Kan Niet Slapen Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Kan Niet Slapen. Here they are! All 12 of them:

Ik ben niet treurig. Ik heb alleen groot medelijden met de andere mensen die zo ver bij mij vandaan zijn en al had ik een radiozender tot mijn beschikking, het zou geen nut hebben hun te zeggen wat ik denk. Ik kan hen niet begrijpen en zij mij evenmin. De gekste sprookjes zijn niet uit hun hersens weg te branden, varianten op domme grootheidswanen, uitgebroed toen hun voorouders nog in holen woonden en niet beter wisten of de hele kosmos was niet groter dan hun hol. En als ze er niet aan geloven, dan hopen ze toch wel spirituele openbaringen te kunnen putten uit materiële nonsens. Want, zeggen ze, wij kunnen zo alleen niet verder leven, wij hebben behoefte aan troost. (Leef ik soms niet verder? Wie troost mij?) Daarvoor laten ze de pausen in paleizen wonen en de Aga Khan diamanten eten. Aan de miljoenen die uit naam van hun troostende leugens mishandeld worden, aan de absurde wetten die er zelfs in de beschaafdste landen op zijn gebaseerd, denken zij nooit, want zij willen in slaap gesust worden met sprookjes en hoe meer bloed ervoor vergoten wordt, hoe beter zij erin kunnen geloven. Want bloed is het enige waarover ze beschikken en het enige onomstotelijke existentiële feit is hun onverzadelijke bloeddorst.
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
Gekromd sta je tegen de branding in. Van het balkon af kan ik zien hoe geschreeuw zich terug in je gezicht slingert, gutsend in je nek als wild haar. Als je je hoofd achterovergooit alsof je een fles aan je mond zet, krijgt je adamsappel iets van een ruggengraat. Ik streel enkele meters van je af. Het is een milde avond. Vannacht borduurt een roos zich op je hemd. Het duurt uren om haar van je borst los te maken. Je kijkt alsof je me kunt zien, nu je ligt te slapen, wimpers als garen, neus tussen wijsvinger en duim - een bloedneus stelpend die er niet is - ik trek je hoofd achterover. Je omgekeerde mond in de spiegel imiteert iets grappigs. We kussen terwijl het over ons heen uit ons weg blijft sijpelen, zo graag zoekt het zich een weg.
Peter Verhelst (Nieuwe sterrenbeelden)
Ik lees een net ontvangen sms: Ik heb over je nagedacht, jij bent zo postmodern als de pest. Daarom kan je Dostojevski niet lezen en van een vrouw houden. Alles uitsluitend door een filter. Via via. Dingen mogen je alleen via reflexieve curves aanspreken. Babel, Céline. Vooral niets rechtstreeks ervaren. Niettemin zou ik vannacht wel bij je willen blijven slapen, kan dat?
Emil Hakl (Pravidla směšného chování)
Als je mij vraagt zijn er drie belangrijke stadia in de geschiedenis van de mens. In het eerste kende hij zijn eigen spiegelbeeld niet, evenmin als een dier dat kent. Laat een kat in een spiegel kijken en hij denkt dat het een raam is waarachter een andere kat staat. Blaast ertegen, loopt er omheen. Op den duur is hij niet meer geïnteresseerd; sommige katten tonen zelfs nooit enige belangstelling voor hun spiegelbeeld. Zo zijn de eerste mensen ook geweest. Honderd procent subjectief. Een ‘ik’ dat zich vragen kon stellen over een 'zelf’ bestond niet. Tweede stadium: Narcissus ontdekt het spiegelbeeld. Niet Prometheus die het vuur ontdekte is de grootste geleerde van de Oudheid, maar Narcissus. Voor het eerst ziet 'ik’ zich 'zelf’. Psychologie was in dit stadium een overbodige wetenschap, want de mens was voor zichzelf wat hij was, namelijk zijn spiegelbeeld. Hij kon ervan houden of niet, maar hij werd niet door zichzelf verraden. Ik en zelf waren symmetrisch, elkaars spiegelbeeld, meer niet. Wij liegen en het spiegelbeeld liegt met ons mee. Pas in het derde stadium hebben wij de genadeslag van de waarheid gekregen. Het derde stadium begint met de uitvinding van de fotografie. Hoe dikwijls gebeurt het dat er een pasfoto van ons gemaakt wordt waarvan wij evenveel houden als van ons spiegelbeeld? Hoogst zelden! Voordien, als iemand zijn portret liet schilderen en het beviel hem niet, kon hij de schuld aan de schilder geven. Maar de camera, weten wij, kan niet liegen. En zo kom je in de loop van de jaren, via talloze foto’s, erachter dat je meestal niet jezelf bent, niet symmetrisch met jezelf, maar dat je het grootste deel van je leven in een aantal vreemde incarnaties bestaat voor welke je alle verantwoordelijkheid van de hand zou wijzen als je kon. De angst dat andere mensen hem zien zoals hij is op die foto’s die hij niet kan endosseren, dat ze hem misschien nooit zien zoals het spiegelbeeld waarvan hij houdt, heeft de menselijke individu versplinterd tot een groep die uit een generaal plus een bende muitende soldaten bestaat. Een Ik dat iets wil zijn - en een aantal schijngestalten die het Ik onophoudelijk afvallen. Dat is het derde stadium: het voordien vrij zeldzame twijfelen aan zichzelf, laait op tot radeloosheid. De psychologie komt tot bloei.
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
Het huwelijk Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd in d'oogen van zijn vrouw de vonken uit kwam dooven, haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt. Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeeren, hij zag de grootsche zonde in duivelsplicht verkeeren en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard. Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond het merg uit haar gebeente, dat haar tòch bleef dragen. Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen, en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond. Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand. Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wasschen en rennen door het vuur en door het water plassen tot bij een ander lief in eenig ander land. Maar doodslaan deed hij niet, want tusschen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat. Zoo gingen jaren heen. De kindren werden groot en zagen dat de man dien zij hun vader heetten, bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten, een godvergeten en vervaarlijke' aanblik bood.
Willem Elsschot
Ik wil liggen in een karmozijnen kamerjas, afgezet met konijnenbont, die over de randen van mijn chaise longue heen en weer golft op de knus krakende vloer van oud hout, dat nooit meer zal werken, in het woonvertrek, dat mijn oude, betrouwbare butler zo warm stookt dat mijn gedachten smelten als de sneeuwvlokken tegen de buitenkant van de vuile ramen. En daar wil,ik toeven, in de zacht knisperende schemer van durende tijd die van geen uur wil weten, waar droombeelden voorbijglijden als handen over ogen, als schaduwen over de muur. De oude boter is nog goed. Ik kan hem eten met rijstvelden suiker. De krenten kunnen wellen in de ingekookte thee. Ik blaas de de vliegen weg. Terwijl ik wegdrijf in een halfslaap , krabtvde butler met een spateltje de bruine korsten van mijn voeten. 'Er is vandaag een brief gekomen,' zegt hij.' Maar niets om u zorgen over te maken. Ik heb hem ongeopend in de haard gegooid' ' ' Krijgen we bezoek?'' Ik zie het als mijn voornaamstectaakndat u rustig kan blijven slapen.
Ilja Leonard Pfeijffer (Brieven uit Genua)
Mensenkennis is niet mijn sterkste kant, maar dromen kan ik als de beste. Ik heb vaste dromen. Een gaat over mijn ouderdom, en het eind daarvan: mijn dood. Ik ben een zonderling geworden maar mijn geest is helder. Het huis is vervallen, ik kan niet alles meer bijhouden. Mensen bezoeken mij zelden, de televisie is gelukkig kapot en het abonnement van de krant is zo lang niet betaald dat de bezorging is gestaakt. Dieren zijn er in overvloed, net als nu, maar er zijn toch kleine veranderingen te bespeuren. Ik wil niet zeggen dat zij de baas zijn, maar er hangt een waas van gelijkwaardigheid over alles. De oude man is niet meer de meester over zijn erf, hij is een natuurlijke bewoner geworden, hij is verlost van de demon van de macht. Helaas, de wereld is niet onverschillig. Nooit. Er zijn maar heel weinig mensen die werkelijk met rust gelaten worden. Misschien moet je een groot organisatietalent hebben, een ver vooruitziende blik, een ijzeren wil en een diepe, uitstralende minachting voor je medemens, misschien lukt het je dan om alleen en met rust gelaten te worden. Ik mis deze eigenschappen en drijf dus als een vlot in mijn ouderdom, ik woon toevallig alleen, ik ben vierennegentig jaar, 's morgens en 's avonds voer ik mijn dieren, 's middags fiets ik broos (en mompelend) naar het dorp waar ik inkopen doe die ik in een papieren zak aan mijn stuur hang. Ik maai geen gras meer, ik rook sigaren, mijn mondhoeken zijn bruine sapkanalen geworden, mijn honden slapen bij me in bed. Ik herlees de boeken van mijn jeugd en probeer me te herinneren waarom ik toen, zestig/zeventig jaar geleden, zo geemotioneerd was. Maar op een dag komt er een meisje op bezoek dat in haar stage voor maatschappelijk werk zit. Zij maakt een scriptie over alleenstaande ouderen. Zij schrikt als ze ziet hoe ik leef en ik zie niet dat die schrik het steentje is dat de lawine in gang zet.
A.L. Snijders (De taal is een hond)
Bomen zijn mij altijd verdomd dierbaar geweest, ik kan gerust zeggen dat zij het zout waren van mijn ziel, ik kan mij bijvoorbeeld verliezen in het delicaat verlatene van een tak tegen een winterhemel zo grauw als een schar als geen die ik ken en kende. De bomen van mijn jeugd, voor het slaapkamerraam, behoren dan ook tot mijn allerdiepste herinneringen, ze zijn vervlochten met koorts, droefenis, zorg en zacht bewegende schaduwen op het behang. Ook aan maanverlichte nachten heb ik de beste herinneringen, als het te heet was om te slapen en ik de vreemde schaduwen over de muur zag kruipen naar het plafond om ten slotte mijn raam donker te bevleugelen. Om nog maar niet te spreken van het herfstlicht, dat als geen ander een eik kan doorschieten met roodhete stralen, of glanst over een olm als over een rots in zee, of zich slaperig verstrikt in een wilg.
Willem Brakman (Leesclubje (Dutch Edition))
Ik weet niet hoe u de wereld aanziet, mijnheer Jonas, maar u zal wel toegeven dat het een voordeel is als men dansen kan. Op ritmen het leven door te gaan, dat is de kunst. Nietwaar, waken bij dag, slapen bij nacht, eten, drinken, werken, rusten met een maat, genoegen en verdriet, het heeft alles een ritme. En als men dansen kan, verstaat men de kunst die dingen mooi te doen, dat is de kunst van te leven.
Arthur van Schendel (De wereld een dansfeest)
Het was inderdaad het uur waarop ze de zijne was. Om vier 's ochtends doet ze in het algemeen niets anders dan slapen, zelfs als ze hem eerder die nacht bedrogen heeft. Ja, dan slaapt ze en dat is een troost, want een ongerust hart verlangt bovenal de beminde voortdurend te bezitten of haar bij afwezigheid onder te kunnen dompelen in een droomloze slaap, die pas kan eindigen op de dag van de hereniging.
Albert Camus (The Plague)
Yannick Dangre. Mensen, zo heet toch niemand? Het moet wel bijna een pseudoniem zijn. Als je echt 'Yannick Dangre' heet moet je wel gek zijn onder die naam poëzie te gaan schrijven, kun je net zo goed meteen 'rijkeluiszoontje' op je voorhoofd tatoeëren. Nee, als de jongen echt zo heet, mijn god, dan heb ik met hem te doen. Je ziet zijn moeder voor je, Helen Dangre, die tegen vader Jacques Dangre zegt, zeg, zullen we onze zoon Yves noemen? Nee, gotsiemikkie, wat gewoontjes, maak er maar Yannick van. Jakkie! Maar als hij echt Yannick Dangre heet, dan had hij wis en waarachtig poëzie geschreven onder de naam Frits van den Ende, of als het ludiek moest wezen Frits Mompelkut, en zo weet ik dus stellig te beweren dat het alleen een pseudoniem kan zijn, maar die gedachte is onverdraaglijk, ik kan er niet van slapen. Je gaat poëzie schrijven en je noemt jezelf 'Yannick Dangre'. En dan heb je tot overmaat van ramp zo'n 18e eeuwse krullendos, en schrijf je met een ganzenveren pen met grote sierlijke prulletters de derde nachtbundel van het jaar, geadverteerd als 'De wereld lijkt langzaam in een donkere nacht te verdwijnen en dat vraagt om reactie.' Nou, bij deze dan, Yannick. Met je nacht en navel. Kom uit de kast, zeg ik. Zou dit dezelfde onverlaat zijn die ook Chretien Breukers verzon?
Martijn Benders
Ik schrijf deze brief aan de keukentafel. Ik ben alleen op een manier die meer is dan het simpele gegeven dat ik de enige levende ziel ben binnen deze muren. Tot nu toe dacht ik dat ik wist wat wel en wat niet mogelijk was. Misschien is dat de ware betekenis van onschuld, dat je je geen enkele voorstelling kunt maken van pijn en verdriet in de toekomst. Als er iets gebeurt wat al het denkbare overstijgt, verander je daardoor. Het lijkt op het verschil tussen een rauw ei en een gebakken ei. Het is hetzelfde, maar toch totaal anders. Beter dan zo kan ik het niet uitleggen. Ik kijk in de spiegel en ik weet dat ik het ben, maar ik herken mezelf niet. Soms is het al te vermoeiend voor me om simpelweg het huis binnen te gaan. Ik probeer mezelf tot rede te brengen, eraan te denken dat ik hier eerder alleen heb gewoond. Toen ging ik niet dood aan alleen slapen en dat zal ook nu niet gebeuren. Maar dit is wat verlies mij heeft geleerd over de liefde. Ons huis is niet zomaar leeg, ons huis is leeggehaald. Liefde neemt ruimte in in je leven, maakt plaats voor zichzelf in je bed. Onzichtbaar nestelt het gevoel zich in je lichaam, stroomt het door al je bloedvaten en klopt het in je hart. Als het verdwenen is, klopt er niets meer. Voordat ik jou leerde kennen, was ik niet eenzaam, maar nu ben ik zo eenzaam dat ik tegen de muren praat en tegen het plafond zing.
Tayari Jones (An American Marriage)