“
Geef ons een zonsondergang van een verdronken zon, geef ons een vuurrode dageraad.
Praat met de beuk en de eik, praat met de overweldigende donder.
En toon wonderen als het laatste uur daar is, wanneer de blik een glimlach ontlokt, de lamp de nachtvlinder verleidt, de kinderen een droom omhelzen, de olmen een tijd van twijgen aanduiden, de heuvels worden neergedrukt door het Niets.
En toon de verblindende pijl, de hemel die tot uitbarsting komt…
Toon de harmonische kleuren, wanneer de ademhaling stopt en de vingers droefheden tekenen, de kinderen van glimlachen dromen, de rotsen naar de stilte luisteren, de cipressen de horizon opensplijten.
Toon de rust die terugkeert, de hemel die trilt…
Praat met het blaadje en de bloem, praat met de dag die verstrijkt.
Geef ons een stevige, zekere hartslag.
Geef ons, nu,
rust.
”
”