“
23 juli 1942. Donderdagavond, 9 uur
M’n rode en gele rozen zijn helemaal opengegaan. Terwijl ik daar in die hel zat, hebben zij daar maar stilletjes verder staan bloeien. Velen zeggen: hoe kun je nu nog aan bloemen denken. Toen ik gisteravond dat grote eind door de regen gelopen had met die blaar onder aan m’n voet, ben ik toch nog een straatje omgelopen om een bloemenkar te zoeken en ik kwam met een grote bos rozen thuis. En daar staan ze. Ze zijn net zo werkelijk als al de ellende, die ik op een dag meemaak. Er is voor veel dingen plaats in één leven. En ik héb zoveel plaats, mijn God.
”
”
Etty Hillesum (An Interrupted Life: The Diaries, 1941-1943; and Letters from Westerbork)