Mijn Kinderen Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Mijn Kinderen. Here they are! All 27 of them:

Heel interessant," zei de dokter. "Ik zie dit vaker in mijn praktijk. Infantiele reflexen en vaderbindingen. Ja, ja, zo wreekt zich de hersenspoeling die ouders op hun kinderen toepassen. Maar gaat u verder.
Marten Toonder (Had ik maar beter geluisterd)
Hoe hoger de graad van postmoderniteit hoe meer burgers te verliezen hebben en hoe groter de onzekerheid m.b.t. hun toekomst (kan ik morgen nog mijn hypotheek aflossen, mijn huur betalen, trekt mijn vrouw of mijn man er niet van onder met een ander, krijg ik nog wel een deftig pensioen, geef ik mijn kinderen en kleinkinderen nog wel een ecologisch leefbare wereld mee). Hoe groter ook de graad van postmoderniteit hoe groter de uitgaven voor leger, politie en gerecht om criminaliteit, terrorisme, of oorlog te bestrijden).
Jean Pierre Van Rossem (Postmoderniteit: Onzekerheid & Onveiligheid)
Binnen in mij zit een huilend beest, meestal laat het me overdag met rust, maar ‘s nachts als ik in bed lig en probeer te slapen, ontwaakt het en begint als een getergde kat heen en weer te lopen; het krabt in mijn bost, omklemt mijn kaak, bonkt tegen mijn slapen… Het ochtendlicht, de kinderen, de schaamte en de dagelijkse beslommeringen temmen het en doen het een paar uur lang verstommen, maar daarna, als de nacht valt en ik weer alleen been is het steevast op tijd voor onze afspraak. Ik knijp mijn ogen stevig dicht. Ik doe ze open. Hier is het weer
Milena Busquets
Op een dag - ik was een jaar of negen - werd het mij allemaal duidelijk. 'Ik had nooit kinderen moeten nemen,' zei mijn vader terwijl hij naar het tafelblad staarde alsof het pas op dat moment tot hem doordrong, en we medelijden met hem moesten hebben. 'Harun, niet waar de kinderen bij zijn,' zei mijn moeder. 'Ze mogen het weten,' zei hij. 'Ze moeten weten dat ik anders ben.' Hij zweeg even en keek toen ineens trots op: 'Ik ben geen klassieke vader, ik ben een communist!' Ik keek hem onbewogen aan. En ik herinner me goed dat ik me niet gekwetst voelde. Voor het eerst voelde ik me niet gekwetst, want ik dacht: je hebt gelijk. Je hebt helemaal gelijk, baba. Dit zegt een vader niet tegen zijn kinderen. En alles daarom al had je geen kinderen moeten nemen. Alleen daarom al had je geen vader mogen worden. Alleen daarom al had je mijn vader niet mogen zijn.
Murat Isik (Wees onzichtbaar)
Maar ik wou even alleen zijn met mijn grootmoeder, voor het laatst. In een cafetaria vol lekkende mensen, en jengelende kinderen die andere bezoekers hadden meegebracht, ter compensatie, of om er de nadruk op te leggen dat het leven van de oude doorgegeven was, als stokjes in een eeuwige estafette waar niemand de zin van kent maar waar men zich aan vastklampt in de grote helaasheid der dingen.
Anonymous
Ik dacht aan de hoeveelheid mensen, aan de aantallen, niet eens in termen van overbevolking, of vervuiling, en of er straks voor iedereen nog wel genoeg te eten zou zijn, maar de hoeveelheid op zich. Of drie miljoen of zes miljard een bepaald doel diende. Wanneer dit punt eenmaal was bereikt, begonnen zich de eerste gevoelens van onbehagen aan te dienen. Er zijn niet noodzakelijk te veel mensen, dacht ik, maar er zijn er wel veel. Ik dacht aan de leerlingen in mijn klaslokaal. Allemaal moesten ze iets: ze moesten het leven in, ze moesten het leven door. Terwijl één uur al heel lang kan zijn. Er moest werk worden gevonden en er moesten echtparen worden gevormd. Er zouden kinderen komen, en ook die kinderen zouden op school geschiedenisles krijgen, zij het niet meer van mij. Vanaf een bepaalde hoogte zag je alleen nog de aanwezigheid van mensen, niet langer de mensen zelf. Hier kreeg ik het benauwd.
Herman Koch (Het diner)
Het is zonneklaar dat er met BDW en zijn N-VA doodgewoon niet te regeren valt. Eerst liet hij ons 541 dagen verliezen rond Brussel-Halle-Vilvoorde, nudeinst hij er niet voor terug de Vlaamse Raad één jaar lang lam te leggen door Kris Peeters op te zadelen met allicht één jaar lopende zaken, stilletjes hopend vervroegde verkiezingen uit te lokken. Nu laat hij weer zijn visceraal conservatisme blijken: ASO is altijd goed geweest, dus waarom het afschaffen? Altijd teruggrijpen naar het verleden en steeds weer negeren dat we in de postmoderniteit leven waar het huwelijk al lang niet meer de hoeksteen van de gezonde maatschappij is. Wat was er dan zo goed aan dat fameuze ASO? Mijn kinderen weten niet eens welke de literaire codes zijn van Classicisme over Sturm und Drang, Vroegromantiek, Romantiek, Naturalisme, Realisme, Symbolisme, Modernisme, Postmodernisme; hebben nooit geleerd wat de dominerende stromingen in de filosofie zijn, hebben nooit geleerd hoe je een kram in de muur moet kloppen, hoe je een luchter ophangt, hebben wel tot 7 uur per week volkomen nutteloos Latijn gestudeerd, ikzelf 8 uur per week godsdienstlessen gevolgd. Maar uitleggen hoe de sociale dynamica werkt, hoe formele sociale controle de steeds verder achteruitboerende informele controle kan rechttrekken (onmogelijk!), oh neen! Het niveau van ons fameuze ASO is bedroevend laag. Onderwijs is een verlengstuk van de noden van het bedrijfsleven geworden. Geschiedenis? Daar weten mijn kinderen niets van tenzij dat in 1302 een stel Vlaamsche boeren de Franse adel in het zand lieten bijten. Maar dat de Galopin doctrine de Société Générale er niet van weerhield uranium te leveren aan de Nazi's: niets van geleerd. Wij kweken op scholen onderdanige nuttige idioten. En dat wil BDW verderzetten, want je moet al goed idioot zijn om op zulk'n oerconservatieve kwal te stemmen.
Jean Pierre Van Rossem
De naam Balbec in een boek te zien staan was ook in de lente genoeg om het verlangen naar stormen en de Normandische gotiek in mij wakker te roepen; de naam Florence of de naam Venetië deed mij ook als het stormde verlangen naar zon, leliën, het Dogenpaleis en de Santa Maria del Fiore. Maar dat het beeld dat ik van die steden had voorgoed met hun namen was versmolten hield in dat die het transformeerden, het onderwierpen, als ik het weer voor me zag, aan hun eigen wetten; het gevolg was dat ze het mooier, maar ook anders maakten dan de steden van Normandië en Toscane in werkelijkheid konden zijn, en dat ze door de arbitraire geneugten van mijn fantasie te verhogen, de toekomstige teleurstelling op mijn reizen vergrootten. (...) Woorden geven ons van de dingen in het klein een heldere en gangbare voorstelling zoals er op scholen aan de muur hangen om de kinderen een voorbeeld te laten zien van wat een werkbank is, een vogel, een mierenhoop, dingen opgevat als gelijk aan alle andere van hetzelfde soort. Maar namen geven van de mensen - en van de steden waardoor wij ze gaan zien als individueel, uniek zoals mensen - een vaag beeld dat aan die namen, aan hun klank, hel of donker, een tint ontleent waarin ze uniform zijn gekleurd.
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
Nog voor ik goed en wel vader was, merkte ik zo dat je van kinderen een sidderende schijtlaars wordt, wiens leven voornamelijk bestaat uit het afweren van rampen en gevaren.
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
Voor de zoveelste maal kom ik thuis van de reis en weer staat mijn stoel gereed, tafel en bed gedekt, pantoffels bij 't vuur, alsof ik iedere dag verwacht werd. Mijn kinderen hebben heel gewoon 'Pa' gezegd en mijn vrouw heeft gevraagd wat ik verkoos, lever of haring. Ik heb niet geantwoord omdat ik de moed niet had mijn eigen stem aan te horen, heb de hand uitgestoken naar wat het dichtstbij stond en zwijgend mijn maag gevuld. Hun gerustheid, hun zekerheid dat ik ook ditmaal terugkeren zou heeft mij beschaamd en diep gegriefd. Maar was ik aan 't bulderen gegaan dan had er niets op overgeschoten dan met weerzin weer op te staan. En het trekken lokt mij niet meer. Ben ik vermoeid of kan ik het licht van gindse land niet meer verdragen? Ik voel in ieder geval dat van een volgende tocht niets meer terechtkomt. En zo is het goed ook, want mij rest nog maar net de tijd om eindelijk met vrouw en kinderen wat mee te leven, mij te koesteren aan de warmte van de haard en te werken voor onze oude dag die voor de deur staat. Zolang ik ginder dwaalde heb ik mijn kinderen niet opgevoed maar met hen gespeeld, voor mijn vrouw niet gezorgd maar van haar genoten. Die meimaandjes zijjn nu voorbij. Hier bij' t vuur, in onze kooklucht, komt het eropaan mijn plicht te doen als een doodgewoon mannetje dat ik tenslotte ben. Want hun ogen zijn op mij gericht. Doet mijn vrouw haar plicht niet als zij wast en plast, als zij op griezelige regendagen op de vismarkt loopt te dwalen zonder acht te slaan op haar aderspatten noch op haar slechte stoelgang? Doen niet die kinderen eveneens hun plicht wanneer zij achter schoolmuren hun zonnigste dagen slijten?
Willem Elsschot (Tsjip - De Leeuwentemmer)
Al had ik er niets aan gedaan, ik voelde me onlosmakelijk deel van het wonder van dit perfecte wezentje - dit wezentje dat linea recta een plekje in mijn hart opende waarvan ik niet wist dat ik het had, en dat ik zomaar mocht vasthouden en zoenen in de wetenschap dat ik haar haar leven lang zou kennen tot het mijne voorbij was.
Lisette Schuitemaker (Gelukkig zonder kinderen: Mensen wereldwijd over hun keus en hun leven)
Vanaf mijn vertrek hoorde ik kinderen in mijn wijk door het glas.
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
Hoe licht is het voor ons begonnen met de kinderen die God ons gaf, hoe zwart heeft hij het voor ons gemaakt. Wat voor kwaad wij gedaan hebben, zelfs dat mogen wij niet weten. Wat voor kwaad hebben de kinderen gedaan? Het leven was nog maar spel voor ze toen het lijden begon. En wij? Gewerkt hebben wij van de morgen tot de avond, eerlijk, zonder van anderen te nemen, de handen hebben wij zuiver gehouden. Wij hebben onze plichten gedaan, zonder zelfzuchtigheid. De armen hebben wij geholpen, aan de ongelukkige hebben wij onze rust geofferd. Alle beproevingen hebben wij gedragen, wij die als leem waren in zijn hand. Langzaam heeft hij ons gemarteld, de behoeder zonder genade, heel het leven door, en wij hebben niet gemord, tot mijn sterkte vergaan was. Hard en wreed is hij voor ons geweest, gul met bitterheid. Hij heeft ons nooit gespaard en wij hebben gezegd: uw wil geschiede. Erger dan hij ons in dit leven heeft gedaan kan het hierna niet worden. Voor wreed spel heeft hij ons geschapen en ik heb op hem vertrouwd. Op hem moet ik toch vertrouwen dat hij niet eeuwig verstoten zal en bidden moet ik toch.
Arthur van Schendel (De Grauwe Vogels)
Ik denk aan het huis waar ik geboren ben, waar ik zo weinig meer van weet over hoe we er leefden, maar mijn benen kennen nog de grote ruimte tussen de treden van de trap, mijn vingers kennen de geulen in het hout van de vensterbank, mijn voeten weten nog hoe de houten vloerplanken voelden, met de knoesten, en mijn tenen kennen nog de kwasten van het tapijt. Losse beelden, ik plak ze in mijn hoofd aan elkaar tot ik het huis heb gereconstrueerd, ontstaan uit mijn herinneringen en verhalen die mijn moeder en soms mijn vader erover vertelden.
Renee van Marissing (Onze kinderen)
Sophia schonk thee bij en zei: 'Weet u waar ik steeds aan moet denken sinds ik hier in uw winkel ben? Hoe het verleden steeds belangrijker wordt naarmate je ouder wordt. Ik ben nu vierenvijftig en heb het met mijn vriendinnen steeds vaker over vroeger. Over school, over de muziek die we luisterden, over jongens die we kenden, over leraren van toen. Ik heb vrouwen om mij heen die ik al mijn hele leven ken. Met hen deel ik zo veel herinneringen: aan studeren, werken, die dag dat je je man ontmoette, de relaties ervoor en soms erna. Hoe het was toen je kinderen klein waren. Zij zijn getuige geweest van mijn hele leven en steeds vaker zitten we samen om die verhalen op te halen. Maar met wie doe je dat wanneer je niemand kent die zelfs maar van een afstandje jouw leven heeft meegemaakt?
Marloes Kemming
Manus eet niks,' zei ik tegen mijn moeder en ik vroeg of ik wat brood mocht nemen en wat melk, om hem te voeren. Alles mocht. Met een schoteltje vol keurig vierkant blokjes doorweekt brood, toog ik weer naar de garage, prikte een stuk brood aan het uiteinde van een twijg en stak Manus het voedsel toe. 'Eet,' zei ik. Hij reageerde niet. Het brood dat ik tegen zijn snavel aanduwde, liet los en bleef hangen, wat er slordig en vies uitzag en ook extra zielig. Omdat hij zich tot dan toe niet verroerd had, durfde ik mijn hand uit te steken en hem aan te raken, door met de top van mijn wijsvinger zijn kop te strelen. Hij liet het toe en daardoor hield ik opeens veel meer van hem dan daarvoor. Het was een prachtige vogel en hij zou mijn onafscheidelijke metgezel worden. Zittend op mij schouder nam ik hem overal mee naar toe en als hij een eindje ging fladderen, bleef hij altijd dicht bij mij in de buurt. Cirkelend boven mijn hoofd hield hij mij nauwlettend in het oog. Als kauw kon hij gemakkelijk praten met andere vogels en hij vertelde hun dat hij bij mij hoorde. Alle vogels wilden vanaf dat moment ook wel bij mij horen, maar voor mij kon er maar een de eerste zijn en de eerste was Manus en dat namen ze ook voor lief. Wel spraken ze onderling af dat, waar ter wereld ik mij ook bevond, iedere vogel mij zou beschermen, omdat ik de vogelvrouw was en hun taal begreep. Soms vlogen hele zwermen boven mijn hoofd, die mij allemaal herkenden en vanuit de lucht volgden. Ook op de speelplaats. Als ik in de klas zat en door het raam naar buiten keek, zat het muurtje vol met vogels, die daar wachtten tot ik uit school kwam en zij mij naar huis konden volgen. Alle kinderen wisten dat het mijn vogels waren en ze begrepen ook dat ik daarom geen mensen nodig had, want ik was van de vogels.
Connie Palmen (De vriendschap)
Opgroeien in het warme Brabant was vooral veel galgje spelen met mijn autistische zus. Galgje, een prachtig spel, dat ze op de televisie helemaal hebben weten verknollen door de galg met een ballenbak te vervangen en de beul met Francois Boulangier. Wanneer je zo'n klassieke beul de kap zou aftrekken zou je weliswaar dezelfde psychotische glimlach zien als die van Francois, maar het punt is dat men die beulskap toch niet voor niets heeft uitgevonden, maar dat begrijpen ze in Hilversum kennelijk niet. Enfin, na lange gelukkige jaren oefenen waren inmiddels alle kinderen uit de buurt zo gewend aan het idee dat een beperkte taalschat een genadeloze dood voor hen in petto had dat het gros van mijn jeugdvrienden zichzelf later heeft verhangen, waarschijnlijk toen ze lucht kregen van mijn succes als schrijver.
Martijn Benders
De adoptie van mijn dochter gaf mij meer dan het moederschap alleen.
Kim van Schie (Hallo lieverd)
Kinderen hebben vergrotende ogen. Dat heb ik ooit gehoord van Bialik. Die was hier eens in het dorp voor een lezing en hij zei het zo: "De Zwitserse Alpen zijn echt hoge bergen, maar niet zo hoog als de mesthoop op het erf van mijn grootvader in het dorp toen ik vijf jaar oud was.
Meir Shalev (Four Meals)
De rechters In het hoge Peru, in Nicaragua, doorheen Patagonië, in de steden, kreeg je geen rechten, bezit je niets: beker van de miserie, in de steek gelaten zoon van de Amerika’s, geen wet, geen rechter beschermt voor jou je grond, je hut met maïsvelden. Toen de kaste van jouw mensen kwam, die van jouw heren, en de aloude droom van klauwen en messen al was vergeten, kwam de wet je hemel ontvolken, jou je aanbeden terreinen ontrukken, jou het water van je stromen betwisten, jou het rijk van je bomen ontroven. Ze namen je tot getuige, zetten stempels op je hemd, vulden je hart met plooien en papieren, ze begroeven je in kille arresten en toen je wakker werd aan de grens van de rampzaligste catastrofe, beroofd, eenzaam, zwervend, kerkerden ze je, sloten je in het blok, bonden je handen opdat je niet zou kunnen wegzwemmen uit het water van de armen, maar spartelend zou verdrinken. De welwillende rechter leest je artikel Vierduizend, kapittel Drie voor, hetzelfde dat men vandaag gebruikt in heel de blauwe geografie bevrijd door mensen als jij die vielen en hij maakte je tot wettelijk aanhangsel en zonder beroep, tot schurftige hond. Je bloed vraagt, hoe raakten de rijke en de wet verstrengeld? Met welk weefsel van zwavelig ijzer? En hoe vielen de armen voor het gerecht? Hoe kon de aarde zoveel onheil aanvaarden voor haar arme kinderen, die wreed waren gevoed met steen en verdriet? Toch is het gebeurd zoals ik het neerschreef. De levens hebben het op mijn voorhoofd geschreven. (Willy Spillebeen)
Pablo Neruda (Canto General)
Iedereen had zijn eigen verhaal, maar het leven ging door, het werd ondanks alles weer zomer en ik keek naar de kinderen die me druk pratend op hun stepjes inhaalden, naar de oude vrouw die haar hond uitliet en naar het spinnenweb bij de bushalte dat zacht in de wind heen en weer bewoog... Ineens vermengden al mijn herinneringen en gedachten zich tot één gevoel: het is oké, tenminste op dit moment.
Benedict Wells (Hard Land)
Luister nou nog even... Dit is belangrijk, No. Wat ik wilde zeggen is dat, als meer meisjes tegen hun ouders zeggen: papa en mama, ik hou van jullie, en ik respecteer jullie, maar ik wil voortaan mijn eigen keuzes maken, dan vormt er zich langzamerhand een grote groep. want weet je, als al die ouders al hun dochters verstoten, dan móéten ze zich wel realiseren dat er iets veranderen moet. Omdat ze anders degenen kwijtraken van wie ze het meest houden: hun kinderen...
Francine Oomen (Hoe overleef ik mijn ouders? (en zij mij!) (Hoe overleef ik, #9))
De moeder van mijn moeder was een Javaansche vrouw. Meent u dat het geestig is, majoor, om mij daarom te bespotten? U hebt in Breda de academie doorloopen. Daar hebt u, toen u jong was, het een en ander moeten leeren van de Geschiedenis der Hollanders op Java. In die geschiedenis vindt u eindelooze reeksen opstanden waarbij Hollandsche moeders en kinderen werden vermoord. Moet u nu nog van mij leeren, hoe vaak het gebeurd is, dat Javaansche baboes met gevaar voor eigen leven getracht hebben de Hollandsche kinderen te redden, die aan haar zorgen waren toevertrouwd? Is u uit de geschiedenis der Hollanders op Java vergeten, majoor, hoeveel Javaansche vrouwen zich voor die kinderen aan stukken hebben laten hakken?…. Als u dat niet weet, dan kent u de geschiedenis van Nederlandsch-Indië slecht. En als u het wel weet, schaam u dan, als u iemand een sienjo noemt.
Jan Fabricius (Dolle Hans: Indo-drama in drie bedrijven)
Zoveel generaties later horen wij kinderen van migranten nog steeds niet bij Nederland. Op straat niet, in de statistieken niet.
Sinan Çankaya (Mijn ontelbare identiteiten)
De kinderen brachten mevrouw Krabbenborg in een lastig parket. Ze was bang dat ze er iets aan over zouden houden, dat mijn toestand hen op ideeën zou kunnen brengen. 'Als een van mijn kinderen trans of homo is, dan is het de oudste, want die huilt snel en is nog steeds niet zindelijk.
Thomas van der Meer (Welkom bij de club)
Ik heb het met ze te doen, want op hun voorhoofd staat geschreven: kijk, het is me gelukt, ik vervul mijn taak in dit systeem! En toch hebben ze nog niet begrepen dat die taak weliswaar door hen vervuld moet worden, maar dat ze er geen erkentelijkheid voor zullen krijgen, laat staan bewondering. Dat ze daarentegen ogenblikkelijk door vreemden en vrienden zullen worden bekeken, gecontroleerd en beoordeeld. Dat ze zullen worden berispt wanneer ze zich tegelijkertijd aan kinderwagen en smartphone wijden, dat ze zullen worden bekritiseerd wanneer ze hun kinderen niet de baas zijn, dat ze zullen worden verfoeid wanneer ze hun kinderen te veel beschermen.
Shida Bazyar (Drei Kameradinnen)
Ik had, drie jaar oud, een huis-leeraar gekregen. Niet alleen dat men mij, om mijne eenzelvigheid, een bijzonder schrander kind achtte, maar dewijl over de straat een zeer arm onderwijzer woonde die veel kinderen had, lang ziek was geweest en nu behoefte had aan goed voedsel dat hij niet koopen kon, bracht mijne ouders tot het besluit dat ik mijne letters zou leeren. Ik zie dien leeraar nóg voor mij: een man als een magere muil-ezel, zoo van kop als van jagenden romp en oneindige, knokige leden. Aan hem is, evenzeer als aan mijn zeer geboeiden vlijt - ik leerde met ziekelijke gretigheid -, aan hem is een scherpe herinnering verbonden van gebraden vleesch op ongewone uren en aan eene bijzondere deftigheid mijner moeder. Zekeren dag had deze mij, ter gelegenheid van een geheimzinnigen Sinterklaas, ten behoeve van mijne lessen - zij hadden in de donkere achter-kamer plaats -, eene nieuwe lei gegeven, waar ik zeer blijde om was, want mijne moeder had er - wonderschoon docht mij, - een bloem-pot op gegriffeld met drie ontloken tulpen. Ik toonde de lei aan mijn meester; deze merkte mijn schroom-vollen trots niet, en veegde de tulpen uit met mijn sponsje en een beetje speeksel. - Mijn verdriet was onbedaarlijk: ik kreeg geen les dien dag. Zelfs als mijn moeder naar haar beste vermogen op de lei een nieuwen bloem-pot geteekend had, kwam een herhaalde tranen-bui mij overweldigen. Telkens herbegon mijn gehuil, dat mij van lieverlede als een behoefte was geworden. De nacht die daarop volgde, voor een goed deel slapeloos en koortsig, is de eerste van velen geweest waar ik mij verkneuterde in mijn verdriet, mijn verdriet overdreef...
Karel van de Woestijne (Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen (Dutch Edition))