β
Met zij nagel ritste Simon het pakje sigaretten open dat de ober met de koffie had gebracht. Hij had zin in een sigaret.
Deze kingsize Gauloises zaten strak in het pakje geperst. Het kostte Simon extra moeite, omdat hij wat nerveus werd door de bedelaar, die opnieuw op het terras was verschenen. Hij had bijna een sigaret te pakken. Hoe groter de inspanning, hoe sterker de lust toenam.
Eindelijk kreeg hij er een te pakken, snoof de sterke geur van de Virginiatabak op. Hij stelde zijn IMCO-aansteker zo in dat de vlam niet te hoog werd. Hij haalde de rook diep over de longen, die nog soepel en elastisch waren. Dagelijks liep hij een uurtje hard met Diderot. Hij luisterde naar het aangename knisteren van de tabak, ademde de rook van een nieuwe trek in.
'S'il vous plait, monsieur.' Bij zijn dringende verzoek raakte hij per ongeluk Simons arm aan en de sigaret rolde in de gleuf tussen terras en betonwand. De bedelaar putte zich uit in excuses. Simon stak een nieuwe aan. De vlam van de aansteker schoot omhoog, het vloei schroeide voor de helft weg.
De man met de vogel probeerde de sigaret uit de gleuf te peuteren. Simon pakte eenclustertje van vijf sigaretten, reikte ze hem aan.
'Voila.'
De bedelaar dankte nederig, de doffe vogel boog.
Hij was minder dan een worm. Simon wierp een blik op de vogel en het viel hem nu pas op dat die een poot had. De Noord-Afrikaan geeuwde. De vogel en Simon keken tegelijk in het donkere gat van de mond, die akelig ver opengesperd was. Over zijn tandvlees lag een paarse gloed.
(...)
Simon voelde voldoening over zijn edelmoedige daad, hoe klein ook. Ze kon het eventuele kwaad dat in het universum al op gang was gebracht bezweren. Simon geloofde nog steeds met volle overtuiging in een zinvol geordende wereld die boven de persoonlijke uitging, kon zich de wereld niet voorstellen zonder een goddelijke realiteit. Daarover sprak hij met niemand. Ook niet met zijn eigen vrouw.
β
β