“
Wat ik 'vermoeidheid' noem is ouderdom, en daarvoor bestaat geen rust behalve de dood.
Wat is het ergst van al dit 'slecht want strijdig met de natuur'? Jong zijn en je genot ontzeggen of oud zijn en het nog steeds zoeken? Er zijn zekere geneugten van het vlees die het ouder wordende lichaam steeds vergeefser najaagt als het er zich in zijn jeugd niet aan bedronken heeft. Te kuise jongelingsjaren leiden tot liederlijke ouderdom. Het is waarschijnlijk gemakkelijker af te zien van wat men heeft gekend dan van datgene waarover men fantaseert. Men heeft hierin geen spijt van wat men heeft gedaan, maar van wat men niet heeft gedaan en zou hebben kunnen doen. En die spijt krijgt dan zelfs de donkere kleur van wroeging.
Ik heb het gevoel dat ik ook hierin het meest tot onthouding gebracht word door redenen van esthetische aard. Oude handen verdorren wat zij strelen, dunkt me, maar ze hebben hun eigen schoonheid wanneer ze zich vouwen in gebed. Jonge handen zijn gemaakt voor liefkozingen en de mantel der liefde, het is jammer ze te vroeg samen te vouwen. Ja, die in gebed gevouwen handen verzinnebeelden fraai de mystieke omhelzing van het ongrijpbare, als de verliefde armen in het luchtledige grijpen omdat de realiteit ontglipt en er niemand is.
”
”