“
Als ik één ding kan is het liefhebben. Dat lijkt niet veel bijzonders, maar ik ben er trots op.
Ik heb het geleerd zoals een zwerfhond leert zwemmen: omdat hij met de rest van de worp in een jutezak werd gepropt en in een snelstromende rivier is geworpen.
Die ene die het tegen alle verwachtingen in gered heeft, dat ben ik.
Met in mijn oren nog het gejank van degenen die het niet haalden, moest ik leren ergens van te houden.
Ik ben niet onder gegaan.
Ik heb de kant bereikt.
Ik heb lief.
Andere mensen dragen hun verdriet in hun hart.
Ongezien holt dat hen vanbinnen uit. Het is mijn redding geweest dat ik mijn verdriet aan de buitenkant draag, waar het niemand kan ontgaan.
”
”
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
“
Alles waar je je wil en je aandacht op richt, wordt onzichtbaar, onbereikbaar, dat is tenminste mijn ervaring. Je ziet de dingen pas werkelijk uit je ooghoeken, als je eigenlijk ergens anders mee bezig bent. Het is net of de werkelijkheid zich dan gepasseerd voelt, het niet neemt en zich aan je opdringt.
”
”
Harry Mulisch (Twee vrouwen)
“
We're all broken, that's how the light gets in.
”
”
Lucas Rijneveld (Mijn lieve gunsteling)
“
Lang nadat ik was opgehouden mijn vaders paden na te lopen, had ik van hem geleerd dat er in sommige levens bergen bestaan waar je niet naar terug kunt keren. Dat je in levens als het mijne en het zijne niet terug kunt naar de berg die het middelpunt is van alle andere, en het begin van je eigen geschiedenis. En dat mensen zoals wij, die op de eerste en hoogste berg een vriend hebben verloren, niets anders rest dan dwalen over de acht bergen.
”
”
Paolo Cognetti (Le otto montagne)
“
Wij zijn ongelukkig omdat wij denken dat we lief moeten 'hebben'. Om gered te worden moeten wij iets eenvoudigs doen dat ons desalniettemin het zwaarst van alles valt: wegschenken waarnaar wij juist het meest verlangen. Niet 'hebben', maar 'geven'. Zo zegepralen wij alsnog. Dit heeft mij mijn gebrek geleerd.
”
”
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
“
Mijn vader is weg, voor altijd verdwenen, en niks is veranderd, het wordt gewoon ochtend, er komt weer een avond. Er is niks veranderd, en alles is anders.
”
”
Griet Op de Beeck
“
Ik zal afscheid nemen van mijn vrienden en weggaan zonder weg te gaan vanwege de herinneringen die ik meeneem en achterlaat en als ik terugkom zal alles anders zijn en toch hetzelfde en voorgoed veranderd.
”
”
Cees Nooteboom (Berlijnse notities)
“
k Heb jarenlang achter mijn boeken zitten zweten;
en ‘k weet wel veel maar ik wil alles weten.
”
”
Johann Wolfgang von Goethe (Faust)
“
Ik vertel je mijn leven alleen opdat jij dit geheim meteen bij aanvang al zult kennen: wij zijn ongelukkig omdat wij denken dat we lief moeten hebben. Om gered te worden moeten wij iets eenvoudigs doen dat ons desalniettemin het zwaarst van alles valt: wegschenken waarnaar wij juist het meest verlangen. Niet hebben, maar geven. Zo zegepralen wij alsnog. Dit heeft mij mijn gebrek geleerd.
”
”
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
“
Ik denk dat de tijd volkomen stilstaat en dat ik me erin beweeg, soms langzaam en soms met razende snelheid. Ik zit aan de tafel en de tijd staat stil. Ik kan hem niet zien, niet ruiken en niet horen maar hij omringt me aan alle kanten. Zijn stilte en zijn onbeweeglijkheid zijn verschrikkelijk. Ik spring op, ren het huis uit en probeer hem te ontvluchten. Ik ga iets doen, de dingen eisen mijn aandacht op en ik vergeet de tijd. En dan, heel plotseling, is hij weer om me heen. Misschien sta ik voor het huis naar de kraaien te kijken en daar is hij weer, immaterieel en stil, en hij houdt ons vast, de wei, de kraaien en mij. Ik zal aan hem moeten wennen, aan zijn onverschilligheid en zijn alomtegenwoordigheid.
”
”
Marlen Haushofer (The Wall)
“
Alle mogelijke kanten die ik die dag met mijn leven op kon, heb ik in gedachten al genomen. Maar het is een denkoefening zonder oplossing, en de gevaren om gemankeerde lotsbestemmingen te verheerlijken zijn groter dan wij voor lief houden.
”
”
Dimitri Verhulst (De laatkomer)
“
Mijn stelling is dat alle vooruitgang voortkomt uit beperking.
”
”
Arthur Japin (De droom van de leeuw)
“
God leeft in mijn hoofd. Zijn velden zijn er onmetelijk, zijn tuinen staan er vol schoone bloemen, die niet sterven, en statige vrouwen wandelen er naakt, vele duizenden. En de zon gaat er op en onder en schijnt laag en hoog en weer laag en 't eindeloze gebied is eindeloos 't zelfde en geen oogenblik gelijk. En breede rivieren stroomen er door met vele bochten en de zon schijnt er in en ze voeren 't licht naar de zee. En aan de rivieren mijner gedachten zit ik stilletjes en genoeglijk en rook een steenen pijpje en voel de zon op mijn lijf schijnen en zie 't water stroomen, voortdurend stroomen naar 't onbekende.
En 't onbekende deert mij niet. En ik knik maar eens tegen de schoone vrouwen, die de bloemen plukken in mijn tuinen en hoor den wind ruischen door de hooge dennen, door de wouden der zekerheid, dat dit alles bestaat, omdat ik 't zoo verkies te denken. En ik ben dankbaar dat mij dit gegeven is. En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid zelf.
Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid. Maar voor geen mensch is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen.
”
”
Nescio (Titaantjes)
“
Ik wist niets te zeggen, de zinnen stapelden zich op achter mijn tanden en ik kraamde alleen maar onzin uit. Of ik zweeg, zweeg in alle talen en luisterde of ik in de stilte aan haar kant geluiden of stemmen op de achtergrond kon opvangen die konden verklaren waarom ze ineens zo kort aangebonden was.
”
”
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
“
Is dit wat het is om je hart te volgen? Ik wou dat er een landkaart of een kompas was om me te helpen mijn weg te vinden. Maar zij heeft mijn hart, dat is boven alles mijn poolster...en dat moet genoeg zijn.
”
”
L.J. Smith (Origins (The Vampire Diaries: Stefan's Diaries, #1))
“
Wie een berg sloopt bouwt een nieuwe berg
want niets gaat verloren, alles helpt
vet om kaarsen te maken, baleinen
om eelt weg te snijden, melk
om lippen te laten glanzen, beenderen
om je je haren te zien kammen
een pels om je op neer te leggen
zodat de sterrenhemel eindelijk kan ontstaan
zolang je er niet bent is er hoop
ik wou dat je voor me kwam staan
tussen mij en de zon
om de zon door je heen te zien stralen
om de vlekken onder mijn oogleden te zien
wegdrijven en daarna niets meer te zien
kom me halen
liefste
withete zon van me.
”
”
Peter Verhelst (Nieuwe sterrenbeelden)
“
Ik zie de Bibliothecaresse dagelijks, maar de leegte in mij blijft. Ik lees de oude dromen in de Bibliotheek. Zij zit naast me. We eten samen. Ik breng haar naar huis. We praten over van alles. Mijn droefheid schijnt alleen maar erger te worden, zich te verdiepen, hoe onredelijk dat ook is. Het gevoel van verlies wordt steeds sterker, elke keer als we elkaar ontmoeten. Het is een put die nooit gedempt zal worden. Het is een donker, ondraaglijk somber gevoel.
”
”
Haruki Murakami (Hard-Boiled Wonderland and the End of the World)
“
Een jongetje zei tegen zijn moeder dat hij 'helemaal' van haar hield. Ze corrigeerde hem: 'Het is niet "helemaal", maar "heel veel".' Maar hij zei: 'Nee, "helemaal". Van mijn schommelpaard en speelgoedauto hou ik "heel veel", maar van jou hou ik "helemaal". Toen begreep ze dat hij hield van alles wat zij was.
”
”
Leo Bormans (The World Book of Love - Het geheim van de liefde)
“
Geloof me, alles in de wereld is goed, zoals het is, en ontevreden mensen die altijd klagen, zijn mijn vrienden niet.
”
”
Multatuli
“
Ik geef toe aan een onbedwingbare neiging mijn fantasie te laten gaan over de verschrikkelijkste van alle mogelijkheden: dat het allemaal voor niemendal zou blijken te zien.
”
”
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
“
Du verstehst einfach nicht, daß es besondere Augenblicke gibt, in denen alles nur Liebe ist.
”
”
Benoîte Groult (Zout op mijn huid)
“
...ik bedoel dat ik me daar op dat terras eigenlijk zo gelukkig voelde dat ik wel alles had kunnen zeggen, juist tegen mijn vader...
”
”
Herman Koch (Red ons, Maria Montanelli)
“
Ik voel als ik eraan denk, vandaag nog zijn wang tegen de mijne met dat heerlijke gevoel dat alles goed maakt
”
”
Anne Frank (De dagboeken van Anne Frank)
“
We kunnen straks alles in Goud veranderen: mijn broer, de katten, de tuin, de rivier, ons leven, onze dromen.
”
”
David B. (L'Ascension du haut mal, tome 2)
“
Dat deze plek van ons is en blijft.
Een plek met niets, met alles.
”
”
Chris De Stoop (Dit is mijn hof)
“
Alsof in mijn lijf alles feestviert. Alsof zon en maan en sterren allemaal tegelijk op ons schijnen om te zeggen: zo is het goed.
”
”
Griet Op de Beeck (Vele hemels boven de zevende)
“
Geef me de moed om alles te accepteren wat niet in mijn vermogen ligt, de kracht om alles te veranderen wat wel in mijn vermogen ligt, en de wijsheid om tussen die twee te onderscheiden.
”
”
Epictetus
“
Ik voel me soms net een laf glaasje cola, uit een fles die te lang heeft opengestaan. (...) Mijn voornemen voor deze reis is om mijn hart te volgen, en mijn missie is mijn prik terug te vinden.
”
”
Francine Oomen (Hoe overleef ik alles wat ik niemand vertel? (Generatie Hoi - Hoe overleef ik..., #1))
“
Ik weet niet
of er woorden bestaan
die de geur van je huid
kunnen vangen, het beweeglijke
licht in je ogen, de warmte
die in me opspringt zodra
je me aanraakt, het rulle
gevoel van je haar
aan mijn vingertoppen,
de bloemblaadjestere huid
van je oogleden tegen
mijn lippen.
Als daar woorden voor waren,
kon ik alles snel
vastleggen op papier
voor als je er niet bent
(en dat is dikwijls).
”
”
Hanny Michaelis (Verzamelde gedichten)
“
Ik wil branden in het vuur van mijn gevoelens. Ik wil alles, want alleen als ik alles heb weet ik dat ik iets ben. Ik wil meegevoerd worden om de zinloosheid van mijn bestaan te vergeten en ik wil de ander vervoering, onderdompeling en overgave geven en laten ondergaan om duidelijk te maken dat er niets is buiten mij, dat ik de kern van haar bestaan ben, dat het nergens beter is en dat ik alles verdien wat zij kan geven.
”
”
Marcel Möring (Eden)
“
Vecht het?' lach je met de ogen dicht. 'Wel, laat het vechten, mijn zoet...'
Het vecht in mijn kop zoals het buiten sneeuwt of hagelt. Zoals de tuinwegel, glad van mos, zich door de boomgaard een weg zoekt in zichzelf en de hele dag door van het hek van het achtererf naar de stallen, van de stallen onder de kruinen naar de straatkant zichzelf bewandelt . Alles is voortdurend en onophoudelijk en rusteloos bezig met er te zijn.
”
”
Erwin Mortier (Alle dagen samen)
“
Ik verdom het mijn rampen te zegenen. Ik treur er om, dagelijks. En ik bekijk vol argwaan mijn nieuwe vormen, waarmee ik niet per se blij ben en waarmee ik ook niet ongelukkig ben, ik moet er aan wennen, dat is alles.
”
”
Connie Palmen (De erfenis)
“
Zoals bloempjes die door de vrieskou van de nacht gebogen en gesloten zijn, wanneer de zon haar stralen over hen uitgiet alle opengaan en zich oprichten op hun stengels, zo hief ik mij toen op uit mijn neerslachtigheid.
”
”
Dante Alighieri (De goddelijke komedie)
“
De rust waarvan ik in een bibliotheek zo geniet bestaat niet alleen uit stilte. Al dat papier dempt ieder geluid, maar ook het ruisen van mijn gedachten. Hun ongedurigheid vindt troost in de overmacht aan kennis langs de wanden. Die is zoveel groter dan ooit in mijn hoofd zal passen. Dat kalmeert me en herinnert mij eraan dat ik niet per se alles hoef te weten en begrijpen. Zoveel is al opgeschreven en ik heb het allemaal binnen handbereik. Daar hoef ik mij dus niet meer mee bezig te houden. Zelfs al zal ik nooit meer dan een fractie van al die feiten tot mij kunnen nemen, ze zijn er, het staat er, de wereld is gerubriceerd, en als ik er eens nodig iets uit moet begrijpen kan ik het opslaan. Als de werkelijkheid zo onder controle en verifieerbaar is, kan ik haar makkelijker loslaten. Misschien is dit wel het nut van al die schrijvers, dat zij vastleggen wat buiten mij is zodat ik mij, zolang ik me met hen omring, kan wijden aan wat in mij leeft.
”
”
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
“
Met dat geleuter in mijn hoofd kan ik urenlang doorgaan, het is zo ongeveer de prettigste bezigheid die ik ken. Alles in het leven zoekt een vorm om zich tot uitdrukking te brengen, meen ik, en ik ben bijna twintig en ik kan mij geen mooier leven voorstellen dan het ontcijferen van al die vormen van uitdrukkingen, met als doel ze allemaal terug te voeren tot de lichtste en zwaarste van alle dingen: de woorden. Dat is het geluk en de bevrijding, het verwoorden van alles wat daar niet eens om vraagt.
”
”
Connie Palmen (De vriendschap)
“
Vermutlich muss man geraume Zeit in der Haut eines Menschen verbringen, der einem nicht ähnelt, ehe man zu dem wird, der man ist. Oder vielleicht hat man auch all diese vielfältigen Figuren in sich und muss sich von einer befreien, ehe man zur nächsten werden kann.
”
”
Benoîte Groult (Zout op mijn huid)
“
Niet was echt. Dat wervelde regelmatig in mijn hoofd. Ik zag een wereld gevuld met illusies waarin mensen zichzelf en anderen voor de gek hielden en waarin iedereen dat wel van elkaar wist, maar deed alsof dat niet zo was, om vervolgens nog meer illusies te scheppen.
”
”
Alex Boogers (Alle dingen zijn schitterend)
“
Er is geen twijfel mogelijk dat mijn bewustzijn van de snelle groei van mijn bijgeloof (want waarom zou ik het niet zo noemen?) de groei alleen maar scheen te versnellen. Dat is, zoals ik al lange tijd weet, de paradoxale wet van alle gewaarwordingen die angst als basis hebben.
”
”
Edgar Allan Poe (The Fall of the House of Usher)
“
Op een dag - ik was een jaar of negen - werd het mij allemaal duidelijk. 'Ik had nooit kinderen moeten nemen,' zei mijn vader terwijl hij naar het tafelblad staarde alsof het pas op dat moment tot hem doordrong, en we medelijden met hem moesten hebben. 'Harun, niet waar de kinderen bij zijn,' zei mijn moeder. 'Ze mogen het weten,' zei hij. 'Ze moeten weten dat ik anders ben.' Hij zweeg even en keek toen ineens trots op: 'Ik ben geen klassieke vader, ik ben een communist!'
Ik keek hem onbewogen aan. En ik herinner me goed dat ik me niet gekwetst voelde. Voor het eerst voelde ik me niet gekwetst, want ik dacht: je hebt gelijk. Je hebt helemaal gelijk, baba. Dit zegt een vader niet tegen zijn kinderen. En alles daarom al had je geen kinderen moeten nemen. Alleen daarom al had je geen vader mogen worden. Alleen daarom al had je mijn vader niet mogen zijn.
”
”
Murat Isik (Wees onzichtbaar)
“
Ik herinner me niet wie het eerst de handen van de ander wegnam. Ik herinner me alleen dat het gebeurde en dat alles vloeibaar leek te worden en dooraderd. Dat ik in het begin dacht: dat kan niet, tot ze die woorden met een haal van haar tong van mijn lippen wegnam en dat ik nadien niets meer dacht.
”
”
Peter Verhelst (Memoires van een luipaard)
“
Je zou je Herinneringen moeten schrijven, zei de uitgever. Dat kan ik niet, zei ik. Ik heb geen herinneringen. Wie van mijn zes uitgevers het was, kan ik me niet herinneren. Vermoedelijk waren ze het alle zes, op uiteenlopende momenten. Uitgevers zijn gebruiksartikelen. Ze hebben allemaal hetzelfde soort wensen. Iedereen heeft herinneringen, zei de uitgever, hij of zij glimlachte naar me, denkend dat ik uit interessanterigheid beweerde dat ik geen herinneringen bezat.
Ik verbeeld me niet dat ik me iets herinner, zei ik. Bijna een halve eeuw heb ik me met mijn verbeelding onderhouden. Die was bepaald veelomvattend. Het zou pijnlijk zijn die nu herinneringen te gaan noemen.
”
”
Torgny Lindgren
“
Ergens ter wereld bestaan nog volken en kudden, doch niet bij ons, mijne broeders: hier vindt men staten.
Staat? Wat is dat? Wellaan! Zet nu de oren open, want thans zeg ik u mijn woord over de dood der volken. Staat beduidt het koudste van alle monsters. Koud is ook zijn leugen; en deze leugen kruipt hem uit de mond: 'Ik, de staat, ben het volk.
”
”
Friedrich Nietzsche
“
Weet je wat misschien het vreselijkste is van alle gezegden? "De tijd heelt alle wonden". Maar het is waar. Er blijft altijd een litteken, dat misschien pijn doet als het weer omslaat; maar de wond is op een dag geheeld. Als jongen van een jaar of acht ben ik eens gestruikeld met zon gebogen, puntig nagelschaartje in mijn handen, dat drong diep in mijn knie en ik weet nog precies hoe ik gilde van de pijn. Net als iedereen heb ik dus een litteken op mijn knie, maar ik zou je nu niet kunnen zeggen, op welke. Jij hebt beslist ook littekens, waarvan je je de wonden niet meer kunt herinneren. Daar zit toch iets afschuwelijks in. Dat betekent toch, dat die wonden er achteraf evengoed niet geweest hadden kunnen zijn.
”
”
Harry Mulisch (The Discovery of Heaven)
“
Du hast Diamanten und Perlen,
Hast alles, was Menschenbegehr,
Und hast die schönsten Augen –
Mein Liebchen, was willst du mehr?
Auf deine schönen Augen
Hab’ ich ein ganzes Heer
Von ewigen Liedern gedichtet –
Mein Liebchen, was willst du mehr?
Mit deinen schönen Augen
Hast du mich gequält so sehr,
Und hast mich zu Grunde gerichtet –
Mein Liebchen, was willst du mehr?
”
”
Heinrich Heine (Mijn liefje, wat wil je nog meer? : beroemde gedichten)
“
Je hebt parels en diamanten
hebt alles wat je hartje begeert.
En óók nog de mooiste ogen.
M'n liefje wat wil je nog meer?
En op die aandoenlijke ogen
schreef ik een lied, keer op keer.
Een vlucht van gevleugelde woorden.
M'n liefje wat wil je nog meer?
Maar die 'aandoenlijke' ogen
op mij, ze deden zó'n zeer
dat jij me te gronde gericht hebt.
M'n liefje wat wil je nog meer?
(Seth Gaaikema)
”
”
Heinrich Heine (Mijn liefje, wat wil je nog meer? : beroemde gedichten)
“
Als ik denk aan de dood, dan lijkt het griezelig, monsterachtig, ongelooflijk - niet dat deze hand, waarmee ik nu deze dingen schrijf, later zal verrotten als een appel, maar dat ze nu zo snel, zo levendig, zo vlot beweegt - het lijkt hekserij, magie. Het ontstellende, huiveringwekkend bevreemdende is niet dat de maden en wormen uit deze huid zullen breken zonder dat deze hand - nu zo waakzaam, zo snel geïrriteerd door muggen, kleine vliegjes - een vinger zal verroeren - het onvoorstelbare, angstaanjagende zijn de aders die nu kloppen, de poriën die ademen, de zenuwen en spieren die samentrekken, trillen, de verbindingen met dit hoofd - later een uitgevreten schedel - dat alles in beweging tovert. Mijn hand is een dier, een afschuwelijk snel bewegend insekt, een parasiet van het leven in mijn hoofd.
”
”
Patricia De Martelaere (Nachtboek van een slapeloze)
“
Vol minachting keek hij naar al die waterhoofden waarin de slogans en gemeenplaatsen van een ten dode opgeschreven Systeem als kikkerdril samenklonterden en ronddreven. Naar die voortbrengers niet van de denkende, fijngevoelige, gecultiveerde, vrijheidslievende en schoonheidminnende mens, maar de van alle soorten banaalste en vulgairste: de Koopkrachtige Mens, de modale zaterdagmiddagklant van de Supermarkt. Wie niet kocht, bestond niet.
”
”
Paul de Wispelaere (Mijn huis is nergens meer)
“
Mijn worsteling is nooit geweest om een inhoud te vinden: ik had veeleer een teveel op het hart dan te weinig. Neen, het is altijd de vorm geweest, waarmede ik worstelde, als dat de juiste uitdrukking is. Inhoud heb ik altijd volop gehad, maar het was te veel tegelijk dat zich aandiende, en bijna alles daarvan joeg mij angst aan. Was ik gek? Zoude iemand anders het kunnen begrijpen? De geur van een Jongen zijn kleren; de tover van diens lichtval op diens haar; uniformen; het ruisen der zee; het ondoordringbare Woud, waar de Meedogenloze Jongen woont, alleen met zijn iets oudere broertje dat een vrome houthakker is en iets vermoedt van mijn mateloos verlangen.
Troost is er nergens. De wind in de boomtoppen zingt: 'Voorbij...Voorbij...voor eeuwig...? 'En ik kan het woud nooit meer uit want de stukjes brood die ik achter mij gestrooid heb zijn alle door de vogeltjes opgegeten.
”
”
Gerard Reve (Zondagmorgen zonder zorgen)
“
Maar een trein vergeef je veel. Want de trein is een wonder waarover met grotere gebaren kan worden verteld dan over enig ander voertuig. De naam Stephenson galmde door alle klaslokalen, en misschien galmt hij zelfs in het klasje waar ik achteraan in de klas zat en van mijn stotterende buurman luizen kreeg nog altijd na.
Wij hebben heldenverhalen gehoord over de eerste trein en niet over de eerste auto, wij weten dat België het dichtste spoorwegennet ter wereld heeft, dat de eerste Europese passagierslijn tussen Brussel en Mechelen liep en dat de koeien zodanig flipten op het voorbij denderen van die eerste trein dwars door hun ooit zo rustige wei dat de hele bevolking wel drie weken lang zure melk moest drinken waarop een vel lag van zo'n zeven duimen dik.
Overdrijf ik? Een beetje, maar toch niet veel. Meester Buyle hief zijn armen ten hemel, zijn hoofd zwol op tot de foto van koning Boudewijn in de schaduw van zijn kaken stond wanneer hij oreerde over een tijd waarin België nog iets betekende op wereldvlak, over vooruitgang, over stationsgebouwen die werden opgetrokken als gotische kathedralen, en dat al die welvaart te maken had met de komst van de trein en de schitterende organisatie van onze spoorwegen. Ik ben er zeker van dat meester Buyle niet de enige leraar was die zich ooit op deze wijze voor het bord heeft aangesteld.
”
”
Dimitri Verhulst (Dinsdagland: Schetsen van België)
“
Toen ik negen was wenste ik dat ik een prijs won die eruit bestond dat ik bij iedereen mocht binnenkijken. Overal waar ik wilde mocht ik aanbellen. De mensen die opendeden zouden achteruitdeinzen en zeggen: 'O, de prijswinnaar, gaat uw gang.' Ik zou op zoek gaan naar de familiefoto's. Meestal hingen ze aan de muur in de gang of stonden ze in de woonkamer op het dressoir of de vensterbank. Met mijn hand zou ik alle lachende monden bedekken en dan goed naar de ogen kijken.
”
”
Jente Posthuma (Mensen zonder uitstraling)
“
Nou ja, je komt ter wereld en wordt door je omgeving, je ouders, het lot, je opleiding en je toevallige ervaringen gevormd. Dan komt er een moment waarop je zegt, alsof dat vanzelf spreekt: “Ik ben zo en zo”.’ Ze kwam op mijn tafel zitten. ‘Om je ware ik te vinden moet je vraagtekens zetten bij alles wat je bij je geboorte hebt aangetroffen. En een groot deel daarvan ook kwijtraken, want vaak leer je pas door verdriet wat echt bij je hoort… Juist door die breuken leer je jezelf kennen.
”
”
Benedict Wells (Het einde van de eenzaamheid)
“
Is er geen dageraad meer? Leef ik nog?
Zijn de grenzen van het heelal verzet?
De duisternis is over de aarde gestort en er is geen nacht.
Mijn ziel is koud van angst en versteend ziet zij hoe het bestaan zelf veranderd werd in een chaos, elke orde werd verstrooid.
Wij worden opgeslorpt door het vormloze donker.
Geen maan meer. De zee, de aarde, de sterren, zijn opgeslokt,
alle sterrenbeelden zijn verzonken in het onmetelijke niets,
de hagedissen hebben zich gesplitst, de zwanen zijn verdronken,
de slangen zijn gebarsten, de hemelse draak is in een ijsklomp versteend.
Is dit nu het ogenblik?
Zijn wij het, die na alle generaties op aarde, verdiend hebben te vergaan? Verdiend hebben verpletterd te worden
onder de val van de hemel?
Is dit de laatste dag van het laatste jaar van de wereld?
Wij zijn verwerkt door een bitter noodlot, wij hebben de zon verloren,
neen, wij hebben de zon verjaagd!
Ik klaag niet meer. Angst moet men een muilband aan doen,
waarom nog begerig zijn om te leven,
als de wereld sterft met ons?
”
”
Hugo Claus (Thyestes naar Seneca)
“
Ik had een adres, de windrichting en een route die ik kon volgen en je kunt op veel manieren naar iets toe of van iets vandaan fietsen, maar er was maar één manier waarop ik die dag kon fietsen en dat was de verliefde manier, het kon me niet snel genoeg gaan, ik sjeesde juichend door de straten en in mijn herinnering konden de automobilisten aan me zien waar ik naartoe ging en al het verkeer ging vol respect voor me aan de kant, liet me erdoor, moedigde me aan en zorgde ervoor dat alle stoplichten op groen sprongen.
”
”
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
“
In den beginne: de kracht
Hier en nu: de kracht
Aan het einde van het einde: de kracht
Hier, daar, overal: de kracht
Van alfa tot omega: de kracht
In de hemel, op aarde: de kracht
In het grootste, in het kleinste: de kracht
In het vuur, in het water, in de aarde, in de lucht: de kracht
In mij, in jou, in iedereen: de kracht
Boven mij, onder mij, rondom mij: de kracht
In mijn gedachten, in mijn woorden, in mijn daden: de kracht
De kracht is alles
Al het leven, alle intelligentie, alle liefde
De kracht is de enige realiteit
en zo is het!
”
”
Tim Ray (De gelofte)
“
Mijn vader houdt van jazz en heeft een uitgebreide verzameling platen en banden waarvan hij vroeger als hij uit zijn werk kwam kon genieten. Hij kon met een rothumeur binnenkomen, maar als hij Dexter Gordon had opgezet en zichzelf een wodkacocktail had ingeschonken, ebde zijn stress snel weg en werd alles ‘te gek, jongen, gewoon te gek.’ Op het moment dat de naald op de plaat neerdaalde, maakt hij zijn das los en werd hij iemand anders dan degene die hij daarvoor was geweest, een conservatieve ingenieur met in zijn borstzakje een stel ibm-pennen met het opschrift denk na.
”
”
David Sedaris (Van je familie moet je het hebben)
“
...en aan 'das Schöne' dat de wereld is, de wereld, de natuur en wijde schoonheid van alles, al het mooie bij elkaar.
Dan denk ik niet aan al de ellende, maar aan het mooie dat nog steeds overblijft. Hierin ligt voor een groot deel het verschil tussen moeder en mij. Haar raad voor zwaarmoedigheid is: 'Denk aan al de ellende in de wereld en wees blij dat jij die niet beleeft.' Mijn raad is: 'Ga naar buiten, naar de velden, de natuur en de zon. Ga naar buiten en probeer het geluk in jezelf te hervinden; denk aan al het mooie wat er in jezelf en om je heen groeit en wees gelukkig.
”
”
Anne Frank (De dagboeken van Anne Frank)
“
Een man stelde mijn vriend Jaime Cohen de volgende vraag:
"Wat vindt u het grappigste aan de mens?"
Jaime antwoordde: "Onze manier van denken. We denken voortdurend verkeerd om: hoe eerder we volwassen kunnen zijn hoe beter en vervolgens klagen we over onze verloren jeugd.
Onze gezondheid offeren we op om aan geld te komen en hebben we dat dan geven we alles weer uit om weer gezond te worden.
We zijn zo op de toekomst gericht dat we het heden verwaarlozen en hebben daardoor in het heden geen leven, maar in de toekomst ook niet.
We leven alsof we nooit dood zullen gaan en sterven alsof we nooit hebben geleefd.
”
”
Paulo Coelho (Like the Flowing River)
“
Nee, ik geloof niet dat geluk mogelijk is, maar wel rust. Daarom onttrek ik me aan wat me ergert. Ik ben ongezellig. Dus mijd ik gezelschap en ik vaar er wel bij. Een reisje naar Parijs is een zware onderneming voor me geworden. Zodra ik de kruik schud, stijgt de droesem omhoog en vertroebelt alles. De geringste dialoog met wie dan ook brengt me buiten mezelf, omdat ik iedereen stompzinnig vind. Mijn rechtsgevoel komt voortdurend in opstand. Er wordt uitsluitend over politiek gepraat en op wat voor manier! Waar is de schaduw van een idee te vinden? Waar moet je je aan vastklampen? Op welke zaak kan je je nog met hartstocht werpen?
”
”
Gustave Flaubert
“
Toen het glossy magazine 'Hollands Glorie' in 2012 werd gelanceerd, was het coverinterview met RTL-presentatrice Irene Moors. Het blad legde uit waarom de keus op Irene Moors was gevallen: 'Irene Moors is het toonbeeld van Hollands glorie: lang, blond, blauwe ogen, niet bedreigend succesvol, niet over het paard getild, geestig, direct.' Deze opsomming suggereert vrij direct dat Nederlanders die geen 'blauwe ogen' hebben en niet 'lang en blond' zijn, geen onderdeel zijn van 'Hollands glorie' oftewel buiten het ideaalbeeld van 'de Nederlander' vallen. De term 'niet bedreigend' is hierbij cruciaal. Alles wat niet binnen die constructie van witheid past, is 'bedreigend'.
”
”
Zihni Özdil (Nederland mijn vaderland)
“
Zoals je kunt beslissen je te verlieven - doordat je de beste foto's van iemand opzoekt en ze steeds bekijkt, doordat je iemand kleedt in je mooiste fantasie, doordat je bij de kerstborrel tijdens All I Want For Christmas naar hem kijkt zodat hij terugkijkt bij de woorden Is You - zo kun je ook beslissen om je te ontlieven, een koud oog op te zetten, te zeggen: het zal de tijd van de maand wel zijn dat ik iedereen zou willen, even lichaamstemperatuur van 37 graden is alles wat ik vraag, gewoon een zachte huid waar mijn eisprong op kan landen, en je expres de slechte foto's bestudeert en de kleinzerigheden in herinnering roept - en de noodzaak valt weg, dit is een volstrekt toevallige attractie, en volstrekt inwisselbaar - zo kijk ik nu.
”
”
Bregje Hofstede (Oersoep)
“
Je kust me
Je sust me
Omhelst me
Gerust me
Je vangt me
Verlangt me
Oneindig, ontbangt me
Je roept me
Je hoort me
Je redt en verstoort me
Gelooft me,
Berooft me
Verstikt en verdooft me
Je ademt en leeft me
Siddert en beeft me
Vertrouwt me
Beschouwt me als mens
En weerhoudt me
Van bozige dromen
Die op komen dagen
De eenzame vragen van eindig geluk
Met je krullen als nacht
Hoe je praat, hoe je lacht
Hoe je stem zo dichtbij als een engel verzacht
In mijn dromen doorstromen
Oneindige leegtes
Je remt me
Je temt me
Je roert en beweegt me
Ik mis je
Ik mis je
Ik grijp je
Ik gris je
Ik wil je
Bespeel je
Ik roer en beveel je
Om bij me te blijven
In donkere nachten
Om niet meer te smachten naar jou
Laat me los
Ik moet nu alleen
En houdt me vast als het nodig is
In gedachten
Ik zoek je in alles om me heen
Maar al denk ik soms dat het zo beter is
Kan ik het niet helpen dat ik je soms mis
Ik smoor je
Bevroor je
Verlos, en verloor je
Weg naar een andere plek maar ik hoor je
Omarm je
Verwarm je
Ik zie je en voel je
Ik aai je
Ik streel je
Ik knuffel en kroel je
Je rijpt me
Begrijpt me
Verwart en misleidt me
Het schrikt me soms af
Hoeveel ik op je lijk nu
Mijn glimlach
Mijn tranen
Mijn liefde
Mijn beleven
Het spijt me van alles
Kom help en bevrijd me
En laat me los
Ik kan het alleen
Maar houd me vast als het nodig is
In gedachten
En ik vind je in alles om me heen
Maar al denk ik soms dat het zo beter is
Kan ik het niet helpen dat ik je mis
Ik kus je
Ik sus je
Ik doof en ik blus je
Je blijft heel dichtbij me
Maar in mijn hoofd rust je
”
”
Maaike Ouboter
“
Gelukkig wil niet iedereen in hetzelfde domein de beste zijn, anders gaf dat een hoop verliezers, gelijk aan de wereldbevolking min één. Je kunt de verstandigste man van Europa willen zijn. Maar je kunt je ook, zoals mijn dochter, tevreden stellen met de beste hamsterverzorgster van de straat te zijn. Op die manier is het aan nogal wat mensen gegeven toch èrgens de beste in te zijn. En als je niet de beste bent, dan toch de aardigste, diegene van wie het meest gehouden wordt, ach nee, niet door iedereen, alleen door dat sproetenmeisje van om de hoek, nee, niet de mooiste van de straat, maar van alle lelijke de leukste. Maar hoe minimaal je het ook formuleert: het blijven superlatieven. Geef mij één superlatief om mee te leven. Laat mij van één iemand de liefste zijn.
”
”
Herman de Coninck (De flaptekstlezer)
“
Alzoo spreekt God tot U en zijn naam is Carrière.
I Ik de Heer Uw God ben een aleenig God en mij zult gij dienen met geheel Uwe ziel en met geheel Uw lichaam en met geheel Uw willen en met al Uw weten en met al Uw werken.
II Gij zult U geen valsche goden maken als eerlijkheid, trouw, geweten, schoonheid of waarheid want alzoo komt gij ten verderve en honger en ballingschap zullen Uw deel zijn. Want ìk ben machtig en mijne straffen zwaar.
III
Eert hen die boven U gesteld zijn en doe wat hun aangenaam is, opdat het U welga.
IV
Ziet niet rechts en niet links maar vooruit want aan 't eind van den weg liggen de geldzakken die tot loon zijn voor hen die mij dienen in geest en waarheid.
V
Toon nooit dat U iets onaangenaam is, maar werk in stilte en verdraag alles todat ge macht heb verkregen. Want waardigheid is neiets en geld is alles en een arme is een schooier en een rijke een heer en de wereld vraagt slechts naar centen.
VI
Draagt nooit vuile boorden en kapotte jasjes en rookt geen steenen pijpjes. Want de wereld wil dat niet en de zaligheid ligt in de pandjesjas.
VII
Eerst het geld opdat gij geëerd worde wanneer ge geld zult bezitten voor den trouwen dienst aan mij, Uw aleenige God.
VIII
Leent nooit geld zonder rente, vraag nooit 5 % als ge 5½ kunt bedingen, betaalt nooit f1.- loon als ge 't met f0.90 afkunt, wees eerlijk als 't moet, bedrieg als 't moet, hebt nooit medelijden, geef geen cent als ge er niet indirect 2 door terug kunt krijgen. Maar 't voorzitterschap van 'Liefdadigheid' geeft aanzien.
IX
Bedenkt immer dat de fisieke kracht bij de massa is. Alzoo zult ge de massa in bedwang houden door fatsoen, door geloof, door politiekerij, door boekjes, scholen, dominees en kranten. En wie 't onderste uit de kan wil hebben krijgt 't deksel op z'n neus. Als ge zonder gevaar 1001 kunt bereiken wees dan niet tevreden met 1000 maar bereken 't gevaar met nauwkeurigheid.
X
Maar dit zeg ik U, laat nooit zien wat ge wilt noch wie gij zijt maar werk in stilte. Want in huichelen en knoeien ligt Uw heil en karakter is een frase.
Dit zijn mijn woorden, van mij Carrière, god door de eeuwen, die de wereld heb verpest en verkankerd door mijne almacht.
Amen.
(uit: Nescio, Verzameld werk, deel I, Nijgh & Van Ditmar, G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 290-291)
”
”
Nescio (Verzameld werk (Dutch Edition))
“
Ik spande me niet langer in, vocht niet meer om het onveranderbare te veranderen, klampte me niet angstig vast aan het leven dat we niet hadden kunnen behouden, was niet meer boos op een autoritair systeem dat te bureaucratisch was om de waarheid te zien. Een nieuw jaargetijde was in me gekropen, een zachter jaargetijde van aanvaarding. In me gebrand door de zon, in me geblazen door de stormen. Ik kon de lucht, de aarde, het water voelen en blij zijn dat ik onderdeel was van de elementen, zonder dat zich een afgrond van pijn opende bij de gedachte aan het verlies van onze plek daarbinnen. Ik was deel van het geheel. Daarvoor hoefde ik geen stukje land te bezitten. Ik kon in de wind staan en ik wás de wind, de regen, de zee; het was allemaal ik, en ik was niets in dat alles. Mijn wezen was niet verloren. Het was doorschijnend, ongrijpbaar, maar aanwezig en werd sterker met elke landtong.
”
”
Raynor Winn (Het zoutpad)
“
Kom naar beneden!’
Ik kwam naar beneden, en toen ik weer op de grond stond, gaf mijn moeder me twee klappen in mijn gezicht.
Wat zijn dat voor spelletjes?’
Ik wilde de Wildernis zien.’
Er is daar niets. Dat weet je.’
Als er niets is, kan het ook geen kwaad.’
Niets is het gevaarlijkste dat er is.’
Waarom?’
Als er niets is, kun je iets bedenken. Je zult de leegte niet kun¬nen verdragen. Het zal evengoed leeg zijn, maar je zult jezelf wijsmaken dat dat niet zo is.’
Wat ik mezelf wijsmaak is waar.’
Wat jij jezelf wijsmaakt is een verhaal.’
Dit is een verhaal: jij, ik, het schroothuis, de schat.’
Dit is het echte leven.’
Hoe weet je dat?’
Niemand zou er ooit voor betalen om ernaar te kijken.’
Ze draaide zich om om het haveloze huis weer binnen te gaan. Toen draaide ze zich weer om naar mij.
En ik zou er alles voor over hebben om het niet te hoeven le¬ven.’
Je moet het niet leven. Je moet het veranderen.' 'Je begrijpt het niet, hè?’
Wat begrijp ik niet?’
Dit is het echte leven.
”
”
Jeanette Winterson (Powerbook)
“
Bede
Het is een voldoening te weten
dat je goed hebt gehandeld,
steeds je plicht hebt gedaan,
je gegeven woord hebt gehouden
en nooit meineed hebt gepleegd
om een ander te bedriegen.
Er wacht jou dan ook een lang
leven vol vreugde, Catullus,
na deze onbeantwoorde liefde.
Alle goeds dat mensen elkaar
kunnen zeggen of doen,
heb jij gezegd of gedaan.
Door haar verraad heb je
al je vertrouwen verloren.
Waarom je nog afmartelen?
Verman je, trek je terug
en maak jezelf niet ongelukkig
tegen de wil van de goden.
Het is lastig om een oude
liefde op te geven, het is
lastig, maar noodzakelijk.
Dat is je enige redding,
je enige kans op zege.
Doe het of je nu kan of niet.
Goden die vol mededogen
al zovelen hebt bijgestaan
in het aanschijn van de dood,
red een ongelukkig mens
die voorbeeldig heeft geleefd,
van deze pest en plaag,
van deze onlust die hem
door merg en been drong en
alle levensvreugde benam.
Ik vraag niet dat zij me
zou liefhebben of trouw zou
zijn (dat is onmogelijk)
ik wil alleen van haar genezen.
Goden, gun mij die genade,
ik heb mijn plicht gedaan.
(Paul Claes)
”
”
Catullus
“
Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van te voren nergens voor in staan. Maar dit éne wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kun nen we ook er aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording.
I shall try to help You, God, to stop my strength ebbing away, though I cannot vouch for it in advance. But one thing is becoming increasingly clear to me: that You cannot help us, that we must help You to help ourselves. And that is all we can manage these days and also all that really matters: that we safeguard that little piece of You, God, in ourselves. And perhaps in others as well. Alas, there doesn’t seem to be much You Yourself can do about our circumstances, about our lives. Neither do I hold You responsible.
”
”
Etty Hillesum (Het werk)
“
De naam Balbec in een boek te zien staan was ook in de lente genoeg om het verlangen naar stormen en de Normandische gotiek in mij wakker te roepen; de naam Florence of de naam Venetië deed mij ook als het stormde verlangen naar zon, leliën, het Dogenpaleis en de Santa Maria del Fiore.
Maar dat het beeld dat ik van die steden had voorgoed met hun namen was versmolten hield in dat die het transformeerden, het onderwierpen, als ik het weer voor me zag, aan hun eigen wetten; het gevolg was dat ze het mooier, maar ook anders maakten dan de steden van Normandië en Toscane in werkelijkheid konden zijn, en dat ze door de arbitraire geneugten van mijn fantasie te verhogen, de toekomstige teleurstelling op mijn reizen vergrootten.
(...)
Woorden geven ons van de dingen in het klein een heldere en gangbare voorstelling zoals er op scholen aan de muur hangen om de kinderen een voorbeeld te laten zien van wat een werkbank is, een vogel, een mierenhoop, dingen opgevat als gelijk aan alle andere van hetzelfde soort. Maar namen geven van de mensen - en van de steden waardoor wij ze gaan zien als individueel, uniek zoals mensen - een vaag beeld dat aan die namen, aan hun klank, hel of donker, een tint ontleent waarin ze uniform zijn gekleurd.
”
”
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
“
We hebben een ongelooflijke kracht waarmee we betekenis toekennen aan de dingen, aan plekken, aan alles: maar we kunnen het gewoon niet vastleggen, alles wordt meteen weer neutraal, geleende voorwerpen, vluchtige ideeën, gevoelens zo breekbaar als kristal. Zelfs lichamen, de begeerte van lichamen: onvoorspelbaar. We kunnen met alle intensiteit die we in ons hebben op een bepaald stukje wereld mikken, maar een uur later is dat weer als pasgeboren. Je kunt iets begrijpen, het tot in detail kennen, maar zelf heeft het zich alweer omgedraaid, het weet niets van jou af, het heeft een eigen raadselachtig leven dat geen rekening houdt met hoe jij haar ziet. Degenen die van ons houden verraden ons, en wij verraden degenen van wie we houden. We kunnen niets vastleggen, geloof me. Toen ik jong was, en probeerde te verklaren waar die doffe pijn die aan me kleefde vandaan kwam, was ik ervan overtuigd geraakt dat het probleem lag in het feit dat ik niet in staat was mijn eigen weg te vinden; maar ziet u, in werkelijkheid legt men een lange weg af, en ook vol moed, inzicht, hartstocht, en eenieder over zijn eigen, juiste weg, zonder fouten. Maar we laten geen sporen na. Ik weet niet waarom. Onze voetstappen laten geen sporen na. We zijn misschien wel sluwe, snelle, wrede dieren, maar we zijn niet in staat om de grond te markeren. Ik weet niet. Maar, gelooft u me, we laten niet eens sporen na in onszelf. Er is dus niets dat onze intentie overleeft, en wat we bouwen is nooit gebouwd.
”
”
Alessandro Baricco (La Sposa giovane)
“
(Ik luister naar hem, en als hij de scène van de koppelaar en het meisje dat verleid wordt voordraagt, word ik door twee tegengestelde opwellingen aangegrepen, ik weet niet of ik moet lachen of kwaadworden. Ik heb het er moeilijk mee: tien keer onderdrukt een schaterlach mijn woede, tien keer eindigt mijn diepe verontwaardiging in een schaterlach. Ik ben geheel van streek door zoveel scherpzinnigheid en laaghartigheid, door de afwisseling van zulke juiste en zulke verkeerde denkbeelden, door een zo totale perversiteit der gevoelens, een zo grote verdorvenheid en een zo ongewone openhartigheid. Hij merkt de strijd die in mij woedt en vraagt: Wat is er?)
IK. Niets.
HIJ. U schijnt in de war te zijn.
IK. Dat ben ik ook.
HIJ. Maar wat raadt u me dan aan?
IK. Over iets anders te praten. Ach, ongeluksvogel, bent u altijd zo geweest of bent u zo diep gezonken?
HIJ. Dat geef ik toe. Maar trekt u zich mijn toestand niet zo aan. Het was niet mijn bedoeling u verdriet te doen, toen ik mijn hart voor u uitstortte. Ik heb bij die mensen nog wat gespaard. Zoals u weet kreeg ik alles wat ik nodig had, absoluut alles, en ze gaven me nog wat extra zakgeld voor mijn persoonlijke pleziertjes.
(Dan begint hij met zijn vuisten op zijn voorhoofd te slaan, zich op de lippen te bijten en met een verwilderde blik naar het plafond te staren, terwijl hij uitroept: Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik heb wat opzij gelegd, de tijd is voorbij gegaan en dat is al veel gewonnen.)
IK. U bedoelt zeker verloren?
HIJ. Nee, nee, gewonnen. Men wordt elke minuut rijker: een dag minder te leven of een daalder meer, dat is precies eender. Het belangrijkste is toch iedere avond lekker op je gemak, vrij en overvloedig naar de plee te kunnen gaan: 'O stercus pretiosum!' Dat is het grote doel van het leven in alle rangen en standen. Op het laatste moment zijn we allemaal even rijk: Samuel Bernard die door diefstal, zwendel en fraude zevenentwintig miljoen in goud nalaat, en Rameau, die niets nalaat, Rameau die van de armen zal worden begraven.
”
”
Denis Diderot
“
Feiten, zei ik. Wat zijn feiten? Feiten zijn niets meer dan toevalligheden, die net zo goed anders hadden kunnen zijn. Wanneer er op de zesde dag van de wassende maan van de maand Maimakterion een aardbeving plaatsvindt, is er geen enkele reden te bedenken waarom deze niet had kunnen plaatsvinden op de vierde dag van de afnemende maan van Mounychion. De grote koning van Perzië kan evengoed eerder of later sterven dan de dag waarop hij sterft. De weldadige schaduw van de wilg en de plataan waarin wij jaren geleden over hem hebben gesproken, had ook geworpen kunnen zijn door een eik en een notelaar. Ik had ook kunnen uitglijden toen ik op het strand van Kyzikos oog in ○00 kwam te staan met Mindaros, Spartaanse admiraal waardoor de Hellespont, de Bosporus en de oorlog misschien verloren waren geweest voor Athene, Elke gebeurtenis is de worp van een dobbelende hand. De geschiedenis ontbeert logica. Met onze interpretaties achter af proberen we de loop van de gebeurtenissen uit alle macht in een voor ons bevredigend stramien van oorzaken en gevolgen te persen, maar de feiten als zodanig zijn manifestaties van willekeur. Daardoor zijn feiten nog eenvoudiger te bestrijden dan abstracte waarheden. Als ik mij van een onwelkom feit wil ontdoen, maak ik er een mening van door mijn eigen onwaarheid er als mijn eigen mening tegenover te stellen. Vervolgens is het eenvoudig voor mij om het debat te winnen en de meerderheid van het volk van de waarheid van mijn leugen te overtuigen, want de pleitbezorger van de feiten wordt gehinderd door de beperking die hem wordt opgelegd door de omstandigheid dat de willekeur van zijn feiten samenhang ontbeert en niet noodzakelijkerwijs een goed verhaal oplevert, terwijl als leugenaar vrij ben als een vogel, mij niets hoef aan te trekken van de hinderlijke feiten en een verhaal kan verzinnen dat meer logica vertoont en geloofwaardiger is dan de werkelijkheid. En omdat waarschijnlijkheid een groter gewicht in de schaal legt dan waarheid zoals wij eerder hebben geconcludeerd, maakt de waarheidsverteller vanwege zijn gebondenheid aan willekeurige feiten geen schijn van kans tegen de vrijheid van de leugenaar.
”
”
Ilja Leonard Pfeijffer (Alkibiades)
“
Wanneer ik probeer na te gaan wat ik aan de kant van Méséglise te danken heb - de bescheiden ontdekkingen die daar hun toevallige decor of onmisbare inspiratiebron hadden - herinner ik me dat het op een van die wandeltochten was, dat najaar, bij de dichtbegroeide helling die Montjouvain beschut, dat ik voor het eerst werd getroffen door die onevenredigheid tussen onze indrukken en de gebruikelijke uitdrukkingswijze daarvan. Toen ik, na een uur monter tegen regen en wind te hebben opgetornd, aankwam bij de plas van Montjouvain, bij een met dakpannen afgedekt hutje waar de tuinman van M. Vinteuil zijn gereedschap opborg, was de zon weer doorgebroken, en zijn in de stortbui schoongespoelde verguldsel glansde als nieuw in de lucht, op de bomen, op de muur van de hut, op het nog natte pannendak, waar boven aan de nok een kip rondstapte. De blazende wind rukte horizontaal aan de grassen die in het muurbeschot groeiden en aan de donzen veren van de kip, die, het ene zowel als het andere, gerekt tot in hun volle lengte, meegaven op het waaien met de overgave van inerte, lichte dingen. Het pannendak bracht in de plas, die de zon opnieuw liet spiegelen, een roze marmering teweeg waar ik nooit eerder acht op had geslagen. En toen ik op het water en op het muurvlak een bleke glimlach de glimlach van de hemel zag beantwoorden, riep ik in mijn enthousiasme, zwiepend met mijn weer dichtgevouwen paraplu: 'Allemachtig, allemachtig.' Maar tegelijkertijd besefte ik dat het mijn plicht zou zijn geweest het niet bij die ondoorzichtige woorden te laten, maar te proberen iets van mijn verrukking te begrijpen.
En het was ook die dag - dankzij een voorbijkomende boer die er al uitzag of hij vrij slechtgehumeurd was, wat erger werd toen hij bijna mijn paraplu in zijn gezicht kreeg, en die mijn 'mooi weer hè, goed om te lopen' stug beantwoordde - dat ik te weten kwam dat dezelfde emoties zich niet tezelfdertijd, volgens een al van tevoren vaststaand patroon, bij alle mensen voordoen. Altijd als ik, later, door het wat langdurige lezen in een spraakzame stemming was gebracht, had de schoolvriend met wie ik maar al te graag een gesprek wilde beginnen er juist plezierig op los gepraat en wenste nu ongestoord te kunnen lezen. Als ik net vol genegenheid aan mijn ouders had gedacht en bezield was van de beste voornemens, die hun het meest plezier zouden doen, hadden zij dezelfde tijd gebruikt om achter een - door mij vergeten - pekelzonde te komen waar ze mij streng om berispten terwijl ik naar hen toe rende om hun een zoen te geven.
”
”
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
“
„Zie zoo, nu zie ik ze niet meer. Jij weet niet wat handel is, Koekebakker, anders zou je der niet om lachen. Om te beginnen ga je tot je achtiende jaar op school. Heb jij ooit geweten hoeveel schapen er in Australië zijn en hoe diep ’t Suezkanaal is? Nou juist, daar heb je het. Ik heb dat geweten. Weet jij wat polarisatie is? Ik ook niet, maar ik heb ’t geweten. De raarste dingen heb ik moeten leeren. Vertaal in ’t Fransch: [80]„onder benefice van inventaris.” Ga der maar tegen aan staan. Je hebt er geen begrip van, Koekebakker. Dat duurt zoo jaren. Dan doet je ouwe heer je op een kantoor. Dan merk je, dat je al die dingen geleerd hebt om met een kwast papier nat te maken. Overigens is ’t ’t ouwe gedonderjaag, ’s morgens om negen uur present en urenlang stil zitten. Ik vond dat ik op die manier niet opschoot. Ik kwam altijd te laat, ik probeerde wel op tijd te komen, maar ’t wou niet meer, ik had ’t zooveel jaren gedaan. En taai. Ze zeiden dat ik alles verkeerd deed, daar zullen ze wel gelijk aan gehad hebben. Ik wilde wel, maar ik kon niet, ik ben geen kerel om te werken. Ze zeiden, dat ik de anderen van hun werk hield. Ook daarin zullen ze wel gelijk gehad hebben. Als ik klaagde, dat ik ’t niks lollig vond en vroeg of ik daarvoor nu op school al die wonderlijke dingen had geleerd, dan zei de oue boekhouder: „Ja jongetje, het leven is geen roman.” Bakken vertellen, dat kon ik en dat vonden ze leuk ook, maar ze waren er niet tevreden mee. De ouwe boekhouder wist al heel gauw niet wat hij met me doen moest. Als de baas er niet was maakte ik dierengeluiden, zong komieke liedjes, die ze nog nooit hadden gehoord. De zoon van den baas was een ingebeelde kwajongen; af en toe kwam i op kantoor om centen te halen. Hij sprak vreeselijk gemaakt en keek met een allerellendigst, door niets gemotiveerd vertoon van superioriteit naar de bedienden van zijn pa. De lui lachten zich een beroerte als ik dien jongeheer nadeed. Ik heb daar ook nog een schrijfmachine bedorven en een boek weggemaakt. Toen hebben ze me aan een toestel gezet, dat ze de „guillotine” noemden. Daar moest ik monsters mee knippen. Dagen lang heb ik daaraan gestaan: alle monsters werden scheef. De lui hadden ’t wel in de gaten, ze hadden niets [81]anders verwacht. Ze hadden me daar alleen maar aan gezet om erger te voorkomen. Die monsters werden weggegooid; die gingen nooit naar de klanten. Toch had ik in die dagen nog gelegenheid om een brief verkeerd in te sluiten. Natuurlijk was ’t erg; de man die den brief kreeg mocht niet weten, dat de baas zaken deed met den man waaraan i geschreven was. De boekhouder was totaal van streek. Toen begreep ik, dat ik maar liever heen moest gaan. Ik kreeg een poot van den baas. Ik was zelf ook blij dat ik wegging en heb hem hartelijk de hand geschud. Ik heb gezegd, dat ’t me speet, maar dat ik er niets aan doen kon en ik geloof, dat ’k ’t meende. Zie je, Koekebakker, dat is handel. Ik ben daarna nog drie weken volontair geweest op een effectenkantoortje, krantjes nakijken met een boek om te zien of de stukken van de klanten waren uitgeloot. Je ergste vijand zal er voor bewaard blijven. Ze moesten me wegdoen. Ik moest daar ook copieeren. Er was geen denken aan, dat ze uit ’t copieboek konden wijs worden. Ik zag wel in dat ’t zoo niet ging, ik kon er mijn hoofd niet bij houden.
”
”
Nescio (De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel)
“
En in dat alles zal het mensen een rotzorg zijn dat ik in een woonwagen woon, of kort haar heb, of dat ik zowel op jongens als meisjes val, of dat mijn moeder in de gevangenis zit.
”
”
Sara Holland (Havenfall (Havenfall, #1))
“
En hij zei tegen me: “De helse kwellingen zijn oneindig veel erger dan onze tong kan zeggen. Zie je,” zei hij, “deze mantel van sofismen waarin ik tot heden gehuld was? Hij drukt zwaar op mij, als torste ik de hoogste toren van Parijs of alle bergen van de wereld op mijn schouders en kon ik ze nooit meer van me afwerpen. En deze straf is mij door de goddelijke rechtvaardigheid opgelegd voor mijn ijdelheid, omdat ik mijn lichaam voor een plaats van genot hield en omdat ik meende meer te weten dan de anderen, en omdat ik genoegen schepte in monsterlijke dingen die, door mijn fantasie gekoesterd, in het binnenste van mijn ziel nog veel monsterlijker dingen hebben voortgebracht – en nu zal ik eeuwig met ze moeten leven. Zie je? De voering van deze mantel is als uit gloed en vuur, het is het vuur dat mijn lichaam verteert, en deze straf is mij opgelegd voor de onterende zonde van het vlees die ik heb begaan, en dit vuur brandt nu in mij en verteert me zonder ophouden! Reik me je hand, o schone leermeester,” zei hij toen, “opdat deze ontmoeting je tot nuttige lering moge strekken, in vergelding voor de vele lessen die je mij hebt gegeven, reik me je hand, o schone leermeester!” En hij schudde de vinger van zijn gloeiende hand en er viel een druppeltje van zijn zweet op mijn hand en het leek alsof het mijn hand doorboorde, want nog vele dagen droeg ik het teken ervan, ofschoon ik het voor de anderen verborg.
”
”
Umberto Eco (De naam van de roos)
“
We waren vrolijk. Maar misschien is dat niet helemaal waar. We deden vrolijk. We lachten te hard, praatten te luid. Zodat we niet zouden horen wat iedereen dacht. Zodat we niet zouden nadenken over wat is bang maakte.
Ik wist het, ook al mocht ik het niet weten. Ik hoorde het in de sterke verhalen van de oudere jongens uit onze straat. In het zwijgen van Oscar wanneer hij stopte met lezen. In de plotselinge stilte van mijn ouders, telkens wanneer ik de kamer binnenkwam. Het was een stilte die de licht zwaar maakte. Een stilte die meer woog dan een rugzak vol stenen.
Natuurlijk kwam ik nooit zomaar binnen. Inkleedde te sluipen, te wachten, te luisteren naar de zachte stemmen van mijn ouders. Ook al zeiden ze dingen die mijn hart sneller liet slaan en mijn mond droog maakte.
”
”
Kathleen Vereecken (Alles komt goed, altijd)
“
In heel wat opzichten beleefde ik de wereld op dezelfde manier als toen ik twintig was, het was alsof mijn identiteit veel trager was dan het leven, ze gleed voort als een tankschip, die identiteit was ikzelf, terwijl de kleine, snelle boten en cruiseschepen die er aan alle kanten omheen voeren de gebeurtenissen waren waartoe die identiteit zich verhield. Toen ik twintig was, was het burgerlijke leven het ergst mogelijke, dat op alle mogelijke manieren moest worden overstegen. (...) Het merkwaardige was dat ik me zo voelde, als iemand die eigenlijk zo leeft, ook al stond absoluut alles in mijn leve voor het compleet tegenovergestelde. (...) Maar niets van dat alles liet dus zijn sporen na in mijn identiteit, daar bleef ik een man van ergens in de twintig die schrijver wilde worden, en die alleen toeliet wat op de een of andere manier als alternatief werd waargenomen.
”
”
Karl Ove Knausgård
“
Mijn schat, zegt Teit vaak tegen Asgerd midden op de dag, zelfs in aanwezigheid van anderen. Dat is ongelooflijk. Bij sommigen slijt de liefde nooit, ze wordt nooit op de proef gesteld, ongeacht wat voor stormen er in het leven woeden, en de kleingeestige gewoontes die zich zo makkelijk in het leven van alledag kunnen nestelen, lijken het niet te deren. Wie zulk soort mensen leert kennen, ziet plotseling de zin van alles in.
”
”
Jón Kalman Stefánsson (حزن الملائكة)
“
Ik wil u niet opnoemen alle oorlogen, die ik reeds heb "bijgewoond" in gezelschap van de Koningin der Aarde. Als gij ongeveer mijn leeftijd hebt, zult ge ze u ook wel herinneren: Amerika-Spanje, China-Japan, Japan-Rusland, Griekenland-Turkije, Boerenoorlog, Balkanoorlog...
Sla ik een tiental der gewichtigste niet over?? Het zou wel mogelijk zijn. Zij warrelen mij in mijn hersenen van een halve eeuw door elkaar. Ja, ik woonde ze allemaal bij, in gezelschap van Hare Majesteit de Pers. Wel, als ik het mij goed herinner, legde zij het altijd af.
”
”
Louis Couperus (Brieven van den nutteloozen toeschouwer)
“
Ik kijk naar Oli, die ergens in de chaos van de living een duploblok heeft gevonden om te bestuderen. Op veel vlakken ben ik vast niet zo anders dan Oli. Ook ik pak geregeld dingen, nieuw en onbekend, in mijn handen om ze langs alle kanten te bestuderen, binnenstebuiten te keren en plat te kauwen. Maar nooit heb ik het gevoel iets te kennen, iets te begrijpen.
”
”
Anne Resseler (Jouw vlees en bloed)
“
Aan mijn kinderjaren bewaar ik geen enkele goede herinnering. Ik wil niet zeggen dat ik in die jaren nooit een gevoel van geluk of van vreugde heb gekend. Het is alleen zo dat leed totalitair is: alles wat niet in zijn systeem past laat het verdwijnen.
”
”
Édouard Louis (The End of Eddy)
“
Ik ben een pathologische eerlijkheidsmaniak. Ik kan helemaal niet slijmen. Ik heb een heel groot ego, dat hebben alle goede regisseurs. Veel mensen vinden mij een geflipte Wassenaarse bal. Ik heb ook een grote bek, zelfs mijn vrienden haten me soms oprecht. Maar het recht op vrije meningsuiting ligt verankerd in de grondwet. Ik wil niet zeggen dat ik altijd gelijk heb, maar ik mag zeggen wat ik wil.
”
”
Theo van Gogh
“
Is een labyrint met een gids nog wel een labyrint? Wat zou mijn paniek geweest zijn als de oude gids er niet bij geweest was? Het meest essentiële aan een labyrint is de verwarrende, bedrieglijke keuze: ga ik rechts, ga ik links, ga ik door, ga ik terug? Daar hoort geen gids bij. Ik zie mijzelf zonder die man, ik begin vol goede moed maar kan bij de eerste tweesprong al falen, na vijf minuten weet ik niet meer wie ik ben, na een uur ben ik uitgeput, vind mijn sporen terug die ik dan ook weer verlies, na twee uur schreeuw ik tegen mijn eigen echo's, na een tijd weet ik niet meer of het in het daarbuiten, waar ik vroeger bij hoorde, nacht of dag is en wacht ik alleen nog maar tot die andere vergelijking, die met de dood, tot het grote, zwarte monster dat hier woont en dat mij opwacht, zich zal laten zien. Labyrint, nu weet ik dat dat iets is wat gesloten is, iets waarin de tijd tegen zijn eigen richting in kan lopen. Alweer een woord dat niet meer zomaar gebruikt kan worden.
”
”
Cees Nooteboom (Continent in beweging - Alle Zuid- en midden Amerikaanse reizen.)
“
Dit avontuurlijke leven dat mijn hartstocht is, waarin je alles op het spel zet, waarin je als je verliest je weer opnieuw begint, dit rijke leven dat altijd iets nieuws geeft aan degenen die van het risico houden, dit leven waarin je intens gespannen bent tot de diepste vezels van je wezen, dit leven dat in ons klopt zodra we in beweging komen, zodra we uit het raam springen om het avontuur in te gaan het avontuur dat binnen het bereik van allen ligt, zelfs op de overloop van je huis als je er intens naar verlangt. dit leven waarin je je nooit gewonnen zult geven, omdat je op hetzelfde moment dat je een slag verloren hebt een andere voorbereidt in de hoop ditmaal te winnen, deze levenshonger die je nooit moet trachten te stillen, waarmee je op onverschillig welke leeftijd, in onverschillig welke situatie, je altijd jong moet voelen, om te leven, te leven, in volle vrijheid, zonder enige barrière die je kan beperken tot welke categorie of welke gemeenschap dan ook.
”
”
Henri Chappière
“
In het verlengde van mijn vinger moet ergens Vacqueyras liggen. Nog zo’n wijnparadijs. Jouw mama heeft daar grootse en schone zomers van haar jeugd doorgebracht. Je kon het merken als ze over deze streek praatte. Ze deed dat op een manier waarvan ik hoopte dat ze tegen anderen over mij praatte. Als ze mij slechts één keer aan een vriendin zou hebben beschreven zoals ze de Provençaalse olijven mijn mond in praatte, dan zou mijn ego voor de rest van mijn leven zijn gestreeld. Alle vernederingen en tegenslagen zou ik er blijgemutst bij kunnen nemen. Misschien heeft ze mij ooit wel zo aan iemand beschreven. Het zou kunnen. Ik weet het niet.
”
”
Dimitri Verhulst (De zomer hou je ook niet tegen)
“
Moet ik iets geworden zijn? Kan ik niet gewoon niets blijven? Tegen identiteit zijn?
(...)
Maar ik ben niks. Ik ben leeg en vormloos, een parasiet die zich vastbijt in de wensen van anderen, de vorm aanneemt die een ander voor me gedroomd heeft. Ik was bereid alles van Albert te incasseren, zolang hij maar bij me zou blijven, zolang ik mijn voeding maar niet kwijt zou raken en weer gereduceerd zou worden tot niets. Nou, het is zover hoor. Nu zit ik hier met jou.
Heb je er eigenlijk over nagedacht waarom dat is?
Dat lijkt me duidelijk. Dit is de hel. Waar niemand wil zijn, maar de meeste mensen toch belanden. Met de deuren naar verleden en toekomst stevig op slot.
”
”
Hannah van Binsbergen (Harpie)
“
Iedereen had zijn eigen verhaal, maar het leven ging door, het werd ondanks alles weer zomer en ik keek naar de kinderen die me druk pratend op hun stepjes inhaalden, naar de oude vrouw die haar hond uitliet en naar het spinnenweb bij de bushalte dat zacht in de wind heen en weer bewoog... Ineens vermengden al mijn herinneringen en gedachten zich tot één gevoel: het is oké, tenminste op dit moment.
”
”
Benedict Wells (Hard Land)
“
Toen ik op mijn achtste een keer een week bij mijn grootouders logeerde omdat mijn ouders met vakantie waren, vroeg ik mijn grootvader waarom oma toch zo vreemd deed, en waarom ze mijn naam niet meer wist. Ik vroeg het tijdens de reclame van een film die we keken.
'Oma heeft moeite bij haar herinneringen te komen,' zei mijn grootvader. 'Haar geheugen is als een grote zolder, vol dozen met stickers erop en spullen erin, maar oma weet niet meer zo goed in welke doos ze moet kijken om een herinnering op te halen, of wat sommige woorden betekenen die op de dozen staan. Alles zit nog wel in haar hoofd, maar oma weet niet waar ze moet zoeken om erbij te komen. Soms weet ze dus ook niet meer welke naam bij jouw gezicht hoort. En daar wordt ze verdrietig van, of bang. Begrijp je dat?'
Ik knikte.
'Heel goed. En daarom moeten we lief zijn voor oma. Want het is al vervelend genoeg dat ze zo in de war is. Gelukkig is ze vaak gewoon gelukkig, op de zolder in haar hoofd.
”
”
Philip Huff (Dagen van gras)
“
Tijdens onze wandelingen over het landgoed leerde mijn grootvader mij alles over de natuur: de namen van de bomen langs het veld, van de gewassen in de grond, en van de dieren in het bos. 'Brood voor de ogen, jongen,' zei hij dan, 'en voer voor de geest. Want hoe meer je weet, hoe meer je ziet. En hoe meer je ziet, hoe meer plezier je beleeft.
”
”
Philip Huff (Dagen van gras)
“
Mijn kindertijd was bijna voorbij. Het is erg jammer dat we pas als we volwassen worden de bekoring van deze tijd beginnen te begrijpen. Als kind was alles zo anders. We bekeken de wereld met klare en zuivere ogen, alles leek zoveel stralender.
”
”
Konstantin Paustovsky (Verre jaren : herinneringen uit het tsaristische Rusland)
“
Mensen zeggen wel eens: vanaf nu kan het alleen maar beter worden. Ik ben nog maar twaalf en ik weet ondertussen al dat dat niet waar is. Er blijkt altijd nog een bodem onder wat je dacht dat de bodem was. Ik heb aan mijn vader gevraagd of daar een grens aan zou zijn, of niet. Hij lachte. 'Mijn kleine dramaqueen,' zei hij. Papa doet alsof alles een grap is. Dat is ook een strategie, natuurlijk. Ik denk dat mama dat ook niet leuk vindt aan hem.
Soms stel ik mij voor dat ongelukkig zijn iets of iemand is. Want iets of iemand kan opeens verdwijnen, zo snel als hij of zij gekomen is.
”
”
Griet Op de Beeck
“
In de namiddag is Eva langsgekomen. Ik weet nog maar half er gebeurd is. Ik geloof dat zij zich niet goed voelde. Ik herinner mij tranen en gestotter. Een rood aangelopen gezicht. Ik herinner mij dat ik niet gevraagd heb waarom ze huilde. Dat ik een heel betoog heb afgestoken. Over de leegte van het leven, en de onmogelijkheid van echte liefde, en het gore perspectief van de gewisse dood. Over hoe geen mens te vertrouwen valt. Of zo. Ik geloof zelfs dat ik op het einde ben beginnen te janken. Uit angst, geloof ik toch. Om te sterven. Of uit zelfmedelijden. Ik gok een beetje naar de inhoud, maar zoiets moet het geweest zijn. Ik ken de verhalen van anderen over mijn speeches als ik ver genoeg heen ben. Dan gulpt er alles uit wat op nuchterder kwartieren dapper binnen wordt gehouden. Achter dichtgespijkerde ramen en op slot gedraaide deuren. Een mens moet wat.
”
”
Griet Op de Beeck
“
Alles is zo makkelijk zolang je in je eentje bent. Dan ben ik er alleen en mij kan het geen bal schelen hoe ik eruitzie of wat er binnen in mijn hoofd omgaat. Ik ben wie ik ben en dat ik oké.
”
”
Oskar Kroon (Vänta på vind)
“
En wat me zo trof, en zowel schrik als troost met zich meebracht, was het besef dat de God die ik aanbid exact weet wat het is om te sterven. Hij weet wat de dood betekent voor mensen. Het is een ervaring waarvoor God zich niet te goed achtte om die te delen met mijn vader en met ieder van ons. Ik heb geen idee hoe het zal zijn om te sterven- maar Jezus wel. Hij kent het gevoel van zuurstoftekort in zijn cellen, van hartstilstand en verstikking.
Er is geen duisternis waarin hij niet is afgedaald. Hij kent de structuur en de smaak van alles wat ik het meest vrees.
”
”
Tish Harrison Warren (Bidden in de nacht: Voor wie werken, waken en wenen)
“
Omdat ik nu eenmaal was wie ik ben, had ik al vroeg de heimelijke tactieken van het conformisme begrepen: hoe je een slis verhult, een al te uitgesproken tred corrigeert, je stem een paar tonen lager zet, zaken waarin ik me tijdens mijn puberteit wekenlang oefende op mijn kamer. Maar het was pas op mijn zeventiende dat ik, vrij frontaal, op een non-conformiteit stuitte waar ik me niet zomaar uit kon wurmen. Ik besefte toen, duidelijker dan ooit te voren, hoezeer de wereld me - nog voor ikzelf het begreep - in aangeboren tegenstelling had geplaatst. (P.15)
”
”
Seán Hewitt (All Down Darkness Wide)
“
Omdat ik nu eenmaal was wie ik ben, had ik al vroeg de heimelijke tactieken van het conformisme begrepen: hoe je een slis verhult, een al te uitgesproken tred corrigeert, je stem een paar tonen lager zet, zaken waarin ik me tijdens mijn puberteit wekenlang oefende op mijn kamer. Maar het was pas op mijn zeventiende dat ik, vrij frontaal, op een non-conformiteit stuitte waar ik me niet zomaar uit kon wurmen. Ik besefte toen, duidelijker dan ooit te voren, hoezeer de wereld me - nog voor ikzelf het begreep - in aangeboren tegenstelling had geplaatst. (P15)
”
”
Seán Hewitt (All Down Darkness Wide)
“
Mocht mijn mening enig gezag hebben gehad, dan had ik qua beeld voor het schilderij van de Dulle Griet gepleit. Het is een wonder dat we dit bijzondere doek van de Oude Bruegel zomaar in een zaaltje van een klein museum kunnen bezichtigen, alleen dat al geeft aan wat we zijn in deze stad en het doek zelf geeft evenveel prijs. De terreur hangt daar open en bloot, het roven aan de mond van de hel. Het is niet omdat een mens er weinig moeite voor moet doen dat een onthulling geen onthulling blijkt. Die Dulle Griet raast en daast door een landschap vol oorlog en herinnering in felrood, bruin en zwart. Haar ogen staan wijd opengesperd zodat ze alles en niets ziet. Heeft zij deze verschrikking veroorzaakt of maakt ze louter deel uit van deze smeerlapperij en speelt ze het spel mee? Op een schone zaterdag moet ge toch eens naar dat museum gaan om het allemaal in u op te nemen.
”
”
Jeroen Olyslaegers (Wil)
“
Gabriel wilde een lange tijd helemaal niets. 'Je hoeft in het leven geen ambitie te hebben. Je moet juist proberen om zo weinig mogelijk uit te voeren. Het leven dringt zich elke dag aan je op, en daar moet je mee zien om te gaan. Dat alleen is al werk genoeg.'
Nu zat hij alweer tien jaar op de taxi. 'Letterlijk op straat beland,' zei hij. Zijn gouden hoektand viel me ineens op. Het was de eerste keer sinds ik in de taxi zat dat hij lachte.
'Ik heb veel van die zogenaamd succesvolle mensen in mijn taxi gehad. Ze zijn allemaal angstig en onzeker. Ze grijpen alles vast en zijn bang iets te verliezen. Ze blijven maar zeggen dat ze gelukkig zijn. "Goed zo, meneer," zeg ik. "Goed voor u." Ik kan me de hel niet voorstellen waarin ze leven. De taxi is mijn venster. Ik zie het leven van gelukkige mensen en ik rij er in hoge snelheid aan voorbij. En als ik ze oppik en ze doen hun verhaal, dan weet ik weer waarom ik blij ben als ze uitstappen.
”
”
Alex Boogers (Wanneer de mieren schreeuwen)
“
De rust waarvan ik in een bibliotheek zo geniet bestaat niet alleen uit stilte. Al dat papier dempt ieder geluid, maar ook het ruisen van mijn gedachten. Hun ongedurigheid vindt troost in de overmacht aan kennis langs de wanden. Die is zoveel groter dan ooit in mijn hoofd zal passen. Dat kalmeert me en herinnert mij eraan dat ik niet per se alles hoef te weten en begrijpen. Zoveel is al opgeschreven en ik heb het allemaal binnen handbereik. Daar hoef ik mij dus niet meer mee bezig te houden.
”
”
Arthur Japin
“
Manus eet niks,' zei ik tegen mijn moeder en ik vroeg of ik wat brood mocht nemen en wat melk, om hem te voeren. Alles mocht. Met een schoteltje vol keurig vierkant blokjes doorweekt brood, toog ik weer naar de garage, prikte een stuk brood aan het uiteinde van een twijg en stak Manus het voedsel toe.
'Eet,' zei ik.
Hij reageerde niet. Het brood dat ik tegen zijn snavel aanduwde, liet los en bleef hangen, wat er slordig en vies uitzag en ook extra zielig. Omdat hij zich tot dan toe niet verroerd had, durfde ik mijn hand uit te steken en hem aan te raken, door met de top van mijn wijsvinger zijn kop te strelen.
Hij liet het toe en daardoor hield ik opeens veel meer van hem dan daarvoor. Het was een prachtige vogel en hij zou mijn onafscheidelijke metgezel worden. Zittend op mij schouder nam ik hem overal mee naar toe en als hij een eindje ging fladderen, bleef hij altijd dicht bij mij in de buurt. Cirkelend boven mijn hoofd hield hij mij nauwlettend in het oog. Als kauw kon hij gemakkelijk praten met andere vogels en hij vertelde hun dat hij bij mij hoorde. Alle vogels wilden vanaf dat moment ook wel bij mij horen, maar voor mij kon er maar een de eerste zijn en de eerste was Manus en dat namen ze ook voor lief. Wel spraken ze onderling af dat, waar ter wereld ik mij ook bevond, iedere vogel mij zou beschermen, omdat ik de vogelvrouw was en hun taal begreep. Soms vlogen hele zwermen boven mijn hoofd, die mij allemaal herkenden en vanuit de lucht volgden. Ook op de speelplaats. Als ik in de klas zat en door het raam naar buiten keek, zat het muurtje vol met vogels, die daar wachtten tot ik uit school kwam en zij mij naar huis konden volgen. Alle kinderen wisten dat het mijn vogels waren en ze begrepen ook dat ik daarom geen mensen nodig had, want ik was van de vogels.
”
”
Connie Palmen (De vriendschap)