overlezen zou hij het weggooien en dan had hij het net zo goed niet kunnen schrijven.
”
”
Toon Tellegen (Het vertrek van de mier)
“
Een man viel,
sleepte heesters, spreeuwen, schoonheid
met zich mee.
‘Doe dat nog eens,’ zei een vrouw,
en hij viel opnieuw,
sleepte triestheid en muziek en liefde
met zich mee,
en kasten vol kinderen.
‘En nog eens,’ zei zij,
en hij viel met een schreeuw,
sleepte de zon met zich mee.
‘En nog eens,’ zei zij,
en het werd koud om hem heen -
hij viel in duizend stukken.
‘En nog één keer,’ zei die vrouw,
en hij viel opnieuw.
”
”
Toon Tellegen
“
Ik riep: “Doornroosje! Je bent ternauwernood meer van belang! Ternauwernood… Nog net wel. Nog niet helemaal niet.
“Ik houd ternauwernood oneindig veel pijnlijk nauwgezet en desalniettemin niet voor herhaling vatbaar nog net wel van jou”, zei ik.
En niet lang daarna:
“Ik houd ternauwernood oneindig veel op zijn minst overdadig en onomkeerbaar pijnlijk nauwgezet bijna achteloos en desalniettemin niet voor herhaling vatbaar nog net wel van jou.”
“Van wie?” (riepen de denkbeeldige meeuwen) “Van wie? Van wie?”
“Van Doornroosje”, zei ik, buiten adem.
”
”
Toon Tellegen
“
[…]
Ik spande me in die tijd tot het uiterste in
om minder jong te worden-
wat gaf ik om verbazing en onwetendheid?
[…]
Ik wist toen nog niet wie hij was:
de w van wie en waar en wat,
die van waanzin en waarom en wanneer en wacht!
en ook die van woestijnen, van weemoed en van wolken-
woorden
die mij altijd achtervolgen.
Het was een kleine, nietszeggende w,
toen ik hem vond,
en ik was toen nog zo verschrikkelijk onacceptabel jong.
”
”
Toon Tellegen (...m n o p q...)
“
Ik ben op weg naar de verte," zei de mier.
Het schrijvertje hield weer even op met schrijven en zei: "De verte is hier."
"Hier?" vroeg de mier.
Het schrijvertje wees naar het water, dat rimpelde onder zijn poten, en zei: "Ja."
"Is dat de verte?" vroeg de mier verbaasd.
"Mijn verte," zei het schrijvertje. "Misschien niet de jouwe.
”
”
Toon Tellegen (Het vertrek van de mier)
“
Alleen als ik slaap denk ik niet.
Dan krijgt iets de kans te ontsnappen.
”
”
Toon Tellegen (Ik denk)
“
De spin dacht een tijdlang na, maar het was alsof hij tegen een muur aan dacht.
”
”
Toon Tellegen (Wij alleen)
“
Het zijn wel gedachten, dacht hij. Maar geen gewone gedachten. Misschien is het wat ik denk als ik denk zonder te denken, dacht hij. Gedachten die je niet wilt denken. Die onverhoeds op je vallen als je onder een steile rots loopt. Gedachten waar je graag een omweg voor had willen maken om ze te ontlopen.
”
”
Toon Tellegen (Het vertrek van de mier)
“
Mijn grootvader was oud en wilde niet meer leven. Ik vond dat raar. Wilde hij dan ook niet meer weten hoe het verderging met de wereld? En met mij? En wilde hij dan ook nooit meer een avontuur beleven? Of iets lekkers eten? Ik zou dat verschrikkelijk vinden. Maar mijn grootvader vond dat niet. 'Het is mooi geweest', zei hij. Alsof het niet nog mooier kon worden. Dat kon altijd. Dat wist ik zeker.
”
”
Toon Tellegen (Mijn avonturen door V. Swchwrm)
“
[…]
Ik spaarde me in die tijd tot het uiterste in
om minder jong te worden-
wat gaf ik om verbazing en onwetendheid?
[…]
Ik wist toen nog niet wie hij was:
de w van wie en waar en wat,
die van waanzin en waarom en wanneer en wacht!
en ook die van woestijnen, van weemoed en van wolken-
woorden
die mij altijd achtervolgen.
Het was een kleine, nietszeggende w,
toen ik hem vond,
en ik was toen nog zo verschrikkelijk onacceptabel jong.
”
”
Toon Tellegen (...m n o p q...)
“
Pred smrtjo pride življenje,
a zagotovo tega nihče ne ve.
Vsi imajo zaprte oči,
zadržujejo dih:
prihaja, prihaja ...!
Vsak misli, da že kaj sliši.
”
”
Toon Tellegen (Brodišče)
“
Als ik de olifant was, dacht de eendagsvlieg, dan zou ik in zó'n hoge boom klimmen dat ik over de horizon heen kon kijken, zodat de zon daarachter niet kon ondergaan.
Ik zou kijken, niet dansen, niet struikelen, niet vallen, alleen maar kijken.
Dan ging de dag nooit voorbij en zou ik daar altijd blijven.
En als er dieren langs die boom kwamen en riepen: ‘Wie bent u?, dan zou ik terugroepen: ‘De honderdjaarsvlieg!’ of misschien wel: ‘De honderdzevenennegentigjaarsvlieg!
‘O,’ zouden ze roepen, ‘dus niet de olifant?’
‘Nee!’
(p. 35)
”
”
Toon Tellegen
“
Gedachten zijn de vreemdste dingen die er zijn, dat weet ik zeker. Ze kunnen stilstaan, ze kunnen op hol slaan, ze kunnen geweldig springen en ze kunnen kronkelen. En je kunt zomaar opeens in ze verzinken. Alsof ze modder zijn. En dat zijn ze ook, soms. En soms zijn ze keihard. Of zijn ze van lucht.
”
”
Toon Tellegen (Mijn vader)
“
In zijn hoofd rolde het sombere gevoel zich op. Het valt in slaap, dacht de krekel. Het kan zelf niet meer.
Heel even en heel voorzichtig, om het niet wakker te maken, was de krekel vrolijk.
Toen viel ook hij in slaap.
”
”
Toon Tellegen (De genezing van de krekel)
“
Hij keek naar buiten en zag de sterren aan de hemel flonkeren. Het was alsof ze in zijn ogen prikten, want er rolden weer tranen over zijn wangen.
Ik wil niet huilen! dacht hij. Laat dat sombere gevoel maar huilen, niet ik.
”
”
Toon Tellegen (De genezing van de krekel)
“
Ik ben alleen maar nu, dacht hij opnieuw. Ik ben nooit later geweest en ik zal nooit vroeger worden. En terwijl hij zijn gedachten, die altijd wijzer waren dan hijzelf, niet langer volgen kon, voelde hij zich weer tevreden worden. Hij ging terug naar bed, stapte onder zijn deken, zei: ‘Nu of nooit’ en sliep op hetzelfde ogenblik in.
”
”
Toon Tellegen (Het komt goed)
“
Die avond vroeg de kikker aan de mier:
‘Bestaat er een andere wereld?’
‘Wat voor andere wereld?’
‘Waar het verboden is te kwaken?’
De mier keek hem ernstig aan en zei: ‘Nee. Dat is niet nodig. Eén wereld is meer dan genoeg, net als één kikker en één iemand die kwaakt.
”
”
Toon Tellegen (Het komt goed)
“
Daar was ze koningin voor! Om gelukkig te zijn! Om de hoogste en gelukkigste van het hele land te zijn, zodat iedereen kon proberen net zo hoog en gelukkig te worden als zij, ook al zou dat nooit helemaal lukken.
”
”
Toon Tellegen (Mijn avonturen door V. Swchwrm)
“
A man and an angel fought in silence, fiercely, it isn't fair, said the man, no, it isn't fair, said the angel with a peculiar celestial accent the sun was shining, the horizon trembled, small planes with Day-Glo wings wrote in the sky, in capitals:
IT ISN'T FAIR
and schoolmistresses with chapped lips dictated to children with tearful faces:
it isn't fair, it wasn't fair,
it will never be fair
once, biting his terrible nails,
God saw that it was good, but not fair
the man looked up
and the angel struck him down.
”
”
Toon Tellegen
“
Waar ga je heen, mier?"
"Naar de verte."
"Maar die bestaat niet!"
Ze hebben het bewijs, laten het me zien.
"Probeer daar maar eens een speld tussen te krijgen, mier!"
Ze grijpen me, schudden me door elkaar.
Maar die speld, dat ben ik. Krome kortzichtige speld.
”
”
Toon Tellegen (Het vertrek van de mier)