Riep Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Riep. Here they are! All 29 of them:

Ik riep: “Doornroosje! Je bent ternauwernood meer van belang! Ternauwernood… Nog net wel. Nog niet helemaal niet. “Ik houd ternauwernood oneindig veel pijnlijk nauwgezet en desalniettemin niet voor herhaling vatbaar nog net wel van jou”, zei ik. En niet lang daarna: “Ik houd ternauwernood oneindig veel op zijn minst overdadig en onomkeerbaar pijnlijk nauwgezet bijna achteloos en desalniettemin niet voor herhaling vatbaar nog net wel van jou.” “Van wie?” (riepen de denkbeeldige meeuwen) “Van wie? Van wie?” “Van Doornroosje”, zei ik, buiten adem.
Toon Tellegen
s Middags ging ik met Sven lunchen in de stad. We liepen langs een groep jongens met petjes en scooters. 'Homo's!' riep een van de jongens. De andere lachten en een plastic flesje stuiterde over de straatstenen onze kant op. 'Hoorde je dat?' vroeg ik verrukt aan Sven. 'Ze bedoelen mij ook!
Thomas van der Meer (Welkom bij de club)
Verliefdheid zit soms in een klein geluidje. Samarinde pakte haar pakket gretig aan. 'Oe!' riep ze.
Ronald Giphart
Toen het kind zag Hoe de wind Speelde met de krant Riep het uit Kijk de wind leest Ach zeur niet Zei zijn vader En las verder Over de man Die zijn zoon vermoordde.
Hans Bouma
Mijn moeder wil met je praten. Volgens haar is wat je gedaan hebt een schreeuw om hulp.' - Daneca. 'Inderdaad,' zeg ik. 'Daarom riep ik ook "Hellup!" Al te subtiel hoeft van mij niet.
Holly Black (White Cat (Curse Workers, #1))
Pardon?' riep ze zo beleefd mogelijk. 'Kunt u ons er misschien uit laten? Ik ben nogal belangrijk, moet u weten.' 'Leuk geprobeerd,' schimpte Kai. Even later verscheen er een touwladder voor de neus van Rose.
Catherine Doyle (Cursed Crowns (Twin Crowns, #2))
Torak,' zei Renn op strenge toon, 'je hebt al vaker je best gedaan om weg te gaan zonder mij. Dit is de laatste keer. Wil je dat ik met je kom of niet?' Torak wilde iets zeggen, maar er kwam geen woord over zijn lippen. Daarom knikte hij maar. 'Zeg het dan,' zei Renn. 'Ja... Ja, ik wil dat je met me mee komt.' Ze lachte breed. 'Ja!' riep hij uit. Hij nam haar in zijn armen en zwaaide met haar in de rondte, zodat haar rode haren fladderden... Toen pakten ze Renns spullen op en trokken verder, met de wolven achter hen aan en de raven hoog boven hen dansend in de lucht.
Michelle Paver (Ghost Hunter (Chronicles of Ancient Darkness, #6))
Eind van de middag, ik was net uit school thuisgekomen (daar had ik zorgvuldig geheimgehouden dat ik jarig was om te voorkomen dat ik zou moeten trakteren, want daarvoor wilde mijn moeder mij geen versnaperingen meegeven), kwam mijn grootvader met zijn cadeau aanzetten. Aan de alsmaar naderbij komende, zeer krachtige tikken van zijn wandelstok op de trottoirtegels kon je horen dat hij zich erop verheugde andermaal een naar hem vernoemde kleinzoon gul te bedelen. Hij droeg een groot pak en overhandigde mij dat in de woonkamer. Plechtig verwijderde ik het papier. Wat mij op mijn achtste jaar ten deel was gevallen, bleek een vorstelijke meccanodoos te zijn. Weliswaar geen nieuwe fiets, maar toch iets ongehoords. Mijn grootvader verwijderde zich weer, want er was op dat moment niemand bij de hand om mee te dammen. Mij leek toen het grote ogenblik gekomen om de meccanodoos verder uit te pakken en ermee aan de slag te gaan. Toen ik aanstalten maakte om hem te openen, riep mijn moeder: 'Wat doe je nou?' 'Ik ga hem openmaken, ik wil ermee spelen.' 'Ben je helemaal betoeterd geworden? Zo'n duur cadeau. Blijf af.' 'Maar... maar... ik heb hem toch van opa gekregen. Ik wil ermee spelen.' 'Geen sprake van, afblijven. Zo'n duur cadeau, en daar wou je zomaar met je tengels aanzitten? Niks hoor, ik zet hem weg.' Ze pakte de meccanodoos op en plaatste hem achter lakens en slopen in het dressoir. Toen mijn vader thuiskwam, werd de doos weer tevoorschijn gehaald en wederom vol verbazing aanschouwd. Zeker, het was geen nieuwe fiets, maar toch... Wat een cadeau. 'Opa 't Hart is maar goed op je,' zei mijn vader. 'Maar ik mag er niet mee spelen,' zei ik verongelijkt. 'Nee, natuurlijk niet,' zei mijn vader, 'daar heeft je moeder groot gelijk in, zo'n duur cadeau, het zou gekkenwerk zijn als je daar met je poten aan zou zitten. D'r kan zomaar een schroefje of moertje of ander onderdeeltje kwijtraken, niks hoor, je moeder bergt hem weer netjes op.' 'Zo is het,' zei mijn moeder, en weg ging de meccanodoos.
Maarten 't Hart (Magdalena)
Wanneer ik probeer na te gaan wat ik aan de kant van Méséglise te danken heb - de bescheiden ontdekkingen die daar hun toevallige decor of onmisbare inspiratiebron hadden - herinner ik me dat het op een van die wandeltochten was, dat najaar, bij de dichtbegroeide helling die Montjouvain beschut, dat ik voor het eerst werd getroffen door die onevenredigheid tussen onze indrukken en de gebruikelijke uitdrukkingswijze daarvan. Toen ik, na een uur monter tegen regen en wind te hebben opgetornd, aankwam bij de plas van Montjouvain, bij een met dakpannen afgedekt hutje waar de tuinman van M. Vinteuil zijn gereedschap opborg, was de zon weer doorgebroken, en zijn in de stortbui schoongespoelde verguldsel glansde als nieuw in de lucht, op de bomen, op de muur van de hut, op het nog natte pannendak, waar boven aan de nok een kip rondstapte. De blazende wind rukte horizontaal aan de grassen die in het muurbeschot groeiden en aan de donzen veren van de kip, die, het ene zowel als het andere, gerekt tot in hun volle lengte, meegaven op het waaien met de overgave van inerte, lichte dingen. Het pannendak bracht in de plas, die de zon opnieuw liet spiegelen, een roze marmering teweeg waar ik nooit eerder acht op had geslagen. En toen ik op het water en op het muurvlak een bleke glimlach de glimlach van de hemel zag beantwoorden, riep ik in mijn enthousiasme, zwiepend met mijn weer dichtgevouwen paraplu: 'Allemachtig, allemachtig.' Maar tegelijkertijd besefte ik dat het mijn plicht zou zijn geweest het niet bij die ondoorzichtige woorden te laten, maar te proberen iets van mijn verrukking te begrijpen. En het was ook die dag - dankzij een voorbijkomende boer die er al uitzag of hij vrij slechtgehumeurd was, wat erger werd toen hij bijna mijn paraplu in zijn gezicht kreeg, en die mijn 'mooi weer hè, goed om te lopen' stug beantwoordde - dat ik te weten kwam dat dezelfde emoties zich niet tezelfdertijd, volgens een al van tevoren vaststaand patroon, bij alle mensen voordoen. Altijd als ik, later, door het wat langdurige lezen in een spraakzame stemming was gebracht, had de schoolvriend met wie ik maar al te graag een gesprek wilde beginnen er juist plezierig op los gepraat en wenste nu ongestoord te kunnen lezen. Als ik net vol genegenheid aan mijn ouders had gedacht en bezield was van de beste voornemens, die hun het meest plezier zouden doen, hadden zij dezelfde tijd gebruikt om achter een - door mij vergeten - pekelzonde te komen waar ze mij streng om berispten terwijl ik naar hen toe rende om hun een zoen te geven.
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
Je bent nog steeds mijn vriend!' riep ze uit. 'Ik ben nog steeds dezelfde Renn!
Michelle Paver (Outcast (Chronicles of Ancient Darkness, #4))
Kady!' ... 'Jake!' riep ze. Toen rolde de golf over haar heen en veranderde haar in steen.
James Rollins (Jake Ransom and the Howling Sphinx (Jake Ransom, 2))
Weet je, Arnaut,' zei hij na enige tijd, 'vroeger was je zo'n onschuldige, vriendelijke knaap. Je deed geen vlieg kwaad. Wat is er de laatste tijd toch met je aan de hand?' Arnaut grijnsde breed. 'Wie met pek omgaat, wordt zwart!' riep hij. En dat kon Halt niet ontkennen.
John Flanagan (Halt's Peril (Ranger's Apprentice, #9))
Bij de tanden van Gorlog!' riep Erak uit, verbijsterd door de hoeveelheden. 'Hoeveel zijn dat er wel niet?' 'Ik schat zo'n tien-, misschien twaalfduizend,' antwoordde Halt kortaf. De Skandiër floot zachtjes. 'Denk je? Hoe weet je dat?'... Halt keek hem ironisch aan. 'Dat leer je in de cavalerie,' antwoordde hij. 'Je telt de benen en dan deel je dat door vier!
John Flanagan (The Battle for Skandia (Ranger's Apprentice, #4))
Als je me durft aan te raken laat mijn vader je afranselen!' 'Ha! Als je vader hier was, zou hij je voor me vasthouden!... Alsjeblieft, meisjes, zouden jullie je eindelijk een beetje willen gedragen? Als een echte prinses, en als een volwassen koerier van de koning, ja?' smeekte Halt. 'Zo niet, dan denk ik er hard over om Will naar huis te sturen.' 'Wat? Mij?' riep Will met overslaande stem, zo geschokt was hij. 'Wat heb ik er in vredesnaam mee te maken?' 'Nou, het is allemaal jouw schuld,' riep Halt op het oog onredelijk terug. Maar toen die laatste woorden tot de harten van de meisjes doordrongen, moesten ze bekennen dat Halt ergens wel gelijk had.
John Flanagan (The Emperor of Nihon-Ja (Ranger's Apprentice, #10))
Initially, he was entranced by the professional investing industry that was blossoming as he entered adulthood. At the time of writing the Financial Analysts Journal article, Bogle was a young hotshot executive of Wellington, one of the oldest and largest mutual fund managers in America. But an odd combination of disaster and serendipity in the mid-1970s set him on the path to upending the industry he once venerated. “There’s nobody more religious than a convert,” observes Jim Riepe, one of Bogle’s closest colleagues in the founding of Vanguard, as a way of explaining the remarkable metamorphosis.
Robin Wigglesworth (Trillions: How a Band of Wall Street Renegades Invented the Index Fund and Changed Finance Forever)
The Bogle Boys. Vanguard’s founder Jack Bogle always had a young assistant to mentor, and every year all past and present assistants would have a boozy Christmas dinner with their boss. From top left to right: Jeremy Duffield, Jim Riepe, Daniel Butler, Jan Twardowski, Duncan McFarland. From bottom left to right: Jack Brennan, Tim Buckley, Jack Bogle, Jim Norris.
Robin Wigglesworth (Trillions: How a Band of Wall Street Renegades Invented the Index Fund and Changed Finance Forever)
Ineens zag ik iets. In een kleine inham. Een paar meter beneden me. Iets donkers dat in het water dreef. Gebonk en geklots. Ik wilde in het water springen, maar durfde niet. Mama was een paar meter verder. 'Hier is iets!' riep ik. Ze gleed uit en liet de zaklamp vallen, die wegrolde maar in een spleet tussen twee grote stenen bleef hangen. Ze krabbelde op, pakte de lamp en sprong naar me toe. 'Waar, waar dan?' Zenuwachtig richtte ze de zaklamp op het donkere water beneden ons, daar beukte een bewierde boomstam tegen de rotsen. 'Godver', vloekte ze. 'God-ver-domme.' We klauterden verder. Op het hoogste punt bleef ze staan en tastte met het licht over het water. Haar roepen was veranderd in smeken. Ik riep: 'Papapapapapa!
Jaap Robben (Birk)
Dat zijn de Voorspellingen van Taragon!' riep hij uit. 'Prefief,' beaamde het orakel triomfantelijk. 'Maar die zijn toch allang uitgekomen!' Het bleef even stil. Toen hoorde Matthias iets dat het meeste op een zucht leek. 'O,' klonk het ten slotte. 'Mooi if dat! Mij vertelt ook niemand wat.
Eva Raaff (Het vergeten volk (Taragon Trilogie, #2))
Ik rende naar de badkamer en kotste alles er boven de wasbak weer uit. Dat luchtte op. Ik spoelde mijn mond en strompelde terug naar het bed. Even later hoorde ik mijn vader roepen: 'Shit, Max, shít! Kon je het niet even opruimen?' 'Pa,' zei ik, 'ik ben ziek.' 'Het stinkt! Ik laat het wel liggen!' 'Jij laat niks liggen!' riep mijn moeder van beneden.
Edward van de Vendel (Het kankerkampioenschap voor junioren)
Andrews riep zijn naam, maar de wind rukte het woord van zijn lippen.
John Willams
Je riep toen je klein was een keer vanuit je bed om hulp. Ik kwam binnen en je vertelde angstig dat er monsters onder je bed zaten. "Ik weet wel dat ze niet echt zijn. Ik heb ze zelf verzonnen. Maar ze willen niet meer weg!
Emma J.J. Voerman (Onder de radar)
Kijk eens aan, een merelnest, riep hij opgetogen uit. En dat hier in dit hellegat. Hij draaide zich om. In zijn hand had hij een komvormig nest van gedroogd gras, mos en modder. Er lagen twee eitjes in. Hij haalde er een uit en hield het in het licht om te bestuderen. Het was groenig van kleur met bruine vlekken. De perfectie hiervan, John, zie je dit? Ik zag vooral de gloed in zijn ogen, dezelfde als toen hij in het bos van Souchez het blauwe bloempje van Vinca minor had ontdekt. Hij had toen gezegd dat het geringste teken van schoonheid houvast kon bieden in deze tijden van oorlog. Intussen had ik genoeg gezien om deze uitspraak naar waarde te schatten en spontaan welde er een vers bij me op. Wat schoon is, blijft ons eeuwig bij, zei ik hardop.
Stefan Brijs (Post voor mevrouw Bromley)
Overigens past die bijnaam uitstekend bij je. Niet in denigrerende zin, maar letterlijk. Dat ben je, mon vieux, ook al vind je het niet leuk: een brave jongen.' 'Weet je dat het een prachtige liefdesgeschiedenis is?' riep Elena uit, terwijl ze me verbaasd aankeek. 'Want au fond is het dat: een prachtige liefdesgeschiedenis. Deze zwartkijker van een Belg heeft nooit op die manier van me gehouden. Zij boft maar.
Mario Vargas Llosa (Travesuras de la niña mala)
TADAA!' riep Andronicus, want bescheidenheid vond hij iets voor sukkels. Charlie klapte enthousiast in zijn handen. 'Dat was te gek, meneer! Kunt u dat nog eens overdoen, maar dan iets langzamer?' Andronicus deed glimlachend wat hij vroeg. 'Nog één keertje?' probeerde Charlie. Deze keer wierp Andronicus hem een achterdochtige blik toe. Zo'n blik van: jij denkt zeker dat ik onnozel ben.
Audrey Alwett (Bienvenue à Saint-Fouettard (Magic Charly, #2))
Hopelijk tot gauw!' riep de lijkbezorger hem vanuit zijn kamer toe.
Eléonore Devillepoix (La Ville sans Vent (La Ville sans Vent, #1))
Wie is dat toch?' riep de inmiddels woedende Tursgud. Op dat moment werd Stefan getroffen door een flits van schitterende inspiratie. 'Jij bent het, hè Stefan?' riep hij. 'Wacht maar tot ik jou te pakken krijg, misvormd onderkruipseltje.
John Flanagan (The Outcasts (Brotherband Chronicles, #1))
Goeie genade!' riep tante Zelda, 'wat heb je daar nou?' 'Haal dat ding van me af!' schreeuwde Septimus... Jenna zat doodstil en staarde verbijsterd naar een net uitgekomen draakje.
Angie Sage (Flyte (Septimus Heap, #2))
Napoléon: - Tu recevras donc un sabre d'honneur. Mariolle: - C'est que... j'en ai déjà un, sire. Napoléon: - Une carabine d'honneur alors. Mariolle: - Ça aussi, j'en ai une ! Napoléon: - Dans ce cas, tu mérites la légion ! Mariolle: - C'est que, mon Empereur, vous me l'avez épinglée sur le poitrail à Boulogne. Napoléon: - Mais alors, que veux-tu, bougre de barbu ? Mariolle: - Je veux un bain chaud.
Sébastien Latour (1815: De man die 'merde' riep in Waterloo ())
Mariolle: - Tu veux savoir pourquoi c'était moi que l'Empereur a toujours préféré ? ... Parce que chacun de tes exploits lui rappelait la guerre, alors que chacun des miens la lui faisait oublier...
Sébastien Latour (1815: De man die 'merde' riep in Waterloo ())