β
Gelukkig is het geschrevene iets dat hoorbaar is zonder gehoord te hoeven worden. Zelfs het bescheidenste woordje dat ik neerschrijf, het woordje "zwijgen" bijvoorbeeld, overstemt het inferno in die stenen put.
β
β
Harry Mulisch (Twee vrouwen)
β
Verdriet is niet deelbaar, datdenk ik, omdat woorden niet genoeg zijn, omdat armen die omarmen het gevoel niet wegnemen, omdat begrijpen, echt begrijpen, simpelweg niet bestaat, zelfs niet tussen uzssen die de blikken kennen van hun ouders, en het geluid van harten die aan flarden worden geschoten, en het stikken in de dichte lucht van salons en woonkamers en keukens waar ze met veel woorden zitten te zwijgen tegen mekaar.
β
β
Griet Op de Beeck (Kom hier dat ik u kus)
β
Nooit meer zwijgen,
Altijd schrijven.
Nooit meer sprakeloos,
BEGIN
β
β
Tom Lanoye (Sprakeloos)
β
In hun huis waren er dingen die je nooit mocht zeggen, en dingen die je wel tegen papa maar niet tegen mama mocht zeggen en omgekeerd. Zwijgen was dus altijd het zekerste. En kleine signalen leren lezen.
β
β
Griet Op de Beeck (Het beste wat we hebben)
β
Niemand is waarlijk mijn vriend, voordat we geleerd hebben in elkanders tegenwoordigheid te zwijgen.
β
β
Maurice Maeterlinck
β
Ik leg elke nacht wakker van de dingen die ik niet gedaan heb. Zwijgen is ook schuld hebben. Ach, ik vind geen excuus.
β
β
Els Beerten (Allemaal willen we de hemel)
β
En we zullen zwijgen. Het is zwijgen dat we zullen. Maar samen. Blijf.
β
β
Dimitri Verhulst (Problemski Hotel)
β
niets is sterker
dan de stilte
niets heeft zoveel kracht
als het zwijgen van de nacht
niets is sterker
dan de stilte
niets is sterker dan het woord
dat niemand hoort
β
β
Stef Bos
β
Mensen die me goed kennen denken dat ik een open boek ben, maar ze weten niet dat ik ook heel goed kan zwijgen als het nodig is
β
β
Els Degraer
β
Passief ondergaand of actief ingrijpend, zwijgen of spreken. Het ene is ziekmakend, het andere helpt ons gezond te blijven.
β
β
Paul Verhaeghe (Intimiteit)
β
In elke familie, en zeker in de mijne, is er wel een zwijgen, een opeenstapeling van onuitgesproken gevoeligheden, meningen en herinneringen.
Iedereen wringt zich in bochten om de band die familie heet, te bewaren
β
β
Judith Koelemeijer
β
Het was als met een verhaal. Als met een boek. Wat is het dat wij van een boek verlangen? Dat iemand een ontwikkeling doormaakt - dat hij tot inzicht komt? Maar stel dat die ontwikkeling en dat inzicht er niet zijn? Dat staat in wezen toch ook veel dichter bij de werkelijkheid? Mensen die in hun leven een ontwikkeling doormaken zijn op de vingers van één hand te tellen. Om over inzicht nog maar te zwijgen. Nee, de werkelijkheid is dat wij altijd dezelfde blijven. We zien een film in de bioscoop en besluiten een ander leven te gaan leiden, maar de volgende dag zijn we dat alweer vergeten. We nemen ons voor om aardiger te zijn, om aandachtiger te luisteren. Dat houden we een halve dag vol. Daarna snauwen we weer als vanouds - het snauwen is dat ene afgedragen jasje dat ons het best past.
β
β
Herman Koch (Geachte heer M.)
β
En hij voelt even de bevreemding opkomen - bevreemding over het leven in hem en over dat eigengereide lichaam waarmee een mens zichtbaar blijkt te zijn in deze onverklaarbare tijdelijke werkelijkheid.
β
β
Erik Menkveld (Het grote zwijgen)
β
Toen zette de kleine Johannes zich op den duinrand en staarde - staarde in lang, roerloos zwijgen - totdat het hem was, alsof hij ging sterven, alsof de groote, gouden deuren van het heelal zich statig ontsloten en zijn kleine ziel het eerste licht der oneindigheid tegenzweefde.
En totdat de tranen, die in zijn wijd geopende oogen welden, de schoone zon omfloersten en de pracht van hemel en aarde deden wegdeinzen in een duistere, trillende schemering ...
βZoo moet gij bidden!β zeide toen Windekind.
β
β
Frederik van Eeden (De kleine Johannes)
β
Vol schaamte dat ik niet genoeg liet horen
over uw schoonheid, vrouwe, denk ik weer
hoe zij mij zozeer trof, die eerste keer,
dat mij geen ander ooit nog zal bekoren.
Maar u te loven is mij niet beschoren:
te ontoereikend blijkt mijn ganzenveer.
Mijn hersens lijken, als ik het probeer,
verlamd te zijn en in ontzag bevroren.
Vaak ving ik aan te zingen, maar moest zwijgen
omdat mijn krachten mij begaven, want
welk stemgeluid kan tot uw hoogte stijgen?
Vaak wilde ik een lofdicht op u maken,
maar schroom heeft steeds mijn pen, mijn hoofd, mijn hand
gedwongen om die pogingen te staken.
(Ike Cialona)
β
β
Francesco Petrarca
β
Wij zijn alle koningen zonder onderscheid onderdanigheid en gehoorzaamheid verontschuldigd, want die betreffen hun functie; maar achting en zeker liefde zijn we alleen hun deugden verschuldigd. Laten we hen, als concessie aan de openbare orde, geduldig verdragen wanneer ze hun ambt onwaardig zijn, over hun fouten zwijgen, en hen helpen door bijval te schenken aan hun neutrale politieke handelen zolang hun gezag onze steun behoeft. Maar wanneer de relatie beΓ«indigd is zou het niet redelijk zijn de Gerechtigheid en onze vrijheid het uiten van onze ware gevoelens te ontzeggen en met name de goede onderdanen de eer te onthouden dat zij eerbiedig en trouw een meester hebben gediend wiens onvolkomenheden hun zo goed bekend waren, en daarbij het nageslacht dit zo nuttige voorbeeld te onthouden. En zij die omwille van een of andere persoonlijke verplichting tegen beter weten in de herinnering aan een laakbare vorst koesteren, hanteren een eigen, particuliere gerechtigheid ten koste van die van de gemeenschap.
β
β
Michel de Montaigne (Essays)
β
Het ergste nadeel van een hoge positie is de onvrijheid van meningsuiting. Hoe hoger je maatschappelijke positie hoe meer je je in zwijgen moet hullen. Vooral omdat de betekenis en het belang van een hoge positie voor mij verbonden zijn met het publieke domein, weegt dit zwaar. Het publieke domein is het forum voor meningsvorming, voor de weging van argumenten, voor de verwoording van visies. Hoe breder, hoe diepgravender, hoe origineler hoe beter. Misschien is deze gedachte over de openbare ruimte en een hoge positie altijd een droom geweest maar nu lijkt zij verder weg dan ooit.
Toen koningin Beatrix, om nog even bij de les te blijven, op een onbewaakt ogenblik of misschien zeer bewust gekozen moment over de pers zei dat 'de leugen regeert' was Nederland te klein. Niet wat de koningin had gezegd stond ter discussie maar het feit dat zij met haar kritische opmerking haar boekje te buiten was gegaan. Het is interessant te bedenken dat het in vroegere tijden juist het voorrecht van hoger geplaatsten was om ongehinderd te kunnen zeggen wat in hun hoofd opkwam. Het volk zweeg. In onze tijd is dat in zijn tegendeel verkeerd. De politicus die zegt wat hij denkt, steekt zijn hoofd in de publieke strop. Zijn kiezer daarentegen is vrij te roepen wat hij wil - zijn schreeuw, rauw en ongearticuleerd klinkt overal op en wordt gehoord, al dan niet in honderd dagen.
β
β
Lex ter Braak
β
We deden ons best ons steeds flexibeler op te stellen en we merkten ook dat we vergevingsgezinder werden, jegens onszelf Γ©n iedereen die we onderweg tegenkwamen. Erg veel keus hadden we eerlijk gezegd ook niet. Met reisplannen die afhankelijk waren van de aanwezigheid van plaatsen waar we gratis ons afvalwater konden lozen (die ons gps-systeem niet altijd aangafβ¦) en eventueel oponthoud in stadjes onderweg (als gevolg van een optocht, een marathon, wegwerkzaamheden) waren een open mind en een vrije geest haast een vereiste. En dan was er nog de waslijst aan dingen die we onveranderlijk thuis vergaten, waardoor we gedwongen werden een creatieve oplossing te verzinnen voor bepaalde dingen. Om nog maar te zwijgen van onze ontmoetingen met coyotejongen, elanden, beren, vlinders die zich massaal verplaatsten, of de vrouw die op hoge hakken haar varkentje uitliet op de camping, gehuld in een trui met monogram, die perfect paste bij het truitje dat het varken droeg. Hoe door de wol geverfd je ook bent en hoe goed je ook probeert te plannen, reizen leert je nergens meer van op te kijken en overal gewoon in mee te gaan. Natuurlijk
β
β
Tim Bauerschmidt (Driving Miss Norma (Dutch Edition))
β
Grote Beuk
Hij is het zwijgen rechtop de hemel in;
de wind, de hitte en regen hieuwen zijn stam
en takken, zijn wortels als houten fonteinen
wellend uit de bronnen. Alle seizoenen
krijgen kwartier, hij is het opgetaste
korte en lange jaar, in de zomer fluistert
nog de witte sneeuwjacht in zijn blad en bronzen
herfst omarmt stormend zijn schors in de meimaand.
Toen de bleke, felle bliksems kwamen die hun
harpoenen plantten in jouw hart en vier takken
woedend versplinterden, sapstromen dempten
die opstijgen wilden na de winter, wachtte,
grote beuk, achter je de kuil (doodkalm kraken
slaapt in het veld) slechts voor jou daar gegraven.
β
β
H.H. ter Balkt (Laaglandse Hymnen I-III)
β
De pers maant geduld te hebben. Zich tevreden te stellen met weinig nieuws. Zelfs met volslagen zwijgen.
β
β
Louis Couperus (Brieven van den nutteloozen toeschouwer)
β
Laten we maar liever zwijgen over die holle frasen die niemand nog ernstig kan nemen. Het is met de individuele vrijheden hetzelfde gesteld als met de provinciale, departementale en gemeentelijke vrijheden. De revolutionaire beweging van 1789 is er de pure ontkenning van geweest, ten voordele van een politieke meerderheid die alle macht naar zich toetrekt en zich aan de gewetens opdringt onder het mom van ββ―algemene wilβ―β.
β
β
Charles Emile Freppel
β
Ik wil niet in een wereld zonder kathedralen leven. Ik heb hun schoonheid en verhevenheid nodig. Ik heb ze nodig als verzet tegen de platvloersheid van de wereld. Ik wil opkijken naar hun stralende kerkramen en me laten verblinden door hun betoverende kleuren. Ik heb hun glans nodig, hun gebiedend zwijgen. Die heb ik nodig als verzet tegen de smerige eenheidskleur van uniformen. Ik wil mijzelf hullen in de bittere kou die in de kerken hangt. (...) Een wereld zonder die dingen zou een wereld zijn waarin ik niet meer wil leven.
β
β
Pascal Mercier (Night Train to Lisbon)
β
Huizen werden tot het Stille Volk gerekend. Muren hebben oren, maar geen tong. Huizen, bomen en doden zwijgen als het graf.
β
β
Hope Mirrlees (Lud-in-the-Mist)
β
Ons geheim is een van woorden niet, maar van lang zwijgen.
β
β
P.C. Boutens
β
Daar is niet Γ©en die eenzaam gaat als ik,
en geen der andren draagt zijn harts geheim-
dit donker zaad dat zwelt naar lichten bloei,
dit stomme leed dat hijgt naar luid geluk-
in zulk een klem van onverbreekbaar zwijgen.
β
β
P.C. Boutens (Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe)
β
Ook de 'Ethica' bleef achter slot en grendel - en zou voor velen nog jarenlang een gesloten boek blijven. Spinoza wist het en sprak het uit: 'En voorzeker, wèl moet het moeilijk zijn wat men zo zelden aantreft. Want indien de redding voor het grijpen lag en zonder grote inspanning te bereiken was, hoe zou het dan mogelijk zijn dat zij door nagenoeg iedereen over het hoofd wordt gezien? Maar al het voortreffelijke is even moeilijk als zeldzaam.'
Zo onthult zich het geheim van de 'Ethica' voor onze ogen als de kalme, consequente moed, waarmee de meest belangeloze en stoΓ―cijnse denker van de zeventiende eeuw, een tot zwijgen gedoemde, de God die volgens kerken en synagoge buiten de wereld en boven het mensdom moet worden gezocht (en gevreesd), in wereld en mensdom liet opgaan - : uitdrukking van het unieke, duizendvormige, ongeschapen zijn, het Γ©ne lichaam met de Γ©ne ziel. Door dit te doen heeft Spinoza niet alleen de middeleeuwen ver teruggestoten; hij werd in de eerste plaats ons begin. Zijn 'wellevenskunst' sluit met een accoord van sober optimisme, dat tegelijk het vaste geloof verkondigt in de rede als laatste, hoogste macht die enkeling en samenleving tot hun ware bestemming kan leiden - 'het accoord van de door eigen kracht verlosbare mens'.
β
β
Theun de Vries (Spinoza: Beeldenstormer en wereldbouwer)
β
Plotseling viel er een stilte in de tuin. Het orkest had zichzelf tot zwijgen gebracht, gesprekken verstomden en de zwemmers staakten hun gespetter en geplons. Voor het eerst sinds hij op het feest was hoorde Menno vogels zingen.
Aller ogen richtten zich op een indrukwekkend schepsel dat, begeleid door de sponsor Arend Moezaam en SaΓ―d de villa uit kwam schrijden waarin ze zich tot dan had opgehouden. Dat moest Orpheline zijn, dacht Menno. Ze was een rijzige vrouw met een theatrale uitstraling. Haar glanzend zwarte haar hing tot op haar billen. Ze droeg een paarsblauwe jurk die vlak boven haar blote voeten eindigde. Ze had een krachtige, aristocratisch-gebogen neus en haar grote donkere ogen waren evenals haar fraai gevormde lippen paarsblauw opgemaakt. Aan haar tot de oksel blote lichtbruine armen schitterden zilveren armbanden. De lage uitsnijding van haar jurk liet een stevig borstenpaar vermoeden.
Meno hield zijn adem in. Wat een schoonheid! Maar zo groot.
β
β
Remco Campert (Ohi, hoho, bang, bang)
β
Vermeulen schraapt de laatste kapucijners van zijn bord en merkt ineens dat er aan de andere kant van het eethuis, achter een tafel naast de ingang, onafgebroken een jongen naar hem zit te staren. Een bekend gezicht heeft die knaap. Blootshoofd, met zijn handen naast zijn bord kijkt hij maar en kijkt, zonder zijn ogen af te wenden. Erg jong is hij nog, een jaar of zestien, zeventien - een schooljongen, als hij tenminste op school zit. Aan zijn kleding te zien heeft hij het thuis niet breed. Het is het soort jongen dat je in de stad bestellingen rond ziet brengen of als hulpje met een timmerman of schoorsteenveger mee ziet lopen. Al heeft hij geen dom of volks gezicht, eerder kwetsbaar en gevoelig. En prachtige, donkere schroei-ogen.
Waar ken ik die jongen toch van? denkt hij. In de Universiteitsbibliotheek zal ik hem niet tegengekomen zijn. Misschien kwam hij ook vaak muziek luisteren achter de hagen rond de Concertgebouwtuin. Ja, dat is het. Die jongen is een 'hek-abonnee', net als ikzelf vΓ³Γ³r ik aan 'De Tijd' kwam.
β
β
Erik Menkveld (Het grote zwijgen)
β
We waren vrolijk. Maar misschien is dat niet helemaal waar. We deden vrolijk. We lachten te hard, praatten te luid. Zodat we niet zouden horen wat iedereen dacht. Zodat we niet zouden nadenken over wat is bang maakte.
Ik wist het, ook al mocht ik het niet weten. Ik hoorde het in de sterke verhalen van de oudere jongens uit onze straat. In het zwijgen van Oscar wanneer hij stopte met lezen. In de plotselinge stilte van mijn ouders, telkens wanneer ik de kamer binnenkwam. Het was een stilte die de licht zwaar maakte. Een stilte die meer woog dan een rugzak vol stenen.
Natuurlijk kwam ik nooit zomaar binnen. Inkleedde te sluipen, te wachten, te luisteren naar de zachte stemmen van mijn ouders. Ook al zeiden ze dingen die mijn hart sneller liet slaan en mijn mond droog maakte.
β
β
Kathleen Vereecken (Alles komt goed, altijd)
β
Karel is gestorven. Opeens. Ik wist nog maar twee maanden en een half dat hij ziek was, en nu lag hij al ergens in een vrieskist.
(...)
'Nog een geluk, op een manier, dat hij nu niet heeft moeten afzien. Aftakelen, wie wil dat meemaken.' Ik hoor het mezelf door de telefoon tegen Mieke zeggen. Zij zwijgt. Zij heeft gelijk. Zwijgen is de beste reactie op domme uitspraken.
β
β
Griet Op de Beeck (Vele hemels boven de zevende)
β
Het dorp hoorde, zag en zweeg.
β
β
Chris De Stoop (Het boek Daniel)
β
Wij dragomans kunnen alleen maar nutteloos zijn, beste jongen,' troostte hij me. 'Maar we doen niemand kwaad met ons werk. In alle andere beroepen kun je de menselijke soort grote schade toebrengen. Denk bijvoorbeeld maar eens aan advocaten en artsen, om van architecten of politici nog maar te zwijgen.
β
β
Mario Vargas Llosa (Travesuras de la niΓ±a mala)
β
Alleen wetenschap heeft de macht om ketters het zwijgen op te leggen. Vandaag de dag is zij de enige institutie die gezag kan claimen. Zoals de Kerk in het verleden, heeft zij de macht om onafhankelijke denkers te vernietigen of te marginaliseren.
β
β
Slavoj Ε½iΕΎek (Violence: Six Sideways Reflections)
β
Zo blijven het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek gretige producenten van 'de culturele bril'. Ze hebben het nog steeds over 'autochtonen' en 'allochtonen', oud-Griekse begrippen die vooral in de geografie worden gebruikt, en zoveel betekenen als 'van deze grond' en 'niet van deze grond'. Hoewel ik van deze grond ben, hoor ik er nog steeds niet bij. Om nog maar te zwijgen over de koloniale verdeling in 'westerse' en 'niet-westerse allochtonen', waarbij IndonesiΓ« en Japan ondanks hun locatie 'in het Oosten' als westers zijn aangemerkt.
β
β
Sinan Γankaya (Mijn ontelbare identiteiten)
β
Ik kan het niet nalaten te denken dat het altijd de vrouwen zullen zijn die de zonden van de wereld moeten dragen zolang we leven in een wereld waarin de wetenschap door mannen wordt gedicteerd.
β
β
Cathy Bonidan (Ons zwijgen en ons spreken (Dutch Edition))
β
Wat haatte ik dat zwijgen van volwassenen. Ze zeiden niets, maar tegelijkertijd zeiden ze alles.
β
β
O.G. Wilkins (De man met zwarte laarzen)
β
Hij slikte zijn irritatie liever in. En als je dat maar vaak genoeg had gedaan, wist je op het laatst niet eens meer hoe je het zwijgen nog kon verbreken. Dan wende je eraan.
β
β
Judith Koelemeijer (Het zwijgen van Maria Zachea)
β
Sommige dingen gebeuren gewoon. Soms kun je het toeval richten. Als hij hangende schouders ziet. Of schoenen met versleten punten. Of ogen die alleen maar naar binnen kijken. Dan laat de jongen een kersenpitje vallen voor de voeten van een voorbijganger. Ze kijken op en soms komen ze naar boven. Dan zitten ze naast hem op het dak. Te zwijgen. Te praten. Te kijken naar de zonsondergang. De jongen zwijgt of luistert of kijkt mee. De mensen blijven nooit. Eventjes hebben ze nodig. Eventjes om op adem te komen. Eventjes om hun woede van het dak te schreeuwen. Eventjes om stilletjes te vertellen over wie ze graag zien. Eventjes om radeloos het hoofd te schudden. Daarna gaan ze weer. Dan leunt de jongen achterover, tegen de pannen van het dak. Dan kijkt hij naar de wolken.
β
β
Aline Sax (De jongen op het dak)
β
Wat Carl Jung zegt: eenzaamheid wordt niet veroorzaakt door de afwezigheid van anderen, maar doordat je de dingen die echt belangrijk voor je zijn verzwijgt omdat ze ontoelaatbaar voor een ander zouden zijn.
β
β
Dorien Dijkhuis (Dezelfde maan)