Dit Jaar Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Dit Jaar. Here they are! All 43 of them:

Het moet trouwens toch maar eens afgelopen zijn met de 'moderniteit' in dit jaar - dat is zo'n rekbaar begrip, door tijdgenoten en latere generaties telkens anders geïnterpreteerd en door iedere generatie steeds weer in een ander tijdsgewricht geplaatst, dat het eigenlijk helemaal niet geschikt is om de ontzaglijke niet-gelijktijdige gelijktijdigheid die het jaar 1913 vooral kenmerkt naar behoren te schetsen.
Florian Illies (1913: Der Sommer des Jahrhunderts (1913, #1))
O, is de jacht op de surrogaten weer geopend?... Pas maar op, nieuw meisje. Dit jaar wordt ongetwijfeld gevaarlijk nu het om de hand van de lieve, kleine Exetor gaat. - Garnet
Amy Ewing (The Jewel (The Lone City, #1))
Het draait boven verwachting, moet ik zeggen. Al geef ik ze nog vijf jaar. Tien hooguit. Dit soort tenten heeft altijd pieken voor ze roemloos ten onder gaan. - Taddeo, over Café Florian
Annejoke Smids (Belladonna)
En la forest de Longue Attente chevauchant par divers sentiers m'en voys, ceste année présente où voyage de Desiriers. Devant sont aller mes fourriers pour appareiller mon logis en la Cité de Destinée. Et pout mon cœur et moy ont pris l'ostellerie de Pensée. Dedans mon livre de pensée j'ay trouvé escripvant mon cœur la vraie histoire de douleur de larmes toute enluminée. In het Woud van Lang Verwachten te paard op pad, dolenderwijs, zie ik mijzelf dit jaar bij machte tot Verlangens' verre reis. Mijn knechtstoet is vooruitgegaan om 't nachtverblijf vast te bereiden, vond in Bestemming's Stad gereed voor dit mijn hart, en mij ons beiden, de herberg, die Gedachte heet. In 't boek van mijn gepeinzen al vond ik dan, schrijvende, mijn hart; het waar verhaal van bitt're smart verlucht met tranen zonder tal. Charles d'Orléans
Hella S. Haasse (In a Dark Wood Wandering: A Novel of the Middle Ages)
Gisteravond was het me allemaal te veel. Ik word al weken gekweld door een overheersend 'spagettigevoel', een gemoedstoestand die stamt uit de tijd dat ik een jaar of dertien was en ik op televisie een vrouw nogal somber naar een bolvormige schaal spaghetti zat te kijken. Zuchtend staarde ze langdurig naar het blanke deeg en de rode tomatensaus. Toen bewoog ze voorzichtig naar de schaal, stak ze haar handen in de spaghetti, bracht ze de pasta naar haar gezicht en smeerde ze zichzelf langzaam helemaal onder. Ik vond dit toen al pure nonsens natuurlijk, maar toch had ik het gevoel dat ik de daad van de vrouw begreep. Vanaf die dag heb ik op gezette tijden mijn eigen spaghettigevoel, dat ik somber zit te zijn achter een bord voedsel, me pathetisch afvragend: ' Waarom smeer ik me niet met dit voedsel in?
Ronald Giphart
Op een dag - ik was een jaar of negen - werd het mij allemaal duidelijk. 'Ik had nooit kinderen moeten nemen,' zei mijn vader terwijl hij naar het tafelblad staarde alsof het pas op dat moment tot hem doordrong, en we medelijden met hem moesten hebben. 'Harun, niet waar de kinderen bij zijn,' zei mijn moeder. 'Ze mogen het weten,' zei hij. 'Ze moeten weten dat ik anders ben.' Hij zweeg even en keek toen ineens trots op: 'Ik ben geen klassieke vader, ik ben een communist!' Ik keek hem onbewogen aan. En ik herinner me goed dat ik me niet gekwetst voelde. Voor het eerst voelde ik me niet gekwetst, want ik dacht: je hebt gelijk. Je hebt helemaal gelijk, baba. Dit zegt een vader niet tegen zijn kinderen. En alles daarom al had je geen kinderen moeten nemen. Alleen daarom al had je geen vader mogen worden. Alleen daarom al had je mijn vader niet mogen zijn.
Murat Isik (Wees onzichtbaar)
Lavigerie was een geweldig praktisch man, en ook was hij historicus aan de Sorbonne in Frankrijk, waar hij die visie had om het binnenland van Afrika te reconstrueren, zoals dat in Europa in de Middeleeuwen was gedaan door een soort koninkrijk, maar dan ook met nederzettingen van bevrijde slaven, het grootste deel van de bevolking in Oost-Afrika was echt reddeloos, Lavigerie wilde daarom dat de missionarissen nederzettingen en missies bouwden, waarvoor hij broeders stuurde, voormalige Zoeavens, en paters, die dan de taal moesten leren, en ook moesten leren bouwen, en als die slaven bevrijd waren door de verschillende expedities die werden uitgezonden, werden ze naar de missies gestuurd. Het idee hierachter was heel praktisch, en ook het idee, dat de Afrikanen dit nieuwe Christelijke volk zouden worden, zoals hoe Clovis werd bekeerd, en dan geleidelijk aan Frankrijk, op die mythe bouwde hij alles. (Dr. H Hinfelaar, witte Paters)
Marga Kerklaan (Het einde van een tijdperk: 130 jaar belevenissen van Nederlandse missionarissen)
Dit was het moment dat Arthur zich later nog het beste herinnerde, 'het exacte moment', zei hij vijftig jaar later nog, 'dat ik ophield een kind te zijn. Mij werd namelijk duidelijk, exact in die seconde, dat alle mensen die ik kende er niet alleen voor mij waren, maar dat ze een eigen leven hadden, een leven waar ik niets van wist en dat mij ook helemaal niets aanging.
Charles Lewinsky
In de loop van de vijf, zes jaar dat ik in Rusland verbleef, ben ik een paar keer door diverse organisaties en individuen gedood dan wel doodverklaard. Teruggekeerd naar het vaderland kwam ik erachter dat ik drie keer ben opgehangen, twee keer doodgeschoten en één keer door woeste Kirgizische opstandelingen bij het Ysykköl-meertje ben gevierendeeld. Ten slotte ben ik definitief doodgestoken in een wilde ruzie met dronken matrozen in een van de vele havenkroegjes van Odessa. Dit laatste lijkt mij ook het meest waarschijnlijk.
Jaroslav Hašek
Wel, enige kunstenaar hoop seker op ’n klein bietjie erkenning eendag ná sy dood. En enigeen sal seker verkies dat dit vóór sy dood al begin?’ ‘Daar’s baie kunstenaars wat roem en rykdom in hulle lewe bereik – en honderd jaar later is hulle heeltemal vergete.’ Nog erger, dink Willem, is kunstenaars wat ’n bietjie roem in hulle lewe bereik – en daardie bietjie roem verloor voor hulle doodgaan. Maar hy knik net vir sy seun. ‘En daar’s ander wat hulle hele lewe in totale obscurité deurbring,’ gaan Maurice voort, ‘soos die arme Van Gogh wat nooit ’n enkele skildery kon verkoop nie, en honderd jaar later word hulle onsterflik. Wat sou jy verkies het? As jy kon gekies het?’ As mens maar kon gekies het.
Marita van der Vyver (Misverstand)
En jij,' zei Winter, 'bent mijn verloren gewaande nichtje en mijn dierbare vriendin. Ik kon het tot op dit moment niet geloven, maar het is dus echt waar.' Winter pakte Cinders handen vast. 'Kun je je mij nog herinneren?' Langzaam schudde Cinder haar hoofd. 'Dat geeft niet,' zei Winter, en haar gezicht zei dat het echt in orde was. 'Mijn herinneringen zijn ook vaag, en ik ben een jaar ouder dan jij. Maar toch hoop ik dat we weer goede vriendinnen kunnen worden... Vergeef me. Je bent niet langer alleen maar mijn vriendin en nichtje, en dit is niet de juiste manier om je te begroeten.' Ze maakte een buiging als een ballerina en drukte een kus op Cinders metalen knokkel. 'Mijn Koningin, het is me een eer om u te dienen.
Marissa Meyer (Winter (The Lunar Chronicles, #4))
Is er geen dageraad meer? Leef ik nog? Zijn de grenzen van het heelal verzet? De duisternis is over de aarde gestort en er is geen nacht. Mijn ziel is koud van angst en versteend ziet zij hoe het bestaan zelf veranderd werd in een chaos, elke orde werd verstrooid. Wij worden opgeslorpt door het vormloze donker. Geen maan meer. De zee, de aarde, de sterren, zijn opgeslokt, alle sterrenbeelden zijn verzonken in het onmetelijke niets, de hagedissen hebben zich gesplitst, de zwanen zijn verdronken, de slangen zijn gebarsten, de hemelse draak is in een ijsklomp versteend. Is dit nu het ogenblik? Zijn wij het, die na alle generaties op aarde, verdiend hebben te vergaan? Verdiend hebben verpletterd te worden onder de val van de hemel? Is dit de laatste dag van het laatste jaar van de wereld? Wij zijn verwerkt door een bitter noodlot, wij hebben de zon verloren, neen, wij hebben de zon verjaagd! Ik klaag niet meer. Angst moet men een muilband aan doen, waarom nog begerig zijn om te leven, als de wereld sterft met ons?
Hugo Claus (Thyestes naar Seneca)
Het mag eigenaardig heten, dat, volgens de overleveringen der oudste kolonies, dit stuk grond vroeger er bijna precies zo uitzag als het stadspark thans. Veertig of vijftig of misschien wel vijfenzeventig jaar geleden was die plek namelijk een open bosterrein met een werkelijk natuurmeer in het midden. Later werd het meer drooggelegd omdat men er koren wilde gaan verbouwen en de vissen, die er leefde - voornamelijk edele soorten als baarzen en snoekbaarzen - stierven in de door de zon verkorste modder. De plaats waar het meer geweest was bleef evenwel drassig en er vormde zich eigener beweging een poel, die met de jaren groter werd en dus eigenlijk niets anders was dan een poging van het meer om zich staande te houden. En het is dus wel nogal zonderling, dat er gebouwen gesloopt zijn moeten worden en er veel geld is moeten worden besteed alleen om het kleine bosterrein met het meer tot zijn vroegere bekoorlijkheid te reconstrueren. Zodat men geneigd zou zijn zich verwonderd af te vragen waarom men van het begin af aan de dingen maar liever niet gelaten heeft zoals ze nu eenmaal waren.
Edison Marshall
Als Berthe vraagt of ze ergens trots op is aarzelt ze even en zegt dan dat ze jaren geleden, in dat strafkamertje, waar ze dus inderdaad vaak zat, wat ze eigenlijk prettig vond omdat dan niemand zich met haar bemoeide, dat ze, toen ze nog echt een kind was, probeerde op haar handen te staan met haar voeten tegen de muur, bijna zo lang als het Misearatur duurde en dat dat lukte en dat het haar voor het eerst een ongekend gevoel van vrijheid gaf en dat ze toen, dat ze zich toen afvroeg wat er nog meer kon zijn dat haar vrijheid gaf, maar dat ze dit aan niemand heeft verteld omdat op je handen staan toch niet echt nodig wordt gevonden en ook niet gepast, dus het is iets wat niemand weet. Een wolk haalt het groene veldje licht en de rode toef op het bureau weg. Berthe vraagt of ze het nog steeds kan, op haar handen staan, en ze zegt dat ze het al wel drie jaar niet meer heeft gedaan en dat ze nu ook een stuk langer is geworden en Berthe vraagt of ze het voor haar alleen toch nog een keer wil doen, en hoewel het zo lang geleden is en nog nooit iemand heeft gekeken en het vast niet meer goed gaat als iemand naar haar kijkt terwijl ze het doet, omdat alles altijd het beste gaat als niemand kijkt, zegt ze toe, omdat het voor Berthe is en voor niemand anders, ze wil graag iets doen voor Berthe alleen, iets waar Berthe haar om vraagt, daarom probeet ze het, met haar lijf dat zoveel langer is geworden en haar borsten die last hebben van de zwaartekracht, het gaat vijf keer mis en vijf keer zegt ze: Ziet-u-wel-ik-kan-het-niet-meer-en-vroeger-kon-ik-het en de zesde keer staat ze daar op haar handen met haar voeten tegen een blinde wand aan en zegt ze in één teug: Misereatur-mei-omnipotens-Deus-et-dimittat-mihi-omnia-peccata-mea-liberet-me-ab-omni-malo-salvet-et-confirmet-in-omni-opere-bono-et-perducat-me-ad-vitam-aeternam-amen, waarna ze haar voeten weer naar de vloer laat vallen.
Joke van Leeuwen (Feest van het begin)
De overheid kan dit schandaal en houding rondom mijn werk, langer dan 22 jaar, nooit meer goedmaken.
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
Waar is dit jaar Koningsdag? Ik heb geen flauw idee. Ik houd me daar niet mee bezig.
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
De executie ontaardde in een zeer rommelige aangelegenheid. Het meisje werd door de knechten haastig de betimmering opgetrokken en met haar rug tegen de paal op de stoel geduwd en vastgebonden. Het ging allemaal zo ongeordend dat bijna niemand had opgemerkt hoe de beul zijn plaats al had ingenomen. Ineens was hij waar hij wezen moest, Chris Jansz, achter de rug van zijn patiente met het touw als een vingervlugge goochelaar klaar voor gebruik in zijn handen. Hoewel niemand uit het publiek er eenentwintig jaar geleden bij was geweest, wist iedereen hoe sereen, ja heilig Elsjes voorganger zich aan het doodmaken had onderworpen. Volkomen in de war gebracht door de opeenhoping van enorme gebeurtenissen in haar leven met daaropvolgend de cel en de zachte stem van de dominee, was de minderjarige moeder van de verdronken zuigeling voor haar rechters op de knieen gevallen. Niet om te smeken, maar om te bedanken voor de straf die ze haar oplegden. Op Justitiedag had ze uit zichzelf de verhoging beklommen en was met wijdopen ogen gaan zitten, glimlachend, zonder verwachting dus ook zonder angst, als iemand die thuisgekomen is. Uitstekend zichtbaar voor het ontroerde publiek had de beul het touw om de hals kunnen leggen, bedaard, vakkundig, en dan plotseling aantrekken met een typisch korte beweging die niets van zijn vervaarlijke kracht naar buiten bracht, wat de suggestie gaf dat dit wurgen niet noemenswaardig verschilde van de manier waarop veel huisvrouwen, gesteld op hun schone tegelvloer, bij voorkeur hun kippen en parelhoenderen doden. Nu ging het wel even anders. Omdat het meisje maar bleef tegenstribbelen stond vooral de logge knecht aan de Dampleinzijde maaiend met zijn armen in het zicht. Wat een geworstel om Elsje op de stoel met het lage rugleuninkje te krijgen.
Margriet de Moor (De schilder en het meisje)
Angla, zei moeder. Onze koe. Die kun je meenemen. Maar Karl Orsa was niet uit op Angla en ook niet op het geld; maar een ieder wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerten verlokt wordt; hij had zijn zinnen op moeder gezet. Een hele koe, zei moeder. Als dat niet genoeg is, weet ik het niet. Maar hij wilde niet, het leek wel of die koe hem moest worden opgedrongen. Het hooi is in maart toch op, zei moeder. We hebben toch niet genoeg. En wat moeten we dan beginnen? je kunt haar net zo goed meenemen. In het voorjaar hebben we toch alleen maar last van haar. Ten slotte kon hij er niet meer omheen, om die duivelse koe. Dan gaan we maar eens kijken, zei hij. Niet om het een of ander. Maar omdat jij er zo op aandringt, Tea. In de stal kneep hij zowaar in Angla en hij bekeek de poten en streek met zijn hand over de rug. Hoe oud is ze? vroeg hij. Ze wordt dit najaar tien, zei moeder. Vel over been, zei Karl Orsa, meer niet. En hij had gelijk, veel bijzonders was Angla niet. Een oude koe, zonder de minste levenslust. Ge kende zelfs Angla, Heer. Het was zoals het was. En Karl Orsa liet zijn blik langs de uiers gaan. Wondjes aan de spenen, zei hij. Lege uiers. Daarna wierp hij een steelse blik op moeder, zij had een volle, vaste boezem. Je kon zien dat hij dacht: die tieten. Maar voor de slacht? probeerde moeder. Als slacht-koe? Toen moest hij voor de tweede keer met zijn ogen en handen over Angla heen gaan, ook van slachtdieren had hij verstand. Veel vlees zit er niet aan, zei hij. Veel meer dan een skelet is het niet. Een lege ruiter. een scharminkel. Weer wierp hij een steelse blik op moeder en je kon zien dat hij dacht: vlees. Moeders laatste voorstel was: En de huid dan? Er blijft toch een koeiehuid over? Maar zelfs daar viel niet over te praten. Aan huiden heb je niets. Er is geen mens die huiden koopt. Vooral geen koeiehuiden. Er zijn heel wat meer koeiehuiden dan levende koeien. Wat een dwaze gedachte! Ook op de huid van moeder wierp hij een steelse blik, ze had blote armen en een blote hals en je kon zien dat hij nu zeker wist hoe de pacht voor dit jaar betaald zou worden.
Torgny Lindgren (De weg van de slang ~ De schoonheid van Merab ~ Bathseba)
Over deze dingen zal ik een roman schrijven, zeshonderd pagina's dik, waar ik vijf jaar over zal doen. Voor de laatste lezer die dan nog over is.
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
Eh, ik zeg dit niet graag, maar die deuk is van twee jaar geleden, toen jij bij het aanleggen tegen de kade opbotste.' Erak stopte verontwaardigd. 'Nou moet jij eens goed luisteren. Ik bots niet tegen kades op.' Svengal rolde even vermoeid met zijn ogen. 'Nee, natuurlijk niet, je hebt gelijk. Hoe kon ik zo dom zijn. Die kade knalde tegen jou op. Ik herinner het me nu weer, dat ding sprong zo van zijn fundament af tegen jouw schip op. Vreselijke dingen, die kades. Niet te vertrouwen.
John Flanagan (The Hunters (Brotherband Chronicles, #3))
Elk jaar dit porno vuil terugkerend evenement zonder liefde.
Petra Hermans
Mocht er vandaag een wereldkampioenschap ter plaatse trappelen georganiseerd worden, dan worden Pascal Smet en zijn team met een straat voorsprong wereldkampioen. Hij beweert dat er geen tijd is om alles in een decreet te gieten de komende twee jaar. Geen tijd? Zet tien onderwijsspecialisten (bij voorkeur geen socialisten) TWEE WEKEN lang bij elkaar en je hebt een gedetailleerd en waardevol voorstel. Het enige wat ik de voorbije 10-15 jaar zien veranderen heb in het onderwijs is de voorzichtige introductie van nieuwe technologie en hier en daar wat kleine veranderingen in het lessenpakket. Digitalisering is omnipresent geworden in ons leven maar nog steeds zie ik elke dag kinderen sleuren met rugzakken vol papier. De jeugd maakt massaal gebruik van smartphones en tablets maar ik vraag me af hoeveel van die jongeren weten hoe de soft- en hardware in elkaar zitten. Het zijn nochtans deze zaken die hun verdere leven zullen sturen en zelfs domineren. Kennis die leerlingen moeten verwerven via huiswerktaken wordt blindelings overgenomen van Wikipedia, zonder enige kritische benadering of eigen inbreng. Ook in het hoger onderwijs zie je dit meer en meer. De kloof tussen afgestudeerden en de arbeidsmarkt was nooit groter dan vandaag en dan komt zo'n Pascal Smet vertellen dat er geen tijd is om te hervormen.
Jean Pierre Van Rossem
Volk en Vaderland heeft dit jaar wederom gewonnen, een grote winst voor 4 en 5 mei.
Petra Hermans
In het onderhavige geval vergiste zij zich; ik heb het knappe meisje met de sigaret nooit teruggezien, noch kunnen achterhalen wie zij was. (...) Maar ik ben haar niet vergeten. Het gebeurt me vaak dat ik, denkend aan haar, door een wild verlangen word overvallen. Maar dit telkens terugkeren van begeerte dwingt je te bekennen dat, als je die meisjes zou willen terugzien met hetzelfde genoegen, je ook zou moeten teruggaan naar het jaar dat inmiddels is gevolgd door tien andere, waarin het meisje is verwelkt. Je kunt iemand soms weer tegenkomen, maar niet de tijd opheffen. Dit alles totdat de onvoorziene dag aanbreekt, triest als een winternacht, waarop je niet meer naar dat meisje, noch naar enig ander meisje zoekt, waarop vinden je zelfs zou afschrikken. Want je bent, zo voel je, niet meer aantrekkelijk genoeg om te behagen, noch genoeg bij machte om te beminnen.
Marcel Proust (Sodom and Gomorrah)
Rome, Open Stad Bert Schierbeek, de schrijver van die twee wonderlijke boeken: 'Het boek Ik' en 'De andere namen', belt mij op. Hij is al drie dagen in de stad (Rome) en hij heeft nog niet één monument gezien. Goed, die gaan wij samen bekijken. Hij heeft er meer interesse voor dan ik natuurlijk, want hij maakt een reisgids voor Italië. Daarvoor wordt hij gratis rondgetoerd door het Toeristencentrum in bus, trein en schip. Dit maakt mij nijdig natuurlijk. Maar langzamerhand kom ik er wel overheen. Daarbij komt dat ik hier al drie jaar woon en nog niet één keer in de St Pieterskerk ben geweest. Hij wacht op mij, bij de Piazza Venezia, met de Guide Bleu, waarvan hij het (de toerist verradende kaft) in een schijnheilige krant gewikkeld heeft, in de hand. Hij leest hardop voor, terwijl wij wandelen. Zo betitelt hij een enorme, wit-suikeren verjaardagstaart met wonderlijke frontbogen, krullen en gelikte, gekronkelde stalactieten, naakte, stenen strijders, gezonde en gezwollen worstelaars met hun dames: het Palazzo Emmanuele. 'Wat zou daar binnen te zien zijn?' - 'Oude munten, oude wapens?' - 'Lijken?' De Guide Bleu vermeldt niets en wanneer wij naderbij komen, blijkt er inderdaad niets, helemaal niets te schuilen achter de facade. Boerenbedrog. De Duce waardig.
Hugo Claus (Natuurgetrouwer)
Mijn laatste vrouw kwam mijn leven binnengewandeld als in een bloemrijk vers van een stokoude Lodeizen. Ze beloofde me vijf jaar te wiegen. Ze stelde me voor aan haar zoon. Zeven jaar oud. En omdat het Austeriaanse Legoland Perpectief ook wat wil in dit universum, bleek het joch dezelfde ziekte als ik te bezitten. De televisiegenieke versie ook nog. Gooien, smijten en slaan. En er was nog een verrassing: zo onopgevoed had ik een kind nog nooit gezien. Onbegrijpelijk onopgevoed. In mij stond een vader op. Zo'n enorm groot beest van een vader, dat ik Opvoeden wilde tot ik erin bleef. Na drie weken was de vrouw jaloers op de aandacht die ik het kind schonk. Na vijf weken gebruikte ze hem als chantagemiddel.
Nanne Tepper
In Nuenen heeft Vincent van Gogh gewoond, om precies te zijn van 5 december 1883 tot 24 november 1885. Geen dag langer, geen moment eerder. De schilder was een jaar of dertig en woonde bij zijn ouders, in de pastorie midden in het oude dorp: Berg 26. Hij werkte hard en had het zwaar, zoals altijd. Het beroemdste doek dat hij in Nuenen schilderde, was 'De aardappeleters'. Intussen flirtte hij met het buurmeisje. De pastorie staat er nog steeds, in Nuenen. En er woont ook nog steeds een dominee - in dit geval dominee Wijlhuizen, die op zijn houten naambordje naast de bel in het Nederlands en het Engels heeft staan dat aanbellen geen zin heeft en dat in het huis geen rondleidingen worden gegeven. Toch maar even aanbellen. Wat is het geval? In de tuin van de pastorie staat een perenboom, die Van Gogh zou hebben geschilderd. En de dominee heeft een kapvergunning voor de boom aangevraagd, want de boom is hartstikke dood. Dit heeft onmiddellijk tot een storm van verontwaardiging in Nuenen geleid - een boom omkappen die Van Gogh geschilderd heeft, schande! Dat is cultureel en historisch erfgoed, daar blijf je met je tengels van af! Goed. De dominee doet vrijwel onmiddellijk open. Het is een frisse, blakende man met ironische bruine ogen. Hij ziet er niet uit als een dominee, maar dat komt misschien omdat ik al zo lang niet in de kerk ben geweest. Hij doet meer aan een dierenarts denken. Vrolijk gaat hij me voor naar de achtertuin van de pastorie. In de keuken zit zijn vrouw de krant te lezen. De dominee begrijpt alle commotie niet zo goed. Van Gogh heeft de boom geschilderd - het schilderij is dan toch het erfgoed, of niet? Kijk, daar staat de boom.
Martin Bril (Heimwee naar Nederland)
Ik ga binnenkort trouwen. Het is dus waarschijnlijk beter als u en uw spelers dit jaar niet naar Trisda komen. - Scarlett
Stephanie Garber (Caraval (Caraval, #1))
Yannick Dangre. Mensen, zo heet toch niemand? Het moet wel bijna een pseudoniem zijn. Als je echt 'Yannick Dangre' heet moet je wel gek zijn onder die naam poëzie te gaan schrijven, kun je net zo goed meteen 'rijkeluiszoontje' op je voorhoofd tatoeëren. Nee, als de jongen echt zo heet, mijn god, dan heb ik met hem te doen. Je ziet zijn moeder voor je, Helen Dangre, die tegen vader Jacques Dangre zegt, zeg, zullen we onze zoon Yves noemen? Nee, gotsiemikkie, wat gewoontjes, maak er maar Yannick van. Jakkie! Maar als hij echt Yannick Dangre heet, dan had hij wis en waarachtig poëzie geschreven onder de naam Frits van den Ende, of als het ludiek moest wezen Frits Mompelkut, en zo weet ik dus stellig te beweren dat het alleen een pseudoniem kan zijn, maar die gedachte is onverdraaglijk, ik kan er niet van slapen. Je gaat poëzie schrijven en je noemt jezelf 'Yannick Dangre'. En dan heb je tot overmaat van ramp zo'n 18e eeuwse krullendos, en schrijf je met een ganzenveren pen met grote sierlijke prulletters de derde nachtbundel van het jaar, geadverteerd als 'De wereld lijkt langzaam in een donkere nacht te verdwijnen en dat vraagt om reactie.' Nou, bij deze dan, Yannick. Met je nacht en navel. Kom uit de kast, zeg ik. Zou dit dezelfde onverlaat zijn die ook Chretien Breukers verzon?
Martijn Benders
Op deze dingen hadden we geen greep. We konden denken dat onze wereld alles omvatte, we konden druk bezig zijn met onze eigen dingen hier beneden aan de oever, rondrijden met onze auto's, elkaar opbellen en met elkaar praten, bij elkaar op bezoek gaan, eten en drinken, binnenzitten en ons laten overspoelen door opvattingen en meningen en de lotgevallen van hen die op het tv-scherm verschijnen, in die wonderlijke halfkunstmatige symbiose waarin we leefden, en ons steeds dieper, jaar in jaar uit dieper in slaap laten sussen met het idee dat dat alles was, maar als we dan onze blik naar boven richtten en dit zagen, was de enige mogelijke gedachte die van ongrijpbaarheid en onmacht, want hoe klein en beperkt was dat waarin we ons in slaap lieten sussen eigenlijk niet? O, zeker, de drama's die we zagen waren groots, de beelden die we in ons opnamen subliem en soms zelf apocalyptisch, alleen, kom nou toch, slaven, welk aandeel hadden we daar eigenlijk in? Geen. Maar de sterren blinken boven ons, de zon schijnt, het gras groeit en de aarde, ja, de aarde, die slokt alle leven op en wist alle sporen, spuwt nieuw leven uit in een cascade aan ledematen en ogen, bladeren en nagels, strootjes en staarten, wangen en bont, schors en ingewanden om het vervolgens weer op te slokken. En wat we nooit helemaal begrijpen of niet willen begrijpen, is dat dit buiten ons om gebeurt, dat we daar zelf geen deel aan hebben, dat wij slechts datgene zijn wat groeit en sterft, blind als de golven in de zee.
Karl Ove Knausgård
De toneelschool waar ik in 1969 een jaar lang de afwas deed bevond zich in een oud kasteel in Devon, Dartington Hall, ooit een buiten van Hendrik de Achtste. Dartington was niet de ideale tussenstop op weg naar een filosofische faculteit. Het was onder meer een beroemde kostschool die werd bevolkt door een heerlijke troep artistiekerige jongelui die zichzelf te 'gevoelig' achtten voor zoiets 'rationeels' als de filosofie. Zij waren allemaal kunstenaars in de dop en geloofden heilig in het verschil tussen voelen en denken. Zij dansten, musiceerden en schilderden. Ik waste af. En 's avonds keken we allemaal naar de sterren. Ik wilde niet afwassen, ik wilde filosofie studeren, maar ik kende niemand die mij kon helpen of adviseren. In mijn onwetendheid had ik een boek van Karl Jaspers uit Nederland meegenomen: een Aula-pocket met de titel 'Kant'. Wat een teleurstelling. Ik kon het niet volgen en begon me een beetje grimmig te voelen tegenover die ongenaakbare citadel van filosofie, waarbinnen men naar ik hoopte aan de diepste vragen over mens, god en wereld sleutelde, zonder mij er evenwel in te laten. Ik kon tenminste nergens een toegang ontdekken en bleef buiten staan mokken, totdat ik op een dag in de familiebibliotheek in Darlington Russells 'History of Western Philosophy' ontdekte en voor onbeperkte tijd mocht lenen. UIt de sombere burcht die ik had opgedroomd, kwam deze opgewekte man naar buiten drentelen en met één handgebaar veegde hij mijn verongelijktheid weg. Met die ondeugende jongensachtige scherpte die het kenmerk is van zijn schrijven en denken, neemt Russell zijn lezers mee op een onvergetelijke reis door vijfentwintig eeuwen westerse filosofie. Je leest hem zo graag omdat je je steeds van zijn aanwezigheid bewust bent, terwijl hij Plato, Augustinus of Descartes voor je uitlegt. Afgezien van al die filosofen, kom je in dit boek vooral ook Bertrand Russell tegen en dat is een onvergetelijke ontmoetong.
Bert Keizer (Vroeger waren we onsterfelijk)
De Eiffeltoren is niet Eiffels toren; het is de toren van Koechlin, zijn assistent, die Eiffel met veel moeite heeft overgehaald zich aan het project te verbinden. Maurice Koechlin, net als Eiffel ingenieur, zette de eerste schetsen op papier en ontwierp vervolgens de constructie. Nu heeft iedereen het over Eiffel, maar u zult zien dat het monument over een paar jaar de Koechlintoren wordt genoemd. Zullen we wedden? De ingenieur is een Zwitser, misschien dat hij het daarom prettig vindt op de achtergrond te blijven. Aanvankelijk wilde hij zich aan de geneeskunst wijden en studeerde hij anatomie in Zürich; bij het ontwerp van de toren had hij de ligging van de spiervezels op het femur, het dijbeen, voor ogen, een heel licht, sterk bot, en tevens het grootste in het menselijk lichaam. Welnu, het femur was een bot waardoor ook Pythagoras was geobsedeerd; hij vond een relatie tussen dit bot en de muziek, en daarom tussen het bot en de getallenleer die in het universum verborgen ligt. Zodoende raakten onze occultisten er tenslotte van overtuigd dat Koechlin een volger is van Pythagoras, die het geheim heeft verraden. De toren heeft altijd symbool gestaan voor het centrum van de wereld; de occultisten zien deze ijzeren toren daarom als een vals centrum dat moet worden ontmaskerd.
Pablo De Santis
Gondález Videla, de verrader van Chili (Epiloog) 1949 Vanuit de oude cordilleras kwamen de beulen als beenderen, als Amerikaanse doornen op de ruige rug van een genealogie van rampen: ze werden aangesteld, geënt op de ellende van onze volkeren. Elke dag bevlekte het bloed hun mouwen. In de bergen werden ze als brute beesten gebaard uit onze zwarte klei. Zij waren de saurische tijgers, de glaciale tirannen, pas onlangs ontstaan uit onze grotten en onze nederlagen. Zo groeven ze de kaaksbeenderen van Gómez op onder de straten bezoedeld door vijftig jaar van ons bloed. Het beest verduisterde de gronden met zijn schoften toen het na de executies op zijn snor beet naast de Noord-Amerikaanse ambassadeur die hem thee inschonk. De monsters waren vuil, maar ze waren niet vuil. Nu, op de plek die het licht bestemde voor de zuiverheid, in het besneeuwde blanke vaderland van Araucanië, glimlacht een verrader op een verrotte troon. In mijn vaderland presideert de schande. Het is Gondález Videla, de rat die zijn haardos vol mest en bloed uitschudt over mijn aarde die hij verkocht heeft. Elke dag haalt hij het gestolen geld uit zijn zakken en denkt er aan of hij morgen land of bloed zal verkopen. Alles heeft hij verraden. Hij kroop als een rat naar de schouders van het volk en daar, knagend aan de heilige vlag van mijn land, krult hij zijn knaagdierenstaart en zegt tot de haciendahouder, de vreemdeling, de meester van de Chileense ondergrond: “Drink al het bloed van dit volk, ik ben de beheerder van de folteringen.” Trieste clown, miserabele kruising van aap en rat wiens staart ze in Wall Street kamden met pommade van goud, de dag is niet veraf dat je uit de boom valt en het hoopje vanzelfsprekend vuil wordt dat de voorbijganger op de straathoeken ontwijkt! Zo geschiedde. Het verraad werd Regering van Chili. Een verrader liet zijn naam in onze geschiedenis achter. Judas die doodshoofdtanden toont verkocht mijn broeder, gaf mijn vaderland vergif, stichtte Pisagua, sloopte onze ster, spuwde op de kleuren van een zuivere vlag. G abriel G ondález Videla. Hier zet ik zijn naam, opdat later, als de tijd de schande heeft uitgewist, als mijn vaderland zijn helder gezicht wast met tarwe en sneeuw, zij die hier de erfenis zoeken die ik als een groene vuurgloed in deze regels nalaat, ook de naam van de verrader vinden die de dodende beker gaf die mijn volk afwees. Mijn volk, volk van mij, neem je lot in handen! Sloop de gevangenis, slecht de muren die insluiten! Verpletter de g rimmige loop van de rat die beveelt in het Paleis: hef je op lansen naar de dageraad en laat op de hoogste top je woedende ster schitteren en de wegen van Amerika verlichten. (Willy Spillebeen)
Pablo Neruda (Canto General)
Ze komen en ze zijn met velen en dit is nog maar pas het begin… De bevolking van Afrika zal de volgende 30 jaar verdubbelen, van 1,2 miljard naar 2,4 miljard inwoners. Tegen 2100 wellicht 4 miljard… De immigratie-invasie is pas begonnen!
Filip Dewinter (Omvolking, de grote vervanging)
Als aan de grond genageld stond ik voor Masaccio’s Verbanning uit het paradijs. In een sombere, bruine omgeving, die in niets leek op een tuin, hield Adam zijn gebogen hoofd bedekt met zijn handen. Eva’s ogen waren gewonde holtes die bijna dicht waren geknepen en haar openstaande mond uitte een gekwelde kreet die door de tijd echode en in mijn hart weergalmde. Het pathos van hun schaamte ontroerde me zo erg dat mijn benen verslapten. Ik hield me vast aan de stenen balustrade. Tussen Eva en mij voelde ik geen kloof van eeuwen gapen. “Ik wil haar in mijn armen nemen om haar te troosten,” zei ik zacht. “Michelangelo, Rafaël en Botticelli zaten precies hier dit fresco na te tekenen,” zei Pietro met een nonchalance alsof hij meer dan honderd jaar geleden tussen ze had gestaan.
Susan Vreeland (The Passion of Artemisia)
De zomer had alle bomen donker gemaakt, de variatie in het groen was verdwenen. Ik merkte aan de Zweden dat er iets tragisch stond te gebeuren. Er was iets in aantocht dat ze onrustig maakte. Als dieren die krampachtig naar eten zochten voor hun voedselvoorraad scharrelden ze door de stad. September bracht het definitieve oordeel over de zomer: voorbij, over alle hoogtepunten heen en het enige dat de mensen te wachten stond was de eerste sneeuw. Ze maakten zich op voor de periode die zou volgen, als een overtocht van een warme veilige haven over een woeste koude zee naar een ander eiland: Is er genoeg aan boord? Overleven we dit jaar wel? Ze reageerden als op instinct of uit ervaring (geen idee waar het een stopt en het ander begint) en waren binnen de kortste keren klaar voor de maanden vol dikke lagen kleding, vuren in huizen, Volvo’s met loeiende kachels en grote hoeveelheden drank.
Arjen Lubach
Ons was ’n spul skytbang seunskinders wat oorlog-oorlog moes speel maar daai dag het ek geweet dit was nooit ’n speletjie nie en dit sal nooit ’n speletjie wees nie. Ek het die lig in daai ou se oë sien afgaan, ek kon nie anders nie, ek moes na sy oë kyk want alles onder sy nek was ’n bloedige gemors. Ek was negentien jaar oud. Hy het nie veel ouer gelyk nie. Eers toe hy dood is, sien ek die brief in sy hand. Hy wou nie ’n wapen uitpluk nie, hy wou vir my ’n brief gee. Vir wat de fok wou hy dit vir MY gee?
Marita van der Vyver (Grensgeval (Afrikaans Edition))
Spoedig liet men de foute hypothese varen van een carnavalsvierder die het langer dan gewoonlijk had gemaakt. Carnaval was dit jaar namelijk bijzonder vroeg gevallen, vooraan in februari. Dat sommigen geen eind aan het feest wilden zien, gebeurde meer. Een vrolijke ziel die het een maand op zijn eentje had voortgezet, bleek nochtans onwaarschijnlijk. In geen enkele herberg was trouwens zo’n eenzame vierder gesignaleerd. Om het natuurlijk niet eens over zijn onmogelijk paarsblauwe pak met gifgele versieringen en metalen opstiksels te hebben dat direct in het oog zou vallen als hij zo gekleed door de stad zwierf.
Hubert Lampo (De verdwaalde carnavalsvierder)
Hij hield van Brussel in de vroege morgen, als de stad ontwaakte. Hij ademde een paar maal diep in, zuchtte en registreerde dat met beklemming, het waren geen zuchten van geluk. Toen hij de Grand Place overstak, bleef hij weer staan en keek: die pracht! Dit plein toonde zijn schoonheid werkelijk alleen op dit vroege uur, voordat de massa's toeristen het bezetten. Hij haatte touristen, jagend op de bevestiging van clichés die ze in hun hoofd meebrachten, mensen die hun ogen door tablets en camera's vervangen hadden, in de weg stonden en van de levende stad een museum maakten, van de mensen die hier werkten figuranten in het stadsbeeld, suppoosten en lakeien, Brussel was al een veeltalige en multiculturele stad voordat uit aller heren landen deze massa's kwamen die hier niets te zoeken hadden. [...] In het jaar 1914, had zijn grootvader verteld, was Brussel de mooiste en rijkste stad van de wereld geweest - toen waren ze driemaal gekomen, tweemaal met laarzen en geweren, daarna met gymschoenen en fototoestellen.
Robert Menasse
Als jullie het afgelopen jaar gewoon wat interesse hadden getoond, hadden jullie dit gezien... Weet je hoeveel ze hieraan verdient? We hebben toevallig een keer op haar computer gezien hoeveel ze op haar bankrekening heeft staan. Het is niet normaal... En jullie blijven maar zeuren over studiebeurzen en zo, maar die heeft ze helemaal niet nodig... Ik weet niet wat ik moet laten zien zodat jullie het begrijpen: Eliza is beroemd... Dit had allemaal voorkomen kunnen worden als jullie gewoon eens "Monsterzee" hadden gegoogeld. Jullie willen altijd alles over ons weten, maar dit kan jullie niks schelen. - Sully, tegen zijn ouders
Francesca Zappia (Zoek me tussen de sterren (Young & Awesome) (Dutch Edition))
Ik prijs me gelukkig tot bevrijd, dat ik dit land met haar en zijn volslagen achterlijkheid en verkwisting al tot reeds geen 30 jaar heb opgemerkt noch bemerkt.
Petra Hermans
Misschien krijg ik weldra de kans om fatsoenlijk uit dit leven te scheiden. En wat is het geweest? Zelfs mijn meest intense ogenblikken waren doordrongen met het besef, dat het dít nog niet was, dat het grote, definitieve nog moest komen. Steeds heb ik geleefd in het provisorische en verlangend uitgezien naar het einde van die voorbereiding en overgang. En zo zijn vroeger geslachten jong geweest, hebben getracht en uitgezien naar iets dat aan de einder wenkte van ieder jaar, zijn oud geworden in dit streven en gestorven zonder te hebben bereikt. En zo zijn alle, alle mensen.
Paul Lebeau (De zondebok)
Het kan niet anders dan dat ze de drie grote takken heeft gezien waar dit jaar geen bladeren aanhangen. (…) Ik kan er niet naar kijken. Ze zijn het bewijs van verval en sterfelijkheid. Ik voel pijn in haar plaats als ik eraan denk dat ze ernaar moet kijken. Vanavond, als ze al diep genoeg slaapt, zal ik de ladder tegen de oude stam zetten en de drie takken afzagen, zo stil en pijnloos mogelijk.
Wouter Deprez (Bloemen bijen & borstbollen)