β
Ze harkte - misschien is dat nog het beste woord. Ze harkte in de ochtend bij het ontbijt tussen de kruimels op het bord, ze harkte voor haar kleerkast en vond alleen maar dingen waarin ze zichzelf te dik of te oud vond, ze harkte tussen de ouders bij de schoolpoort wanneer ze RaphaΓ«l naar zijn juf Lise bracht, ze harkte... maar niet tussen de bloemperken. Ze harkte om niet te hoeven spitten, niet te hoeven graven, niet te hoeven snoeien. Niet te stekken, niet te planten, niet te zaaien. Ze harkte doelloos in het leven en vergat het onkruid dat in haar begon te woekeren. Harken was vluchten.
β
β