Tijd Voor Elkaar Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Tijd Voor Elkaar. Here they are! All 17 of them:

Hij kon niet zeggen wiens schuld het was, maar na verloop van tijd was het nieuwe eraf en had het plaats gemaakt voor herhalingen. Ze ontmoetten elkaar alleen nog om het oude te herhalen.
Virginia Woolf (To the Lighthouse)
(...) omdat er een dag komt, veel eerder dan je voor mogelijk houdt, dat zielsverwant een woord is dat je uit aardigheid tegen elkaar zegt en niet noodzakelijkerwijs omdat het waar is, dat er een tijd komt dat je of niemand meer hebt om naartoe te fietsen of dat je niet meer genoeg tijd hebt omdat te doen. Een dag waarop niemand meer thuis is.
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
Je kunt de seizoenen zien als stukjes van de mooiste, transparantste zijde in verschillende kleuren. Los van elkaar zijn ze mooi, maar leg de een boven op de ander, al zijn het alleen maar de randen, en er komt iets speciaals tot stand. Dat geldt ook voor de smalle strook tijd waarin het begin van het ene seizoen het eind van een ander overlapt.
Tan Twan Eng (The Garden of Evening Mists)
Het was makkelijk genoeg om een programma te schrijven dat de doden zou ordenen, zei hij, maar eigenlijk wilde hij een programma schrijven dat de zin van het sterven kon verklaren. Dat was de verre toekomst. Ooit zouden de computers alle grote geesten bijeenbrengen. Over dertig, veertig, honderd jaar. Als we elkaar voor die tijd niet opblazen. We zitten op het topje van de menselijke kennis, mamma.
Colum McCann (Let the Great World Spin)
Wat zou José Saramago over Carlos zeggen? Dit. 'Mensen als deze heb je overal, ze besteden hun tijd, of de tijd die er in hun ogen naast het leven voor rest, aan het verzamelen van postzegels, munten, medailles, vazen, ansichtkaarten, luciferdoosjes, boeken, horloges, sportshirts, handtekeningen, stenen, kleien beeldjes, lege frisblikjes, engeltjes, cactussen, libretto's, aanstekers, vulpennen, uilen, speeldozen, flessen, bonsais, schilderijen, bierglazen, pijpen, kristallen obelisken, porseleinen eenden, antiek speelgoed of carnavalsmaskers, en dat doen ze vermoedelijk uit iets watje metafysische angst zou kunnen noemen, omdat het idee van de chaos als alleenheerser over het heelal onverdraaglijk voor hen is, misschien proberen ze daarom met hun bescheiden vermogens en zonder goddelijke hulp enige orde te scheppen in de wereld, waar ze voor korte tijd nog in slagen ook, maar alleen zolang ze hun verzameling in stand kunnen houden, want op de dag dat daar de klad in komt, en die dag komt altijd, hetzij door de dood, hetzij doordat de verzamelaar er genoeg van heeft, is alles terug bij af, loopt alles weer door elkaar.' 
Dimitri Verhulst (Dinsdagland: Schetsen van België)
Toen onze genen niet meer alle informatie konden opslaan die nodig was om te overleven, vonden we langzamerhand de hersenen uit. Maar toen kwam de tijd, misschien 10.000 jaar geleden, dat we meer moesten weten dan de hersenen gevoeglijk konden bevatten. Dus leerden we enorme hoeveelheden informatie buiten ons lichaam op te slaan. Wij zijn voor zover we weten de enige soort op onze planeet die een gemeenschappelijk geheugen heeft uitgevonden dat noch in onze genen noch in onze hersenen zetelt. De opslagplaats van dat geheugen wordt bibliotheek genoemd. Een boek wordt gemaakt van een boom. Het is een verzameling vlakke, buigzame delen (nog steeds 'bladen' genoemd), bedrukt met donker gekleurde kriebels. Eén oogopslag en je hoort de stem van iemand anders - misschien een persoon die al duizenden jaren dood is. Millennia na dato spreekt de schrijver, duidelijk en zwijgend, binnen in ons hoofd. De schrijfkunst is misschien wel de grootste van alle menselijke vindingen; ze bindt mensen te zamen, bewoners van ver verwijderde tijdperken die elkaar nooit hebben gekend. Boeken verbreken de kluisters van de tijd, een bewijs dat de mens een tovenaar kan zijn.
Carl Sagan (Cosmos)
..maar voor nu is het van belang op te merken dat we er toch stilzwijgend van uitgaan dat het tenminste in theorie mogelijk moet zijn om de symbolische en reële waarde zo te laten samenvallen dat ze tegen elkaar kunnen worden weggestreept. Een misleidend idee. Tijd is geld, maar geld is geen tijd natuurlijk.
Coen Simon (Schuldgevoel)
Om de wereld te hervormen moeten de mensen psychisch gezien een nieuwe weg inslaan. Er zal geen werkelijke broederschap aanbreken voordat je werkelijk ieders broeder bent geworden. Geen enkele wetenschap, geen enkel inzicht in wat het nuttigst en voordeligst voor iedereen is zal de mensen er ooit toe kunnen nopen het privébezit en privileges met anderen te delen. Iedereen zal zich te kort gedaan voelen, men zal tegen alles morren en elkaar benijden en uitroeien. U vraagt wanneer die droom in vervulling zal gaan. Het komt zo ver, maar eerst zal de mens door een periode van vereenzaming heen moeten. De soort vereenzaming die tegenwoordig, en vooral in onze tijd overal heerst, maar voorlopig heeft zij haar hoogtepunt nog niet bereikt. Want iedereen streeft er tegenwoordig naar zich van de anderen los te maken en op eigen kracht de volheid des levens te ervaren, maar ondertussen heeft al zijn pogen geen levensvolheid, maar je reinste zelfmoord ten gevolge. Want in plaats van volledige zelfverwerkelijking valt de mens volledige vereenzaming ten deel. Want iedereen sluit zich tegenwoordig voor anderen af, sluit zich op in zijn eigen hol en trekt de handen van zijn medemens af. Hij verbergt zich met wat hij bezit en het eind van het liedje is dat hij de mensen van zich afstoot en dat zijn medemensen hem ten slotte ook van zich afstoten. Hij hoopt rijkdommen op en denkt dan: hoe rijk ben ik nu, mij kan niets meer overkomen, maar de sukkel weet niet dat hij naarmate hij meer rijkdommen verwerft hij ook steeds dieper wegzakt in een aan zelfmoord grenzende vorm van onmacht. Want hij heeft geleerd dat hij alleen maar op zichzelf kan vertrouwen en dat hij zich van de anderen heeft losgemaakt; hij heeft zijn ziel bijgebracht niet meer in wederzijdse menselijke solidariteit te geloven en hij heeft maar één doodsangst: men zou zijn positie en zijn privileges eens kunnen aantasten. Het is gewoon bespottelijk zoals het menselijk verstand tegenwoordig ontoegankelijk is voor het inzicht dat persoonlijke onaantastbaarheid niet bestaat uit particuliere krachtsinspanning, maar uit de verenigde inzet van alle mensen samen. Maar ook aan die verschrikkelijke periode van vereenzaming komt eens een einde en dan zal de mensheid als geheel op hetzelfde ogenblik beseffen hoe onnatuurlijk het is dat de een zich van de ander losmaakt. En als dat besef eenmaal geboren is dan zal de mens er zich over verbazen dat hij zo lang in het duister heeft gezeten en het licht niet heeft gezien. Maar tot die tijd aanbreekt moet het vaandel hooggehouden worden en moet de mens, al was het maar door het voorbeeld van een enkeling, zich aan die vereenzaming ontworstelen en een daad van broederliefde stellen, ook al zouden de anderen hem daarvoor als een idioot beschouwen.
Fyodor Dostoevsky
In 't verdriet om zijn tijd, en in toenemende maagpijn schilderde hij, terwijl er buiten sneeuw viel : 'De Blinden die elkander in de Gracht leiden'; 't Valt voor in zijn vredige streek, met de kerk, ginder rustig en uitnodigend gezeten aan de voet van een buikrond heuveltje. Hier van voor, rechts, diept een koele gracht, waar lis wiegt en irissen tintelen. Op de voorgrond, in de richting van die gracht, komen de zes blinden met hun wijde mantels aan, achtereen elkaar vasthoudend aan hun staf, of de hand op de schouder van de voorgaande gelegen. Hun oude, getaande, domme bedelaarsgezichten zijn smekend omhoog gericht; maar hun ogen zijn ofwel gesloten, of 't zijn enkel matte, witte ballen of uitgezworen holtens. Ze zullen de gracht intuimelen, één voor één, lijk de voorsten al bezig zijn, - de eerste had nogal muziek bij! Rond dit drama bloeit een schone, zachte zomer. Er is stilte, vrede en zon! Daarin ligt heel zijn tijd : 't verscheuren van elkanders overtuiging, de blindheid van elkendeen; daarin ligt zijn twijfel, zijn gebroken droom, zijn geloof, zijn verlangen naar rust, heel zijn hart en heel zijn ziel, - heel de tegenstrijdigheid van zichzelf en van zijn tijd. Toen hij de schilderij af had; - 't was enige dagen voor Kerstmis - liet hij palet en borstels uit zijn hand glijden. 'Nu heb ik, geloof ik, niets meer te doen dan maagpijn te lijden', zuchtte hij.
Felix Timmermans (Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken)
En ik sta te denken dat je toch gehoopt zou hebben dat iemand na al die tijd een douche zou hebben uitgevonden waarbij het gemakkelijk is om het water op de juiste temperatuur te krijgen. Maar dat lijkt de zoveelste te zijn dat de mensheid maar niet voor elkaar krijgt.
Edward Docx (Let Go My Hand)
Het verstrijken van de tijd verhevigt en condenseert elke willekeurige storm, zelfs als er in het begin geen wolkje aan de horizon viel te bekennen. Een mens weet niet wat de tijd, die zijn fijne laagjes op een vrijwel onzichtbare manier over elkaar heen legt, met ons zal doen, waarin die ons kan veranderen. Hij schrijdt stilzwijgend voort, dag aan dag en uur aan uur en stap voor vergiftigde stap, vestigt de aandacht niet op zich tijdens zijn heimelijke arbeid, zo eerbiedig en behoedzaam dat hij ons nooit een duw geeft of laat schrikken
Javier Marías (Los enamoramientos)
Steeds zie ik ons samen opdoemen in mijn geest en weer verdwijnen. Als jongens, als jongemannen en op latere leeftijd. We kijken allebei star voor ons uit. Het lijkt wel of we met elkaar vergroeid zijn, zo dicht lopen we tegen elkaar. Ik weet niet of we op weg zijn ergens naar toe of dat het zomaar een dwalen is. Er is geen angst want ik weet dat we elkaar niet kwijt kunnen raken.
Jan Wolkers (De Onverbiddelijke Tijd)
Zijn huwelijk met Gabrielle was wolkeloos voor wie niet beter wist. Vergroeid met elkaar als twee oude bomen die decennia door elkaars kruinen heen hebben moeten groeien omwille van het schaars bevochten licht, leefden ze hun eenvoudige dagen, alleen doorbroken door de frivool aandoende vrolijkheid van hun dochter, hun enig kind. De dagen verdwenen in de plooien van verstrooide tijd. Hij schilderde. (p. 18)
Stefan Hertmans (War and Turpentine)
Blindheid is een wapen tegen ruimte en tijd; ons bestaan is één ontzettende blindheid, op het weinige na dat we via ons nietig verstand – nietig zowel van nature als in zijn reikwijdte – waarnemen. Het dominerend principe in de kosmos is blindheid. Deze maakt een naast elkaar bestaan van dingen mogelijk, dat onmogelijk zou zijn wanneer ze elkaar zagen. Zij staat het afkappen van de tijd toe waar deze ondraaglijk is. Wat is bijvoorbeeld een kiemkorrel anders dan een brokje leven dat zich tot het opnieuw geroepen wordt in blindheid hult? Om de tijd, die een continuüm is, te ontgaan, bestaat maar één middel. Wanneer men van tijd tot tijd de ogen voor hem sluit, is het mogelijk hem in de stukken te breken die men van hem kent.
Elias Canetti (Het martyrium (Dutch Edition))
Heeft Afrika een ander soort democratie nodig?’ vroeg ik. De professor knikte. ‘In de prekoloniale tijd werd in Afrika een consensuspolitiek gevoerd. Bij een belangrijk probleem kwamen vertegenwoordigers van alle betrokken clans samen. Ze gingen niet uit elkaar voor er een oplossing was bedacht waarin iedereen zich kon vinden. Zo had niemand het gevoel dat hem door de meerderheid iets was opgedrongen.
Jan Leyers (De weg naar het avondland)
Ik heb genoeg lentes overgeslagen. 't Moet uit zijn. Vaak is het me niet eens opgevallen dat het lente werd. Het deed me niks. Nogal wiedes als je er geen acht op slaat, doet niets je iets. Ik merkte de bloesem evenmin op als de sneeuw. Ik hing maar zo'n beetje tussen hemel en aarde. En alles ging snel. Je had geen tijd om stil te staan, of je durfde het niet misschien, omdat je bang was dat je werd ingehaald. Maar nu sta ik stil bij de lente in mijn tuin en ik weet zeker dat het niet het stilstaan is van een ouder wordende man. Wat jammer dat we zo niet kunnen zijn, denk ik, zo opgetogen als deze bloei; zo eerlijk als het gras; zo mild als de voorjaarsregen. En in dit decor van liefde en zachtmoedigheid wil ik alleen maar lieve mensen tegenkomen. O, u mag me rustig beschuldigen van sentimentaliteit, maar wat de aarde op dit moment oproept in mijn hart, laat ik niet zomaar kapotmaken door de wrevel en de onvrede van mensen; door wat ze zeggen in kranten, roepen door de radio, laten zien op de buis. Bij deze bloei in dit licht heb ik geen zin in discussies en vergaderingen en teksten; in beloften of voorspellingen; of in mensen die elkaar pijn willen doen, kwetsen en kwellen, die elkaar voorbij willen streven. Voor mij hoeft het nou es even niet, de succesvolle goalgetters. Daar sta je dan tussen het geweld van dit groene leven, jij met je hinderlijke verstand, midden in het ongeremde dat maar raak leeft zonder enige reserve. Het vlamt op uit de aarde zonder terughoudendheid. Dat doet maar. Het staat op uit de dood. Breekt opnieuw uit de knop. Bloeit als een gek en valt neer zonder droefheid, zonder tranen. Daar sta je dan met je armbandhorloge.
Toon Hermans (Fluiten naar de overkant)
Wie heeft, staande tegenover een Parijs woongebouw, nooit gedacht dat het onvergankelijk was? Een bom, een brand of een aardbeving kunnen het natuurlijk vellen, maar afgezien daarvan? In de ogen van een individu, een familie of zelfs een dynastie lijken een stad, een straat of een huis zo onveranderlijk en ongevoelig voor de tijd en de wisselvalligheden van het menselijk leven, dat men de broosheid van ons bestaan en de onkwetsbaarheid van steen met elkaar denkt te kunnen vergelijken en tegenover elkaar meent te kunnen stellen.
Georges Perec (Life: A User's Manual)