Een Klein Leven Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Een Klein Leven. Here they are! All 48 of them:

Is vriendschap op zich geen wonder, dat je iemand vindt die de grote, eenzame wereld op de een of andere manier minder eenzaam maakt?
Hanya Yanagihara (A Little Life)
Een mens is te klein voor dit leven.
J. Bernlef (Hersenschimmen)
Al vertel ik je veel over ons, toch weet je nog maar een heel klein beetje van ons leven af.
Anne Frank (The Diary of a Young Girl)
Er brandt in mij dan een wilde begeerte naar sterke gevoelens, naar sensaties, een afkeer van dit afgezaagde, genormaliseerde en gesteriliseerde leven, en een hevige begeerte ergens iets stuk te slaan, een warenhuis of een kathedraal of mijzelf, roekeloze stommiteiten te begaan, een paar vereerde afgoden de pruiken af te rukken, een paar opstandige schooljongens de vurig verlangde kaartjes naar Hamburg te verschaffen, een klein meisje te verleiden of een paar vertegenwoordigers van de burgerlijke wereldorde de nek om te draaien. Want dit haatte, verafschuwde en vervloekte ik van alles toch wel het hevigst: deze tevredenheid, deze gezondheid, de behaagelijkheid, dit gekoesterde optimisme van de burger, deze vette vruchtbare zelfvoldaanheid van het middelmatige, het normale, de doorsnee.
Hermann Hesse
Vriendelijkheid is de grootste weelde die er bestaat. Kleine, vriendelijke daden duren langer dan een leven.
Eddie Jaku (The Happiest Man on Earth)
Bij leven had de neushoorn nooit iets anders dan hooi, planten, gras, groenten en fruit gegeten; geen andere dieren en geen mensen. Ook al had ze vanmiddag al een paar maal tegen domme, kleine kinderen gezegd dat hij van kinderen onder de zeven jaar leefde, dat vreedzame dieet nam haar voor de geweldenaar in. Er zo woest en vervaarlijk uitzien en dan alleen maar bloemen en appels eten. (Vingers van Marsepein)
Rascha Peper
Tussen dit ogenblik en mijn dood ligt misschien een lang leven; ook een groot? de hoop daarop heeft mij allengs begeven; maar is het groot of klein niet om het even voor wie gelooft dat wij pas met den dood gaan leven?
Hendrik Marsman (Verzamelde gedichten)
Het lijkt of er nooit kinderen waren die zonder mij met elkaar speelden, of ik nooit zonder vrienden en vriendinnen ben geweest of dat het, als het wel zo was, in wezen niet belangrijk is—kleine golven in oppervlaktewater—maar onder die golven is een bestendige, onverbiddelijke kalmte aanwezig die soms boven alles uitstijgt als de eerste geur van herfst in de lucht is, als de eerste merels op donkere avonden in de vroege lente roepen, als bij het ontwaken de eerste, nog ongerept gebleven sneeuw gevallen blijkt te zijn. Slechts dan een kort ogenblik de illusie te begrijpen wat leven is, een vluchtig begrip waarvoor woorden ontbreken.
Maarten 't Hart (Een vlucht regenwulpen)
Ik voel de drang tegen de grenzen van de taal storm te lopen, en dat is geloof ik de drang van alle mensen die ooit geprobeerd hebben over ethiek en religie te schrijven en te spreken. Dat stormlopen tegen de wanden van onze kooi is geheel en al zinloos. Voor zover de ethiek ontstaat vanuit de wens iets over de uiteindelijke zin van het leven te zeggen, over het absoluut goede, het absoluut waardevolle, kan ze geen wetenschap zijn. Door wat ze zegt wordt onze kennis in geen enkele zin vermeerderd. Maar het is getuigenis van een drang in het menselijke bewustzijn die ik persoonlijk alleen maar kan waarderen en die ik voor geen enkele prijs belachelijk zou maken.
Ludwig Wittgenstein (Vortrag über Ethik und andere kleine Schriften)
Als ik denk aan de dood, dan lijkt het griezelig, monsterachtig, ongelooflijk - niet dat deze hand, waarmee ik nu deze dingen schrijf, later zal verrotten als een appel, maar dat ze nu zo snel, zo levendig, zo vlot beweegt - het lijkt hekserij, magie. Het ontstellende, huiveringwekkend bevreemdende is niet dat de maden en wormen uit deze huid zullen breken zonder dat deze hand - nu zo waakzaam, zo snel geïrriteerd door muggen, kleine vliegjes - een vinger zal verroeren - het onvoorstelbare, angstaanjagende zijn de aders die nu kloppen, de poriën die ademen, de zenuwen en spieren die samentrekken, trillen, de verbindingen met dit hoofd - later een uitgevreten schedel - dat alles in beweging tovert. Mijn hand is een dier, een afschuwelijk snel bewegend insekt, een parasiet van het leven in mijn hoofd.
Patricia De Martelaere (Nachtboek van een slapeloze)
Zò ongeveer moet een vulkaan zich voelen als zijn hele binnenste in brand staat doordat de vurige lava ineens zin heeft gekregen om zich een weg naar buiten te banen. Een hele stoet uitschot met gloeiende fakkels en sikkels, ziedend slijk en kokend pek, werkt zich omhoog naar de keel. Deze keel is hiervoor nog veel te klein en begint dadelijk om hulp te schreeuwen. Niet de besmeurde lakens en dekens, niet het bezwete lichaam, niet de kletsnatte nachtpon, niet de zure lucht die nog dagen in de kamer zal hangen, niet de brandende slokdarm, niet de opengereten keel, niet de kleverige handen, niet het plakkende haar, niet de ondergespatte wekker, niet de vreemdsoortige, bonte plak op het Perzische tapijt vervullen haar met ontzetting. Het zijn Pappa en de moeder die met onverholen verbijstering en afkeer staan te staren naar de scherven die recht uit het stinkende braaksel omhoogsteken. Pappa die zegt: 'Dit heb ik mijn hele leven nog niet gezien', en de moeder die zegt: 'Wie gaat dit opruimen?
Charlotte Mutsaers (De markiezin)
Leeftijd was een soort schild, had Norbert gemerkt. Grote delen van de mensheid namen je niet langer bewust waar boven de leeftijd van zestig en het deed er steeds minder toe wat je zei of deed. Ver in de zeventig zijn, betekende dat je je op elk moment gewenst onzichtbaar kon maken. Hij dacht weleens dat oude dames daarom voordrongen bij de bakker en in de rij van de bus, als om te zeggen 'Ik ben er no, let op mij' Norbert zelf had geen enkele behoefte deze plek op te eisen. Liet hem maar lekker zacht zitten zo in het donker.
Marloes Kemming (Het kleine leven van Norbert Jones)
Ze had heel Duitsland doorkruist en scheerde alle Duitsers over één kam: het waren louter kleine handelaars, ambachtslieden, kooplui, stokstijve officieren met soldateske gelaatstrekken en ambtenaartjes met alledaagse gezichten, die allen korte pijpjes rookten, tussen hun tanden door spuwden en alleen geschikt waren voor zware arbeid, moeizaam sloven om geld te verdienen, voor banale orde en regelmaat, een saai georganiseerd leven en pedante plichtsbetrachting: burgermensen met onbehouwen manieren, grote, grove handen, een burgerlijk frisse gelaatskleur en een ruwe manier van spreken.
Ivan Goncharov
[…] dat er een basisindeling is in de wegen van de mens: zij die gemoedsrust en geluk verlangen moeten geloven en het geloof omarmen, terwijl zij die de waarheid willen zoeken van gemoedsrust moeten afzien en hun leven moeten wijden aan onderzoek. […] U moet kiezen tussen vertroosting en werkelijk onderzoek! Als u de wetenschap kiest, als u verkiest bevrijd te worden uit de ketenen van het bovennatuurlijke, als u, zoals u beweert, verkiest het geloof te mijden en de goddeloosheid te omarmen, dan kunt u niet in één adem door hunkeren naar de kleine vertroostingen van de gelovige! Als u God doodt, moet u ook de beschutting van de tempel verlaten. (p. 193)
Irvin D. Yalom (When Nietzsche Wept)
Eikenhouten poten gemaakt voor de eeuwigheid. ... Hij had zich omringd met objecten die de tand des tijds konden doorstaan. Voorwerpen die niet meededen aan de wereld van flut om hem heen waarin elk voorwerp binnen een jaar vervangen werd en waar herinneringen niet eens de kans kregen zich te hechten aan het gladde oppervlak van het hier en het nu. In een wereld waarin veel vergeten werd, had Norbert voorwerpen gevonden die bewaard moesten blijven. Omdat ze hoorden bij wat geweest was of bij wat had kunnen zijn. Bij hem hoorden en bij haar. Hij wilde het zich wel herinneren elk moment. Maar wat hij vergeten was in zijn streven het verleden te behouden, was dat hij zelf ook eens verleden zou worden.
Marloes Kemming (Het kleine leven van Norbert Jones)
Maar je ziet het als je oefent. Je contouren die dunner worden, je silhouet dat vervaagt. Je bent nog niet helemaal verdwenen. Dat duurt een hele poos. Jaren. Maar je verdwijnt. Je verdwijnt voor jezelf, wordt een ander, elke dag. Je bent niet wie je ooit was. De microscopisch kleine cellen die je gezicht vormen op de foto die je ouders in de kamer hebben hangen, zijn weg, vervangen door nieuwe. Je bent niet meer wie je was. Maar ik ben er nog wel, de atomen wisselen van plek. Zo is het ook met de mensen van wie je houdt. Met bijna stilstaande snelheid verkruimelen ze in je armen en je zou willen dat je je aan iets bestendigs in hen kon vastklampen, hun skelet, hun tanden kon vastpakken, de hersencellen, maar dat kun je niet, want bijna alles is water en het heeft geen zin dat vast te houden. Alle sporen verdwijnen, stukje bij beetje. En later verdwijnen de sporen die ze hebben achtergelaten, het huis waarin ze woonden, de tekeningen die ze voor je maakten, de woorden die ze op briefjes schreven. De herinneringen waarmee je achterblijft zullen uiteindelijk ook loslaten, als oud behang, en mettertijd zal het niet meer mogelijk zijn om antwoord te geven op de vraag of er op deze planeet aan de rand van dit perifere zonnestelsel ooit leven is geweest.
Johan Harstad (Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?)
Vonkenregens spatten van de blokken op de wapperende handen bij het flakkerende vuur dat tegen oostenwind in woedt 't is daar het noorden, ander weer, een ander uur geen plaats daar voor kleine zorgen geen tijd voor schijnheiligheid harde dagelijkse strijd verspert de blik op morgen barre eenzaamheid de hardste mannen jagen buiten in hun vacht in weer en wind en bij het licht van zuster maan oude buren werden rovers je moet er achteraan het is daar God en het bestaan in vormeloze hutten waar hulpeloze vaders babydochters verwelkomen en waar vrouwen zonen baren, zonder dokter, zonder morren men ontvangt daar nooit bezoek of 't is een team van de VN haast onmiddellijk gevolgd door een ploeg van CNN het is daar een ander uur in de historie en het leven meestal niet van lange duur waar mensen wonen Maar in de schemer sidderen de warme handen in de schemer de verliefde jonge blik in de schemer tast de tong op jonge tanden in het schemerlicht Meer naar het zuiden heersen hitte en het zand van de woestijn een oude vorst van kwade faam het is daar droog en heet, elk voorwerp heeft nog steeds zijn oude naam de kookpot en de kussens (die soms zetel zijn soms bed), een fles cola, de tv stromend water is er niet en striemend brandt de hete zon want waar kwamen ze vandaan van een land meer naar het noorden dat door oorlog werd geteisterd en door honger werd geveld land waarvan de naam heet opwelt in de tranen voor degenen die gedood zijn of in de hoge golven zijn verdwenen naam die opwelt in de tranen van degenen die het haalden over heel de ruige zee tot aan dit droge hete land waar het welkom minder warm was dan ze hadden mogen hopen na vele dagen varen en vele dagen lopen - p. 91+92 / Code (album)
Thé Lau (Open: De teksten 1979-2014)
Over een jaar zou Pieter met pensioen gaan. Wat zou hij dan gaan doen? [...] Nu de speciale peterselieschaar in zijn leven was gekomen zag hij zijn toekomst steeds helderder voor zich. Hij zou gaan handelen in voorgeknipte peterselie. Klein beginnen natuurlijk, thuis op het aanrecht. Afzet bij vrienden en buren. De zaak groeide, Pieter leverde een goed product. Al spoedig kon hij het niet meer alleen af. Hij huurde een grote hal en trok goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa aan. De faam van zijn voorgeknipte peterselie verspreidde zich over de wereld. De merknaam Pete’s Pre-Cut Parsley werd een begrip. Hij reisde naar verre landen in zijn privé-vliegtuig om contracten af te sluiten met supermarktconcerns. In het weekend viste en golfte hij met directeuren en presidenten.
Remco Campert (Vrienden, vriendinnen en de rest van de wereld)
Sophia schonk thee bij en zei: 'Weet u waar ik steeds aan moet denken sinds ik hier in uw winkel ben? Hoe het verleden steeds belangrijker wordt naarmate je ouder wordt. Ik ben nu vierenvijftig en heb het met mijn vriendinnen steeds vaker over vroeger. Over school, over de muziek die we luisterden, over jongens die we kenden, over leraren van toen. Ik heb vrouwen om mij heen die ik al mijn hele leven ken. Met hen deel ik zo veel herinneringen: aan studeren, werken, die dag dat je je man ontmoette, de relaties ervoor en soms erna. Hoe het was toen je kinderen klein waren. Zij zijn getuige geweest van mijn hele leven en steeds vaker zitten we samen om die verhalen op te halen. Maar met wie doe je dat wanneer je niemand kent die zelfs maar van een afstandje jouw leven heeft meegemaakt?
Marloes Kemming
Op 14 juni laat ik een kleine tattoo op mijn linkerpols zetten. Het oneindigheidsteken, als een blijvende herinnering aan die oneindigheid. Ik wil me altijd herinneren wat de afgelopen jaren met mij hebben gedaan: ze hebben vertrouwen, kracht en levenslust opgewekt. Het teken zal mij bovendien herinneren aan het feit dat er na donkere periodes altijd lichtere tijden komen. Daarnaast zie ik oneindigheid als een ode aan het leven: de dood bestaat voor mij niet in de gangbare betekenis van het woord. Eindigheid is een menselijke illusie, wij denken sterfelijk te zijn, maar wij zijn onsterfelijk. Ik en het leven zijn één. Ik kan het leven niet verliezen, omdat ik onderdeel ben van het leven. Ik kan wel mijn lichaam achterlaten, op een zeker moment, maar het leven zal altijd doorgaan. Niet in een kloppend hart, maar in een ziel. We staan niet los van het leven, net zo min als we erin zitten. Het is onderdeel van ons, maar toch laten wij dat onderdeel los als we weggaan hier op aarde. Mijn kloppend hart is van nu, maar ikzelf ben van nu en altijd.
Laura Maaskant (LEEF! (Dutch Edition))
Cynici zeggen dat het sterven begint bij de geboorte. Zoals bij iedere polariserende stelling zit daar iets van waarheid in. Ieder mens bereikt op een gegeven moment een punt waar zijn leven eindigt en het sterven begint. Een oneindig kleine, maar meetbare logische seconde waarin we een onzichtbare grens overgaan die het keerpunt van ons bestaan vormt. Achter die grens ligt dan alles wat we ooit als toekomst hebben beschouwd. En vóór ons is alleen nog de dood. Bij de meeste mensen ligt dat scheidingspunt ergens op het laatste kwart van hun levenslijn. Andere, die bijvoorbeeld aan een dodelijke ziekte lijden, lopen misschien al halverwege tegen die grens op. Bijna niemand overschrijdt die bewust. Slechts weinig mensen kunnen zeggen wanneer hun leven eindigt en het sterven begint. Zoals ik. Ik kan het je heel precies zeggen.
Sebastian Fitzek
Met de eerste oogopslag had Onno gezien, dat daar niets stond of lag, zoals het toevallig was neergezet of terechtgekomen. Niet dat het er esthetisch leeg was, of angstig opgeruimd; het was er eerder vol, met boeken en mappen ook op de grond en op de kleine vleugel, maar nooit lag een groter boek op een kleiner, of een map op een boek, niets leek ergens anders te kunnen liggen, – als op een schilderij. Die harmonische compositie strekte zich ongedwongen uit tot alles in de suite; ook van een bepaalde stijl was geen sprake, er waren moderne dingen, antieke, halfantieke, maar alles paste bij elkaar en nergens stootte het oog op een belediging, zoals iets van gekleurd plastic, of een reclamefolder, of zelfs maar een balpen. Ook de schrijftafel lag vol boeken en paperassen, maar alles zorgvuldig gerangschikt, evenwijdig, haaks, zonder dat het een manische indruk maakte. Wat Onno ‘krankzinnigheid’ noemde, was bewondering voor iets dat hij zelf totaal miste in zijn dagelijks leven.
Harry Mulisch
Zand. Zand. Dit leven. Gisteravond weer een zandstorm en er zit nog steeds zand in mijn ogen en mijn mond. Het zit altijd in mijn haar, net als de kriebelende luizen. Mijn kleren zijn zwaar van zand. Met elke beweging schep ik als een god een kleine stortbui, een zandstorm voor de luizen die op mij leven zoals ik misschien op de buik van een reus leef. Wij verkeren in het zand en het zand verkeert in ons. Ons voedsel knarst van het zand, maar we eten het toch. Alles bevat zand, alsof het een schat is: de waterkruiken, de kookpotten, de vodden waar we op slapen. De vacht van de kamelen is even verzadigd van zand en luizen als mijn huid en mijn haar. Wij zijn één, de kamelen en wij: onze huid is verweerd door de wind en de zon en het zand; het enige dat ons kan schelen is wat en wanneer we kunnen eten. We slapen zodra we kunnen. Ik zit hier wafels te maken van meel, als altijd met zand vermengd. Ik kijk naar de kamelen en zij liggen naar mij te kijken en wij hebben dezelfde ogen. Uit onze blikken spreekt dezelfde stomme wijsheid. Dat weet ik omdat de dichter het me heeft verteld.
Marilyn French (Dagboek van een slavin)
Leie: Je denkt dat er niets meer is om op te wachten. Niets behalve de dood, maar daar kun je niet op wachten, dat duurt je veel te lang, die zul je een handje moeten helpen. Het lukt niet, er komt iets tussen, er komt iemand tussen, het is een klein meisje met een bril dat van puzzels houdt. En op een zeker moment doe je de deur op een kieren ontdek je dat er in de nacht iets voor je is neergelegd. Een bundeltje verwachting. Het kleine begin van hoop. De ongehoorde gedachte dat het leven daar is waar je het het laatst verwachtte.
Siegmann
Doordat we leven in een klein land en de meritocratische elite zichzelf vernieuwt en aanvult door coöptatie, zelfs in politieke partijen, is er sprake van een sfeer van incest. Wie niet beantwoordt aan de door hen bepaalde codes en gedragsregels telt niet mee.
Pim Fortuyn (De puinhopen van acht jaar paars)
Mocht er vandaag een wereldkampioenschap ter plaatse trappelen georganiseerd worden, dan worden Pascal Smet en zijn team met een straat voorsprong wereldkampioen. Hij beweert dat er geen tijd is om alles in een decreet te gieten de komende twee jaar. Geen tijd? Zet tien onderwijsspecialisten (bij voorkeur geen socialisten) TWEE WEKEN lang bij elkaar en je hebt een gedetailleerd en waardevol voorstel. Het enige wat ik de voorbije 10-15 jaar zien veranderen heb in het onderwijs is de voorzichtige introductie van nieuwe technologie en hier en daar wat kleine veranderingen in het lessenpakket. Digitalisering is omnipresent geworden in ons leven maar nog steeds zie ik elke dag kinderen sleuren met rugzakken vol papier. De jeugd maakt massaal gebruik van smartphones en tablets maar ik vraag me af hoeveel van die jongeren weten hoe de soft- en hardware in elkaar zitten. Het zijn nochtans deze zaken die hun verdere leven zullen sturen en zelfs domineren. Kennis die leerlingen moeten verwerven via huiswerktaken wordt blindelings overgenomen van Wikipedia, zonder enige kritische benadering of eigen inbreng. Ook in het hoger onderwijs zie je dit meer en meer. De kloof tussen afgestudeerden en de arbeidsmarkt was nooit groter dan vandaag en dan komt zo'n Pascal Smet vertellen dat er geen tijd is om te hervormen.
Jean Pierre Van Rossem
Mijn leven hangt samen van onwaarschijnlijkheden. Ik was amper 20 toen ik met m’n klein autootje – een Honda – naar Parijs reed. Bij het binnenrijden van de lichtstad zag ik een mooie witte Rolls-Royce in panne staan. Die wagen bleek van weduwe Van Cleef (red. eigenares van het juwelenimperium Van Cleef § Arpels) te zijn. Ik stopte en kreeg de wagen aan de praat. ‘Mag ik als beloning er eens mee rijden?’ vroeg ik aan haar chauffeur. Zo legde ik contact met één van de rijkste mensen van Frankrijk. We praatten over literatuur en kunst en het klikte. Ze nodigde me bij haar thuis uit en ik ben er 14 dagen gebleven. We gingen samen op stap, ze kocht kleren voor me en ging met me in de chicste Parijse restaurants eten. Daar leerde ze me de beginselen van de etiquette. Ik was een gestampte boer, ik had nog nooit een wijnkaart gezien, maar dronk wel als een echte seigneur Chateau Petrus. Natuurlijk heeft alles z’n prijs. Op een avond wou ze met mij naar bed. Dat was niet simpel: ik was 20, zij 70. Maar toen ik thuiskwam stond er wel een Ferrari 250 LM voor m’n kot. En toen is het begonnen. Ik ging met die auto naar school en zette me op de parking van de proffen. Ineens kon ik elk wijf krijgen.
Jean Pierre Van Rossem (De engel in de duivel)
In heel wat opzichten beleefde ik de wereld op dezelfde manier als toen ik twintig was, het was alsof mijn identiteit veel trager was dan het leven, ze gleed voort als een tankschip, die identiteit was ikzelf, terwijl de kleine, snelle boten en cruiseschepen die er aan alle kanten omheen voeren de gebeurtenissen waren waartoe die identiteit zich verhield. Toen ik twintig was, was het burgerlijke leven het ergst mogelijke, dat op alle mogelijke manieren moest worden overstegen. (...) Het merkwaardige was dat ik me zo voelde, als iemand die eigenlijk zo leeft, ook al stond absoluut alles in mijn leve voor het compleet tegenovergestelde. (...) Maar niets van dat alles liet dus zijn sporen na in mijn identiteit, daar bleef ik een man van ergens in de twintig die schrijver wilde worden, en die alleen toeliet wat op de een of andere manier als alternatief werd waargenomen.
Karl Ove Knausgård
Wil je echt gelukkig zijn? Dan kun je beginnen met te waarderen wie je bent en wat je hebt. Wil je je echt ellendig voelen? Dan kun je beginnen met ontevreden zijn. Zoals Lao-tse schreef: 'Een boom zo dik dat je hem net kunt omspannen begint met een klein zaadje; een reis van duizend kilometer begint met één stap.
Benjamin Hoff (The Tao of Pooh)
Op zijn hurken ging hij zitten kijken hoe twintig mieren het sleepwerk organiseerden van een vracht honderdmaal zo zwaar als zijzelf. Mieren, een reuzenvolk dat bij miljarden uitzwermde over de aarde. Mieren in honderden soorten, mieren die andere mieren melkten en mieren die wolkenkrabbers bouwden en bomen afbraken. Mieren, éen kleine donkere glinstering van de grote onbegrepen kosmische kracht die leven heet.
A. den Doolaard (De goden gaan naar huis)
We hebben hier nogal de neiging om dreigingen weg te rationaliseren. De bevolking is terecht bang voor IS, maar krijgt te horen dat de kans statistisch klein is dat je het leven laat in een aanslag. Dat kan wel zijn, maar angst is per definitie irrationeel, en het is zeer begrijpelijk dat mensen bang zijn. Als de elite dat weglacht of wegcijfert, dan gaan we er niet geraken. Eerlijk en open debat, waarbij de dingen benoemd worden. Dat hebben we nodig.
Teun Voeten
Lang ben ik zo naïef te denken dat schrijvers zelf aan het knutselen slaan, met karton, papier, lijm. Ze maken een exemplaar van een boek dat ik dan te lezen krijg. In mijn buurt is er een kleine bibliotheek, en omdat mijn wereld op dat moment niet groot is, is dat de enige. Voor de jeugdafdeling moet je de trap op, naar de zolderverdieping. De keuze is beperkt. Ik constateer dat Paul Biegel met karton, papier en lijm twee boeken heeft gemaakt over een haas. Het eerste boek heet Haas, het tweede vreemd genoeg ook. Ik neem ze allebei mee naar huis en merk tot mijn verbazing dat het twee dezelfde boeken zijn. Sommige schrijvers maken twee exemplaren van hun werk. Ik ben tien en ik leg de dingen nog eenvoudig uit.
Bart Moeyaert (Een ander leven)
Waarom zou hij zich verzetten? Uit morele overwegingen? Kom nu; als je daaraan deed, kon je beter de rest van je leven thuis blijven zitten met dichtgespijkerde ramen en de deur op de grendel - dan had je een kleine kans dat je een fatsoenlijk mens bleef; alleen was er dan niemand die wist hoe fatsoenlijk je was.
Remco Campert (Het leven is vurrukkulluk)
Want eigenlijk is doodgaan maar een kleine knak in de continuïteit van hier naar daar. Een naadloze overgang van leven naar niet-leven.
Gerda Dendooven (Tabac)
Een schrijver is iemand die uit kleine gebeurtenissen grote ervaringen put. Een gewoon mens put kleine ervaringen uit grote gebeurtenissen. Daar kies je niet voor, dat ben je. Vooral de hevigheid van de ervaring, het enorme geluksgevoel dat ik van vroeger ken, is bepalend voor een leven. Om je heen verbrokkelen de dingen, maar degene die zich herinnert, ziet alles in een groot verband, tot in de laatste arabeske. Steeds is er het verlangen naar de beleving van vroeger, de hongerige blik over lege velden, vijvers en eendjes. In dat intense, maar onstilbare verlangen om samen te vallen met het kind dat je ooit was, ligt een gruwelverhaal met alle mogelijkheden voor de Boze.
Willem Brakman
Op deze dingen hadden we geen greep. We konden denken dat onze wereld alles omvatte, we konden druk bezig zijn met onze eigen dingen hier beneden aan de oever, rondrijden met onze auto's, elkaar opbellen en met elkaar praten, bij elkaar op bezoek gaan, eten en drinken, binnenzitten en ons laten overspoelen door opvattingen en meningen en de lotgevallen van hen die op het tv-scherm verschijnen, in die wonderlijke halfkunstmatige symbiose waarin we leefden, en ons steeds dieper, jaar in jaar uit dieper in slaap laten sussen met het idee dat dat alles was, maar als we dan onze blik naar boven richtten en dit zagen, was de enige mogelijke gedachte die van ongrijpbaarheid en onmacht, want hoe klein en beperkt was dat waarin we ons in slaap lieten sussen eigenlijk niet? O, zeker, de drama's die we zagen waren groots, de beelden die we in ons opnamen subliem en soms zelf apocalyptisch, alleen, kom nou toch, slaven, welk aandeel hadden we daar eigenlijk in? Geen. Maar de sterren blinken boven ons, de zon schijnt, het gras groeit en de aarde, ja, de aarde, die slokt alle leven op en wist alle sporen, spuwt nieuw leven uit in een cascade aan ledematen en ogen, bladeren en nagels, strootjes en staarten, wangen en bont, schors en ingewanden om het vervolgens weer op te slokken. En wat we nooit helemaal begrijpen of niet willen begrijpen, is dat dit buiten ons om gebeurt, dat we daar zelf geen deel aan hebben, dat wij slechts datgene zijn wat groeit en sterft, blind als de golven in de zee.
Karl Ove Knausgård
Uit hoeveel verdriet is ons leven opgebouwd? Uit hoeveel verdriet dat te vermijden is? Soms denk ik wel eens dat we wanneer we doodgaan niet, zoals je altijd hoort, ons hele leven weer voorbij zien komen, maar slechts een klein deel: de uitgebleven blijken van liefde, de niet-gegeven knuffels, het medeleven dat we een ander hebben onthouden, de te lang volgehouden, nutteloze boosheid, de alleen door zichzelf gevoede boosheid. In de laatste momenten van haar leven had mijn moeder, dat weet ik zeker, mijn vader wel een complete kennel willen schenken. Maar toen was het te laat. Te laat. Pas als we ouder worden realiseren we ons de ernst van sommige dingen die we hebben gezegd, en alles waarin we tekortgeschoten zijn - uit oppervlakkigheid, egoïsme, haast - begint dan op ons hart te drukken. Maar onze tijd is al vervlogen en we kunnen niet meer terug.
Susanna Tamaro (Per sempre)
Morgen wordt nog beter,'beloofde hij. 'Ik hou van planten, het wonder van die kleine, dood uitziende zaadjes waar zoveel leven in zit, geeft me het gevoel dat een verweerde ouwe kerel toch nog iets te bieden heeft. Zelfs al is het maar als mest.' -Zielen
Stephanie Meyer
Groote God, wat was het ellendig... dat aftakelen, dat oud worden, dat zich voortslepen van de dagen, de jaren; wat was het ellendig, dat alles wat je kreeg van het leven, je betalen moest met je jonge dagen eerst, en later met je oudere jaren - als was het leven een bank, waarop je wissels trok, - als was je bestaan een kapitaal, waarvan je leefde, en nooit spaarde een cent - zoodat, als je dood zoû zijn, je ook alles en alles verspild had...
Louis Couperus (De boeken der kleine zielen)
Ik ben alleen, maar verre van verloren. Soms zeg ik dat hardop tegen mezelf. Meestal kan ik erom lachen. Ik ben zesendertig. Dat is niet jong en ook niet oud. Ik kan heel goed autodansen en op hoge hakken lopen, risotto maken en lief zijn voor kleine dieren. Hoe dat precies moet, leven, daar ben ik nog niet helemaal achter, maar ik kan redelijk goed doen alsof. Dat is een begin, vind ik. Ik kan ook verdienstelijk uitleggen aan anderen hoe het misschien zou moeten, en daar wordt soms naar geluisterd, merk ik, wat mij dan een beetje verbaasd.
Griet Op de Beeck (Vele hemels boven de zevende)
... terwijl ik mijn gezicht in de spiegel bekijk. Dat verandert van dag tot dag. Sommige dagen meer dan andere. Niet veel, natuurlijk, maar als je goed kijkt, als je oefent, je concentreert, dan kun je de minuscule veranderingen in de huid zien, de rimpel in mijn voorhoofd die in de loop van de nacht is veranderd, misschien maar een halve millimeter. Maar je ziet het. Als je oefent. Je contouren die dunner worden, je silhouet dat vervaagt. Je bent nog niet helemaal verdwenen. Dat duurt een hele poos. Jaren. Maar je verdwijnt. Je verdwijnt voor jezelf, wordt een ander, elke dag. Je bent niet meer wie je ooit was. De microscopisch kleine cellen die je gezicht vormen op de foto die je ouders in de kamer hebben hangen, zijn weg, vervangen door nieuwe. Je bent niet meer wie je was. Maar ik ben er nog wel, de atomen wisselen van plek, niemand kan de bokkensprong van de quarks controleren. Zo is het ook met de mensen van wie je houdt. Met bijna stilstaande snelheid verkruimelen ze in je armen en je zou willen dat je je aan iets bestendigs in hen kon vastklampen, hun skelet, hun tanden kon vastpakken, de hersencellen, maar dat kun je niet, want bijna alles is water en het heeft geen zin dat vast te houden. Alle sporen verdwijnen, stukje bij beetje. En later verdwijnen de sporen die ze hebben achtergelaten, het huis waarin ze woonden, de tekeningen die ze voor je maakten, de woorden die ze op briefjes schreven. De herinneringen waarmee je achterblijft zullen uiteindelijk ook loslaten, als oud behang, en mettertijd zal het niet meer mogelijk zijn om antwoord te geven op de vraag of er op deze planeet aan de rand van dit perifere zonnestelsel ooit leven is geweest.
Johan Harstad (Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?)
Als klein meisje hield ik erg van wat ik 'boekjes maken' noemde. Ik nam een opschrijfboekje en plakte er plaatjes in, maakte tekeningen, experimenteerde met Prittstift en puntenslijpsel (dat wordt gewoon heel mooi samen, echt) en schreef op wat ik allemaal meemaakte. 'We zijn vandaag naar Paleis 't Loo geweest', bijvoorbeeld, 'Het was er heel mooi want de koningin heeft daar vroeger gewoond.' Of: 'Ik heb een nieuw badpak gekregen. Het is heel tof met roze en paars en mama zegt dat het een echt wedstrijdbadpak is.' De belevenissen van een achtjarige. Veel later, als dertienjarige, chagrijnige, prehormonale puber, schreef ik cynisch commentaar in de kantlijn van mijn kleinemeisjesdagboek: 'Ja hoor', en: 'Leuk voor je.' Weer later, toen ik zeventien was en op zoek naar lege blaadjes voor mijn weltschmerz-poezie, werd ik boos op de dertienjarige die zo cru was tegen dat kleine enthousiaste meisje. Zo gemeen vond ik het. Als een reaguurder avant la lettre, een agressieve internettrol die zo nodig moet zeiken op iemand die gewoon gezellig iets wil vertellen. Weliswaar niet op internet - dat was nog lang niet uitgevonden - maar op mijn eigen, persoonlijke web van negentientoen naar tweeduizendzoveel. Als dertienjarige verachtte ik het achtjarige kind dat ik was geweest, en als zeventienjarige verachtte ik de dertienjarige. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Een leven lang, om precies te zijn. Want die gedichten waarvoor ik ruimte zocht in mijn dagboekjes, die dikdoenerij die ik maakte toen ik zeventien was, daar kon ik me als drieentwintigjarige alweer danig aan ergeren, en zo blijf je aan de gang. Maar, zoals The Lau het zo mooi zong in 'Rode Aarde': Edelman of bedelman Het zal je kind maar zijn De sterrenhemel leert Verschil is klein Vergeet niet wie je bent Is wie je altijd bent geweest
Claudia de Breij (Neem een geit)
Hij hield extreem veel van zijn echtgenote. Hij hield, met andere woorden, te veel van die ene vrouw. Dat ze op jonge leeftijd overleed zag hij dan ook als de wraak des hemels voor die liefde. een andere verklaring voor haar dood had hij niet. Na het overlijden van zijn echtgenote hield hij zich ver van alle vrouwen. Hij nam niet eens een meid in huis. Het koken en poetsen liet hij over aan een man. Dit deed hij niet omdat hij alle andere vrouwen haatte. Het was omdat die vrouwen allemaal leken op zijn echtgenote. Zo rook bijvoorbeeld iedere vrouw net als zij naar vis. En, overtuigd dat ook dit de wraak des hemels was omdat hij te veel van zijn vrouw had gehouden, vond hij berusting in het feit dat hij het moest stellen zonder vrouw in zijn leven. Maar in zijn huis was één vrouw aanwezig om wie hij niet heen kon. Hij had een dochter. Uiteraard leek zij meer dan welke andere vrouw ook ter wereld op zijn overleden echtgenote. De dochter zat inmiddels op de hogere middelbare meisjesschool. Midden in de nacht ging het licht aan in haar kamer. Hij gluurde door een kier in de schuifdeuren. Het meisje hield een kleine schaar vast. Terwijl ze haar opgetrokken knieën uit elkaar spreidde en langdurig omlaag tuurde, hanteerde ze de schaar. De volgende dag, nadat zijn dochter naar school was vertrokken, staarde hij stiekem naar de witte bladen van de schaar en hij kreeg koude rillingen. Weer ging midden in de nacht het licht aan in de kamer van zijn dochter. Hij gluurde door de kier in de schuifdeuren. Ze griste een witte doek van de vloer, klemde hem in haar armen en liep de kamer uit. Hij hoorde water uit de kraan stromen. Even later stak zijn dochter het vuur van het komfoor aan, legde de witte doek erop en ging afwezig zitten. Daarop begon ze te huilen. Toen ze ophield met huilen, knipte ze haar nagels boven de doek. Op het moment dat ze de doek wegnam vielen die er kennelijk af, want hij rook de misselijkmakende geur van brandende nagels. Hij had een droom. Daarin vertelde zijn overleden echtgenote aan hun dochter dat hij haar geheim had gezien. Sindsdien keek zijn dochter hem niet meer aan. Hij hield niet van zijn dochter. De gedachte dat een man op zijn beurt de wraak des hemels zou ondergaan vanwege zijn liefde voor haar, deed hem huiveren. Op een nacht richtte zijn dochter uiteindelijk een dolk op zijn keel terwijl hij sliep. Hij wist dat. Hij berustte erin dat het de wraak des hemels was, omdat hij tot het uiterste van zijn echtgenote had gehouden en te veel had gehouden van die ene vrouw, en hij hield rustig zijn ogen gesloten. Hij voelde dat zijn dochter het had gemunt op de vijand van haar moeder, en hij wachtte op het mes.
Yasunari Kawabata
Kolossenzen  Wat is dit voor boek? Dit is een brief die geschreven is door Paulus aan de gelovigen in de stad Kolosse in Klein-Azië (= Turkije). Paulus reisde naar andere landen om daar de mensen over Jezus te vertellen. Op het moment dat hij deze brief schrijft, zit hij in de gevangenis in Rome vanwege zijn geloof in Jezus. Hij is nog nooit in de gemeente van Kolosse geweest. Bij zijn eerste reis naar Efeze had Paulus al over deze gemeente gehoord. Maar nu is hij bezorgd over de Joodse ideeën die de gelovigen hebben. Er zijn mensen die hun leren dat ze zich aan de Joodse regels moeten gaan houden. Paulus legt in deze brief uit dat God Zelf helemaal in Jezus woont, en dat Jezus God Zelf is. Alles wat de gelovige nodig heeft, kan hij vinden in Jezus. Verder geeft Paulus adviezen over hoe de mensen als gelovigen moeten leven.
J. Kleyn (BasicBijbel - de bijbel in makkelijk Nederlands (Dutch Edition))
Ik dacht: dit is het gelach in de schaduw van de galg, zo klinken mensen die weten dat ze ten dode zijn opgeschreven, zo ziet een stad eruit die naar de verdommenis gaat. Diezelfde hysterie tref je aan in de beschrijving die Thucydides geeft wanneer de pest uitbreekt in Athene: 'Overweldigd door de hevigheid van de rampspoed, en niet wetend wat hen te doen stond, werden de mannen onverschillig [...] en de grote losbandigheid begon.' Net als de inwoners van Athene deden de Angolezen uit de musseque alsof het einde der tijden was aangebroken: een schreeuwerige, chaotische, bandeloze samenleving die op de rand van uitsterven verkeerde. Geen wanhopige mensen, maar mensen die dansten, die de kiduru en de kizomba deden, zoals Kalunga me uitlegde toen de meisjes in de sloppenwijk in het rond stonden te draaien en soms wat danspasjes invoegden onder het lopen. Het wemelde van de prostituees in de stad, veelal vluchtelingen uit Congo, die mannen oppikten in de Pub Royal en de Zanzibar. De meeste mensen giechelden als gekken omdat ze beseften dat hun dagen geteld waren. Zo klonk dat Angolese gelach mij in de oren: als geraaskal dat getuigde van groot lijden, als versterkt doodsgereutel. Net als de inwoners van Athene hing hen rampspoed of de dood boven het hoofd en 'besloten ze te genieten van een klein deel van hun leven'. Kalunga stapte op zijn motorfiets, maar startte hem niet. Hij zat uit te kijken over de stad en zei: 'Zo zal de wereld eruitzien wanneer het einde der tijden is aangebroken.
Paul Theroux (The Last Train to Zona Verde: My Ultimate African Safari)
Als je de vijftig nadert en je op een rijtje gaat zetten wie van de mensen die je kent of over wie je hebt gehoord het slecht vergaan is, is dat heel heftig, het lijkt alsof het leven een harde en vreugdeloze beproeving is die niet veel mensen doorstaan zonder in het duister te worden neergedrukt. Maar zo is het niet, omdat de opsomming geen rekening houdt met de tijd, die enorme zee van dagen en nachten die alle gebeurtenissen verdunt en die constant expandeert en groter wordt. Iedere opsomming vertekent de werkelijkheid, en dat wat wij als ons leven zien, waarin de beslissende gebeurtenissen elkaar snel opvolgen, staat in verhouding tot de werkelijkheid als een kaart tot het terrein, of de sterren tot de sterrenhemel: van hier af lijkt de afstand ertussen heel klein, van hier af zijn ze net een school haringen, zo dicht als de sterren op elkaar zitten, maar als je erheen zou kunnen reizen, zou je begrijpen dat de waarheid over het heelal de ruimte ertussen is.
Karl Ove Knausgård (Om våren (Årstidsencyklopedien, #3))
Om met verandering te kunnen omgaan en om zelf te kunnen veranderen is niet zozeer een inspanning nodig, als wel een groot vermogen los te laten. Ieder verandering betekent, alles welbeschouwd, de dood van het oude ik, en wie zonder wrok, spijt of verbetenheid ‘zichzelf’ kan laten gaan, leert dus, in het klein, hoe hij zal moeten sterven. Maar tegelijk leert hij natuurlijk ook, en zelfs in de eerste plaats, hoe hij moet leven. Want wat is leven anders dan het ondergaan – met zwier of met verzet – van een continue reeks van veranderingen? Oefenen in in leven is oefenen in sterven. Leven en dood zijn complementair.
Patricia De Martelaere (Wereldvreemdheid)
Dan ziet Coco haar moeder. Ze loopt aan de overkant van de straat met een klein plastic tasje naar de papiercontainer. Coco ziet nu hoe mager ze is. Uit het tasje komt een kleine stapel papier, die ze in de container gooit. Daarna vouwt ze het plastic tasje op. De precisie en de ernst van de handelingen doen Coco pijn. Dit zijn nu de belangrijkste handelingen in het leven van haar moeder. Dit is niets iets wat tussendoor gebeurde, dit telde.
Esther Gerritsen (Dorst)