β
Laten we ons nergens wat van aantrekken en op de gewone tijd gaan eten.
β
β
Gerard Reve (De avonden)
β
Op visite in zo'n ongestoffeerd huis kun je moeilijk aan de gastheer vragen of u even op zijn iPad mag kijken wat hij de laatste tijd zoal gelezen heeft.
β
β
Kees van Kooten (De verrekijker)
β
Wie weet heb ik de blunder begaan me tot een oersaaie figuur te ontwikkelen, in haar ogen dan. Ter verdediging kan ik het volgende aanvoeren: de meeste mensen zijn oersaai als je ze maar de tijd geeft om dat te bewijzen.
β
β
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
β
We staan elke dag op, doen wat van ons verwacht wordt, en gaan dan weer slapen, en dat noemen we leven. We saboteren onszelf zonder het te beseffen, omdat we nadoen wat ons ooit is voorgedaan, en dan denken we dat het zo mΓ³et gaan. En ondertussen organiseren we de dingen zo, dat we geen tijd hebben om stil te staan bij dat wat we ten diepste voelen. We vergeten wat we waard zijn en durven niet te geloven dat we het goeie wel degelijk verdienen. We vinden het makkelijker om te berusten bij ons leed, om onszelf te troosten na de pijn, dan te kiezen voor wat ons echt gelukkig zou maken.
β
β
Griet Op de Beeck (Kom hier dat ik u kus)
β
De tijd is niet veraf dat een complete Herge pagina tien of twintig miljoen frank zal kosten.
β
β
Jean Pierre Van Rossem (Hoe word ik stinkend rijk?: Van Rossems beleggings- en belastinggids editie 1993)
β
Ook dat is vriendschap. Iemand de tijd gunnen, iemand de ruimte geven. Wachten tot iemand er klaar voor is, ook als je vreest dat hij er misschien nooit klaar voor zal zijn.
β
β
Splinter Chabot (als de Hemel genoeg ruimte heeft (Dutch Edition))
β
Men kan nooit werkelijk een plek-van-vroeger terug vinden, of een voorbije staat van zijn opnieuw beleven. Er is ooit een toestand van volmaakt geluk geweest die men in de loop van de tijd onophoudelijk verliest, vergeet. Toch blijft men geloveen dat die ergens in het verleden verzonken is en hervonden kan worden.
β
β
Hella S. Haasse (Berichten van het Blauwe Huis)
β
We staan elke dag op, doen wat van ons verwacht wordt, en gaan dan weer slapen, en dat noemen we leven. We saboteren onszelf zonder het te beseffen, omdat we nadoen wat ons ooit is voorgedaan, en dan denken we dat het zo moet gaan. En ondertussen organiseren we de dingen zo, dat we geen tijd hebben om stil te staan bij dat wat we ten diepste voelen.
β
β
Griet Op de Beeck
β
Bij de zoektocht naar de verloren tijd is muziek een veel krachtiger kompas dan een madeleinekoekje.
β
β
Bart Van Loo (Chanson)
β
In de tijd dat ik veronderstelde een revolutionair te zijn liet ik mijn baard groeien. De revolutie kwam echter niet. Ik had te weinig idealen.
β
β
Herman Brusselmans (Het spook van Toetegaai)
β
Wie tijd geeft aan moeilijk dan wordt moeilijk gemakkelijk
β
β
Ish Ait Hamou (Als je iemand verliest die je niet kan verliezen)
β
...en hij begreep dat vriendschap bestond uit een reeks uitwisselingen : van genegenheid, van tijd, soms van geld, maar altijd van informatie.
β
β
Hanya Yanagihara (A Little Life)
β
De tijd die je denkt, kan niet op klokken
worden weggetikt. Wie denkt, staat stil. Die laat de wereld even lopen. Men is er even niet. En zolang men er niet is, kan er niets gebeuren.
β
β
P.F. ThomΓ©se (De onderwaterzwemmer)
β
Wanhoop kost tijd en als hij iets niet heeft dan is het dat: tijd. Hij zou er ruimte voor moeten maken in zijn agenda. Misschien kan hij van de winter een weekend inruimen voor wanhoop.
β
β
Arnon Grunberg
β
Vroeg naar bed gaan - dat vonden de immer onuitgeslapen pioniers van de moderne kunst het moedigst denkbare gevecht tegen depressie, drank, zinloze verstrooiing en de voortstormdende tijd.
β
β
Florian Illies (1913: Der Sommer des Jahrhunderts (1913, #1))
β
Ik dacht aan de tijd, de verstrijkende tijd om precies te zijn, hoe onmetelijk, hoe onafzienbaar, hoe lang en donker en leeg één uur kan zijn. Wie zo denkt heeft helemaal geen lichtjaren nodig.
β
β
Herman Koch (Het diner)
β
Het is een masochistische ketterij, dit geseculariseerde zondvloedgeloof, dat zich in deze tijd heeft meester gemaakt van de harten en geesten van onze bestuurders. Een manie, vergelijkbaar met de doodscultus die ooit Paaseiland teisterde.
β
β
Thierry Baudet
β
Het graf gaapt, de tijd zoemt en nergens is redding.
β
β
Gerard Reve
β
Maar wat de één vlug noemt is voor de ander normaal; tijd is een betrekkelijk iets.
β
β
Marten Toonder (Mijn eigen eenzame weg)
β
Wij doden de tijd, de tijd doodt ons.
β
β
A.F.Th. van der Heijden
β
Het zou een nieuwe taak van de literatuur kunnen zijn: gevaarlijke processen voorkomen door ze op tijd te beschrijven.
β
β
GΓΌnter Grass
β
Hij hield van Latijnse zinnen omdat ze de rust in zich borgen van alles wat verleden tijd was geworden. Omdat die zinnen je niet dwongen er iets over te zeggen. Omdat ze taal waren die aan al het gepraat voorbij was.
β
β
Pascal Mercier (Night Train to Lisbon)
β
Een mens kan altijd een tijd lang kijken zonder te zien. Kijken kan Robert ook, maar het theebusje en de kaasschaaf herkennen niet. Hij kijkt zonder te zien, bedoel ik. Neem zelf de proef maar eens. Je drinkt altijd koffie van een bepaald merk en omdat dat in de drugstore opeens niet meer voorradig is, neem je een ander merk, een andere bus. Als je de volgende dag koffie wilt maken zoek je overal naar de koffiebus. Het herinneringsbeeld van de oude busis zo sterk dat hij de bus van het nieuwe merk, de aanwezige bus, vlak voor je neus op de keukenplank, onzichtbaar maakt. Om iets te zien moet je eerst iets kunnen herkennen. Zonder herinnering kun je alleen maar kijken. Dan glijdt de wereld spoorloos door je heen.
β
β
J. Bernlef (Hersenschimmen)
β
Lees je CΓ©line?' vroeg een vrouwenstem. Haar stem klonk tamelijk sexy. Ik had me al een tijd eenzaam gevoeld. Tientallen jaren eigenlijk.[...]
'Nou, aan de slag. Ik wil Frankrijks grootste schrijver. Ik wacht al heel lang.
β
β
Charles Bukowski (Pulp)
β
Ik denk dat de tijd volkomen stilstaat en dat ik me erin beweeg, soms langzaam en soms met razende snelheid. Ik zit aan de tafel en de tijd staat stil. Ik kan hem niet zien, niet ruiken en niet horen maar hij omringt me aan alle kanten. Zijn stilte en zijn onbeweeglijkheid zijn verschrikkelijk. Ik spring op, ren het huis uit en probeer hem te ontvluchten. Ik ga iets doen, de dingen eisen mijn aandacht op en ik vergeet de tijd. En dan, heel plotseling, is hij weer om me heen. Misschien sta ik voor het huis naar de kraaien te kijken en daar is hij weer, immaterieel en stil, en hij houdt ons vast, de wei, de kraaien en mij. Ik zal aan hem moeten wennen, aan zijn onverschilligheid en zijn alomtegenwoordigheid.
β
β
Marlen Haushofer (The Wall)
β
Het is tijd om cijfers op hun plek te zetten. Niet op een voetstuk, niet bij het vuilnis. Maar waar ze horen: naast woorden.
β
β
Sanne Blauw (Het bestverkochte boek ooit (met deze titel): Hoe cijfers ons leiden, verleiden en misleiden)
β
Onze tijd is moe, krank en verveeld. [β¦] Maar de mensch is nog niet sterk genoeg om zonder ideaal te leven.
β
β
Emmanuel de Bom (Wrakken)
β
Natuurlijk gebeurde dit allemaal heel lang geleden en kan zoiets nu niet meer gebeuren. Niet in onze tijd.
β
β
John Boyne (The Boy in the Striped Pajamas)
β
Het zou handig zijn wanneer je boeken koopt dat je de tijd om ze te lezen erbij kon kopen
β
β
Arthur Schopenhauer
β
Meet the time as it seeks us.
Treed de tijd tegemoet zoals zij ons zoekt.
(The tragedy of Cymbeline, William Shakespeare)
β
β
Kerstin Gier (Saphirblau (Edelstein-Trilogie, #2))
β
Kostbare tijd, die niet meer te achterhalen is, heb ik vermorst.
β
β
Gerard Reve (De avonden)
β
Ieder beschaafd land heeft ooit op een bepaald moment zijn koning afgezet of onthoofd, het is hoog tijd dat BelgiΓ« ook een beschaafd land wordt.
β
β
Jean Pierre Van Rossem
β
Wat ons miezerige voorstellingsvermogen ons voorschotelt wanneer we denken aan het stoppen van de tijd: een klok met een lege batterij
β
β
Lieke Marsman (Het tegenovergestelde van een mens)
β
En de tijd die zo gestaag en zo zeker voorbijgaat slaat voorbij de klokken op hol. Het kost zo weinig tijd om een leven te veranderen en het kost een heel leven om die verandering te begrijpen.
β
β
Jeanette Winterson (The Gap of Time)
β
Ik hoorde niet de tijd, de grote dode tijd door zijn zinnen ruisen β zijn Loire-zinnen, zijn Mississippi-zinnen, zijn grammaticale Congostromen en syntactische Nijldeltaβs, zwanger van bezinksel.
β
β
Erwin Mortier (Godenslaap)
β
De laatste tijd doe ik dingen voornamelijk niet. Door dingen niet te doen, kun je ze ook niet fout doen, zou je kunnen zeggen.Maar dan vergis je je. Sommige dingen niet doen is al een misdaad op zichzelf. Niet naar school gaan, niet eten, niet slapen, niet praten, niet willen, niks willen, gewoon helemaal niks, dat is ook fout.
β
β
Erna Sassen (Dit is geen dagboek)
β
Jij en ik, we zijn beiden bewonderaars van Marcus Aurelius en je zult je deze passage in zijn Overpeinzingen herinneren: 'Zondig gerust, zondig tegen jezelf en doe jezelf geweld aan, mijn ziel; maar later zul je niet meer de tijd hebben om jezelf te achten en te respecteren. Want één leven slechts, een enkel leven, heeft eenieder.
β
β
Pascal Mercier (Night Train to Lisbon)
β
Ik deed mijn nachtlampje uit en kroop onder mijn dekbed. Wat was eigenlijk erger? Gek zijn of echt terug in de tijd springen? Vermoedelijk het laatste, dacht ik. Tegen dat andere kon je misschien nog wel een pilletje slikken.
β
β
Kerstin Gier (Rubinrot (Edelstein-Trilogie, #1))
β
Verhalen horen zich in het verleden af te spelen, en hoe verder het verleden, zou men kunnen zeggen, des te beter voor ze, in hun hoedanigheid van verhalen, Γ©n voor de verteller, wiens gemurmel de onvoltooid verleden tijd bezweert.
β
β
Thomas Mann (De Toverberg)
β
Om je innerlijk vrij te voelen heb je ruimte in overvloed en eenzaamheid nodig. Andere noodzakelijke aspecten zijn vrij kunnen beschikken over je tijd, volledige stilte, een sober leven en een prachtige omgeving. De combinatie van die verworvenheden brengen je vanzelf bij een blokhut.
β
β
Sylvain Tesson (Dans les forΓͺts de SibΓ©rie)
β
Soms, ondergedoken in zijn boeken, werd hem duidelijk hoeveel hij nog niet wist, hoeveel hij nog niet gelezen had, en het was gedaan met de sereniteit waarmee hij had gewerkt toen tot hem doordrong hoeveel tijd hij in zijn leven nog had om dat allemaal te lezen, te leren wat hij moest leren.
β
β
John Williams (Stoner)
β
[β¦]
Ik spande me in die tijd tot het uiterste in
om minder jong te worden-
wat gaf ik om verbazing en onwetendheid?
[β¦]
Ik wist toen nog niet wie hij was:
de w van wie en waar en wat,
die van waanzin en waarom en wanneer en wacht!
en ook die van woestijnen, van weemoed en van wolken-
woorden
die mij altijd achtervolgen.
Het was een kleine, nietszeggende w,
toen ik hem vond,
en ik was toen nog zo verschrikkelijk onacceptabel jong.
β
β
Toon Tellegen (...m n o p q...)
β
Zal je? Zonder dat ze uitgesproken wordt, is deze vraag er altijd
Omdat we weten dat het leven ongenadig is, van nature gierig.
Zo makkelijk is het te vernielen. Het is zo verleidelijk
Iets dood te laten bloeden, alleen maar omdat het er is;
Meer hebben we blijkbaar niet nodig, dat onderscheidt
Ons van de dieren. Maar soms, 's zomers liggen we te wijzen
Naar de sterren, naar iets wat even onbegrijpelijk is als tijd,
Als de onmogelijkheid zelf van de sterren, of als het simpele feit
Dat jij en ik op die bepaalde dag toevallig dezelfde richting uitkeken.
Dat niemand onze hoofden leidden, zoals niemand onze armen nu omhoog-
Duwt. Maar het is niet naar de sterren dat we wijzen, het is niet de val
Die we voelen, hoewel van angst verstrengelen onder de denken.
Ondanks het besef dat we voorlopig worden gedoogd
Door de dingen zelf, antwoordt jouw lichaam al voor mij. Ja, ik zal.
β
β
Peter Verhelst (Nieuwe sterrenbeelden)
β
Vijftig jaar is zo'n gigantische hoeveelheid tijd om niet te krijgen, ik weet niet hoe ik me daar een voorstelling van moet maken. Vijftig verjaardagen, ja, vijftig keer kerst en zomervakantie en zo, die dingen. Maar ook hoe vaak wel niet je lievelingsliedje op de radio? Hoeveel duizend keer lekker warm douchen? Hoeveel Tell Sell-reclames en films, hoeveel pannenkoeken met stroop? Hoe vaak iemands knie tegen de jouwe en hoeveel computerspelletjes?
β
β
Koen Caris (Stenen eten)
β
Je zit er nog middenin. Je zult er altijd middenin blijven zitten. Nee, niet letterlijk. Maar in je hart. Niets houdt ooit op, niet als het zo diep is gaan zitten. Je zult altijd met een open wond blijven rondlopen. Dat is na verloop van tijd nog de enige keus. Met een open wond rondlopen of dood. Denk je ook niet?
β
β
Julian Barnes (The Only Story)
β
Heel de inrichting van de samenleving is maar op één doel gericht: alle burgers, voor zover het algemeen belang het toelaat, vrijwaren van lichamelijke arbeid om zo veel mogelijk tijd te kunnen besteden aan de vrije ontwikkeling van hun geest. Daarin ligt volgens Utopianan namelijk de sleutel tot een gelukkig leven.
β
β
Thomas More (Utopia)
β
(...) omdat er een dag komt, veel eerder dan je voor mogelijk houdt, dat zielsverwant een woord is dat je uit aardigheid tegen elkaar zegt en niet noodzakelijkerwijs omdat het waar is, dat er een tijd komt dat je of niemand meer hebt om naartoe te fietsen of dat je niet meer genoeg tijd hebt omdat te doen. Een dag waarop niemand meer thuis is.
β
β
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
β
Precies op dat moment stak de wind op en duizenden en nog eens duizenden gele plataanbladeren maakten zich los van hun levensbron en fladderden door de lucht. herfstbladeren vallen niet; ze vliegen. Het is hun enige kans om te zweven, dus nemen ze er de tijd voor. Ze wervelden, zeilden en dwarrelden op de windvlagen, het zonlicht weerkaatsend.
β
β
Delia Owens
β
Aldus werd hij vanzelf een Bekende Nederlander, zoals de bovenlaag van culturele volksvertegenwoordigers heette die waren aangeraakt door het televisielicht.
β
β
A.F.Th. van der Heijden (Kwaadschiks (De tandeloze tijd #6))
β
Volmaakt vrij zijn, en te zelfder tijd volkomen in de ban zijn van de wet, dat is de eeuwige paradox van het menselijk leven, zoals wij die iedere moment in praktijk brengen (...)
β
β
Oscar Wilde (De Profundis)
β
De tijd (dat is bekend) vliegt soms als een vogel en kruipt soms als een worm; maar het gaat de mens bijzonder goed als hij zelfs niet merkt of hij snel of langzaam voorbijgaat.
β
β
Ivan Turgenev
β
Ze hadden aan de tijd zitten morrelen, die twee, en hem uiteindelijk onklaar gemaakt.
β
β
Tommy Wieringa (De heilige Rita)
β
De tiener die hij geweest is spiedt door de kieren van de tijd, kijkt hem na vanuit de berm, vanuit een veld. In zijn hoofd is elk mens tijdreiziger.
β
β
Auke Hulst (De Mitsukoshi Troostbaby Company)
β
Wat als tijd niet vervliegt maar warm en levend met je mee reist?
β
β
JelleTas
β
Het enige wat overblijft is de wetenschap dat alles comedy is. Uiteindelijk zal de eerste sitcom over Auschwitz gemaakt worden. Alles is een kwestie van tijd
β
β
Nicolien Mizee (De porseleinkast (Faxen aan Ger #2))
β
Bij Schiphol parkeren is de beste keuze voor als u uw auto kwijt wilt voor een korte trip of langere tijd. Wees op tijd, reserveer nu online!Click here to view: http://www.bijschipholparkeren.nl
β
β
mannotile
β
Ik zit op den berg en kijk in het dal der plichten.
Dat is dor, er is geen water, het dal is zonder bloemen en boomen.
Er loopen veel menschen door elkaar. De meesten zijn wanstaltig en verwelkt en kijken voortdurend naar den grond.
Na eenigen tijd sterven zij allen, toch zie ik niet dat hun aantal mindert, het dal ziet er steeds eender uit. Verdienen zijn beter?
Ik rek mij uit en kijk op langs mijn armen naar de blauwe lucht.
Ik sta in het dal op een pleintje van zwarte sintels, bij een kleine stapel afbraakplanken en een onbruikbare waschketel.
En ik kijk en zie mezelf zitten, daar boven, en ik jank als een hond in de nacht.
β
β
Nescio (Boven het dal)
β
Wat als we inderdaad alle personen nog zijn die we ooit waren? De baby en de peuter, de kleuter en het schoolgaande kind. De puber en de jongvolwassene, wat als we dat Γ³Γ³k allemaal nog zijn? Alles wat we toen deden, dachten, meemaakten? Dan betekent dat dat de tijd niet iets is wat buiten ons om gaat. Dat de tijd niet voorbijglijdt, niet door onze vingers glipt, maar dat wΓj de tijd zijn. Hij zit in ons opgeslagen, we belichamen hem.
β
β
Nowelle Barnhoorn (Schemerdieren)
β
Er staan boterhammen voor je in het buffet,' zei zijn moeder. 'Dank je wel,' zei hij. Ze schakelde de radio in. 'Geen landbouw, geen veeteelt, geen slechte muziek, geen geoudehoer,' zei Frits. geen walsen van Strauss, geen illustratieve muziek. Laat alleen het allerbeste doorkomen. Toon, desnoods een gebrekkige, maar vooruitstrevende smaak.' 'Ik krijg er hoofdpijn bij,' dacht hij.
'Je bent niet aleen in huis,' zei ze. 'Je moet ook eens aan iemand anders denken. Het wordt tijd, dat je eens met anderen rekening houdt.' De radio was warm geworden en begon geluid te geven. 'Ik ben zo alleen en denk steeds aan jou,' zong een tenor. Zijn vader draaide de knop naar links, maar juist nog niet uit. Men kon horen, dat er gezongen werd, maar verder niets onderscheiden. 'Zo wordt het toestel gesmoord,' dacht Frits, kwam naderbij en zocht de schaal af. Tenslotte draaide hij de knop af.
β
β
Gerard Reve (De avonden)
β
Het zou allemaal veel makkelijker zijn als ik een doel had, wat denk jij? Een vraagje: heb jij wΓ©l een doel in je leven?'
Albrecht dacht na. Had hij in deze verwarrende tijd al zijn eigen plaats gevonden, had hij, jong en gezond als hij was, een helder doel voor ogen? Nee, hij liep maar wat rond en dacht hoogstens aan de volgende dag, hoe hij geld kon verdienen en kon leven en niemand tot last was, meer niet, iets groots zag hij niet gebeuren. Hij stond hoogstens af en toe stil in zijn gejaagde leventje om even op adem te komen, dan maakte hij zich los uit zijn dagelijkse routine en was hij een paar dagen tot niets meer in staat en lag hij als een dode op bed, ongestoord. Dat duurde maar kort en dan was hij weer de oude.
β
β
Hans Keilson (Life Goes On)
β
De herinneringen waren zo talrijk, zo halsstarrig, dat er nauwelijks plaats was voor iets nieuws. Het werd tijd dat er wat herinneringen opgeruimd werden, aan iemand meegegeven of zo, die ze dan weer op zijn beurt in een kuil kon werpen. Een beetje weg ermee.
β
β
Armando (De straat en het struikgewas)
β
Hij herinnerde zich dat hij lang geleden ook eens op een morgen zoals nu hier had rondgehangen, de vissen bewonderd had en medelijden met ze gevoeld, hij was toen erg somber geweest; sindsdien was er veel tijd voorbijgegaan, en een massa water door de rivier gestroomd. Hij had toen erg in de put gezeten, dat wist hij nog wel, maar waarom hij zo in de put gezeten had, dat wist hij niet meer. Zo zag je maar weer: ook droevige dingen gingen voorbij, ook pijn en wanhoop gingen voorbij, ze waren maar tijdelijk, net als plezierige dingen, zij verbleekten, verloren hun diepgang en waarde, en ten slotte kwam er een tijd, dat je er met de beste wil van de wereld niet meer achter komen kon wat het geweest was, dat je ooit zo'n pijn had gedaan. Ook pijn raakte uitgebloeid en verwelkt.
β
β
Hermann Hesse (Narcissus and Goldmund)
β
Gisteravond was het me allemaal te veel. Ik word al weken gekweld door een overheersend 'spagettigevoel', een gemoedstoestand die stamt uit de tijd dat ik een jaar of dertien was en ik op televisie een vrouw nogal somber naar een bolvormige schaal spaghetti zat te kijken. Zuchtend staarde ze langdurig naar het blanke deeg en de rode tomatensaus. Toen bewoog ze voorzichtig naar de schaal, stak ze haar handen in de spaghetti, bracht ze de pasta naar haar gezicht en smeerde ze zichzelf langzaam helemaal onder. Ik vond dit toen al pure nonsens natuurlijk, maar toch had ik het gevoel dat ik de daad van de vrouw begreep. Vanaf die dag heb ik op gezette tijden mijn eigen spaghettigevoel, dat ik somber zit te zijn achter een bord voedsel, me pathetisch afvragend: ' Waarom smeer ik me niet met dit voedsel in?
β
β
Ronald Giphart
β
Als ik niet begrijp hoe dingen gaan, wil ik dat de wereld ophoudt met draaien, zodat ik tijd heb om te begrijpen hoe het gaat. Maar de wereld houdt niet op met draaien. Terwijl ik één ding probeer te begrijpen, komt er een tweede bij, dat ik ook probeer te begrijpen, maar ik was nog niet klaar met het begrijpen van dat eerste. Alsof je met je linkerhand hete soep opschept en tegelijkertijd met je rechterhand een broodje met pindakaas probeert te smeren. En dan is er vaak een derde ding dat ik moet begrijpen, maar ik heb geen handen meer vrij.
β
β
Erik Jan Harmens (Pauwl)
β
Binnen in mij zit een huilend beest, meestal laat het me overdag met rust, maar βs nachts als ik in bed lig en probeer te slapen, ontwaakt het en begint als een getergde kat heen en weer te lopen; het krabt in mijn bost, omklemt mijn kaak, bonkt tegen mijn slapenβ¦ Het ochtendlicht, de kinderen, de schaamte en de dagelijkse beslommeringen temmen het en doen het een paar uur lang verstommen, maar daarna, als de nacht valt en ik weer alleen been is het steevast op tijd voor onze afspraak. Ik knijp mijn ogen stevig dicht. Ik doe ze open. Hier is het weer
β
β
Milena Busquets
β
Niets waaraan mensen zich zo lelijk kunnen verwonden als aan het geluk van een ander.
Dat iets moois je kwalijk genomen zou kunnen worden, als je jong bent kun je zoiets niet geloven. Dat iemand je de liefde misgunt, hoe kun je daarop bedacht zijn?
De eerste tijd heb je het ook helemaal niet door. Omdat het in jou zo zingt ga je ervan uit dat iedereen meeneuriet. Dat ze meedeinen op jouw muziek. Dit is maar schijn. Door jouw roes lijkt het of ze tollen. In feite staan ze stil en ze zetten zich alvast schrap. Vroeger of later bots je in volle vaart tegen ze op.
β
β
Arthur Japin (Vaslav)
β
Het is al met al niet zo dat het slecht met mij gaat. Het is eerder dat ik een hele tijd zo moe werd van alles, dat je het gewoon niet meer aan kunt horen, het ongeneeslijke geouwehoer van al die types die je met zo'n veel te eerlijk gezicht staan te vertellen wat het beste voor je is.
β
β
Herman Koch (Red ons, Maria Montanelli)
β
De Geest van de Lichte Droge Sneeuw nam de Geest van de Korrelige Sneeuw tot gezellin en enige tijd later baarde zij ver in het Noorden een Berg van IJs. De Zonnegeest haatte het glinsterende kind dat groeide en zich steeds verder over het land uitstrekte en de zonnewarmte tegenhield zodat er geen gras kon groeien. De Zon besloot Berg van IJs te vernietigen, maar de Geest van de Stormwolk, de bloedverwant van Korrelige Sneeuw, ontdekte dat de Zon haar kind wilde doden. En in de zomer, toen de Zon op zijn krachtigst was, vocht de Geest van de Stormwolk met hem om het leven van Berg van IJs te redden.
β
β
Jean M. Auel (The Clan of the Cave Bear (Earth's Children, #1))
β
Het hout, had Paul berekend, was zo'n beetje begonnen te groeien toen Columbus naar het westen voer en werd gerooid toen Abel Tasman zijn ankers liet zakken voor de kust van het eiland dat zijn naam zou dragen. Sindsdien droegen de balken het huis en de boeren die zich er in de loop der tijd aan verhangen hadden.
β
β
Tommy Wieringa (De heilige Rita)
β
Ze observeerde nieuwsgierig, maar van een afstand, hoe haar zwakheden, haar obsessies, weer de kop opstaken. Deze keer zou ze die laten beslissen, zelf had ze er immers niets van terechtgebracht. Tegenover sommige dingen van jezelf sta je machteloos, zei ze bij zichzelf, terwijl ze zich tevreden mee liet voeren naar de tijd dat ze nog een meisje was.
β
β
Paolo Giordano (The Solitude of Prime Numbers)
β
Weet je wat misschien het vreselijkste is van alle gezegden? "De tijd heelt alle wonden". Maar het is waar. Er blijft altijd een litteken, dat misschien pijn doet als het weer omslaat; maar de wond is op een dag geheeld. Als jongen van een jaar of acht ben ik eens gestruikeld met zon gebogen, puntig nagelschaartje in mijn handen, dat drong diep in mijn knie en ik weet nog precies hoe ik gilde van de pijn. Net als iedereen heb ik dus een litteken op mijn knie, maar ik zou je nu niet kunnen zeggen, op welke. Jij hebt beslist ook littekens, waarvan je je de wonden niet meer kunt herinneren. Daar zit toch iets afschuwelijks in. Dat betekent toch, dat die wonden er achteraf evengoed niet geweest hadden kunnen zijn.
β
β
Harry Mulisch (The Discovery of Heaven)
β
Meestal luistert hij voor hij naar bed gaat nog even naar muziek, maar vandaag heeft hij daar geen zin in. Hij bladert in het in wasdoek ingebonden schrift, leest willekeurige notities uit het verleden. De dagen rijgen zich aaneen, de tijd vliedt, week na week, op zondagen is de datum in rood gemarkeerd. Hij is ijverig geweest, bijna dagelijks staat genoteerd dat hij een paar regels heeft geschreven. Helaas ook vaak, veel te vaak, dat het werk hem zwaar valt, dat hij geen zin heeft, dat hij maar moeilijk opschiet. Na het korte bericht over het werk elke morgen volgen de gebeurtenissen van de dag. Bezoekers, uitstapjes, maaltijden met Katja en de kinderen, wandelingen, theaterbezoek, lectuur en correspondentie. Zijn stemmingen, zijn lijden. Zijn lichaam reageert gespannen op de verplichtingen van het leven, met pijnen en verteringsproblemen. Het leven is nu eenmaal vaak moeilijk te verteren.
Waarom schrijft hij dat allemaal op? Voor het nageslacht? Onwaarschijnlijk, de notities hebben geen enkele literaire waarde. Niemand heeft de schriften ooit gelezen, ook Katja en de kinderen niet. De dagboeken uit zijn jeugd heeft hij jaren geleden al verbrand, en ook wat zich sindsdien heeft opgehoopt zal hij op een dag in het vuur gooien.
Niettemin zit hij avond aan avond aan zijn bureau om de vervliegende dag vast te houden. Rekenschap afleggen tegenover zichzelf, dat is het waarschijnljk, verplichte zelfobservatie. En een steun in moeilijke tijden, ook dat.
β
β
Britta BΓΆhler
β
Je moet mee met die ademhaling van de eeuwigheid want als je dat niet doet, sta je erbuiten, dan leef je eigenlijk helemaal niet, dan zie je het leven alleen maar aan je voorbijstromen.
β
β
Stephan Enter (Compassie)
β
En toen met eenige variatie herhaalde i zijn oude rΓͺverie over 't water. Van 't water dat maar altijd naar 't westen stroomde, dat iederen avond naar de zon stroomde. In Nijmegen liep een ouwe dokter rond, die drie-en-vijftig jaar lang 's morgens op 't zelfde uur dezelfde wandeling had gemaakt. Over 't Valkhof en aan de Noordzijde naar beneden en de Waalkade af tot aan de brug. Dat is meer dan 19300 maal. En altijd stroomde 't water naar het westen. En dat beteekende nog niets. Het heeft zeker honderd maal drie en vijftig jaar naar dien kant gestroomd. En langer. Nu ligt de brug er over. Nog maar kort, nog maar wat jaren. En toch heel lang. Ieder jaar is 356 dagen, tien jaar is 3650 zonnen. Iedere dag is 24 uur, en ieder uur gaat er meer door de hoofden van al die tobbende menschen dan je in duizende boeken zou kunnen opschrijven. Duizende tobbers die de brug gezien hebben, zijn nu dood. En toch ligt i er nog maar kort. Veel, veel langer stroomde het water daar. En er was een tijd toen dat water er niet stroomde. Die tijd is nog veel langer geweest. Dood zijn die tobbers gegaan bij honderde en honderde millioenen. Wie kent ze nog? En hoeveel zullen er sterven na dezen? Ze tobben maar, tot God ze wegraapt. En je zou denken: God zou ze een lol doen als i ze plotseling te grazen nam. Maar God weet beter dan jij of ik. Tobben willen ze, blijven voorttobben. En onderwijl gaat de zon op en onder, de rivier daar stroomt naar 't Westen en blijft stroomen tot daar ook een eind aan komt.
β
β
Nescio (De Uitvreter)
β
Ja, het is mogelijk dat we niet volwassen worden, dat we, zelfs als we ouder worden, de kleine kinderen blijven die we altijd waren. We herinneren onszelf zoals we toen waren, en we voelen ons hetzelfde. We hebben onszelf gemaakt tot wat we nu zijn, en we blijven wie we waren, ondanks de jaren. Voor onszelf veranderen we niet. De tijd maakt ons oud, maar wij veranderen niet.
β
β
Paul Auster
β
De echtgenote gaat voor hem staan en draait een rondje. Op hoge hakken kunnen haar benen de vergelijking met lang geleden doorstaan. Hun eerste kennismaking, de eerste dagen, de eerste weken. De tijd dat je een onbeschreven blad bent voor de ander, de vrijheid die dat met zich meebrengt, het geluk. Ergens in haar benen zit de vrijheid die Hofmeester is kwijtgeraakt, en weer heeft teruggevonden op Schiphol. Maar toen smaakte die vrijheid hem niet meer, beter gezegd, daar proefde hij de ware smaak van de vrijheid: gal.
Ergens in haar benen zit de herinnering aan geluk. Mooi waren ze altijd al geweest, die benen, lang, slank en toch gespierd. Als ze indruk wilde maken deed ze een korte rok aan. Hij herinnert zich de blikken van de andere mannen, hij herinnert zich de eerste keer dat hij besefte dat hij kinderen had gekregen met een vrouw die eigenlijk te jong voor hem was, die niet bij zijn leeftijd noch zijn status paste. Haar stillevens stelde niet veel voor, maar als stilleven was ze zelf onovertroffen.
De hel waren niet de anderen. Hij was het zelf. De hel zat diep in hem. Verankerd, verborgen en onzichtbaar, maar wel levend en warm. Gloeiend heet.
β
β
Arnon Grunberg (Tirza)
β
Ik heb gewoon even wat tijd nodig om... na te denken.'
'Er is weinig om over na te denken,' zei Torin. 'U hebt dit meisje gevraagd wat ze moest doen, en ze heeft een zeer beknopt antwoord gegeven. We weten allemaal dat u haar zult helpen, dus het lijkt me pure tijdverspilling om eerst nog de voor- en nadelen van die beslissing te gaan afwegen... Ik weet vrij zeker dat ik ze wel een kwartier kan ophouden.
β
β
Marissa Meyer (Winter (The Lunar Chronicles, #4))
β
Massa's worden niet overtuigd door feiten, zelfs niet door verzonnen feiten, maar uitsluitend door de consistentie van het systeem waarvan ze menen deel uit te maken. Herhaling - waarvan het belang enigszins overschat wordt, om dat men meestal gelooft dat de massa's weinig of niet in staat zijn om te snappen en te onthouden - is alleen belangrijk omdat ze de maa's overtuigt van de consistentie van de tijd.
β
β
Hannah Arendt (The Origins of Totalitarianism)
β
Ik weet niet wat het is met ons,' zei hij gelaten toen ik een week voor zijn dood de nacht naast hem doorbracht. 'We doen het er niet om maar op de een of andere manier vallen wij overal buiten. Heb je dat ook gemerkt? Word jij ook wel eens beslopen door het gevoel er niet bij te horen zonder dat je zou kunnen zeggen waarbij? Dat je rebels wordt genoemd alleen maar omdat je niet het riedeltje van Koekoek Eenzang zingt? Zorg daarom dat je zelf je plan trekt, ook als ik er niet meer ben, anders word je verpletterd door de horden. Het belangrijkste in het leven is zelfredzaamheid. Dan komt er een hele tijd niets, en dan komt voetje voor voetje de zachtheid aangeslopen. Zachtheid en zelfredzaamheid, daar gaat het om. Maar die zachtheid moet natuurlijk wel verdiend worden, dus daar moet men uiterst spaarzaam mee omgaan. Niet vergeten.
β
β
Charlotte Mutsaers (Harnas van Hansaplast)
β
Ik vind het doodzonde van mijn tijd om me te verdiepen in de organische geesteswoekeringen van een dichter die me niets beters te melden heeft dan het niets, de leegte, het onverstaanbare. Het onverstaanbare heb ik thuis ook, als ik door de WC-deur heen probeer te praten met mijn vriendin. Het onzegbare, dat roeren wij thuis door de muesli. Ik wil poΓ«zie die me meeneemt naar een wereld die ik nog niet ken, naar een inzicht dat ik nog niet had, naar een uitzicht dat ik nergens anders had kunnen vinden. Ik wil een gedicht dat zo goed is, dat ik bijna vergeet dat het, zoals elk gedicht, een taalbouwsel is β een volmaakt bedrieglijke travestie waar het grote niets doorheen schijnt, een van zijn eigen leugenachtigheid getuigende leugen van inkt. Ik wil een gedicht als een huis, dat me op één steen na laat geloven dat ik er werkelijk in zou kunnen wonen.
β
β
Ingmar Heytze
β
Zo is het gegaan met de Indiaanse bevolking van San Nicolas-eiland, voor de kust van Los Angeles, die uiteindelijk werd gereduceerd tot één enkele vrouw die in volstrekte afzondering nog 18 jaar leefde.[...] Brachten de laatste inwoners van Henderson veel tijd door op het strand, generatie na generatie starend over zee in hoop de kano's te zien die nooit meer kwamen, totdat zelfs de herinnering aan hoe een kano eruitzag was vervaagd?
β
β
Jared Diamond (Collapse: How Societies Choose to Fail or Succeed)
β
Een echt mens, hoe diep wij ook met hem meeleven, wordt voor een groot deel met onze zintuigen waargenomen, dat wil zeggen, blijft ondoorzichtig voor ons, laat ons een dood gewicht zien dat onze gevoeligheid niet kan tillen.
β
β
Marcel Proust (De kant van Swann (Marcel Proust - Op zoek naar de verloren tijd Book 1) (Dutch Edition))
β
Maar een trein vergeef je veel. Want de trein is een wonder waarover met grotere gebaren kan worden verteld dan over enig ander voertuig. De naam Stephenson galmde door alle klaslokalen, en misschien galmt hij zelfs in het klasje waar ik achteraan in de klas zat en van mijn stotterende buurman luizen kreeg nog altijd na.
Wij hebben heldenverhalen gehoord over de eerste trein en niet over de eerste auto, wij weten dat BelgiΓ« het dichtste spoorwegennet ter wereld heeft, dat de eerste Europese passagierslijn tussen Brussel en Mechelen liep en dat de koeien zodanig flipten op het voorbij denderen van die eerste trein dwars door hun ooit zo rustige wei dat de hele bevolking wel drie weken lang zure melk moest drinken waarop een vel lag van zo'n zeven duimen dik.
Overdrijf ik? Een beetje, maar toch niet veel. Meester Buyle hief zijn armen ten hemel, zijn hoofd zwol op tot de foto van koning BoudewijnΒ in de schaduw van zijn kaken stond wanneer hij oreerde over een tijd waarin BelgiΓ« nog iets betekende op wereldvlak, over vooruitgang, over stationsgebouwen die werden opgetrokken als gotische kathedralen, en dat al die welvaart te maken had met de komst van de trein en de schitterende organisatie van onze spoorwegen. Ik ben er zeker van dat meester Buyle niet de enige leraar was die zich ooit op deze wijze voor het bord heeft aangesteld.
β
β
Dimitri Verhulst (Dinsdagland: Schetsen van BelgiΓ«)
β
De mathematen worden samen met de natuur- en scheikundigen, de medicijnmannen van de twintigste eeuw genoemd, waarbij velen zich dan nog zeer argwanend afvragen of deze profeten van de nieuwe tijd het geluk van de mensheid voor ogen hebben. Het is stellig ten dele vanwege het gebruik van deze symbolen dat men de wiskunde gaat beschouwen als een geheimtaal van ingewijden, die zich aldus een eigen wereld scheppen waarin het moeiljk verkeren is, indien men niet van jongs af aan zijn weg daarin heeft gevonden.
β
β
Theodorus Martinus Eduard Liket
β
Wat zou JosΓ© Saramago over Carlos zeggen?
Dit.
'Mensen als deze heb je overal, ze besteden hun tijd, of de tijd die er in hun ogen naast het leven voor rest, aan het verzamelen van postzegels, munten, medailles, vazen, ansichtkaarten, luciferdoosjes, boeken, horloges, sportshirts, handtekeningen, stenen, kleien beeldjes, lege frisblikjes, engeltjes, cactussen, libretto's, aanstekers, vulpennen, uilen, speeldozen, flessen, bonsais, schilderijen, bierglazen, pijpen, kristallen obelisken, porseleinen eenden, antiek speelgoed of carnavalsmaskers, en dat doen ze vermoedelijk uit iets watje metafysische angst zou kunnen noemen, omdat het idee van de chaos als alleenheerser over hetΒ heelal onverdraaglijk voor hen is, misschien proberen ze daarom met hun bescheiden vermogens en zonder goddelijke hulp enige orde te scheppen in de wereld, waar ze voor korte tijd nog in slagen ook, maar alleen zolang ze hun verzameling in stand kunnen houden, want op de dag dat daar de klad in komt, en die dag komt altijd, hetzij door de dood, hetzij doordat de verzamelaar er genoeg van heeft, is alles terug bij af, loopt alles weer door elkaar.'Β
β
β
Dimitri Verhulst (Dinsdagland: Schetsen van BelgiΓ«)
β
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
Voor de' eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
Een tent werd door den stormwind meegenomen.
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
In steppen, stad en woud dat onderkomen
Kan vinden, deert mij geen bekommernis.
Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
Dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt
En tevergeefs om zachte woorden smeekt,
Waarmee 'k weleer kon bouwen, en de aarde
Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
Plek waar mijn graf in 't donker openbreekt.
β
β
J. Slauerhoff (Verzamelde Gedichten)
β
Ook hij liet een grote stoommachine plaatsen en alles groeide zo overrompelend vlug, dat er echt geen tijd was zich om veiligheid of zelfs een minimum aan hygiΓ«ne te bekommeren. In de spinnerijen stonden de vrouwen, meisjes en kinderen in wolken dwarrelend pluk, bijna dagelijks raakten handen vermorzeld bij het 'indraaien' en in werkplaatsen waar men omgeven was van natte dampen, kregen de meeste vrouwen een ziekte die men waterkanker noemde.(...) De vrouwen brachten in de levensgevaarlijke werkplaatsen hun kleinste kinderen van huis mee en lieten ze rondkruipen in vuil, stof en stank.
β
β
Louis Paul Boon, Pieter Daens
β
Onszelf beschouwen als het middelpunt van het heelal, de huidige tijd als het hoogtepunt van de geschiedenis en onze geplande vergaderingen als gebeurtenissen van het grootst mogelijke gewicht, voorbijgaan aan de lessen die begraafplaatsen ons leren, slechts nu en dan een boek lezen, de druk van deadlines voelen, tegen collega's snauwen, ons door conferentieroosters heen werken met vermeldingen als:'11.00 uur tot 11.15 uur: koffiepauze', ons inhalig en zonder scrupules gedragen en ten slotte opbranden in de strijd - misschien is dit alles uiteindelijk de wijsheid die ons werk ons te bieden heeft.
β
β
Alain de Botton (The Pleasures and Sorrows of Work)
β
Het huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd in d'oogen van zijn vrouw de vonken uit kwam dooven, haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeeren, hij zag de grootsche zonde in duivelsplicht verkeeren en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond het merg uit haar gebeente, dat haar tΓ²ch bleef dragen. Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen, en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand. Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wasschen en rennen door het vuur en door het water plassen tot bij een ander lief in eenig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tusschen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zoo gingen jaren heen. De kindren werden groot en zagen dat de man dien zij hun vader heetten, bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten, een godvergeten en vervaarlijke' aanblik bood.
β
β
Willem Elsschot
β
Elke organisatie, politieke partij of vakbeweging is bij voortduring aan bederf onderhevig. Maar wie zich daardoor laat afschrikken, is veroordeeld als een koe in de wei te leven, die vreet en herkauwt, zich gewillig laat melken en, op haar tijd, geslacht wordt.
Uit instinct voelde ik, dat ik de schaduwzijden van de georganiseerde vakbeweging op de koop toe moest nemen. Later zou ik leren, dat verwording in de arbeidersbeweging voornamelijk dÑÑr voorkomt, waar zij geen wetenschappelijke grondslag heeft. Hoe beter de strijd voor het socialisme wetenschappelijk gefundeerd wordt, hoe gemakkelijker ontaarding of verraad bestreden kunnen worden.
β
β
Paul De Groot (De dertiger jaren 1930-1935)
β
Er zijn van die types die dolgraag een 'literaire correspondentie' met je beginnen. Zo een van het type 'daar ga jij meer tijd aan kwijt zijn dan je volgende boek', Schrijvers met gevoelige egos (niet alles gaat er met gevoel op vooruit, weet u) zijn daar al snel de dupe van. Sterker nog, dankzij deze 'literaire correspondenties' bleef u waarschijnlijk menig kwakkelend boek bespaard, hoewel je natuurlijk ook weer het soort figuren hebt die die 'correspondenties' tot een boek gaan maken, waarschijnlijk een leitmotiv voor de figuren die zo graag zulke correspondenties onderhouden. Het zijn vaak de meest oervervelende boeken uit het spectrum van de literatuur.
β
β
Martijn Benders
β
Geluk en ongeluk werden zielenstaten buiten haar om. Zij is: niets! Kan dat sereniteit wezen? Zij is een meisje geworden dat de eenvoudigste functie van het bestaan voltrekt zonder dat daar enig gevoelen bij te pas komt. Zij is een jonge vrouw die zich door de stad beweegt en geen indrukken meer van buiten ontvangt; een jonge vrouw, wier innerlijk niet meer afgestemd is op iets van buitenuit. Een wezen zonder ziel, misschien! Zo zijn er inderdaad velen; hier is echter een ziel geweest. Die ziel geleek een vlinder. Hij fladderde op, er blijft wat gekleurd stof van de vleugels trillen op het plantblad, en dat stof wekt voortdurend herinnering aan de weggefladderde vlinder. De tijd verglijdt.
β
β
Lode Zielens (Moeder, waarom leven wij?)
β
Eikenhouten poten gemaakt voor de eeuwigheid. ... Hij had zich omringd met objecten die de tand des tijds konden doorstaan. Voorwerpen die niet meededen aan de wereld van flut om hem heen waarin elk voorwerp binnen een jaar vervangen werd en waar herinneringen niet eens de kans kregen zich te hechten aan het gladde oppervlak van het hier en het nu. In een wereld waarin veel vergeten werd, had Norbert voorwerpen gevonden die bewaard moesten blijven. Omdat ze hoorden bij wat geweest was of bij wat had kunnen zijn. Bij hem hoorden en bij haar. Hij wilde het zich wel herinneren elk moment. Maar wat hij vergeten was in zijn streven het verleden te behouden, was dat hij zelf ook eens verleden zou worden.
β
β
Marloes Kemming (Het kleine leven van Norbert Jones)
β
Ik ontving pas nu de call sheet voor het programma "Sean Light Night". Aan de telefoon vertelde Sean me over 22h30, nu moet ik er plots vanaf 14h zijn en gebeuren de opnames om 17h15. Eerst komt Roos van Acker gedurende 20 minuten en als er dan nog 10 minuutjes over blijven dan kan Van Rossem nog heel eventjes komen. Helemaal te gek: Sean stuurde me de vragen EN OOK WAT IK MOET ANTWOORDEN!!!! Nog nooit gezien. In zo'n gekkenhuis speel ik onder geen beding mee. Ze vinden wel één of andere sul die daar 3h of meer zijn tijd zit te verbeuzelen om nadien voorgekauwde antwoorden te geven op voorgekauwde vragen. Ik wil Sean Dhondt bellen dat ik onder geen beding kom, maar op zijn mails vind ik wel een waslijst van email adressen maar nergens een telefoon.
β
β
Jean Pierre Van Rossem
β
Foto's zien is iets anders dan foto's kijken,' zeg ik. 'Iedereen kan foto's kijken maar een foto zien betekent dat je hem kunt lezen. Aan de ene kant heb je mensen en hun culturele voortbrengselen, aan de andere kant heb je de natuur. Bomen, meren, wolkenluchten spreken op foto's een algemene voor iedereen verstaanbare taal. Buiten de tijd om als het ware. Mensen, bouwwerken, wegen en koffiebussen daarentegen kunnen alleen gelezen worden in een bepaalde context, in de tijd, worden gelezen. U kunt dat fotoalbum op tafel voor het grootste deel niet lezen omdat u de noodzakelijke achtergrondinformatie mist. U was er niet bij. U kunt zich er met andere woorden niets bij voorstellen omdat u zich niet herinneren kunt wat eens echt te zien was. Het is uw verleden niet.
β
β
J. Bernlef (Hersenschimmen)
β
Postmoderniteit is voorlopig de meest recente samenlevingsvorm die zich ten tijde van de anomische technische arbeidsverdeling heeft gemanifesteerd. Ze is de opvolger van de moderniteit die zelf de opvolger van de traditionele samenleving was. Postmoderniteit mag niet worden verward met postmodernisme dat een periodecode in de kunst was, ook een (trieste) manier van filosofisch denken dat zich vooral heeft verspreid tussen 1970 en 1995 in Frankrijk β een idiote manier van denken die voorhield dat in de wetenschap algemene theorieΓ«n niet langer mogelijk zijn en dat er in een gedicht meer cognitieve waarheid verscholen zit dan in het complete Standard Model van de Fysica. De postmoderne filosofie is, met enige recul bekeken, een staaltje van hoogdravende nonsens geweest, ware het alleen nog maar omdat ze ontkende dat in de menswetenschap algemene theorieΓ«n onmogelijk zijn, als had het baanbrekend werk van JΓΌrgen Habermas en Niklas Luhmann geen cognitieve betekenis.
β
β
Jean Pierre Van Rossem (Postmoderniteit: Onzekerheid & Onveiligheid)
β
Vonkenregens spatten van de blokken op de wapperende handen
bij het flakkerende vuur dat tegen oostenwind in woedt
't is daar het noorden, ander weer, een ander uur
geen plaats daar voor kleine zorgen
geen tijd voor schijnheiligheid
harde dagelijkse strijd verspert de blik op morgen
barre eenzaamheid
de hardste mannen jagen buiten in hun vacht in weer en wind
en bij het licht van zuster maan
oude buren werden rovers
je moet er achteraan
het is daar God en het bestaan
in vormeloze hutten waar hulpeloze vaders babydochters verwelkomen
en waar vrouwen zonen baren, zonder dokter, zonder morren
men ontvangt daar nooit bezoek of 't is een team van de VN
haast onmiddellijk gevolgd door een ploeg van CNN
het is daar een ander uur in de historie
en het leven meestal niet van lange duur
waar mensen wonen
Maar in de schemer sidderen de warme handen
in de schemer de verliefde jonge blik
in de schemer tast de tong op jonge tanden
in het schemerlicht
Meer naar het zuiden heersen hitte en het zand van de woestijn
een oude vorst van kwade faam
het is daar droog en heet, elk voorwerp heeft nog steeds zijn oude naam
de kookpot en de kussens (die soms zetel zijn soms bed), een fles cola, de tv
stromend water is er niet en striemend brandt de hete zon
want waar kwamen ze vandaan
van een land meer naar het noorden dat door oorlog werd geteisterd
en door honger werd geveld
land waarvan de naam heet opwelt in de tranen voor degenen die gedood zijn
of in de hoge golven zijn verdwenen
naam die opwelt in de tranen van degenen die het haalden
over heel de ruige zee tot aan dit droge hete land
waar het welkom minder warm was dan ze hadden mogen hopen
na vele dagen varen en vele dagen lopen - p. 91+92 / Code (album)
β
β
ThΓ© Lau (Open: De teksten 1979-2014)
β
Hoe vaak hoorden we geen uitspraken in de zin van: βWetenschappelijk onderzoek toonde aan dat β¦β of βHet is wetenschappelijk bewezen dat β¦β Daarbij neemt men aan dat wetenschap altijd waar is. Maar hoe betrouwbaar is wetenschap? Heel veel van wat we wetenschap noemen, en we als waar aanvaarden, is noch waar, noch onwaar, en behoort tot de metafysica. Gedurende een korte tijd (volgend op de publicatie van de Tractatus van Wittgenstein) zag het ernaar uit dat we een messcherp onderscheid konden maken tussen betrouwbare wetenschappelijke uitspraken en onbetrouwbare metafysische uitspraken. Maar Wittgenstein zette dat onderscheid zelf op de helling met de postume publicatie van zijn Philosophical Investigations. Nog later pakte de (overwegend Franse) postmoderne filosofie uit met de stelling dat er in de algehele wetenschap minder waarheid is vervat dan in een simpel literair gedicht. De tijd van betrouwbare algemene theorieΓ«n leek hopeloos voorbij. Is dat zo? Is cognitief denken onmogelijk geworden? Hierna volgt een reflectie. Het tijdgewricht waarin we leven, althans in de westerse wereld, noemt men de postmoderniteit. Het wordt gekenmerkt door grote onzekerheid en een gevoel van toenemende onveiligheid. Onzekerheid heerst rond onbeantwoorde vragen met betrekking tot de toekomst van de planeet, tot de duurzaamheid van de energievoorziening, tot de werkzekerheid, tot de stabiliteit van het gezin, tot de gedaalde sociale controle, tot de toename van het aantal asielzoekers, tot het bestaan van een god, enzovoort. Onveiligheid houdt verband met oorlog, met terrorisme, met criminaliteit. Het is de bedoeling al die fenomenen wetenschappelijk te bestuderen. Maar hoe zeker ben ik dat wetenschap nog steeds betrouwbaar is?
β
β
Jean Pierre Van Rossem (Postmoderniteit: Onzekerheid & Onveiligheid)
β
(Ik luister naar hem, en als hij de scène van de koppelaar en het meisje dat verleid wordt voordraagt, word ik door twee tegengestelde opwellingen aangegrepen, ik weet niet of ik moet lachen of kwaadworden. Ik heb het er moeilijk mee: tien keer onderdrukt een schaterlach mijn woede, tien keer eindigt mijn diepe verontwaardiging in een schaterlach. Ik ben geheel van streek door zoveel scherpzinnigheid en laaghartigheid, door de afwisseling van zulke juiste en zulke verkeerde denkbeelden, door een zo totale perversiteit der gevoelens, een zo grote verdorvenheid en een zo ongewone openhartigheid. Hij merkt de strijd die in mij woedt en vraagt: Wat is er?)
IK. Niets.
HIJ. U schijnt in de war te zijn.
IK. Dat ben ik ook.
HIJ. Maar wat raadt u me dan aan?
IK. Over iets anders te praten. Ach, ongeluksvogel, bent u altijd zo geweest of bent u zo diep gezonken?
HIJ. Dat geef ik toe. Maar trekt u zich mijn toestand niet zo aan. Het was niet mijn bedoeling u verdriet te doen, toen ik mijn hart voor u uitstortte. Ik heb bij die mensen nog wat gespaard. Zoals u weet kreeg ik alles wat ik nodig had, absoluut alles, en ze gaven me nog wat extra zakgeld voor mijn persoonlijke pleziertjes.
(Dan begint hij met zijn vuisten op zijn voorhoofd te slaan, zich op de lippen te bijten en met een verwilderde blik naar het plafond te staren, terwijl hij uitroept: Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik heb wat opzij gelegd, de tijd is voorbij gegaan en dat is al veel gewonnen.)
IK. U bedoelt zeker verloren?
HIJ. Nee, nee, gewonnen. Men wordt elke minuut rijker: een dag minder te leven of een daalder meer, dat is precies eender. Het belangrijkste is toch iedere avond lekker op je gemak, vrij en overvloedig naar de plee te kunnen gaan: 'O stercus pretiosum!' Dat is het grote doel van het leven in alle rangen en standen. Op het laatste moment zijn we allemaal even rijk: Samuel Bernard die door diefstal, zwendel en fraude zevenentwintig miljoen in goud nalaat, en Rameau, die niets nalaat, Rameau die van de armen zal worden begraven.
β
β
Denis Diderot
β
Wanneer ik probeer na te gaan wat ik aan de kant van MΓ©sΓ©glise te danken heb - de bescheiden ontdekkingen die daar hun toevallige decor of onmisbare inspiratiebron hadden - herinner ik me dat het op een van die wandeltochten was, dat najaar, bij de dichtbegroeide helling die Montjouvain beschut, dat ik voor het eerst werd getroffen door die onevenredigheid tussen onze indrukken en de gebruikelijke uitdrukkingswijze daarvan. Toen ik, na een uur monter tegen regen en wind te hebben opgetornd, aankwam bij de plas van Montjouvain, bij een met dakpannen afgedekt hutje waar de tuinman van M. Vinteuil zijn gereedschap opborg, was de zon weer doorgebroken, en zijn in de stortbui schoongespoelde verguldsel glansde als nieuw in de lucht, op de bomen, op de muur van de hut, op het nog natte pannendak, waar boven aan de nok een kip rondstapte. De blazende wind rukte horizontaal aan de grassen die in het muurbeschot groeiden en aan de donzen veren van de kip, die, het ene zowel als het andere, gerekt tot in hun volle lengte, meegaven op het waaien met de overgave van inerte, lichte dingen. Het pannendak bracht in de plas, die de zon opnieuw liet spiegelen, een roze marmering teweeg waar ik nooit eerder acht op had geslagen. En toen ik op het water en op het muurvlak een bleke glimlach de glimlach van de hemel zag beantwoorden, riep ik in mijn enthousiasme, zwiepend met mijn weer dichtgevouwen paraplu: 'Allemachtig, allemachtig.' Maar tegelijkertijd besefte ik dat het mijn plicht zou zijn geweest het niet bij die ondoorzichtige woorden te laten, maar te proberen iets van mijn verrukking te begrijpen.
En het was ook die dag - dankzij een voorbijkomende boer die er al uitzag of hij vrij slechtgehumeurd was, wat erger werd toen hij bijna mijn paraplu in zijn gezicht kreeg, en die mijn 'mooi weer hè, goed om te lopen' stug beantwoordde - dat ik te weten kwam dat dezelfde emoties zich niet tezelfdertijd, volgens een al van tevoren vaststaand patroon, bij alle mensen voordoen. Altijd als ik, later, door het wat langdurige lezen in een spraakzame stemming was gebracht, had de schoolvriend met wie ik maar al te graag een gesprek wilde beginnen er juist plezierig op los gepraat en wenste nu ongestoord te kunnen lezen. Als ik net vol genegenheid aan mijn ouders had gedacht en bezield was van de beste voornemens, die hun het meest plezier zouden doen, hadden zij dezelfde tijd gebruikt om achter een - door mij vergeten - pekelzonde te komen waar ze mij streng om berispten terwijl ik naar hen toe rende om hun een zoen te geven.
β
β
Marcel Proust (Du cΓ΄tΓ© de chez Swann / Γ l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le CΓ΄tΓ© de Guermantes)