β
Voor de zachtmoedigen, verdrukten,
Tot geregelde arbeid onwilligen,
Voor de met moedwil mislukten
En de grootsch onverschilligen,
De reine roekeloozen,
Door het kalm leven verworpen,
Die boven steden en dorpen
De woestenijen verkozen,
Die zonder een zegekrans
Streden verloren slagen
En βt liefst met hun fiere lans
De wankelste tronen schragen;
Voor allen, omgekomen
Door hun dΓ©dain voor profijt,
Slechts beheerscht door hun droomen
De spot der bezitters ten spijt,
Neem ik bezit van dit eiland,
Plant ik de zwarte vlag,
Neem iedere natie tot vijand,
Erken slechts βt azuur als gezag.
Wie nadert met goede bedoeling:
Handel, lust of bekeering,
Wordt geweerd aan βt rif door bezwering
Of in βt atol door onderspoeling.
Oovral op aarde heerscht orde,
Men late mijn eiland met rust;
βt Blijft woest, zal niet anders worden
Zoolang ik kampeer op zijn kust.
β
β
J. Slauerhoff (Verzamelde Gedichten)