Voorjaar Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Voorjaar. Here they are! All 9 of them:

β€œ
Soms verdacht ik hem ervan dat hij meer van de hond dan van mijn moeder hield. De hond die als een hongerige veelvraat meteen de parfumplas van de grond had geslobberd, en het voorjaar erop stierf aan de gevolgen van een onduidelijke, vaak onverwacht openspringende, bult boven op zijn kop.
”
”
Ilona Verhoeven (Voor de eerlijke vinder)
β€œ
Iedere ochtend zag Vincent uit het raam van het atelier hoe het voorjaar forser over de zelfkant van de stad streek: geen lachende fee die in pastelkleurige sluiers kwam aangehuppeld, maar een bolle boerenmeid, zwaar op de benen, die rokken aan had met verstellappen erop en naar gier en geploegde aarde rook. De roeken zwermden over de knotwilgen, de rook sloeg driftiger neer vanaf de spoorbaan, langs het landweggetje voor Vincents huis glommen de plekken kolengruis natter en zwarter. Boven een verwiste horizon hingen rafelig getornde wolken, de kleuren waren guur, blauw, groen en stuurs. Hij keek naar de gravers en mestrijders op de landpaden en in de bouwveldjes, de oude mensen die hier kwamen aanschuifelen in de eerste fladderige plekjes zonneschijn; ze hadden de kleur en bijna de vorm van oud knoestig geboomte; hij volgde hun bewegingen met spanning; hij trachtte hen snel te tekenen.
”
”
Teun de Vries
β€œ
Nachtrust Avond. Twee tuinen verder woedt het voorjaar en sluipen kapers door het donker. Ergens vechten nagels om een vacht. Gekrijs om kruimels liefde. Stukgebeten oren. De krolse oorlog van een voorjaarsnacht. Bijna vergeten hoe ik met dezelfde woede door het donker joeg, hoe jij nog valser dan een kat je nagels in drie harten sloeg. Wat is het lang geleden en wat blijf je mooi. Ik heb de dagen één voor één geteld en met de beste woorden die ik heb: ik hou van je. In jou vind ik een bed. En het is lente en we delen hier dezelfde nacht met alles wat dat zegt.
”
”
Menno Wigman (Zwart als kaviaar: gedichten)
β€œ
Eenmaligheid ging gepaard met scherpte, herhaling sleet glad.
”
”
Minke Douwesz (Het laatste voorjaar)
β€œ
Het leek haar toen of je twee soorten mensen had: een type dat zijn eigen belang vanzelfsprekend voorop stelt, en een type dat beseft onderdeel te zijn van een groter geheel dat toewijding vergt.
”
”
Minke Douwesz (Het laatste voorjaar)
β€œ
Het mooie van de lente is de verrassende terugkeer van vogelgeluiden, van geuren en kleuren, van uitbottende groei. Opeens merk je dat je in de stilte van de winter, zonder er al te veel van doordrongen te zijn geweest, leven gemist hebt. De winter is natuurkunde: kou, kristal, zonlicht en rook; de lente biologie. Met de zomer doet na alle uitbundigheid weer een zekere verstilling zijn intrede. Aan de opgeschoten maΓ―sstengels en graanhalmen rijpen traag de zaden tot hun volle omvang. De lucht is zoel, veraf klinken de stemmen van kinderen die bij het water spelen. Alles is betrekkelijk geworden, je bent vrij.
”
”
Minke Douwesz (Het laatste voorjaar)
β€œ
Wat was een mensenleven anders dan een stel handen dat door een boek heen bladerde, een aai over een kinderhoofd, de rimpeling van wind op een wateroppervlak?
”
”
Minke Douwesz (Het laatste voorjaar)
β€œ
Zo werd het voorjaar, dat zo direct aanwezig was langs het jaagpad waar het fluitekruid het groot hoeiblad trachtte te verdringen maar dat verdween tussen de huizen waar slechts hier en daar klein kruiskruid, dat het gehele jaar door bloeit, tussen de straatstenen stond zodat zij de lente was op het schoolplein, elke dag opnieuw als ik op de eerste verdieping achter de ramen stond om haar te zien binnenrijden.
”
”
Maarten 't Hart (Een vlucht regenwulpen)
β€œ
Angla, zei moeder. Onze koe. Die kun je meenemen. Maar Karl Orsa was niet uit op Angla en ook niet op het geld; maar een ieder wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerten verlokt wordt; hij had zijn zinnen op moeder gezet. Een hele koe, zei moeder. Als dat niet genoeg is, weet ik het niet. Maar hij wilde niet, het leek wel of die koe hem moest worden opgedrongen. Het hooi is in maart toch op, zei moeder. We hebben toch niet genoeg. En wat moeten we dan beginnen? je kunt haar net zo goed meenemen. In het voorjaar hebben we toch alleen maar last van haar. Ten slotte kon hij er niet meer omheen, om die duivelse koe. Dan gaan we maar eens kijken, zei hij. Niet om het een of ander. Maar omdat jij er zo op aandringt, Tea. In de stal kneep hij zowaar in Angla en hij bekeek de poten en streek met zijn hand over de rug. Hoe oud is ze? vroeg hij. Ze wordt dit najaar tien, zei moeder. Vel over been, zei Karl Orsa, meer niet. En hij had gelijk, veel bijzonders was Angla niet. Een oude koe, zonder de minste levenslust. Ge kende zelfs Angla, Heer. Het was zoals het was. En Karl Orsa liet zijn blik langs de uiers gaan. Wondjes aan de spenen, zei hij. Lege uiers. Daarna wierp hij een steelse blik op moeder, zij had een volle, vaste boezem. Je kon zien dat hij dacht: die tieten. Maar voor de slacht? probeerde moeder. Als slacht-koe? Toen moest hij voor de tweede keer met zijn ogen en handen over Angla heen gaan, ook van slachtdieren had hij verstand. Veel vlees zit er niet aan, zei hij. Veel meer dan een skelet is het niet. Een lege ruiter. een scharminkel. Weer wierp hij een steelse blik op moeder en je kon zien dat hij dacht: vlees. Moeders laatste voorstel was: En de huid dan? Er blijft toch een koeiehuid over? Maar zelfs daar viel niet over te praten. Aan huiden heb je niets. Er is geen mens die huiden koopt. Vooral geen koeiehuiden. Er zijn heel wat meer koeiehuiden dan levende koeien. Wat een dwaze gedachte! Ook op de huid van moeder wierp hij een steelse blik, ze had blote armen en een blote hals en je kon zien dat hij nu zeker wist hoe de pacht voor dit jaar betaald zou worden.
”
”
Torgny Lindgren (De weg van de slang ~ De schoonheid van Merab ~ Bathseba)