“
De volgende dag kwamen de eerste meisjes, Gwynne en Jessica. Het ene pikzwart, het andere hoogblond. Geverfde haren, felrood gelakte nagels, ieder met een rolkoffer en een beautycase. Puck stelde ze aan mij voor als haar vriendinnen. Willen ze een kamer, vroeg ik. Puck glimlachte. Ze komen hier werken, zei ze, ze maken deel uit van het businessplan. Ik vermoedde natuurlijk wel wat dat plan behelsde, vooral toen drie dagen later Gertrude, een Duits meisje, en Caro, een Vlaamse, hun intrek in het hotel namen. Maar ik zei voorlopig niets. Alle kamers waren nu op één na bezet. De meisjes liepen ieder gehuld in een wolk parfum op onpraktische hoge hakken en in strakke kokerrokken door het hotel. Ze noemden mij Madame, Madame La Promesse. Ik was niet gek. Op een avond, toen de meisjes naar boven waren, sprak ik Puck erop aan. Je wilde toch dat het hotel weer gaat lopen? Natuurlijk, dat was het liefste wat ik wilde. Laat mij mijn gang dan gaan. Binnenkort komen de eerste bezoekers en komt ook het geld binnen. Wacht maar af.
”
”
J. Bernlef