Mijn Alles Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Mijn Alles. Here they are! All 100 of them:

Als ik één ding kan is het liefhebben. Dat lijkt niet veel bijzonders, maar ik ben er trots op. Ik heb het geleerd zoals een zwerfhond leert zwemmen: omdat hij met de rest van de worp in een jutezak werd gepropt en in een snelstromende rivier is geworpen. Die ene die het tegen alle verwachtingen in gered heeft, dat ben ik. Met in mijn oren nog het gejank van degenen die het niet haalden, moest ik leren ergens van te houden. Ik ben niet onder gegaan. Ik heb de kant bereikt. Ik heb lief. Andere mensen dragen hun verdriet in hun hart. Ongezien holt dat hen vanbinnen uit. Het is mijn redding geweest dat ik mijn verdriet aan de buitenkant draag, waar het niemand kan ontgaan.
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
Alles waar je je wil en je aandacht op richt, wordt onzichtbaar, onbereikbaar, dat is tenminste mijn ervaring. Je ziet de dingen pas werkelijk uit je ooghoeken, als je eigenlijk ergens anders mee bezig bent. Het is net of de werkelijkheid zich dan gepasseerd voelt, het niet neemt en zich aan je opdringt.
Harry Mulisch (Twee vrouwen)
Mijn vader is weg, voor altijd verdwenen, en niks is veranderd, het wordt gewoon ochtend, er komt weer een avond. Er is niks veranderd, en alles is anders.
Griet Op de Beeck
We're all broken, that's how the light gets in.
Marieke Lucas Rijneveld (Mijn lieve gunsteling)
Ik zal afscheid nemen van mijn vrienden en weggaan zonder weg te gaan vanwege de herinneringen die ik meeneem en achterlaat en als ik terugkom zal alles anders zijn en toch hetzelfde en voorgoed veranderd.
Cees Nooteboom (Berlijnse notities)
Wij zijn ongelukkig omdat wij denken dat we lief moeten 'hebben'. Om gered te worden moeten wij iets eenvoudigs doen dat ons desalniettemin het zwaarst van alles valt: wegschenken waarnaar wij juist het meest verlangen. Niet 'hebben', maar 'geven'. Zo zegepralen wij alsnog. Dit heeft mij mijn gebrek geleerd.
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
Lang nadat ik was opgehouden mijn vaders paden na te lopen, had ik van hem geleerd dat er in sommige levens bergen bestaan waar je niet naar terug kunt keren. Dat je in levens als het mijne en het zijne niet terug kunt naar de berg die het middelpunt is van alle andere, en het begin van je eigen geschiedenis. En dat mensen zoals wij, die op de eerste en hoogste berg een vriend hebben verloren, niets anders rest dan dwalen over de acht bergen.
Paolo Cognetti (Le otto montagne)
k Heb jarenlang achter mijn boeken zitten zweten; en ‘k weet wel veel maar ik wil alles weten.
Johann Wolfgang von Goethe (Faust)
Ik denk dat de tijd volkomen stilstaat en dat ik me erin beweeg, soms langzaam en soms met razende snelheid. Ik zit aan de tafel en de tijd staat stil. Ik kan hem niet zien, niet ruiken en niet horen maar hij omringt me aan alle kanten. Zijn stilte en zijn onbeweeglijkheid zijn verschrikkelijk. Ik spring op, ren het huis uit en probeer hem te ontvluchten. Ik ga iets doen, de dingen eisen mijn aandacht op en ik vergeet de tijd. En dan, heel plotseling, is hij weer om me heen. Misschien sta ik voor het huis naar de kraaien te kijken en daar is hij weer, immaterieel en stil, en hij houdt ons vast, de wei, de kraaien en mij. Ik zal aan hem moeten wennen, aan zijn onverschilligheid en zijn alomtegenwoordigheid.
Marlen Haushofer (The Wall)
Alle mogelijke kanten die ik die dag met mijn leven op kon, heb ik in gedachten al genomen. Maar het is een denkoefening zonder oplossing, en de gevaren om gemankeerde lotsbestemmingen te verheerlijken zijn groter dan wij voor lief houden.
Dimitri Verhulst (De laatkomer)
Mijn stelling is dat alle vooruitgang voortkomt uit beperking.
Arthur Japin (De droom van de leeuw)
God leeft in mijn hoofd. Zijn velden zijn er onmetelijk, zijn tuinen staan er vol schoone bloemen, die niet sterven, en statige vrouwen wandelen er naakt, vele duizenden. En de zon gaat er op en onder en schijnt laag en hoog en weer laag en 't eindeloze gebied is eindeloos 't zelfde en geen oogenblik gelijk. En breede rivieren stroomen er door met vele bochten en de zon schijnt er in en ze voeren 't licht naar de zee. En aan de rivieren mijner gedachten zit ik stilletjes en genoeglijk en rook een steenen pijpje en voel de zon op mijn lijf schijnen en zie 't water stroomen, voortdurend stroomen naar 't onbekende. En 't onbekende deert mij niet. En ik knik maar eens tegen de schoone vrouwen, die de bloemen plukken in mijn tuinen en hoor den wind ruischen door de hooge dennen, door de wouden der zekerheid, dat dit alles bestaat, omdat ik 't zoo verkies te denken. En ik ben dankbaar dat mij dit gegeven is. En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid zelf. Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid. Maar voor geen mensch is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen.
Nescio (Titaantjes)
Ik vertel je mijn leven alleen opdat jij dit geheim meteen bij aanvang al zult kennen: wij zijn ongelukkig omdat wij denken dat we lief moeten hebben. Om gered te worden moeten wij iets eenvoudigs doen dat ons desalniettemin het zwaarst van alles valt: wegschenken waarnaar wij juist het meest verlangen. Niet hebben, maar geven. Zo zegepralen wij alsnog. Dit heeft mij mijn gebrek geleerd.
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
Is dit wat het is om je hart te volgen? Ik wou dat er een landkaart of een kompas was om me te helpen mijn weg te vinden. Maar zij heeft mijn hart, dat is boven alles mijn poolster...en dat moet genoeg zijn.
L.J. Smith (Origins (The Vampire Diaries: Stefan's Diaries, #1))
Wie een berg sloopt bouwt een nieuwe berg want niets gaat verloren, alles helpt vet om kaarsen te maken, baleinen om eelt weg te snijden, melk om lippen te laten glanzen, beenderen om je je haren te zien kammen een pels om je op neer te leggen zodat de sterrenhemel eindelijk kan ontstaan zolang je er niet bent is er hoop ik wou dat je voor me kwam staan tussen mij en de zon om de zon door je heen te zien stralen om de vlekken onder mijn oogleden te zien wegdrijven en daarna niets meer te zien kom me halen liefste withete zon van me.
Peter Verhelst (Nieuwe sterrenbeelden)
Ik wist niets te zeggen, de zinnen stapelden zich op achter mijn tanden en ik kraamde alleen maar onzin uit. Of ik zweeg, zweeg in alle talen en luisterde of ik in de stilte aan haar kant geluiden of stemmen op de achtergrond kon opvangen die konden verklaren waarom ze ineens zo kort aangebonden was.
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
Ik zie de Bibliothecaresse dagelijks, maar de leegte in mij blijft. Ik lees de oude dromen in de Bibliotheek. Zij zit naast me. We eten samen. Ik breng haar naar huis. We praten over van alles. Mijn droefheid schijnt alleen maar erger te worden, zich te verdiepen, hoe onredelijk dat ook is. Het gevoel van verlies wordt steeds sterker, elke keer als we elkaar ontmoeten. Het is een put die nooit gedempt zal worden. Het is een donker, ondraaglijk somber gevoel.
Haruki Murakami (Hard-Boiled Wonderland and the End of the World)
Een jongetje zei tegen zijn moeder dat hij 'helemaal' van haar hield. Ze corrigeerde hem: 'Het is niet "helemaal", maar "heel veel".' Maar hij zei: 'Nee, "helemaal". Van mijn schommelpaard en speelgoedauto hou ik "heel veel", maar van jou hou ik "helemaal". Toen begreep ze dat hij hield van alles wat zij was.
Leo Bormans (The World Book of Love - Het geheim van de liefde)
Dat deze plek van ons is en blijft. Een plek met niets, met alles.
Chris De Stoop (Dit is mijn hof)
Geloof me, alles in de wereld is goed, zoals het is, en ontevreden mensen die altijd klagen, zijn mijn vrienden niet.
Multatuli
Ik voel als ik eraan denk, vandaag nog zijn wang tegen de mijne met dat heerlijke gevoel dat alles goed maakt
Anne Frank (De dagboeken van Anne Frank)
We kunnen straks alles in Goud veranderen: mijn broer, de katten, de tuin, de rivier, ons leven, onze dromen.
David B. (L'Ascension du haut mal, tome 2)
...ik bedoel dat ik me daar op dat terras eigenlijk zo gelukkig voelde dat ik wel alles had kunnen zeggen, juist tegen mijn vader...
Herman Koch (Red ons, Maria Montanelli)
Du verstehst einfach nicht, daß es besondere Augenblicke gibt, in denen alles nur Liebe ist.
Benoîte Groult (Zout op mijn huid)
Ik geef toe aan een onbedwingbare neiging mijn fantasie te laten gaan over de verschrikkelijkste van alle mogelijkheden: dat het allemaal voor niemendal zou blijken te zien.
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
Alsof in mijn lijf alles feestviert. Alsof zon en maan en sterren allemaal tegelijk op ons schijnen om te zeggen: zo is het goed.
Griet Op de Beeck (Vele hemels boven de zevende)
Geef me de moed om alles te accepteren wat niet in mijn vermogen ligt, de kracht om alles te veranderen wat wel in mijn vermogen ligt, en de wijsheid om tussen die twee te onderscheiden.
Epictetus
Ik voel me soms net een laf glaasje cola, uit een fles die te lang heeft opengestaan. (...) Mijn voornemen voor deze reis is om mijn hart te volgen, en mijn missie is mijn prik terug te vinden.
Francine Oomen (Hoe overleef ik alles wat ik niemand vertel? (Generatie Hoi - Hoe overleef ik..., #1))
Ik weet niet of er woorden bestaan die de geur van je huid kunnen vangen, het beweeglijke licht in je ogen, de warmte die in me opspringt zodra je me aanraakt, het rulle gevoel van je haar aan mijn vingertoppen, de bloemblaadjestere huid van je oogleden tegen mijn lippen. Als daar woorden voor waren, kon ik alles snel vastleggen op papier voor als je er niet bent (en dat is dikwijls).
Hanny Michaelis (Verzamelde gedichten)
Ik wil branden in het vuur van mijn gevoelens. Ik wil alles, want alleen als ik alles heb weet ik dat ik iets ben. Ik wil meegevoerd worden om de zinloosheid van mijn bestaan te vergeten en ik wil de ander vervoering, onderdompeling en overgave geven en laten ondergaan om duidelijk te maken dat er niets is buiten mij, dat ik de kern van haar bestaan ben, dat het nergens beter is en dat ik alles verdien wat zij kan geven.
Marcel Möring (Eden)
Vecht het?' lach je met de ogen dicht. 'Wel, laat het vechten, mijn zoet...' Het vecht in mijn kop zoals het buiten sneeuwt of hagelt. Zoals de tuinwegel, glad van mos, zich door de boomgaard een weg zoekt in zichzelf en de hele dag door van het hek van het achtererf naar de stallen, van de stallen onder de kruinen naar de straatkant zichzelf bewandelt . Alles is voortdurend en onophoudelijk en rusteloos bezig met er te zijn.
Erwin Mortier (Alle dagen samen)
Ik verdom het mijn rampen te zegenen. Ik treur er om, dagelijks. En ik bekijk vol argwaan mijn nieuwe vormen, waarmee ik niet per se blij ben en waarmee ik ook niet ongelukkig ben, ik moet er aan wennen, dat is alles.
Connie Palmen (De erfenis)
Zoals bloempjes die door de vrieskou van de nacht gebogen en gesloten zijn, wanneer de zon haar stralen over hen uitgiet alle opengaan en zich oprichten op hun stengels, zo hief ik mij toen op uit mijn neerslachtigheid.
Dante Alighieri (De goddelijke komedie)
De rust waarvan ik in een bibliotheek zo geniet bestaat niet alleen uit stilte. Al dat papier dempt ieder geluid, maar ook het ruisen van mijn gedachten. Hun ongedurigheid vindt troost in de overmacht aan kennis langs de wanden. Die is zoveel groter dan ooit in mijn hoofd zal passen. Dat kalmeert me en herinnert mij eraan dat ik niet per se alles hoef te weten en begrijpen. Zoveel is al opgeschreven en ik heb het allemaal binnen handbereik. Daar hoef ik mij dus niet meer mee bezig te houden. Zelfs al zal ik nooit meer dan een fractie van al die feiten tot mij kunnen nemen, ze zijn er, het staat er, de wereld is gerubriceerd, en als ik er eens nodig iets uit moet begrijpen kan ik het opslaan. Als de werkelijkheid zo onder controle en verifieerbaar is, kan ik haar makkelijker loslaten. Misschien is dit wel het nut van al die schrijvers, dat zij vastleggen wat buiten mij is zodat ik mij, zolang ik me met hen omring, kan wijden aan wat in mij leeft.
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
Met dat geleuter in mijn hoofd kan ik urenlang doorgaan, het is zo ongeveer de prettigste bezigheid die ik ken. Alles in het leven zoekt een vorm om zich tot uitdrukking te brengen, meen ik, en ik ben bijna twintig en ik kan mij geen mooier leven voorstellen dan het ontcijferen van al die vormen van uitdrukkingen, met als doel ze allemaal terug te voeren tot de lichtste en zwaarste van alle dingen: de woorden. Dat is het geluk en de bevrijding, het verwoorden van alles wat daar niet eens om vraagt.
Connie Palmen (De vriendschap)
Vermutlich muss man geraume Zeit in der Haut eines Menschen verbringen, der einem nicht ähnelt, ehe man zu dem wird, der man ist. Oder vielleicht hat man auch all diese vielfältigen Figuren in sich und muss sich von einer befreien, ehe man zur nächsten werden kann.
Benoîte Groult (Zout op mijn huid)
Niet was echt. Dat wervelde regelmatig in mijn hoofd. Ik zag een wereld gevuld met illusies waarin mensen zichzelf en anderen voor de gek hielden en waarin iedereen dat wel van elkaar wist, maar deed alsof dat niet zo was, om vervolgens nog meer illusies te scheppen.
Alex Boogers (Alle dingen zijn schitterend)
Onwetend van dit alles maakte ik eind vorige eeuw mijn entree in dit discours door aan een tijdschrift te vertellen dat poëzie volgens mij entertainment is. Als iemand dat platvloers vindt, voegde ik er behulpzaam aan toe, had hij volgens mij een te lage dunk van entertainment.
Ingmar Heytze
Er is geen twijfel mogelijk dat mijn bewustzijn van de snelle groei van mijn bijgeloof (want waarom zou ik het niet zo noemen?) de groei alleen maar scheen te versnellen. Dat is, zoals ik al lange tijd weet, de paradoxale wet van alle gewaarwordingen die angst als basis hebben.
Edgar Allan Poe (The Fall of the House of Usher)
Op een dag - ik was een jaar of negen - werd het mij allemaal duidelijk. 'Ik had nooit kinderen moeten nemen,' zei mijn vader terwijl hij naar het tafelblad staarde alsof het pas op dat moment tot hem doordrong, en we medelijden met hem moesten hebben. 'Harun, niet waar de kinderen bij zijn,' zei mijn moeder. 'Ze mogen het weten,' zei hij. 'Ze moeten weten dat ik anders ben.' Hij zweeg even en keek toen ineens trots op: 'Ik ben geen klassieke vader, ik ben een communist!' Ik keek hem onbewogen aan. En ik herinner me goed dat ik me niet gekwetst voelde. Voor het eerst voelde ik me niet gekwetst, want ik dacht: je hebt gelijk. Je hebt helemaal gelijk, baba. Dit zegt een vader niet tegen zijn kinderen. En alles daarom al had je geen kinderen moeten nemen. Alleen daarom al had je geen vader mogen worden. Alleen daarom al had je mijn vader niet mogen zijn.
Murat Isik (Wees onzichtbaar)
Ik herinner me niet wie het eerst de handen van de ander wegnam. Ik herinner me alleen dat het gebeurde en dat alles vloeibaar leek te worden en dooraderd. Dat ik in het begin dacht: dat kan niet, tot ze die woorden met een haal van haar tong van mijn lippen wegnam en dat ik nadien niets meer dacht.
Peter Verhelst (Memoires van een luipaard)
Je zou je Herinneringen moeten schrijven, zei de uitgever. Dat kan ik niet, zei ik. Ik heb geen herinneringen. Wie van mijn zes uitgevers het was, kan ik me niet herinneren. Vermoedelijk waren ze het alle zes, op uiteenlopende momenten. Uitgevers zijn gebruiksartikelen. Ze hebben allemaal hetzelfde soort wensen. Iedereen heeft herinneringen, zei de uitgever, hij of zij glimlachte naar me, denkend dat ik uit interessanterigheid beweerde dat ik geen herinneringen bezat. Ik verbeeld me niet dat ik me iets herinner, zei ik. Bijna een halve eeuw heb ik me met mijn verbeelding onderhouden. Die was bepaald veelomvattend. Het zou pijnlijk zijn die nu herinneringen te gaan noemen.
Torgny Lindgren
Ergens ter wereld bestaan nog volken en kudden, doch niet bij ons, mijne broeders: hier vindt men staten. Staat? Wat is dat? Wellaan! Zet nu de oren open, want thans zeg ik u mijn woord over de dood der volken. Staat beduidt het koudste van alle monsters. Koud is ook zijn leugen; en deze leugen kruipt hem uit de mond: 'Ik, de staat, ben het volk.
Friedrich Nietzsche
Weet je wat misschien het vreselijkste is van alle gezegden? "De tijd heelt alle wonden". Maar het is waar. Er blijft altijd een litteken, dat misschien pijn doet als het weer omslaat; maar de wond is op een dag geheeld. Als jongen van een jaar of acht ben ik eens gestruikeld met zon gebogen, puntig nagelschaartje in mijn handen, dat drong diep in mijn knie en ik weet nog precies hoe ik gilde van de pijn. Net als iedereen heb ik dus een litteken op mijn knie, maar ik zou je nu niet kunnen zeggen, op welke. Jij hebt beslist ook littekens, waarvan je je de wonden niet meer kunt herinneren. Daar zit toch iets afschuwelijks in. Dat betekent toch, dat die wonden er achteraf evengoed niet geweest hadden kunnen zijn.
Harry Mulisch (The Discovery of Heaven)
Als ik denk aan de dood, dan lijkt het griezelig, monsterachtig, ongelooflijk - niet dat deze hand, waarmee ik nu deze dingen schrijf, later zal verrotten als een appel, maar dat ze nu zo snel, zo levendig, zo vlot beweegt - het lijkt hekserij, magie. Het ontstellende, huiveringwekkend bevreemdende is niet dat de maden en wormen uit deze huid zullen breken zonder dat deze hand - nu zo waakzaam, zo snel geïrriteerd door muggen, kleine vliegjes - een vinger zal verroeren - het onvoorstelbare, angstaanjagende zijn de aders die nu kloppen, de poriën die ademen, de zenuwen en spieren die samentrekken, trillen, de verbindingen met dit hoofd - later een uitgevreten schedel - dat alles in beweging tovert. Mijn hand is een dier, een afschuwelijk snel bewegend insekt, een parasiet van het leven in mijn hoofd.
Patricia De Martelaere (Nachtboek van een slapeloze)
Mijn worsteling is nooit geweest om een inhoud te vinden: ik had veeleer een teveel op het hart dan te weinig. Neen, het is altijd de vorm geweest, waarmede ik worstelde, als dat de juiste uitdrukking is. Inhoud heb ik altijd volop gehad, maar het was te veel tegelijk dat zich aandiende, en bijna alles daarvan joeg mij angst aan. Was ik gek? Zoude iemand anders het kunnen begrijpen? De geur van een Jongen zijn kleren; de tover van diens lichtval op diens haar; uniformen; het ruisen der zee; het ondoordringbare Woud, waar de Meedogenloze Jongen woont, alleen met zijn iets oudere broertje dat een vrome houthakker is en iets vermoedt van mijn mateloos verlangen. Troost is er nergens. De wind in de boomtoppen zingt: 'Voorbij...Voorbij...voor eeuwig...? 'En ik kan het woud nooit meer uit want de stukjes brood die ik achter mij gestrooid heb zijn alle door de vogeltjes opgegeten.
Gerard Reve (Zondagmorgen zonder zorgen)
Maar een trein vergeef je veel. Want de trein is een wonder waarover met grotere gebaren kan worden verteld dan over enig ander voertuig. De naam Stephenson galmde door alle klaslokalen, en misschien galmt hij zelfs in het klasje waar ik achteraan in de klas zat en van mijn stotterende buurman luizen kreeg nog altijd na. Wij hebben heldenverhalen gehoord over de eerste trein en niet over de eerste auto, wij weten dat België het dichtste spoorwegennet ter wereld heeft, dat de eerste Europese passagierslijn tussen Brussel en Mechelen liep en dat de koeien zodanig flipten op het voorbij denderen van die eerste trein dwars door hun ooit zo rustige wei dat de hele bevolking wel drie weken lang zure melk moest drinken waarop een vel lag van zo'n zeven duimen dik. Overdrijf ik? Een beetje, maar toch niet veel. Meester Buyle hief zijn armen ten hemel, zijn hoofd zwol op tot de foto van koning Boudewijn in de schaduw van zijn kaken stond wanneer hij oreerde over een tijd waarin België nog iets betekende op wereldvlak, over vooruitgang, over stationsgebouwen die werden opgetrokken als gotische kathedralen, en dat al die welvaart te maken had met de komst van de trein en de schitterende organisatie van onze spoorwegen. Ik ben er zeker van dat meester Buyle niet de enige leraar was die zich ooit op deze wijze voor het bord heeft aangesteld.
Dimitri Verhulst (Dinsdagland: Schetsen van België)
Toen ik negen was wenste ik dat ik een prijs won die eruit bestond dat ik bij iedereen mocht binnenkijken. Overal waar ik wilde mocht ik aanbellen. De mensen die opendeden zouden achteruitdeinzen en zeggen: 'O, de prijswinnaar, gaat uw gang.' Ik zou op zoek gaan naar de familiefoto's. Meestal hingen ze aan de muur in de gang of stonden ze in de woonkamer op het dressoir of de vensterbank. Met mijn hand zou ik alle lachende monden bedekken en dan goed naar de ogen kijken.
Jente Posthuma (Mensen zonder uitstraling)
Nou ja, je komt ter wereld en wordt door je omgeving, je ouders, het lot, je opleiding en je toevallige ervaringen gevormd. Dan komt er een moment waarop je zegt, alsof dat vanzelf spreekt: “Ik ben zo en zo”.’ Ze kwam op mijn tafel zitten. ‘Om je ware ik te vinden moet je vraagtekens zetten bij alles wat je bij je geboorte hebt aangetroffen. En een groot deel daarvan ook kwijtraken, want vaak leer je pas door verdriet wat echt bij je hoort… Juist door die breuken leer je jezelf kennen.
Benedict Wells (Het einde van de eenzaamheid)
Ik had een adres, de windrichting en een route die ik kon volgen en je kunt op veel manieren naar iets toe of van iets vandaan fietsen, maar er was maar één manier waarop ik die dag kon fietsen en dat was de verliefde manier, het kon me niet snel genoeg gaan, ik sjeesde juichend door de straten en in mijn herinnering konden de automobilisten aan me zien waar ik naartoe ging en al het verkeer ging vol respect voor me aan de kant, liet me erdoor, moedigde me aan en zorgde ervoor dat alle stoplichten op groen sprongen.
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
In den beginne: de kracht Hier en nu: de kracht Aan het einde van het einde: de kracht Hier, daar, overal: de kracht Van alfa tot omega: de kracht In de hemel, op aarde: de kracht In het grootste, in het kleinste: de kracht In het vuur, in het water, in de aarde, in de lucht: de kracht In mij, in jou, in iedereen: de kracht Boven mij, onder mij, rondom mij: de kracht In mijn gedachten, in mijn woorden, in mijn daden: de kracht De kracht is alles Al het leven, alle intelligentie, alle liefde De kracht is de enige realiteit en zo is het!
Tim Ray (De gelofte)
Mijn vader houdt van jazz en heeft een uitgebreide verzameling platen en banden waarvan hij vroeger als hij uit zijn werk kwam kon genieten. Hij kon met een rothumeur binnenkomen, maar als hij Dexter Gordon had opgezet en zichzelf een wodkacocktail had ingeschonken, ebde zijn stress snel weg en werd alles ‘te gek, jongen, gewoon te gek.’ Op het moment dat de naald op de plaat neerdaalde, maakt hij zijn das los en werd hij iemand anders dan degene die hij daarvoor was geweest, een conservatieve ingenieur met in zijn borstzakje een stel ibm-pennen met het opschrift denk na.
David Sedaris (Van je familie moet je het hebben)
...en aan 'das Schöne' dat de wereld is, de wereld, de natuur en wijde schoonheid van alles, al het mooie bij elkaar. Dan denk ik niet aan al de ellende, maar aan het mooie dat nog steeds overblijft. Hierin ligt voor een groot deel het verschil tussen moeder en mij. Haar raad voor zwaarmoedigheid is: 'Denk aan al de ellende in de wereld en wees blij dat jij die niet beleeft.' Mijn raad is: 'Ga naar buiten, naar de velden, de natuur en de zon. Ga naar buiten en probeer het geluk in jezelf te hervinden; denk aan al het mooie wat er in jezelf en om je heen groeit en wees gelukkig.
Anne Frank (De dagboeken van Anne Frank)
Een man stelde mijn vriend Jaime Cohen de volgende vraag: "Wat vindt u het grappigste aan de mens?" Jaime antwoordde: "Onze manier van denken. We denken voortdurend verkeerd om: hoe eerder we volwassen kunnen zijn hoe beter en vervolgens klagen we over onze verloren jeugd. Onze gezondheid offeren we op om aan geld te komen en hebben we dat dan geven we alles weer uit om weer gezond te worden. We zijn zo op de toekomst gericht dat we het heden verwaarlozen en hebben daardoor in het heden geen leven, maar in de toekomst ook niet. We leven alsof we nooit dood zullen gaan en sterven alsof we nooit hebben geleefd.
Paulo Coelho (Like the Flowing River)
Nee, ik geloof niet dat geluk mogelijk is, maar wel rust. Daarom onttrek ik me aan wat me ergert. Ik ben ongezellig. Dus mijd ik gezelschap en ik vaar er wel bij. Een reisje naar Parijs is een zware onderneming voor me geworden. Zodra ik de kruik schud, stijgt de droesem omhoog en vertroebelt alles. De geringste dialoog met wie dan ook brengt me buiten mezelf, omdat ik iedereen stompzinnig vind. Mijn rechtsgevoel komt voortdurend in opstand. Er wordt uitsluitend over politiek gepraat en op wat voor manier! Waar is de schaduw van een idee te vinden? Waar moet je je aan vastklampen? Op welke zaak kan je je nog met hartstocht werpen?
Gustave Flaubert
Toen het glossy magazine 'Hollands Glorie' in 2012 werd gelanceerd, was het coverinterview met RTL-presentatrice Irene Moors. Het blad legde uit waarom de keus op Irene Moors was gevallen: 'Irene Moors is het toonbeeld van Hollands glorie: lang, blond, blauwe ogen, niet bedreigend succesvol, niet over het paard getild, geestig, direct.' Deze opsomming suggereert vrij direct dat Nederlanders die geen 'blauwe ogen' hebben en niet 'lang en blond' zijn, geen onderdeel zijn van 'Hollands glorie' oftewel buiten het ideaalbeeld van 'de Nederlander' vallen. De term 'niet bedreigend' is hierbij cruciaal. Alles wat niet binnen die constructie van witheid past, is 'bedreigend'.
Zihni Özdil (Nederland mijn vaderland)
Gelukkig wil niet iedereen in hetzelfde domein de beste zijn, anders gaf dat een hoop verliezers, gelijk aan de wereldbevolking min één. Je kunt de verstandigste man van Europa willen zijn. Maar je kunt je ook, zoals mijn dochter, tevreden stellen met de beste hamsterverzorgster van de straat te zijn. Op die manier is het aan nogal wat mensen gegeven toch èrgens de beste in te zijn. En als je niet de beste bent, dan toch de aardigste, diegene van wie het meest gehouden wordt, ach nee, niet door iedereen, alleen door dat sproetenmeisje van om de hoek, nee, niet de mooiste van de straat, maar van alle lelijke de leukste. Maar hoe minimaal je het ook formuleert: het blijven superlatieven. Geef mij één superlatief om mee te leven. Laat mij van één iemand de liefste zijn.
Herman de Coninck (De flaptekstlezer)
Alzoo spreekt God tot U en zijn naam is Carrière. I Ik de Heer Uw God ben een aleenig God en mij zult gij dienen met geheel Uwe ziel en met geheel Uw lichaam en met geheel Uw willen en met al Uw weten en met al Uw werken. II Gij zult U geen valsche goden maken als eerlijkheid, trouw, geweten, schoonheid of waarheid want alzoo komt gij ten verderve en honger en ballingschap zullen Uw deel zijn. Want ìk ben machtig en mijne straffen zwaar. III Eert hen die boven U gesteld zijn en doe wat hun aangenaam is, opdat het U welga. IV Ziet niet rechts en niet links maar vooruit want aan 't eind van den weg liggen de geldzakken die tot loon zijn voor hen die mij dienen in geest en waarheid. V Toon nooit dat U iets onaangenaam is, maar werk in stilte en verdraag alles todat ge macht heb verkregen. Want waardigheid is neiets en geld is alles en een arme is een schooier en een rijke een heer en de wereld vraagt slechts naar centen. VI Draagt nooit vuile boorden en kapotte jasjes en rookt geen steenen pijpjes. Want de wereld wil dat niet en de zaligheid ligt in de pandjesjas. VII Eerst het geld opdat gij geëerd worde wanneer ge geld zult bezitten voor den trouwen dienst aan mij, Uw aleenige God. VIII Leent nooit geld zonder rente, vraag nooit 5 % als ge 5½ kunt bedingen, betaalt nooit f1.- loon als ge 't met f0.90 afkunt, wees eerlijk als 't moet, bedrieg als 't moet, hebt nooit medelijden, geef geen cent als ge er niet indirect 2 door terug kunt krijgen. Maar 't voorzitterschap van 'Liefdadigheid' geeft aanzien. IX Bedenkt immer dat de fisieke kracht bij de massa is. Alzoo zult ge de massa in bedwang houden door fatsoen, door geloof, door politiekerij, door boekjes, scholen, dominees en kranten. En wie 't onderste uit de kan wil hebben krijgt 't deksel op z'n neus. Als ge zonder gevaar 1001 kunt bereiken wees dan niet tevreden met 1000 maar bereken 't gevaar met nauwkeurigheid. X Maar dit zeg ik U, laat nooit zien wat ge wilt noch wie gij zijt maar werk in stilte. Want in huichelen en knoeien ligt Uw heil en karakter is een frase. Dit zijn mijn woorden, van mij Carrière, god door de eeuwen, die de wereld heb verpest en verkankerd door mijne almacht. Amen. (uit: Nescio, Verzameld werk, deel I, Nijgh & Van Ditmar, G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 290-291)
Nescio (Verzameld werk (Dutch Edition))
Ik spande me niet langer in, vocht niet meer om het onveranderbare te veranderen, klampte me niet angstig vast aan het leven dat we niet hadden kunnen behouden, was niet meer boos op een autoritair systeem dat te bureaucratisch was om de waarheid te zien. Een nieuw jaargetijde was in me gekropen, een zachter jaargetijde van aanvaarding. In me gebrand door de zon, in me geblazen door de stormen. Ik kon de lucht, de aarde, het water voelen en blij zijn dat ik onderdeel was van de elementen, zonder dat zich een afgrond van pijn opende bij de gedachte aan het verlies van onze plek daarbinnen. Ik was deel van het geheel. Daarvoor hoefde ik geen stukje land te bezitten. Ik kon in de wind staan en ik wás de wind, de regen, de zee; het was allemaal ik, en ik was niets in dat alles. Mijn wezen was niet verloren. Het was doorschijnend, ongrijpbaar, maar aanwezig en werd sterker met elke landtong.
Raynor Winn (Het zoutpad)
Kom naar beneden!’ Ik kwam naar beneden, en toen ik weer op de grond stond, gaf mijn moeder me twee klappen in mijn gezicht. Wat zijn dat voor spelletjes?’ Ik wilde de Wildernis zien.’ Er is daar niets. Dat weet je.’ Als er niets is, kan het ook geen kwaad.’ Niets is het gevaarlijkste dat er is.’ Waarom?’ Als er niets is, kun je iets bedenken. Je zult de leegte niet kun¬nen verdragen. Het zal evengoed leeg zijn, maar je zult jezelf wijsmaken dat dat niet zo is.’ Wat ik mezelf wijsmaak is waar.’ Wat jij jezelf wijsmaakt is een verhaal.’ Dit is een verhaal: jij, ik, het schroothuis, de schat.’ Dit is het echte leven.’ Hoe weet je dat?’ Niemand zou er ooit voor betalen om ernaar te kijken.’ Ze draaide zich om om het haveloze huis weer binnen te gaan. Toen draaide ze zich weer om naar mij. En ik zou er alles voor over hebben om het niet te hoeven le¬ven.’ Je moet het niet leven. Je moet het veranderen.' 'Je begrijpt het niet, hè?’ Wat begrijp ik niet?’ Dit is het echte leven.
Jeanette Winterson (Powerbook)
Is er geen dageraad meer? Leef ik nog? Zijn de grenzen van het heelal verzet? De duisternis is over de aarde gestort en er is geen nacht. Mijn ziel is koud van angst en versteend ziet zij hoe het bestaan zelf veranderd werd in een chaos, elke orde werd verstrooid. Wij worden opgeslorpt door het vormloze donker. Geen maan meer. De zee, de aarde, de sterren, zijn opgeslokt, alle sterrenbeelden zijn verzonken in het onmetelijke niets, de hagedissen hebben zich gesplitst, de zwanen zijn verdronken, de slangen zijn gebarsten, de hemelse draak is in een ijsklomp versteend. Is dit nu het ogenblik? Zijn wij het, die na alle generaties op aarde, verdiend hebben te vergaan? Verdiend hebben verpletterd te worden onder de val van de hemel? Is dit de laatste dag van het laatste jaar van de wereld? Wij zijn verwerkt door een bitter noodlot, wij hebben de zon verloren, neen, wij hebben de zon verjaagd! Ik klaag niet meer. Angst moet men een muilband aan doen, waarom nog begerig zijn om te leven, als de wereld sterft met ons?
Hugo Claus (Thyestes naar Seneca)
Bede Het is een voldoening te weten dat je goed hebt gehandeld, steeds je plicht hebt gedaan, je gegeven woord hebt gehouden en nooit meineed hebt gepleegd om een ander te bedriegen. Er wacht jou dan ook een lang leven vol vreugde, Catullus, na deze onbeantwoorde liefde. Alle goeds dat mensen elkaar kunnen zeggen of doen, heb jij gezegd of gedaan. Door haar verraad heb je al je vertrouwen verloren. Waarom je nog afmartelen? Verman je, trek je terug en maak jezelf niet ongelukkig tegen de wil van de goden. Het is lastig om een oude liefde op te geven, het is lastig, maar noodzakelijk. Dat is je enige redding, je enige kans op zege. Doe het of je nu kan of niet. Goden die vol mededogen al zovelen hebt bijgestaan in het aanschijn van de dood, red een ongelukkig mens die voorbeeldig heeft geleefd, van deze pest en plaag, van deze onlust die hem door merg en been drong en alle levensvreugde benam. Ik vraag niet dat zij me zou liefhebben of trouw zou zijn (dat is onmogelijk) ik wil alleen van haar genezen. Goden, gun mij die genade, ik heb mijn plicht gedaan. (Paul Claes)
Catullus
Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van te voren nergens voor in staan. Maar dit éne wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kun nen we ook er aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording. I shall try to help You, God, to stop my strength ebbing away, though I cannot vouch for it in advance. But one thing is becoming increasingly clear to me: that You cannot help us, that we must help You to help ourselves. And that is all we can manage these days and also all that really matters: that we safeguard that little piece of You, God, in ourselves. And perhaps in others as well. Alas, there doesn’t seem to be much You Yourself can do about our circumstances, about our lives. Neither do I hold You responsible.
Etty Hillesum (Het werk)
De naam Balbec in een boek te zien staan was ook in de lente genoeg om het verlangen naar stormen en de Normandische gotiek in mij wakker te roepen; de naam Florence of de naam Venetië deed mij ook als het stormde verlangen naar zon, leliën, het Dogenpaleis en de Santa Maria del Fiore. Maar dat het beeld dat ik van die steden had voorgoed met hun namen was versmolten hield in dat die het transformeerden, het onderwierpen, als ik het weer voor me zag, aan hun eigen wetten; het gevolg was dat ze het mooier, maar ook anders maakten dan de steden van Normandië en Toscane in werkelijkheid konden zijn, en dat ze door de arbitraire geneugten van mijn fantasie te verhogen, de toekomstige teleurstelling op mijn reizen vergrootten. (...) Woorden geven ons van de dingen in het klein een heldere en gangbare voorstelling zoals er op scholen aan de muur hangen om de kinderen een voorbeeld te laten zien van wat een werkbank is, een vogel, een mierenhoop, dingen opgevat als gelijk aan alle andere van hetzelfde soort. Maar namen geven van de mensen - en van de steden waardoor wij ze gaan zien als individueel, uniek zoals mensen - een vaag beeld dat aan die namen, aan hun klank, hel of donker, een tint ontleent waarin ze uniform zijn gekleurd.
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
We hebben een ongelooflijke kracht waarmee we betekenis toekennen aan de dingen, aan plekken, aan alles: maar we kunnen het gewoon niet vastleggen, alles wordt meteen weer neutraal, geleende voorwerpen, vluchtige ideeën, gevoelens zo breekbaar als kristal. Zelfs lichamen, de begeerte van lichamen: onvoorspelbaar. We kunnen met alle intensiteit die we in ons hebben op een bepaald stukje wereld mikken, maar een uur later is dat weer als pasgeboren. Je kunt iets begrijpen, het tot in detail kennen, maar zelf heeft het zich alweer omgedraaid, het weet niets van jou af, het heeft een eigen raadselachtig leven dat geen rekening houdt met hoe jij haar ziet. Degenen die van ons houden verraden ons, en wij verraden degenen van wie we houden. We kunnen niets vastleggen, geloof me. Toen ik jong was, en probeerde te verklaren waar die doffe pijn die aan me kleefde vandaan kwam, was ik ervan overtuigd geraakt dat het probleem lag in het feit dat ik niet in staat was mijn eigen weg te vinden; maar ziet u, in werkelijkheid legt men een lange weg af, en ook vol moed, inzicht, hartstocht, en eenieder over zijn eigen, juiste weg, zonder fouten. Maar we laten geen sporen na. Ik weet niet waarom. Onze voetstappen laten geen sporen na. We zijn misschien wel sluwe, snelle, wrede dieren, maar we zijn niet in staat om de grond te markeren. Ik weet niet. Maar, gelooft u me, we laten niet eens sporen na in onszelf. Er is dus niets dat onze intentie overleeft, en wat we bouwen is nooit gebouwd.
Alessandro Baricco (La Sposa giovane)
Je kust me Je sust me Omhelst me Gerust me Je vangt me Verlangt me Oneindig, ontbangt me Je roept me Je hoort me Je redt en verstoort me Gelooft me, Berooft me Verstikt en verdooft me Je ademt en leeft me Siddert en beeft me Vertrouwt me Beschouwt me als mens En weerhoudt me Van bozige dromen Die op komen dagen De eenzame vragen van eindig geluk Met je krullen als nacht Hoe je praat, hoe je lacht Hoe je stem zo dichtbij als een engel verzacht In mijn dromen doorstromen Oneindige leegtes Je remt me Je temt me Je roert en beweegt me Ik mis je Ik mis je Ik grijp je Ik gris je Ik wil je Bespeel je Ik roer en beveel je Om bij me te blijven In donkere nachten Om niet meer te smachten naar jou Laat me los Ik moet nu alleen En houdt me vast als het nodig is In gedachten Ik zoek je in alles om me heen Maar al denk ik soms dat het zo beter is Kan ik het niet helpen dat ik je soms mis Ik smoor je Bevroor je Verlos, en verloor je Weg naar een andere plek maar ik hoor je Omarm je Verwarm je Ik zie je en voel je Ik aai je Ik streel je Ik knuffel en kroel je Je rijpt me Begrijpt me Verwart en misleidt me Het schrikt me soms af Hoeveel ik op je lijk nu Mijn glimlach Mijn tranen Mijn liefde Mijn beleven Het spijt me van alles Kom help en bevrijd me En laat me los Ik kan het alleen Maar houd me vast als het nodig is In gedachten En ik vind je in alles om me heen Maar al denk ik soms dat het zo beter is Kan ik het niet helpen dat ik je mis Ik kus je Ik sus je Ik doof en ik blus je Je blijft heel dichtbij me Maar in mijn hoofd rust je
Maaike Ouboter
(Ik luister naar hem, en als hij de scène van de koppelaar en het meisje dat verleid wordt voordraagt, word ik door twee tegengestelde opwellingen aangegrepen, ik weet niet of ik moet lachen of kwaadworden. Ik heb het er moeilijk mee: tien keer onderdrukt een schaterlach mijn woede, tien keer eindigt mijn diepe verontwaardiging in een schaterlach. Ik ben geheel van streek door zoveel scherpzinnigheid en laaghartigheid, door de afwisseling van zulke juiste en zulke verkeerde denkbeelden, door een zo totale perversiteit der gevoelens, een zo grote verdorvenheid en een zo ongewone openhartigheid. Hij merkt de strijd die in mij woedt en vraagt: Wat is er?) IK. Niets. HIJ. U schijnt in de war te zijn. IK. Dat ben ik ook. HIJ. Maar wat raadt u me dan aan? IK. Over iets anders te praten. Ach, ongeluksvogel, bent u altijd zo geweest of bent u zo diep gezonken? HIJ. Dat geef ik toe. Maar trekt u zich mijn toestand niet zo aan. Het was niet mijn bedoeling u verdriet te doen, toen ik mijn hart voor u uitstortte. Ik heb bij die mensen nog wat gespaard. Zoals u weet kreeg ik alles wat ik nodig had, absoluut alles, en ze gaven me nog wat extra zakgeld voor mijn persoonlijke pleziertjes. (Dan begint hij met zijn vuisten op zijn voorhoofd te slaan, zich op de lippen te bijten en met een verwilderde blik naar het plafond te staren, terwijl hij uitroept: Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik heb wat opzij gelegd, de tijd is voorbij gegaan en dat is al veel gewonnen.) IK. U bedoelt zeker verloren? HIJ. Nee, nee, gewonnen. Men wordt elke minuut rijker: een dag minder te leven of een daalder meer, dat is precies eender. Het belangrijkste is toch iedere avond lekker op je gemak, vrij en overvloedig naar de plee te kunnen gaan: 'O stercus pretiosum!' Dat is het grote doel van het leven in alle rangen en standen. Op het laatste moment zijn we allemaal even rijk: Samuel Bernard die door diefstal, zwendel en fraude zevenentwintig miljoen in goud nalaat, en Rameau, die niets nalaat, Rameau die van de armen zal worden begraven.
Denis Diderot
Wanneer ik probeer na te gaan wat ik aan de kant van Méséglise te danken heb - de bescheiden ontdekkingen die daar hun toevallige decor of onmisbare inspiratiebron hadden - herinner ik me dat het op een van die wandeltochten was, dat najaar, bij de dichtbegroeide helling die Montjouvain beschut, dat ik voor het eerst werd getroffen door die onevenredigheid tussen onze indrukken en de gebruikelijke uitdrukkingswijze daarvan. Toen ik, na een uur monter tegen regen en wind te hebben opgetornd, aankwam bij de plas van Montjouvain, bij een met dakpannen afgedekt hutje waar de tuinman van M. Vinteuil zijn gereedschap opborg, was de zon weer doorgebroken, en zijn in de stortbui schoongespoelde verguldsel glansde als nieuw in de lucht, op de bomen, op de muur van de hut, op het nog natte pannendak, waar boven aan de nok een kip rondstapte. De blazende wind rukte horizontaal aan de grassen die in het muurbeschot groeiden en aan de donzen veren van de kip, die, het ene zowel als het andere, gerekt tot in hun volle lengte, meegaven op het waaien met de overgave van inerte, lichte dingen. Het pannendak bracht in de plas, die de zon opnieuw liet spiegelen, een roze marmering teweeg waar ik nooit eerder acht op had geslagen. En toen ik op het water en op het muurvlak een bleke glimlach de glimlach van de hemel zag beantwoorden, riep ik in mijn enthousiasme, zwiepend met mijn weer dichtgevouwen paraplu: 'Allemachtig, allemachtig.' Maar tegelijkertijd besefte ik dat het mijn plicht zou zijn geweest het niet bij die ondoorzichtige woorden te laten, maar te proberen iets van mijn verrukking te begrijpen. En het was ook die dag - dankzij een voorbijkomende boer die er al uitzag of hij vrij slechtgehumeurd was, wat erger werd toen hij bijna mijn paraplu in zijn gezicht kreeg, en die mijn 'mooi weer hè, goed om te lopen' stug beantwoordde - dat ik te weten kwam dat dezelfde emoties zich niet tezelfdertijd, volgens een al van tevoren vaststaand patroon, bij alle mensen voordoen. Altijd als ik, later, door het wat langdurige lezen in een spraakzame stemming was gebracht, had de schoolvriend met wie ik maar al te graag een gesprek wilde beginnen er juist plezierig op los gepraat en wenste nu ongestoord te kunnen lezen. Als ik net vol genegenheid aan mijn ouders had gedacht en bezield was van de beste voornemens, die hun het meest plezier zouden doen, hadden zij dezelfde tijd gebruikt om achter een - door mij vergeten - pekelzonde te komen waar ze mij streng om berispten terwijl ik naar hen toe rende om hun een zoen te geven.
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
„Zie zoo, nu zie ik ze niet meer. Jij weet niet wat handel is, Koekebakker, anders zou je der niet om lachen. Om te beginnen ga je tot je achtiende jaar op school. Heb jij ooit geweten hoeveel schapen er in Australië zijn en hoe diep ’t Suezkanaal is? Nou juist, daar heb je het. Ik heb dat geweten. Weet jij wat polarisatie is? Ik ook niet, maar ik heb ’t geweten. De raarste dingen heb ik moeten leeren. Vertaal in ’t Fransch: [80]„onder benefice van inventaris.” Ga der maar tegen aan staan. Je hebt er geen begrip van, Koekebakker. Dat duurt zoo jaren. Dan doet je ouwe heer je op een kantoor. Dan merk je, dat je al die dingen geleerd hebt om met een kwast papier nat te maken. Overigens is ’t ’t ouwe gedonderjaag, ’s morgens om negen uur present en urenlang stil zitten. Ik vond dat ik op die manier niet opschoot. Ik kwam altijd te laat, ik probeerde wel op tijd te komen, maar ’t wou niet meer, ik had ’t zooveel jaren gedaan. En taai. Ze zeiden dat ik alles verkeerd deed, daar zullen ze wel gelijk aan gehad hebben. Ik wilde wel, maar ik kon niet, ik ben geen kerel om te werken. Ze zeiden, dat ik de anderen van hun werk hield. Ook daarin zullen ze wel gelijk gehad hebben. Als ik klaagde, dat ik ’t niks lollig vond en vroeg of ik daarvoor nu op school al die wonderlijke dingen had geleerd, dan zei de oue boekhouder: „Ja jongetje, het leven is geen roman.” Bakken vertellen, dat kon ik en dat vonden ze leuk ook, maar ze waren er niet tevreden mee. De ouwe boekhouder wist al heel gauw niet wat hij met me doen moest. Als de baas er niet was maakte ik dierengeluiden, zong komieke liedjes, die ze nog nooit hadden gehoord. De zoon van den baas was een ingebeelde kwajongen; af en toe kwam i op kantoor om centen te halen. Hij sprak vreeselijk gemaakt en keek met een allerellendigst, door niets gemotiveerd vertoon van superioriteit naar de bedienden van zijn pa. De lui lachten zich een beroerte als ik dien jongeheer nadeed. Ik heb daar ook nog een schrijfmachine bedorven en een boek weggemaakt. Toen hebben ze me aan een toestel gezet, dat ze de „guillotine” noemden. Daar moest ik monsters mee knippen. Dagen lang heb ik daaraan gestaan: alle monsters werden scheef. De lui hadden ’t wel in de gaten, ze hadden niets [81]anders verwacht. Ze hadden me daar alleen maar aan gezet om erger te voorkomen. Die monsters werden weggegooid; die gingen nooit naar de klanten. Toch had ik in die dagen nog gelegenheid om een brief verkeerd in te sluiten. Natuurlijk was ’t erg; de man die den brief kreeg mocht niet weten, dat de baas zaken deed met den man waaraan i geschreven was. De boekhouder was totaal van streek. Toen begreep ik, dat ik maar liever heen moest gaan. Ik kreeg een poot van den baas. Ik was zelf ook blij dat ik wegging en heb hem hartelijk de hand geschud. Ik heb gezegd, dat ’t me speet, maar dat ik er niets aan doen kon en ik geloof, dat ’k ’t meende. Zie je, Koekebakker, dat is handel. Ik ben daarna nog drie weken volontair geweest op een effectenkantoortje, krantjes nakijken met een boek om te zien of de stukken van de klanten waren uitgeloot. Je ergste vijand zal er voor bewaard blijven. Ze moesten me wegdoen. Ik moest daar ook copieeren. Er was geen denken aan, dat ze uit ’t copieboek konden wijs worden. Ik zag wel in dat ’t zoo niet ging, ik kon er mijn hoofd niet bij houden.
Nescio (De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel)
Bijna alle oude,waardevolle boerderijen, die het geheugen van de polder vormden, zijn verdwenen. 'En ook dit hof zullen ze gewoon laten vervallen, dan lost het probleem vanzelf op.' Het is alsof er nu al iets wezenlijks verloren is wat deze plek maakte tot wat ze was. Het is alsof er een strofe uit het gedicht werd geschrapt. En ook de dichter zelf.
Chris De Stoop (Dit is mijn hof)
Die ouderdom van alles, die heeft me altijd bekoord. Ik heb nooit in nieuwbouw kunnen wonen. Ik kon alleen leven in huizen waarin al was gestorven.
Chris De Stoop (Dit is mijn hof)
Het is mijn doel niet, vooral niet in het begin van mijn vertelling, de lezer lang bezig te houden met het beschrijven van plaatsen, landschappen of gebouwen. Ik vrees te zeer hem af te schrikken door wat zwemen zou naar langdradigheid, en eerst later, als ik gevoel dat hij voor mij gewonnen is, als ik uit blik en houding bemerk dat het lot van de heldin die ergens van 't balkon ener vierde verdiepingspringt, hem belang inboezemt, dan laat ik, met stoute verachting van alle wetten der zwaartekracht, haar zweven tussen hemel en aarde, tot ik mijn hart heb lucht gegeven in de nauwkeurige schets der schoonheden van het landschap ...
Multatuli
Ik rende naar de badkamer en kotste alles er boven de wasbak weer uit. Dat luchtte op. Ik spoelde mijn mond en strompelde terug naar het bed. Even later hoorde ik mijn vader roepen: 'Shit, Max, shít! Kon je het niet even opruimen?' 'Pa,' zei ik, 'ik ben ziek.' 'Het stinkt! Ik laat het wel liggen!' 'Jij laat niks liggen!' riep mijn moeder van beneden.
Edward van de Vendel (Het kankerkampioenschap voor junioren)
Het is héél eenvoudig,' verklaarde de geleerde. 'Maar dat is met alle moeilijke zaken; de oplossing is altijd simpel.
Marten Toonder (Mijn eigen eenzame weg)
Achter Glas buiten mijn ramen de eenzame heersers wind en regen de straten liggen langgerekt in de nacht neem je handen voor je mond weg en laat zien dat je lacht om dit alles
H.H. ter Balkt (In de waterwingebieden: Gedichten 1953-1999 (Dutch Edition))
Het is ongelooflijk dat het verlies van iemand die je liefhebt je lichaam zo kan onttakelen. Alles doet zeer. Mijn botten, Mijn spieren, huid, heel mijn lijf reageert op mijn verdriet. Maar er komt een moment dat je te moe bent om nog te huilen, en je jezelf terug vind terwijl je alleen nog maar voor je uit kunt staren.
Simone van der Vlugt (Jacoba, Dochter van Holland)
En in dat alles zal het mensen een rotzorg zijn dat ik in een woonwagen woon, of kort haar heb, of dat ik zowel op jongens als meisjes val, of dat mijn moeder in de gevangenis zit.
Sara Holland (Havenfall (Havenfall, #1))
Ik had in ieder geval nooit periodes vol twijfel die werden afgewisseld door andere vol vertrouwen, voor mij liep altijd alles door elkaar en mijn twijfel, die zo'n groot deel van mijn gedachtewereld beheerste, betrof nooit de grote, maar altijd de kleine dingen die met de naaste omgeving te maken hadden: vrienden, bekenden, meisjes. Ik was er altijd van overtuigd dat ze een lage dunk van me hadden, me een idioot vonden en dat vrat aan me, dat vrat iedere dag weer aan me, maar wat de grote dingen betrof twijfelde ik er geen moment aan dat ik net zover kon komen als ik wilde, ik wist dat ik het in me had, want mijn hunkering was zo sterk, en ze bekoelde nooit.
Karl Ove Knausgård (Min kamp 1 (Min kamp, #1))
Er is ook emotionele literatuur over de bezettingstijd. Die oorlog was niet vrolijk in Nederland, maar in mijn schooltijd is alles zo geweldig overdreven, vooral de rol van het verzet. De feiten werden opzijgeschoven en als dat door was blijven gaan, waren we nooit tot nieuwe inzichten gekomen. Als we ons blind hadden gestaard op Anne Frank, dan hadden we nooit kunnen ontdekken dat Nederland in die tijd helemaal geen heldenrol gespeeld heeft.
P.C. Emmer (Het zwart-witdenken voorbij: Een bijdrage aan de discussie over kolonialisme, slavernij en migratie)
Ik heb het geschreven contract tussen de van Leopold II en Tippo Tip opgenomen in mijn boek. Het is een uniek document. Het zegt alles over de toenmalige krachtsverhoudingen in Afrika. De slavenlegers waren sterker op dat moment. Omwille van realpolitik sloot hij daarom een verbond met de duivel. Hij benoemde Tippo Tip zelfs tot gouverneur van Stanley Falls. Hypocriet was dat. Op hetzelfde moment ijverde hij hier arm in arm met de Franse kardinaal Lavigerie tégen de slavernij. Uiteindelijk maakte hij daar ook wel komaf mee, maar de weg ernaartoe liep niet over rozen.
Johan Op de Beeck (Leopold II. Het hele verhaal)
ga ik gewoon doen alsof alles oké is. Ik doe alsof ik zwem terwijl in werkelijkheid alleen maar wat ronddrijf. En amper mijn hoofd boven water kan houden
Colleen Hoover (It Ends with Us (It Ends with Us #1))
Zand. Zand. Dit leven. Gisteravond weer een zandstorm en er zit nog steeds zand in mijn ogen en mijn mond. Het zit altijd in mijn haar, net als de kriebelende luizen. Mijn kleren zijn zwaar van zand. Met elke beweging schep ik als een god een kleine stortbui, een zandstorm voor de luizen die op mij leven zoals ik misschien op de buik van een reus leef. Wij verkeren in het zand en het zand verkeert in ons. Ons voedsel knarst van het zand, maar we eten het toch. Alles bevat zand, alsof het een schat is: de waterkruiken, de kookpotten, de vodden waar we op slapen. De vacht van de kamelen is even verzadigd van zand en luizen als mijn huid en mijn haar. Wij zijn één, de kamelen en wij: onze huid is verweerd door de wind en de zon en het zand; het enige dat ons kan schelen is wat en wanneer we kunnen eten. We slapen zodra we kunnen. Ik zit hier wafels te maken van meel, als altijd met zand vermengd. Ik kijk naar de kamelen en zij liggen naar mij te kijken en wij hebben dezelfde ogen. Uit onze blikken spreekt dezelfde stomme wijsheid. Dat weet ik omdat de dichter het me heeft verteld.
Marilyn French (Dagboek van een slavin)
Dus ben ik boos op God, hoewel hij al lang in mij gestorven is, maar ik moet toch iemand de schuld geven want alle schuld zelf dragen kan ik niet. Ik doe alsof hij er is en sla hard tegen de binnenwanden van mijn hoofd, zodat hij me horen kan.
Machteld Siegmann (De kaalvreter)
Dirk: Het paard knippert niet eens. Het weet alles al, alles wat er te weten valt. Terwijl steeds meer dingen mij vreemd voorkomen de laatste tijd. Zoals ik hier aan God sta te denken. Ik wrijf over zijn neus en opeens denk ik: kun je door gewoon niet meer mee te doen wel een einde maken aan een gevecht? Dat hij daarboven nog steeds klappen uitdeelt. Dat hij wacht tot ik weer op mijn benen ga staan en het gevecht weer aanga. Het vreemde in mijzelf. Ik pak mijn kwast en schrijf mijn naam naast die van hem.
Machteld Siegmann (De kaalvreter)
Leie: Nu en dan steekt het kleine verlangen de kop weer op en daarmee de hoop, dan gaat Dirk achter me liggen en duwt zijn knieën in mijn knieholten en rust ik in zijn armen als een komma in plaats van een punt tot ik het niet meer verdraag, tot ik hem niet meer verdraag en mezelf niet, tot de gevechten weer beginnen en alles moet sneuvelen. Als het heel moeilijk wordt denk ik aan het kind dat zomaar gekomen is, dat er nog iets voor me in het verschiet ligt en dat ik moet doorgaan en niet versagen.
Machteld Siegmann (De kaalvreter)
Ik nam hem in mijn armen, boog me over hem heen, pakte zoveel mogelijk van zijn naakte lijf en drukte het tegen mijn halfnaakte lichaam aan. Zoveel mogelijk van hem tegen mij de hoop dat hij mijn huid, mijn armen, mijn handen zou voelen, zou weten dat hij veilig was. Dat hij niet alleen was. Al wist ik dat je in je hoofd uiteindelijk alles alleen doet. Toch hoopte ik hem de illusie kunnen geven dat je niet echt alles alleen doet. Dat je het ook samen kunt doen.
Splinter Chabot (als de Hemel genoeg ruimte heeft (Dutch Edition))
Moet ik iets geworden zijn? Kan ik niet gewoon niets blijven? Tegen identiteit zijn? (...) Maar ik ben niks. Ik ben leeg en vormloos, een parasiet die zich vastbijt in de wensen van anderen, de vorm aanneemt die een ander voor me gedroomd heeft. Ik was bereid alles van Albert te incasseren, zolang hij maar bij me zou blijven, zolang ik mijn voeding maar niet kwijt zou raken en weer gereduceerd zou worden tot niets. Nou, het is zover hoor. Nu zit ik hier met jou. Heb je er eigenlijk over nagedacht waarom dat is? Dat lijkt me duidelijk. Dit is de hel. Waar niemand wil zijn, maar de meeste mensen toch belanden. Met de deuren naar verleden en toekomst stevig op slot.
Hannah van Binsbergen (Harpie)
Iedereen had zijn eigen verhaal, maar het leven ging door, het werd ondanks alles weer zomer en ik keek naar de kinderen die me druk pratend op hun stepjes inhaalden, naar de oude vrouw die haar hond uitliet en naar het spinnenweb bij de bushalte dat zacht in de wind heen en weer bewoog... Ineens vermengden al mijn herinneringen en gedachten zich tot één gevoel: het is oké, tenminste op dit moment.
Benedict Wells (Hard Land)
Benjamin voelde een neus aan zijn schouder snuffelen. Hij keek om. Het was Klaver. Haar oude ogen stonden doffer dan ooit. Zonder iets te zeggen trok zij zachtjes aan zijn manen en leidde hem naar het einde van de grote schuur, waar de zeven geboden geschreven stonden. Een paar minuten bleven zij staren naar de geteerde muur met de witte opschriften. 'Mijn gezicht wordt zwakker,' zei zij eindelijk. 'Zelfs toen ik jong was, kon ik niet lezen wat daar stond. Maar het lijkt me alsof de muur er anders uitziet. Staan de zeven geboden er nog net als vroeger, Benjamin?' Voor deze keer was Benjamin bereid met zijn oude gewoonte te breken en hij las haar voor wat er op de muur geschreven stond. Er stond nu nog slechts één enkel gebod, en dat luidde: ALLE DIEREN ZIJN GELIJK MAAR SOMMIGE DIEREN ZIJN MEER GELIJK DAN ANDERE DIEREN
George Orwell (Animal Farm)
Benjamin voelde een neus aan zijn schouder snuffelen. Hij keek om. Het was Klaver. Haar oude ogen stonden doffer dan ooit. Zonder iets te zeggen trok zij zachtjes aan zijn manen en leidde hem naar het einde van de grote schuur, waar de zeven geboden geschreven stonden. Een paar minuten bleven zij staren naar de geteerde muur met de witte opschriften. 'Mijn gezicht wordt zwakker,' zei zij eindelijk. 'Zelfs toen ik jong was, kon ik niet lezen wat daar stond. Maar het lijkt mij alsof de muur er anders uitziet. Staan de zeven geboden er nog net als vroeger, Benjamin?' Voor deze keer was Benjamin bereid met zijn oude gewoonte te breken en hij las haar voor wat er op de muur geschreven stond. Er stond nu nog slechts één enkel gebod, en dat luidde: ALLE DIEREN ZIJN GELIJK MAAR SOMMIGE DIEREN ZIJN MEER GELIJK DAN ANDERE DIEREN
George Orwell (Animal Farm)
Dit avontuurlijke leven dat mijn hartstocht is, waarin je alles op het spel zet, waarin je als je verliest je weer opnieuw begint, dit rijke leven dat altijd iets nieuws geeft aan degenen die van het risico houden, dit leven waarin je intens gespannen bent tot de diepste vezels van je wezen, dit leven dat in ons klopt zodra we in beweging komen, zodra we uit het raam springen om het avontuur in te gaan het avontuur dat binnen het bereik van allen ligt, zelfs op de overloop van je huis als je er intens naar verlangt. dit leven waarin je je nooit gewonnen zult geven, omdat je op hetzelfde moment dat je een slag verloren hebt een andere voorbereidt in de hoop ditmaal te winnen, deze levenshonger die je nooit moet trachten te stillen, waarmee je op onverschillig welke leeftijd, in onverschillig welke situatie, je altijd jong moet voelen, om te leven, te leven, in volle vrijheid, zonder enige barrière die je kan beperken tot welke categorie of welke gemeenschap dan ook.
Henri Chappière
In het verlengde van mijn vinger moet ergens Vacqueyras liggen. Nog zo’n wijnparadijs. Jouw mama heeft daar grootse en schone zomers van haar jeugd doorgebracht. Je kon het merken als ze over deze streek praatte. Ze deed dat op een manier waarvan ik hoopte dat ze tegen anderen over mij praatte. Als ze mij slechts één keer aan een vriendin zou hebben beschreven zoals ze de Provençaalse olijven mijn mond in praatte, dan zou mijn ego voor de rest van mijn leven zijn gestreeld. Alle vernederingen en tegenslagen zou ik er blijgemutst bij kunnen nemen. Misschien heeft ze mij ooit wel zo aan iemand beschreven. Het zou kunnen. Ik weet het niet.
Dimitri Verhulst (De zomer hou je ook niet tegen)
Alles van mijn leven, alles wat vroeger alleen maar leuk was, is nu ook scherp. Als ik niet voorzichtig ben, snijd ik me eraan.
Anna Woltz (Haaientanden)
Ik plofte naast haar neer. Het liep tegen de avond, de grond geurde naar warm vlees en onder mijn vingers trilden de grassprietjes. Ik keek naar doña Bárbara; langs haar wang gleed een doorzichtige, ronde traan die omgekeerd de rondheid van de wereld weerspiegelde. ‘Waarom huilt u?’ informeerde ik. ‘Omdat ik me dit alles in mijn laatste ogenblikken zal herinneren.’ Ik begreep haar niet, want hoewel ik toen al had ontdekt wat de dood betekende, was ik dat op die prachtige middag vergeten.
Rosa Montero (Bella y oscura)
Ik viel gisteren haast van mijn stoel toen ik Jean-Marie de Decker waarempel Elio di Rupo in de Kamer hoorde feliciteren omdat de dotaties aan het Lakense poppentheater werden verminderd. Uiteindelijk blijft de koninklijke dotatie dezelfde, moeten Filip, Laurent en Astrid wat inleveren en heeft de Spaanse devote met het betonnen kapsel er een miljoen euro bij ingeschoten. Peanuts. Men had kunnen verwachten dat er iets zou zijn geregeld voor het geval dat koning Albert troonafstand zou doen ten voordele van Filip. Maar niets daarvan. O.K., straks gaat de civiele lijst naar Filip, maar kan iemand me zeggen wat er daarna wel naar de afgetreden koning gaat? R.O.S.S.E.M. is voorstander van het afschaffen van ALLE koninklijke dotaties en ze te vervangen door een Royalty belasting, waarbij iedere belastingsplichtige op zijn aanslagbiljet aanduidt hoeveel hij voor het koningshuis wil betalen. En daarmee moeten de royals het dan maar mee stellen: een veel eenvoudiger en compleet transparant systeem. En uiteraard moeten ze daar, zoals iedereen, de vereiste belastingen op betalen.
Jean Pierre Van Rossem
De doffe elende van iedere nieuwe of vernieuwde politieke partij is dat ze wordt geïnfiltreerd door opportunisten die, van zodra ze een functie binnen de partij krijgen, ze naast hun schoenen gaan lopen. In 1991 was dit het geval met ene Louis Standaert die amper 72 stemmen verzamelde maar dankzij mijn groot overschot aan stemmen toch verkozen werd als volksvertegenwoordiger. Omdat kort voor de verkiezingen alle opiniepeilingen uitwezen dat we meer dan 5 % van de stemmen zouden halen werd ik vier dagen voor de verkiezingen, na volkomen gefantaseerde klacht van een infiltrante (Ann Holvoet), meteen in de gevangenis opgesloten (de democratie, nietwaar). Daar liet men mij 40 dagen zitten, tot na Kerstmis. In die tussentijd belegde de vers verkozen Louis Standaert een partijvergadering waarop hij eiste dat ... Van Rossem uit de partij moest worden gezet. Later, tijdens dezelfde legislatuur ging hij onder de naam "Banaan" scheep met Roland Duchâtelet om minder dan 2 % van de stemmen binnen te halen. En ook nu is het niet anders. Een aantal volksjongens binnen het nieuwe R.O.S.S.E.M. kreeg het aan de stok met de intellectuelen van de R.O.S.S.E.M., wilde die afschaffen, en mezelf uit de partij laten zetten. Dit trieste maneuver lekte uiteraard uit zodat op grond van art. 2.3 van de statuten de drie oproerkraaiers prompt uit het partijbestuur en de partij werden gezet. Liever er nu korte metten mee gemaakt dan ze straks aan een zitje in het Parlement te helpen om me een dolk in de rug te laten steken à la Louis Standaert. En al ben ik voor mijn politieke tegenstanders een steenezel, dan zal ik mij toch niet een tweede keer aan dezelfde steen stoten.
Jean Pierre Van Rossem
We waren vrolijk. Maar misschien is dat niet helemaal waar. We deden vrolijk. We lachten te hard, praatten te luid. Zodat we niet zouden horen wat iedereen dacht. Zodat we niet zouden nadenken over wat is bang maakte. Ik wist het, ook al mocht ik het niet weten. Ik hoorde het in de sterke verhalen van de oudere jongens uit onze straat. In het zwijgen van Oscar wanneer hij stopte met lezen. In de plotselinge stilte van mijn ouders, telkens wanneer ik de kamer binnenkwam. Het was een stilte die de licht zwaar maakte. Een stilte die meer woog dan een rugzak vol stenen. Natuurlijk kwam ik nooit zomaar binnen. Inkleedde te sluipen, te wachten, te luisteren naar de zachte stemmen van mijn ouders. Ook al zeiden ze dingen die mijn hart sneller liet slaan en mijn mond droog maakte.
Kathleen Vereecken (Alles komt goed, altijd)
En hij zei tegen me: “De helse kwellingen zijn oneindig veel erger dan onze tong kan zeggen. Zie je,” zei hij, “deze mantel van sofismen waarin ik tot heden gehuld was? Hij drukt zwaar op mij, als torste ik de hoogste toren van Parijs of alle bergen van de wereld op mijn schouders en kon ik ze nooit meer van me afwerpen. En deze straf is mij door de goddelijke rechtvaardigheid opgelegd voor mijn ijdelheid, omdat ik mijn lichaam voor een plaats van genot hield en omdat ik meende meer te weten dan de anderen, en omdat ik genoegen schepte in monsterlijke dingen die, door mijn fantasie gekoesterd, in het binnenste van mijn ziel nog veel monsterlijker dingen hebben voortgebracht – en nu zal ik eeuwig met ze moeten leven. Zie je? De voering van deze mantel is als uit gloed en vuur, het is het vuur dat mijn lichaam verteert, en deze straf is mij opgelegd voor de onterende zonde van het vlees die ik heb begaan, en dit vuur brandt nu in mij en verteert me zonder ophouden! Reik me je hand, o schone leermeester,” zei hij toen, “opdat deze ontmoeting je tot nuttige lering moge strekken, in vergelding voor de vele lessen die je mij hebt gegeven, reik me je hand, o schone leermeester!” En hij schudde de vinger van zijn gloeiende hand en er viel een druppeltje van zijn zweet op mijn hand en het leek alsof het mijn hand doorboorde, want nog vele dagen droeg ik het teken ervan, ofschoon ik het voor de anderen verborg.
Umberto Eco (De naam van de roos)
Mijn schat, zegt Teit vaak tegen Asgerd midden op de dag, zelfs in aanwezigheid van anderen. Dat is ongelooflijk. Bij sommigen slijt de liefde nooit, ze wordt nooit op de proef gesteld, ongeacht wat voor stormen er in het leven woeden, en de kleingeestige gewoontes die zich zo makkelijk in het leven van alledag kunnen nestelen, lijken het niet te deren. Wie zulk soort mensen leert kennen, ziet plotseling de zin van alles in.
Jón Kalman Stefánsson (حزن الملائكة)
Waarom laat ik mezelf niet horen? En waarom weeg ik mijn woorden als ik me uitspreek? Ik kan niet boos zijn op de overcompenseerder, het is dé dominante aanpassingsstrategie van de Nederlander-in-limbo, en het is, in alle eerlijkheid, de strategie waar ik het vaakst naar uitwijk.
Sinan Çankaya (Mijn ontelbare identiteiten)