“
Lichaam, mijn lichaam
Lichaam, mijn lichaam, hoeveel handen
van hoeveel vreemden kreeg je op je af?
Ooit was de dood een klamme kappershand.
Toen kwam de vrieskou van een stethoscoop.
Weer later brak je in een tandartsstoel
of zat een valse leerkracht aan je hoofd.
En dan die metro's met dat drukke vlees,
dat restvolk dat als vissen langs je gleed
in winkels, liften, stegen en coupés,
lichaam, mijn lichaam, denk toch aan de geur
van eerste kamers en verliefde lakens,
de lente die het in ons werd. Want wij
zijn bang. En angst duurt soms een lichaam lang.
Straks lig ik daar en wordt mijn haar gekamd.
”
”