Het Leven Is Te Kort Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Het Leven Is Te Kort. Here they are! All 20 of them:

En ik vind het leven veel te kort en veel te mooi om het niet echt in de ogen te zien, het niet echt aan te gaan, het niet echt te leven.
Nino Haratischwili (Das achte Leben (Für Brilka))
Het leven is te kort - of te lang - om me de luxe te permitteren het zo slecht te leven.
Paulo Coelho (Eleven Minutes)
Alles bestaat maar en gaat maar door, op iedere zomer volgt een nieuwe zomer, op iedere nacht een dag en weer een nacht, bloemen zijn nauwelijks uitgebloeid en uit de zaden groeien alweer nieuwe, ieder mens krijgt een kind en dat krijgt weer een kind en dat op zijn beurt ook weer een kind, het maakt niet uit wat jou overkomt, want er is in jouw plaats altijd een ander, even goedgelovig en vermeend bijzonder en vervangbaar als jij, en die hele aardse tredmolen draait zo maar door, tot in de eeuwigheid der eeuwigheden. Het laat hem niet meer los, dat gevoel van verdovende herhaling tot in het oneindige. Hij valt in slaap, het is er ’s ochtends nog steeds en de dagen en de nachten daarna. Er is niets om voor wakker te worden, om voor op te staan. Het is alsof hij uitgeput tegen een muur wil leunen, en telkens als hij een stap in zijn richting doet, wijkt de muur terug. Eindelijk begrijpt hij waarom Eliza May bij haar volle verstand voor de naam Emery en de vloek koos. Het was geen keuze voor de dood, het was een keuze juist voor het leven, hartstochtelijk en kort. Alles verliest zijn waarde als het er altijd is, alsof je langzaamaan blind wordt.
Anjet Daanje (Het lied van ooievaar en dromedaris)
Het zou allemaal veel makkelijker zijn als ik een doel had, wat denk jij? Een vraagje: heb jij wél een doel in je leven?' Albrecht dacht na. Had hij in deze verwarrende tijd al zijn eigen plaats gevonden, had hij, jong en gezond als hij was, een helder doel voor ogen? Nee, hij liep maar wat rond en dacht hoogstens aan de volgende dag, hoe hij geld kon verdienen en kon leven en niemand tot last was, meer niet, iets groots zag hij niet gebeuren. Hij stond hoogstens af en toe stil in zijn gejaagde leventje om even op adem te komen, dan maakte hij zich los uit zijn dagelijkse routine en was hij een paar dagen tot niets meer in staat en lag hij als een dode op bed, ongestoord. Dat duurde maar kort en dan was hij weer de oude.
Hans Keilson (Life Goes On)
Wanneer alle spelers na de gedane arbeid op de parkeerplaats voor de school in de steeds warmer wordende avondlucht bijeenkwamen om de ervaringen van die dag uit te wisselen, begreep ik dat iedereen geraakt werd door het stuk waarmee hij bezig was en we voelden dat het over de dood ging en ik geloof dat we beseften (al weten de goden dat we er niet bewust aan dachten) dat dit Wohlmans manier was om ons te vertellen dat ons, zodra we klaar waren met deze school, niet de toekomst wachtte met al zijn openbaringen, kansen en al die andere zaken die we ons hadden voorgesteld - een zee van mogelijkheden en ervaringen - maar juist het begin van iets anders, iets zonder de exploderende kleurenpracht die we elkaar hadden voorgeschilderd, hier zetten we de eerste onmogelijke stappen op weg naar het werkende leven, naar de routine, de eindeloze herhaling, de systematiek en het leven van alledag waar iedereen die vóór ons volwassen geworden was al lang deel van uitmaakte, ochtenden, werkdagen en bezoekjes aan de supermarkt en de rijen voor de kassa en de uren voor de tv of de uren met de was of koken en kinderen die je op sommige dagen liever niet gehad had en de grenzeloze irritatie over de naïeve jeugd die het had over Kerouac, de planning van de volgende ochtend, dit alles ad nauseam herhaald, slechts onderbroken door korte dagen die zich ontvouwden en dan weer verschrompelden, 's zomers of met Kerst, dagen die alleen nog extra benadrukten dat niemand ons kwam verlossen en dat we alleen maar konden hopen dat we in elk geval een beetje konden dansen op het ritme van onze inmiddels o zo voorspelbare levens, dat dat juist onze redding zou blijken zodat we niet langer zouden vechten tegen de monotonie maar die juist zouden accepteren, dat we het triviale zouden omarmen, zoals Wohlman ongetwijfeld gedaan had, tot we op een dag wakker werden en beseften dat de maat waarop we dag in dag uit bewogen, wankel en allesbehalve gracieus, uiteindelijk onze eigen hartslag was, naar, bij gebrek aan een beter woord, hartenlust kloppend van opluchting omdat we nu eindelijk in de geweldige maalstroom waren beland van identieke, voorspelbare dagen.
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
Het lijkt of er nooit kinderen waren die zonder mij met elkaar speelden, of ik nooit zonder vrienden en vriendinnen ben geweest of dat het, als het wel zo was, in wezen niet belangrijk is—kleine golven in oppervlaktewater—maar onder die golven is een bestendige, onverbiddelijke kalmte aanwezig die soms boven alles uitstijgt als de eerste geur van herfst in de lucht is, als de eerste merels op donkere avonden in de vroege lente roepen, als bij het ontwaken de eerste, nog ongerept gebleven sneeuw gevallen blijkt te zijn. Slechts dan een kort ogenblik de illusie te begrijpen wat leven is, een vluchtig begrip waarvoor woorden ontbreken.
Maarten 't Hart (Een vlucht regenwulpen)
Bij het woord bejaardenhuis begon men zich allengs ongemakkelijk te voelen. 'Bejaarden' werden 'ouderen'. Het bejaardenhuis werd een verzorgingshuis. Het verzorgingshuis werd een zorgcenrum. En sinds kort ben ik aangesloten bij een marktgerichte serviceorganisatie voor belevingsgerichte zorg op maat. Ik snap nu wel waarom de zorgkosten de pan uit rijzen.
Hendrik Groen (Pogingen iets van het leven te maken: Het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83¼ jaar)
Meestal luistert hij voor hij naar bed gaat nog even naar muziek, maar vandaag heeft hij daar geen zin in. Hij bladert in het in wasdoek ingebonden schrift, leest willekeurige notities uit het verleden. De dagen rijgen zich aaneen, de tijd vliedt, week na week, op zondagen is de datum in rood gemarkeerd. Hij is ijverig geweest, bijna dagelijks staat genoteerd dat hij een paar regels heeft geschreven. Helaas ook vaak, veel te vaak, dat het werk hem zwaar valt, dat hij geen zin heeft, dat hij maar moeilijk opschiet. Na het korte bericht over het werk elke morgen volgen de gebeurtenissen van de dag. Bezoekers, uitstapjes, maaltijden met Katja en de kinderen, wandelingen, theaterbezoek, lectuur en correspondentie. Zijn stemmingen, zijn lijden. Zijn lichaam reageert gespannen op de verplichtingen van het leven, met pijnen en verteringsproblemen. Het leven is nu eenmaal vaak moeilijk te verteren. Waarom schrijft hij dat allemaal op? Voor het nageslacht? Onwaarschijnlijk, de notities hebben geen enkele literaire waarde. Niemand heeft de schriften ooit gelezen, ook Katja en de kinderen niet. De dagboeken uit zijn jeugd heeft hij jaren geleden al verbrand, en ook wat zich sindsdien heeft opgehoopt zal hij op een dag in het vuur gooien. Niettemin zit hij avond aan avond aan zijn bureau om de vervliegende dag vast te houden. Rekenschap afleggen tegenover zichzelf, dat is het waarschijnljk, verplichte zelfobservatie. En een steun in moeilijke tijden, ook dat.
Britta Böhler
Wat zou José Saramago over Carlos zeggen? Dit. 'Mensen als deze heb je overal, ze besteden hun tijd, of de tijd die er in hun ogen naast het leven voor rest, aan het verzamelen van postzegels, munten, medailles, vazen, ansichtkaarten, luciferdoosjes, boeken, horloges, sportshirts, handtekeningen, stenen, kleien beeldjes, lege frisblikjes, engeltjes, cactussen, libretto's, aanstekers, vulpennen, uilen, speeldozen, flessen, bonsais, schilderijen, bierglazen, pijpen, kristallen obelisken, porseleinen eenden, antiek speelgoed of carnavalsmaskers, en dat doen ze vermoedelijk uit iets watje metafysische angst zou kunnen noemen, omdat het idee van de chaos als alleenheerser over het heelal onverdraaglijk voor hen is, misschien proberen ze daarom met hun bescheiden vermogens en zonder goddelijke hulp enige orde te scheppen in de wereld, waar ze voor korte tijd nog in slagen ook, maar alleen zolang ze hun verzameling in stand kunnen houden, want op de dag dat daar de klad in komt, en die dag komt altijd, hetzij door de dood, hetzij doordat de verzamelaar er genoeg van heeft, is alles terug bij af, loopt alles weer door elkaar.' 
Dimitri Verhulst (Dinsdagland: Schetsen van België)
Ze had heel Duitsland doorkruist en scheerde alle Duitsers over één kam: het waren louter kleine handelaars, ambachtslieden, kooplui, stokstijve officieren met soldateske gelaatstrekken en ambtenaartjes met alledaagse gezichten, die allen korte pijpjes rookten, tussen hun tanden door spuwden en alleen geschikt waren voor zware arbeid, moeizaam sloven om geld te verdienen, voor banale orde en regelmaat, een saai georganiseerd leven en pedante plichtsbetrachting: burgermensen met onbehouwen manieren, grote, grove handen, een burgerlijk frisse gelaatskleur en een ruwe manier van spreken.
Ivan Goncharov
Hoe vaak hoorden we geen uitspraken in de zin van: “Wetenschappelijk onderzoek toonde aan dat …” of “Het is wetenschappelijk bewezen dat …” Daarbij neemt men aan dat wetenschap altijd waar is. Maar hoe betrouwbaar is wetenschap? Heel veel van wat we wetenschap noemen, en we als waar aanvaarden, is noch waar, noch onwaar, en behoort tot de metafysica. Gedurende een korte tijd (volgend op de publicatie van de Tractatus van Wittgenstein) zag het ernaar uit dat we een messcherp onderscheid konden maken tussen betrouwbare wetenschappelijke uitspraken en onbetrouwbare metafysische uitspraken. Maar Wittgenstein zette dat onderscheid zelf op de helling met de postume publicatie van zijn Philosophical Investigations. Nog later pakte de (overwegend Franse) postmoderne filosofie uit met de stelling dat er in de algehele wetenschap minder waarheid is vervat dan in een simpel literair gedicht. De tijd van betrouwbare algemene theorieën leek hopeloos voorbij. Is dat zo? Is cognitief denken onmogelijk geworden? Hierna volgt een reflectie. Het tijdgewricht waarin we leven, althans in de westerse wereld, noemt men de postmoderniteit. Het wordt gekenmerkt door grote onzekerheid en een gevoel van toenemende onveiligheid. Onzekerheid heerst rond onbeantwoorde vragen met betrekking tot de toekomst van de planeet, tot de duurzaamheid van de energievoorziening, tot de werkzekerheid, tot de stabiliteit van het gezin, tot de gedaalde sociale controle, tot de toename van het aantal asielzoekers, tot het bestaan van een god, enzovoort. Onveiligheid houdt verband met oorlog, met terrorisme, met criminaliteit. Het is de bedoeling al die fenomenen wetenschappelijk te bestuderen. Maar hoe zeker ben ik dat wetenschap nog steeds betrouwbaar is?
Jean Pierre Van Rossem (Postmoderniteit: Onzekerheid & Onveiligheid)
Ik leer, langzaam en niet zonder pijn in mijn hart, het leven te nemen zoals het is, het eerbiedig te aanvaarden, er een feest van te maken, het te koesteren, uit te zaaien en ermee te werken zo lang me de tijd gegund is. Maar in het verloop van de tijd zal er steeds weer nieuwe schade ontstaan die hersteld moet worden, nieuwe wegen en omwegen die bewandeld moeten worden op de roetsjbaan van ons leven en ons gekwetste hart. Zo is het, zo ziet het patroon van mijn leven eruit. Er komt geen diepe filosofie aan te pas en het is ook geen geheim. Het is heel gewoon de weg die je vol vreugde inslaat als je op een kruispunt in je leven staat. Maar in de stofwolken die ik zelf had opgeworpen, heeft het me wel veel tijd gekost om die weg te vinden. Maar goed, zoals Christophe van de perserij al zo kort en bondig opmerkte: 'Het leven kost tijd'.
Carol Drinkwater (The Olive Season)
De executie ontaardde in een zeer rommelige aangelegenheid. Het meisje werd door de knechten haastig de betimmering opgetrokken en met haar rug tegen de paal op de stoel geduwd en vastgebonden. Het ging allemaal zo ongeordend dat bijna niemand had opgemerkt hoe de beul zijn plaats al had ingenomen. Ineens was hij waar hij wezen moest, Chris Jansz, achter de rug van zijn patiente met het touw als een vingervlugge goochelaar klaar voor gebruik in zijn handen. Hoewel niemand uit het publiek er eenentwintig jaar geleden bij was geweest, wist iedereen hoe sereen, ja heilig Elsjes voorganger zich aan het doodmaken had onderworpen. Volkomen in de war gebracht door de opeenhoping van enorme gebeurtenissen in haar leven met daaropvolgend de cel en de zachte stem van de dominee, was de minderjarige moeder van de verdronken zuigeling voor haar rechters op de knieen gevallen. Niet om te smeken, maar om te bedanken voor de straf die ze haar oplegden. Op Justitiedag had ze uit zichzelf de verhoging beklommen en was met wijdopen ogen gaan zitten, glimlachend, zonder verwachting dus ook zonder angst, als iemand die thuisgekomen is. Uitstekend zichtbaar voor het ontroerde publiek had de beul het touw om de hals kunnen leggen, bedaard, vakkundig, en dan plotseling aantrekken met een typisch korte beweging die niets van zijn vervaarlijke kracht naar buiten bracht, wat de suggestie gaf dat dit wurgen niet noemenswaardig verschilde van de manier waarop veel huisvrouwen, gesteld op hun schone tegelvloer, bij voorkeur hun kippen en parelhoenderen doden. Nu ging het wel even anders. Omdat het meisje maar bleef tegenstribbelen stond vooral de logge knecht aan de Dampleinzijde maaiend met zijn armen in het zicht. Wat een geworstel om Elsje op de stoel met het lage rugleuninkje te krijgen.
Margriet de Moor (De schilder en het meisje)
Een boek moet spanning en vaart hebben, want het leven is te kort om je te vervelen.
Tamara Geraeds
Mensen moeten niet trouwen,' zei Panda. 'Kind, praat geen onzin,' zei Jens. 'Mensen moeten zoveel mogelijk trouwen. Het leven is maar kort, al lijkt het je nu misschien lang, en het is de enige manier om in ieder geval een paar mensen goed gekend te hebben, voor het grondwater je bloed wegspoelt en de wormen je hart leegvreten. En het is de enige manier om jezelf te leren kennen. dat heeft natuurlijk z'n nadelen.
Remco Campert (Het leven is vurrukkulluk)
Om de wereld te hervormen moeten de mensen psychisch gezien een nieuwe weg inslaan. Er zal geen werkelijke broederschap aanbreken voordat je werkelijk ieders broeder bent geworden. Geen enkele wetenschap, geen enkel inzicht in wat het nuttigst en voordeligst voor iedereen is zal de mensen er ooit toe kunnen nopen het privébezit en privileges met anderen te delen. Iedereen zal zich te kort gedaan voelen, men zal tegen alles morren en elkaar benijden en uitroeien. U vraagt wanneer die droom in vervulling zal gaan. Het komt zo ver, maar eerst zal de mens door een periode van vereenzaming heen moeten. De soort vereenzaming die tegenwoordig, en vooral in onze tijd overal heerst, maar voorlopig heeft zij haar hoogtepunt nog niet bereikt. Want iedereen streeft er tegenwoordig naar zich van de anderen los te maken en op eigen kracht de volheid des levens te ervaren, maar ondertussen heeft al zijn pogen geen levensvolheid, maar je reinste zelfmoord ten gevolge. Want in plaats van volledige zelfverwerkelijking valt de mens volledige vereenzaming ten deel. Want iedereen sluit zich tegenwoordig voor anderen af, sluit zich op in zijn eigen hol en trekt de handen van zijn medemens af. Hij verbergt zich met wat hij bezit en het eind van het liedje is dat hij de mensen van zich afstoot en dat zijn medemensen hem ten slotte ook van zich afstoten. Hij hoopt rijkdommen op en denkt dan: hoe rijk ben ik nu, mij kan niets meer overkomen, maar de sukkel weet niet dat hij naarmate hij meer rijkdommen verwerft hij ook steeds dieper wegzakt in een aan zelfmoord grenzende vorm van onmacht. Want hij heeft geleerd dat hij alleen maar op zichzelf kan vertrouwen en dat hij zich van de anderen heeft losgemaakt; hij heeft zijn ziel bijgebracht niet meer in wederzijdse menselijke solidariteit te geloven en hij heeft maar één doodsangst: men zou zijn positie en zijn privileges eens kunnen aantasten. Het is gewoon bespottelijk zoals het menselijk verstand tegenwoordig ontoegankelijk is voor het inzicht dat persoonlijke onaantastbaarheid niet bestaat uit particuliere krachtsinspanning, maar uit de verenigde inzet van alle mensen samen. Maar ook aan die verschrikkelijke periode van vereenzaming komt eens een einde en dan zal de mensheid als geheel op hetzelfde ogenblik beseffen hoe onnatuurlijk het is dat de een zich van de ander losmaakt. En als dat besef eenmaal geboren is dan zal de mens er zich over verbazen dat hij zo lang in het duister heeft gezeten en het licht niet heeft gezien. Maar tot die tijd aanbreekt moet het vaandel hooggehouden worden en moet de mens, al was het maar door het voorbeeld van een enkeling, zich aan die vereenzaming ontworstelen en een daad van broederliefde stellen, ook al zouden de anderen hem daarvoor als een idioot beschouwen.
Fyodor Dostoevsky
Hij las alles, van a tot z. De inkt was verbleekt. Met moeite onderscheidde hij de vage lijnen der letters. De blinde die hij had gezien op straat, kwam hem in gedachten. En hijzelf speelde met zijn ogen alsof ze tot in eeuwigheid geopend zouden blijven! In plaats van hun werktijd te beperken, breidde hij die lichtzinnigheid van maand tot maand uit. Ieder papier dat hij weglegde, kostte zijn ogen een hoeveelheid kijkkracht. Honden leven maar kort en honden lezen niet, daardoor zijn ze in staat blinden met hun ogen te helpen. Iemand die het licht van zijn ogen verspilt, is een waardige metgezel van het dier dat hem leidt.
Elias Canetti (Het martyrium (Dutch Edition))
De puntkomma is bij uitstek het symbool van ambivalentie; enerzijds het definitieve van de punt en anderzijds de komma van het vervolg, en doet met die dubbelhartigheid recht aan de dubbelhartigheid van het leven zelf. Als het aan de komma lag, kwam er nooit een einde; er volgde na een komma nog een, en zo tot in het oneindige. En de punt zou met alles korte metten maken. De punt zou te zeer in zijn eigen absolute gelijk geloven als hij volledig op zichzelf stond. Puntkomma is als yin en yang, als de tegenpolen die zijn verbonden in een en hetzelfde symbool, en in het zwart zit altijd een puntje wit, zoals in het wit een snufje zwart zit omdat niets definitief, niets absoluut is.
Hagar Peeters (Malva)
Hij zei: ‘Ik ben helemaal niet dichterlijk, ik lees niet graag.’ ‘Dat komt nog wel,’ antwoordde zij, ‘iedereen bereikt een leeftijd waarop hij ziet dat in zijn leven zich alles eindeloos herhaalt, het is niet interessant. Daarentegen kun je, met enige zorg, je boeken zo kiezen, dat je nooit hetzelfde leest. Er zijn zoveel boeken geschreven, dat iemand die zijn best doet, er nooit toe hoeft te komen hetzelfde te lezen, want daar is een mensenleeftijd te kort voor. Geloof mij maar.
Willem Frederik Hermans (De tranen der acacia's)
Een arts kan heel in het algemeen de mensheid proberen te dienen, maar het staat hem uiteraard ook vrij zich alleen in dienst te stellen van een bepaald deel van de mensheid. Een zekere dr. Thaler bijvoorbeeld had ongeveer tweehonderd jaar geleden in Wenen de uit Nigeria afkomstige Soliman na diens dood met de toestemming van keizer Franz de huid afgestroopt, had de man die in een veldslag het leven van de vorst van Lobkowicz had gered, een neger genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had de leraar van de vorsten van Liechtenstein, een zwarte genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had de vrijmetselaar van de loge De Ware Eendracht, een Moor genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had bij wijze van spreken de broeder van de vrijmetselaars Mozart en Schikaneder, de borg van de naar opname in de loge strevende wetenschapper Ignaz von Born, een Afrikaan genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had een gehuwde Wener, die zes talen vloeiend sprak, wiens dochter later getrouwd was met baron Von Feuchtersleben en wiens kleinzoon Eduard in het begin van de negentiende eeuw naam maakte als dichter, de huid afgestroopt, had een gezien man uit de hogere Weense kringen, die lang geleden weliswaar een Afrikaans kind was geweest, genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had een mens die in het begin van zijn leven op de slavenmarkt was ingeruild voor een paard en later was doorverkocht naar Messina, genaamd Soliman, om kort te gaan: een voormalige slaaf van een laag ras genaamd Soliman de huid afgestroopt. Hij had de huid daarna gelooid, op een corpus van hout gespannen en, tegen de wens van diens dochter, die verzocht 'de huid van haar vader aan haar te overhandigen teneinde hem volgens de regels ter aarde te kunnen bestellen', tegen de wens van die dochter haar opgezette vader ter stichting van het Weense publiek in een vitrine op de vierde verdieping van het Keizerlijk Naturaliënkabinet gezet. Het veren rokje waarmee de Moor was uitgedost, was - wetenschappelijk niet geheel correct - afkomstig van Zuid-Amerikaanse indianen, maar het exotische aspect van het preparaat kwam daardoor veel beter tot zijn recht. Heel even stelde Richard zich voor dat in een vitrine in het staatsmuseum van Caïro bijvoorbeeld de opgezette archeoloog Heinrich Schliemann zou staan, gekleed in een Spaans stierenvechterskostuum of in Mongoolse klederdracht van schapenleer en zijde.
Jenny Erpenbeck (Gehen, ging, gegangen)