Dit Ben Ik Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Dit Ben Ik. Here they are! All 55 of them:

En dan gaat Eva dood. Ze is gesprongen. Zij kon ook goed kiezen. Geen half werk. Geen truttig gedoe met pillen en gevonden worden, en dan opnieuw. Zij wilde dood omdat het leven haar niet bracht wat ze droomde. Omdat ze heel diep kon voelen. Omdat ze niet meer kon. Ik geloof nog altijd: zij wilde niet per se dood, zij wilde niet dit leven, niet dit hoofd, niet dit gehavend hart. Dat is echt iets anders. Er viel nog zoveel te proberen. Ik ben daar eerder verdrietig om dan kwaad, tegenwoordig.
Griet Op de Beeck (Vele hemels boven de zevende)
… En ook’, ging hij verder: ‘ik had er behoefte aan om nog eens alleen te zijn met mezelf. Buiten dit tehuis ligt een wereld waarin je niets anders moet doen dan praten. Praten, praten, praten en nog eens praten. En luisteren of op z’n minst toch doen alsof, naar mensen die praten, praten, praten. En die kriskras door elkaar heen praten, praten, praten. Je hebt familiale en andere verplichtingen, wat vaak weer neerkomt op praten en luisteren, en ik had er gewoon geen zin meer in, in die hele sociale pantomime. Ik wou eindelijk stilte voor mezelf en alleen zijn met mijn gedachten. Hier kan ik dat min of meer. Het is de enige plaats waar wordt geaccepteerd dat ik volledig in mezelf ben gekeerd. Het was mijn laatste kans.
Dimitri Verhulst (De laatkomer)
Op dit moment gaat een tipje van de sluier omhoog die over het hele leven ligt: dat ik altijd en in alles weerloos, machteloos en vervangbaar als een atoom ben en dat alle bewustzijn, alle wil, hoop en vrees alleen maar manifestaties zijn van het mechanisme waarvolgens de menselijke moleculen zich bewegen in de peilloze kosmische materiedamp.
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
Ik ben in een oerwoud. Ik ben in dit stomme oerwoud. Met een magische wasbeer " - Ransom
Victoria Scott (Fire & Flood (Fire & Flood, #1))
God leeft in mijn hoofd. Zijn velden zijn er onmetelijk, zijn tuinen staan er vol schoone bloemen, die niet sterven, en statige vrouwen wandelen er naakt, vele duizenden. En de zon gaat er op en onder en schijnt laag en hoog en weer laag en 't eindeloze gebied is eindeloos 't zelfde en geen oogenblik gelijk. En breede rivieren stroomen er door met vele bochten en de zon schijnt er in en ze voeren 't licht naar de zee. En aan de rivieren mijner gedachten zit ik stilletjes en genoeglijk en rook een steenen pijpje en voel de zon op mijn lijf schijnen en zie 't water stroomen, voortdurend stroomen naar 't onbekende. En 't onbekende deert mij niet. En ik knik maar eens tegen de schoone vrouwen, die de bloemen plukken in mijn tuinen en hoor den wind ruischen door de hooge dennen, door de wouden der zekerheid, dat dit alles bestaat, omdat ik 't zoo verkies te denken. En ik ben dankbaar dat mij dit gegeven is. En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid zelf. Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid. Maar voor geen mensch is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen.
Nescio (Titaantjes)
Hoi, dit is Tirza. Ik ben er even niet, maar laat maar een leuk bericht achter
Arnon Grunberg (Tirza)
Ik weet dat dit net is gebeurd, ik ben niet gek, en toch lijkt het me onwaarschijnlijk.
Philippe Besson (Lie With Me)
Op een dag - ik was een jaar of negen - werd het mij allemaal duidelijk. 'Ik had nooit kinderen moeten nemen,' zei mijn vader terwijl hij naar het tafelblad staarde alsof het pas op dat moment tot hem doordrong, en we medelijden met hem moesten hebben. 'Harun, niet waar de kinderen bij zijn,' zei mijn moeder. 'Ze mogen het weten,' zei hij. 'Ze moeten weten dat ik anders ben.' Hij zweeg even en keek toen ineens trots op: 'Ik ben geen klassieke vader, ik ben een communist!' Ik keek hem onbewogen aan. En ik herinner me goed dat ik me niet gekwetst voelde. Voor het eerst voelde ik me niet gekwetst, want ik dacht: je hebt gelijk. Je hebt helemaal gelijk, baba. Dit zegt een vader niet tegen zijn kinderen. En alles daarom al had je geen kinderen moeten nemen. Alleen daarom al had je geen vader mogen worden. Alleen daarom al had je mijn vader niet mogen zijn.
Murat Isik (Wees onzichtbaar)
Een kunstwerk kan ons op velerlei manieren aanspreken: door zijn thema, zijn thesen, zijn onderwerp of zijn helden. Maar het meest van alles spreekt het ons toch aan door de aanwezigheid van kunst, want die aanwezigheid van kunst op de bladzijden van 'Misdaad en Straf' brengt de lezer in groter beroering dan de misdaad van Raskolnikov zelf. De primitieve kunst, de Egyptische kunst, de Griekse kunst, onze kunst, -dat alles is in een tijdsbestek van vele duizenden jaren één en dezelfde, enkelvoudige kunst. Daar ben ik van overtuigd. Zij houden een bepaalde gedachte in, een bepaalde bevestiging van het leven die zo allesomvattend is, dat zij niet in afzonderlijke woorden ontleed kan worden. Als een korrel van deze kracht in een gecompliceerder mengsel terechtkomt, krijgt dit bijmengsel van kunst op de betekenis van al het overige de overhand en blijkt het de kern, de ziel en de grondslag van het uitgebeelde te zijn.
Boris Pasternak (Doctor Zhivago)
Is woede mijn diepste verzet tegen het mens-zijn? Mens-zijn mat me af. En ik ben woedend om het voelen van zoveel liefde. Soms leef ik van de woede tegen het leven. Want de woede wekt me tot leven: ik heb me nooit zo waakzaam gevoeld. Ik weet best dat dit overgaat en dat het noodzakelijke ontberen terugkeert.
Clarice Lispector (A Descoberta do Mundo)
Eens heb ik gemeend dat menselijk zijn het hoogste doel was dat een mens kon nastreven, maar nu zie ik in dat dit bedoeld was om me vernietigen. Nu ga ik er trots op te zeggen dat ik onmenselijk ben, dat ik niet tot mensen en regeringen behoor, dat ik niets met geloofsbelijdenissen en principes te maken heb. Ik heb niets uitstaande met de krakende machine der mensheid - ik behoor tot de aarde!
Henry Miller (Tropic of Cancer (Tropic, #1))
Deze bladzijden, waarop ik dingen noteer die slechts helder voor me zijn terwijl ik ze schrijf, heb ik juist herlezen en nu vraag ik mij af: wat is dit en waar dient dit voor? Wie ben ik wanneer ik voel? Wat sterft in mij wanneer ik ben? Zoals iemand die van grote hoogte het leven in een dal tracht te zien, zo beschouw ik mijzelf vanaf een bergtop en ben daarbij een onduidelijk rommelig landschap.
Fernando Pessoa (The Book of Disquiet)
toch, er knaagt iets aan me. Op een goeie kilometer afstand staat er wel een dozijn borden, die melden waarom we dit gebied zo waardevol moeten vinden. Ze tonen waar je moet kijken en leggen uit wat je ziet. Ze geven me het gevoel dat ik een passant ben, een toeschouwer, en het landschap een decor, zoals in een Disneyfilm. De natuur is niet meer iets wat er gewoon is, wat buiten ons staat, aan zichzelf overgeleverd. Ze is nu toevertrouwd aan een conservator.
Chris De Stoop (Dit is mijn hof)
In de loop van de vijf, zes jaar dat ik in Rusland verbleef, ben ik een paar keer door diverse organisaties en individuen gedood dan wel doodverklaard. Teruggekeerd naar het vaderland kwam ik erachter dat ik drie keer ben opgehangen, twee keer doodgeschoten en één keer door woeste Kirgizische opstandelingen bij het Ysykköl-meertje ben gevierendeeld. Ten slotte ben ik definitief doodgestoken in een wilde ruzie met dronken matrozen in een van de vele havenkroegjes van Odessa. Dit laatste lijkt mij ook het meest waarschijnlijk.
Jaroslav Hašek
Nero lette niet op hem. 'Ik ben een moedermoordenaar,' kreunde hij. In Rome werd moedermoord als de zwaarste misdaad beschouwd. Pompeius had een strenge wet uitgevaardigd die nog altijd van kracht was. Moedermoordenaars werden in een leren zak genaaid, samen met een hond, een haan, een slang en een aap, en in zee gegooid. Nero had zelf ook een keer zo'n executie gezien. De veroordeelde werd in een bruine toga naar de zee gevoerd. Om zijn hals hing een belletje, onder zijn voeten werden houten zolen gebonden, om te voorkomen dat hij moeder aarde zou ontwijden, en lictoren geselden zijn naakte lijf met houten roeden. Van dit beeld kon hij niet loskomen.
Dezső Kosztolányi
En jij,' zei Winter, 'bent mijn verloren gewaande nichtje en mijn dierbare vriendin. Ik kon het tot op dit moment niet geloven, maar het is dus echt waar.' Winter pakte Cinders handen vast. 'Kun je je mij nog herinneren?' Langzaam schudde Cinder haar hoofd. 'Dat geeft niet,' zei Winter, en haar gezicht zei dat het echt in orde was. 'Mijn herinneringen zijn ook vaag, en ik ben een jaar ouder dan jij. Maar toch hoop ik dat we weer goede vriendinnen kunnen worden... Vergeef me. Je bent niet langer alleen maar mijn vriendin en nichtje, en dit is niet de juiste manier om je te begroeten.' Ze maakte een buiging als een ballerina en drukte een kus op Cinders metalen knokkel. 'Mijn Koningin, het is me een eer om u te dienen.
Marissa Meyer (Winter (The Lunar Chronicles, #4))
Alzoo spreekt God tot U en zijn naam is Carrière. I Ik de Heer Uw God ben een aleenig God en mij zult gij dienen met geheel Uwe ziel en met geheel Uw lichaam en met geheel Uw willen en met al Uw weten en met al Uw werken. II Gij zult U geen valsche goden maken als eerlijkheid, trouw, geweten, schoonheid of waarheid want alzoo komt gij ten verderve en honger en ballingschap zullen Uw deel zijn. Want ìk ben machtig en mijne straffen zwaar. III Eert hen die boven U gesteld zijn en doe wat hun aangenaam is, opdat het U welga. IV Ziet niet rechts en niet links maar vooruit want aan 't eind van den weg liggen de geldzakken die tot loon zijn voor hen die mij dienen in geest en waarheid. V Toon nooit dat U iets onaangenaam is, maar werk in stilte en verdraag alles todat ge macht heb verkregen. Want waardigheid is neiets en geld is alles en een arme is een schooier en een rijke een heer en de wereld vraagt slechts naar centen. VI Draagt nooit vuile boorden en kapotte jasjes en rookt geen steenen pijpjes. Want de wereld wil dat niet en de zaligheid ligt in de pandjesjas. VII Eerst het geld opdat gij geëerd worde wanneer ge geld zult bezitten voor den trouwen dienst aan mij, Uw aleenige God. VIII Leent nooit geld zonder rente, vraag nooit 5 % als ge 5½ kunt bedingen, betaalt nooit f1.- loon als ge 't met f0.90 afkunt, wees eerlijk als 't moet, bedrieg als 't moet, hebt nooit medelijden, geef geen cent als ge er niet indirect 2 door terug kunt krijgen. Maar 't voorzitterschap van 'Liefdadigheid' geeft aanzien. IX Bedenkt immer dat de fisieke kracht bij de massa is. Alzoo zult ge de massa in bedwang houden door fatsoen, door geloof, door politiekerij, door boekjes, scholen, dominees en kranten. En wie 't onderste uit de kan wil hebben krijgt 't deksel op z'n neus. Als ge zonder gevaar 1001 kunt bereiken wees dan niet tevreden met 1000 maar bereken 't gevaar met nauwkeurigheid. X Maar dit zeg ik U, laat nooit zien wat ge wilt noch wie gij zijt maar werk in stilte. Want in huichelen en knoeien ligt Uw heil en karakter is een frase. Dit zijn mijn woorden, van mij Carrière, god door de eeuwen, die de wereld heb verpest en verkankerd door mijne almacht. Amen. (uit: Nescio, Verzameld werk, deel I, Nijgh & Van Ditmar, G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 290-291)
Nescio (Verzameld werk (Dutch Edition))
Maar je ziet het als je oefent. Je contouren die dunner worden, je silhouet dat vervaagt. Je bent nog niet helemaal verdwenen. Dat duurt een hele poos. Jaren. Maar je verdwijnt. Je verdwijnt voor jezelf, wordt een ander, elke dag. Je bent niet wie je ooit was. De microscopisch kleine cellen die je gezicht vormen op de foto die je ouders in de kamer hebben hangen, zijn weg, vervangen door nieuwe. Je bent niet meer wie je was. Maar ik ben er nog wel, de atomen wisselen van plek. Zo is het ook met de mensen van wie je houdt. Met bijna stilstaande snelheid verkruimelen ze in je armen en je zou willen dat je je aan iets bestendigs in hen kon vastklampen, hun skelet, hun tanden kon vastpakken, de hersencellen, maar dat kun je niet, want bijna alles is water en het heeft geen zin dat vast te houden. Alle sporen verdwijnen, stukje bij beetje. En later verdwijnen de sporen die ze hebben achtergelaten, het huis waarin ze woonden, de tekeningen die ze voor je maakten, de woorden die ze op briefjes schreven. De herinneringen waarmee je achterblijft zullen uiteindelijk ook loslaten, als oud behang, en mettertijd zal het niet meer mogelijk zijn om antwoord te geven op de vraag of er op deze planeet aan de rand van dit perifere zonnestelsel ooit leven is geweest.
Johan Harstad (Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?)
Govinda zei: "Maar is dat, wat jij 'ding' noemt dan iets wat werkelijk bestaat, iets wat wezenlijk is? Is dat niet alleen begoocheling van de Maya, alleen maar verbeeldsel en schijn? Jouw steen, jouw boom, jouw stroom - zijn dat nu dingen die waarachtig bestaan?' 'Ook daarom,' zei Siddhartha, 'bekommer ik mij niet zo erg, Of die dingen nu schijn zijn of niet, als zij schijn zijn, dan ben ik dat ook, en op die manier zijn ze toch altijd gelijk aan mij. Dat is het juist waardoor ze mij zo lief en zo eerbiedwaardig worden: zij zijn zoals ik. Dat is de reden waarom ik van ze houden kan En dit is nu weer zo'n leer, waarom je wel zult lachen: de liefde, Govinda, schijnt mij het belangrijkst van alles te zijn. De wereld te doorgronden, haar verklaren, haar verachten, dat laat ik graag aan grote denkers over. Voor mij is het alleen van belang dat ik van die wereld kan houden, haar niet hoef te verachten, haar en mijzelf niet hoef te haten, haar en mijzelf, en alles wat bestaat, met liefde, bewondering, en eerbied beschouwen kan.
Hermann Hesse
Toen ik heel jong was en de drang om ergens anders te zijn voelde, verzekerden volwassen mensen me dat volwassenheid me van dit verlangen af zou helpen. Toen ik, wat jaren betreft, volwassen was geworden, was middelbare leeftijd de voorgeschreven remedie. Op middelbare leeftijd werd mij verzekerd dat een nog hogere leeftijd de koorts zou doen afnemen en nu ik achtenvijftig ben, is seniliteit wellicht de oplossing.
John Steinbeck (Travels with Charley: In Search of America)
Alsof ik nu, terwijl ik het gekabbel begreep, de rivier geloofde, en door te geloven dat ik haar begreep samen met haar herhaalde terwijl ik langzaam in slaap viel met het open oog van dit land dat voor sommigen een vaderland is, zachtjes en loom en met het open oog waarmee ik besmet ben en het schijnsel dat er niet is: Ik ben de rivier, ik ben de rivier en daarom de draad van de continuïteit tussen levenden en doden net als de verhalen die 's nachts tegen ons praten, ik lijk op de tijden en ook op de feiten, ik ben de rivier. Maar de rivier is de rivier, en verder niets.
Javier Marías (Fever and Spear (Your Face Tomorrow, #1))
De doffe elende van iedere nieuwe of vernieuwde politieke partij is dat ze wordt geïnfiltreerd door opportunisten die, van zodra ze een functie binnen de partij krijgen, ze naast hun schoenen gaan lopen. In 1991 was dit het geval met ene Louis Standaert die amper 72 stemmen verzamelde maar dankzij mijn groot overschot aan stemmen toch verkozen werd als volksvertegenwoordiger. Omdat kort voor de verkiezingen alle opiniepeilingen uitwezen dat we meer dan 5 % van de stemmen zouden halen werd ik vier dagen voor de verkiezingen, na volkomen gefantaseerde klacht van een infiltrante (Ann Holvoet), meteen in de gevangenis opgesloten (de democratie, nietwaar). Daar liet men mij 40 dagen zitten, tot na Kerstmis. In die tussentijd belegde de vers verkozen Louis Standaert een partijvergadering waarop hij eiste dat ... Van Rossem uit de partij moest worden gezet. Later, tijdens dezelfde legislatuur ging hij onder de naam "Banaan" scheep met Roland Duchâtelet om minder dan 2 % van de stemmen binnen te halen. En ook nu is het niet anders. Een aantal volksjongens binnen het nieuwe R.O.S.S.E.M. kreeg het aan de stok met de intellectuelen van de R.O.S.S.E.M., wilde die afschaffen, en mezelf uit de partij laten zetten. Dit trieste maneuver lekte uiteraard uit zodat op grond van art. 2.3 van de statuten de drie oproerkraaiers prompt uit het partijbestuur en de partij werden gezet. Liever er nu korte metten mee gemaakt dan ze straks aan een zitje in het Parlement te helpen om me een dolk in de rug te laten steken à la Louis Standaert. En al ben ik voor mijn politieke tegenstanders een steenezel, dan zal ik mij toch niet een tweede keer aan dezelfde steen stoten.
Jean Pierre Van Rossem
... terwijl ik mijn gezicht in de spiegel bekijk. Dat verandert van dag tot dag. Sommige dagen meer dan andere. Niet veel, natuurlijk, maar als je goed kijkt, als je oefent, je concentreert, dan kun je de minuscule veranderingen in de huid zien, de rimpel in mijn voorhoofd die in de loop van de nacht is veranderd, misschien maar een halve millimeter. Maar je ziet het. Als je oefent. Je contouren die dunner worden, je silhouet dat vervaagt. Je bent nog niet helemaal verdwenen. Dat duurt een hele poos. Jaren. Maar je verdwijnt. Je verdwijnt voor jezelf, wordt een ander, elke dag. Je bent niet meer wie je ooit was. De microscopisch kleine cellen die je gezicht vormen op de foto die je ouders in de kamer hebben hangen, zijn weg, vervangen door nieuwe. Je bent niet meer wie je was. Maar ik ben er nog wel, de atomen wisselen van plek, niemand kan de bokkensprong van de quarks controleren. Zo is het ook met de mensen van wie je houdt. Met bijna stilstaande snelheid verkruimelen ze in je armen en je zou willen dat je je aan iets bestendigs in hen kon vastklampen, hun skelet, hun tanden kon vastpakken, de hersencellen, maar dat kun je niet, want bijna alles is water en het heeft geen zin dat vast te houden. Alle sporen verdwijnen, stukje bij beetje. En later verdwijnen de sporen die ze hebben achtergelaten, het huis waarin ze woonden, de tekeningen die ze voor je maakten, de woorden die ze op briefjes schreven. De herinneringen waarmee je achterblijft zullen uiteindelijk ook loslaten, als oud behang, en mettertijd zal het niet meer mogelijk zijn om antwoord te geven op de vraag of er op deze planeet aan de rand van dit perifere zonnestelsel ooit leven is geweest.
Johan Harstad (Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?)
Ik ben Intendo. Lam op het land, wonder in het water. En dit is Elsbeth.' 'Ik ben gewoon overal een wonder.
Tom De Cock (Storm (Lily #2))
Italië is nog een te jonge natie: er moet eerst wat tijd overheen gaan voordat we in staat zullen zijn om dezelfde taal te spreken. En dan bedoel ik niet de taal op zich, ik heb het over de cultuur die, in goede of slechte zin, onze gezamenlijke erfenis is. We liepen toch zeker niet met ringen door onze neus toen dat Italië werd opgericht!? Ik zeg dit: ze moeten ons de tijd gunnen om vast te stellen hoe we in deze natie willen staan. Ik denk dat we betere Italianen zouden zijn als ze ons als Sarden zouden laten toetreden tot deze natie.’ ‘Ja, maar we kunnen toch niet verlangen dat er speciale wetten of regels worden gemaakt, alleen om dat wij er nog niet klaar voor zijn…’ ‘Daar ben ik het niet mee eens! Hebben ze niet meer dan genoeg speciale wetten gemaakt? Nou en of ze die gemaakt hebben! Allemaal speciaal voor ons! En allemaal om ons te straffen! Die speciale wetten hebben we afgelopen mei toch in actie gezien? Massa-arrestaties. Hoeveel arrestanten waren het? Vierhonderd? Willekeurige vervolgingen; kinderen en zelfs zwangere vrouwen die van hun bed werden gelicht en voor de kerk bijeen werden gedreven! Allemaal misdadigers, allemaal schuldig! Tjonge, dat waren nog eens speciale wetten! Daar weet jij toch zeker alles van!?
Marcello Fois
Bovenaan is de Orthobene volkomen verlaten. De lucht is er zo schoon, het landschap zo helder, dat het lijkt alsof het zich in het middelpunt van het licht bevindt. Het groen is glanzend, het bruin is stralend, het grijs van het graniet is zilverachtig. Antonio Ballero zou hier niet van houden, denk ik, dit kristal is niks voor hem, want zijn verf is onzichtbaar, als amandelmelk tussen het wit, als roet tussen het zwart, als steekvlammen tussen het rood. Bovendien is zijn penseelvoering veel te beminnelijk voor dit landschap van wrede, ondraaglijke schittering. In dat soort gedachten ben ik verzonken wanneer het geritsel op enkele passen van me ineens verandert in het knerpen van vertrapte takken. Ik draai me met een ruk om.
Marcello Fois (Misdaad op Sardinië: Intriges op een Italiaans eiland)
Ja.' Sapodila knikte. 'Dit park heeft een interessante geschiedenis.' Ze liet een stilte vallen, waarna ze zei: 'Maar die ben ik vergeten.
Audrey Alwett (L'Apprenti (Magic Charly, #1))
Ik ben blij dat ik onlangs zo'n Re:breather met geurfilter in mijn neus heb laten inplanten, Fernand, en dat ik dit niet hoef te ruiken. Dit is wat je noemt: een kaksituatie.' 'Strontvervelend lijkt me dat, inderdaad.
Tom De Cock (Staal (Lily) (Dutch Edition))
In het onderhavige geval vergiste zij zich; ik heb het knappe meisje met de sigaret nooit teruggezien, noch kunnen achterhalen wie zij was. (...) Maar ik ben haar niet vergeten. Het gebeurt me vaak dat ik, denkend aan haar, door een wild verlangen word overvallen. Maar dit telkens terugkeren van begeerte dwingt je te bekennen dat, als je die meisjes zou willen terugzien met hetzelfde genoegen, je ook zou moeten teruggaan naar het jaar dat inmiddels is gevolgd door tien andere, waarin het meisje is verwelkt. Je kunt iemand soms weer tegenkomen, maar niet de tijd opheffen. Dit alles totdat de onvoorziene dag aanbreekt, triest als een winternacht, waarop je niet meer naar dat meisje, noch naar enig ander meisje zoekt, waarop vinden je zelfs zou afschrikken. Want je bent, zo voel je, niet meer aantrekkelijk genoeg om te behagen, noch genoeg bij machte om te beminnen.
Marcel Proust (Sodom and Gomorrah)
Radio Wind en regen om mij heen. Landschap uitgehakt in steen. Modderweg door bomenrij. Bloedgang in een doodsvallei. Ik ben in dit verlaten niet een regelmatig mechaniek. Het hart wordt in zijn bloedportiek een vreemd, verwezen lied.
H.H. ter Balkt (In de waterwingebieden: Gedichten 1953-1999 (Dutch Edition))
Ik ben geen verhalenverteller. Dit verhaal - als het ooit gelezen zal worden - is daar afdoende bewijs van. Ik spring almaar vooruit en keer weer terug, ik spring over de draad van de tijd alsof het een horde is, ik verdwaal op zijsporen en misschien verzwijg ik per ongeluk wel de essentie. Als ik de pagina's van mijn verhaal herlees, besef ik dat ik dwars door de woorden heen loop als opgejaagd wild dat zigzaggend wegvlucht en de honden en jagers die hem nazitten op een dwaalspoor probeert te brengen.
Philippe Claudel
Ik weet niet wie ik ben en het raakt me niet. Dit is mijn lichaam en er is niemand thuis.
Myrthe van der Meer
Rome, Open Stad Bert Schierbeek, de schrijver van die twee wonderlijke boeken: 'Het boek Ik' en 'De andere namen', belt mij op. Hij is al drie dagen in de stad (Rome) en hij heeft nog niet één monument gezien. Goed, die gaan wij samen bekijken. Hij heeft er meer interesse voor dan ik natuurlijk, want hij maakt een reisgids voor Italië. Daarvoor wordt hij gratis rondgetoerd door het Toeristencentrum in bus, trein en schip. Dit maakt mij nijdig natuurlijk. Maar langzamerhand kom ik er wel overheen. Daarbij komt dat ik hier al drie jaar woon en nog niet één keer in de St Pieterskerk ben geweest. Hij wacht op mij, bij de Piazza Venezia, met de Guide Bleu, waarvan hij het (de toerist verradende kaft) in een schijnheilige krant gewikkeld heeft, in de hand. Hij leest hardop voor, terwijl wij wandelen. Zo betitelt hij een enorme, wit-suikeren verjaardagstaart met wonderlijke frontbogen, krullen en gelikte, gekronkelde stalactieten, naakte, stenen strijders, gezonde en gezwollen worstelaars met hun dames: het Palazzo Emmanuele. 'Wat zou daar binnen te zien zijn?' - 'Oude munten, oude wapens?' - 'Lijken?' De Guide Bleu vermeldt niets en wanneer wij naderbij komen, blijkt er inderdaad niets, helemaal niets te schuilen achter de facade. Boerenbedrog. De Duce waardig.
Hugo Claus (Natuurgetrouwer)
In Nuenen heeft Vincent van Gogh gewoond, om precies te zijn van 5 december 1883 tot 24 november 1885. Geen dag langer, geen moment eerder. De schilder was een jaar of dertig en woonde bij zijn ouders, in de pastorie midden in het oude dorp: Berg 26. Hij werkte hard en had het zwaar, zoals altijd. Het beroemdste doek dat hij in Nuenen schilderde, was 'De aardappeleters'. Intussen flirtte hij met het buurmeisje. De pastorie staat er nog steeds, in Nuenen. En er woont ook nog steeds een dominee - in dit geval dominee Wijlhuizen, die op zijn houten naambordje naast de bel in het Nederlands en het Engels heeft staan dat aanbellen geen zin heeft en dat in het huis geen rondleidingen worden gegeven. Toch maar even aanbellen. Wat is het geval? In de tuin van de pastorie staat een perenboom, die Van Gogh zou hebben geschilderd. En de dominee heeft een kapvergunning voor de boom aangevraagd, want de boom is hartstikke dood. Dit heeft onmiddellijk tot een storm van verontwaardiging in Nuenen geleid - een boom omkappen die Van Gogh geschilderd heeft, schande! Dat is cultureel en historisch erfgoed, daar blijf je met je tengels van af! Goed. De dominee doet vrijwel onmiddellijk open. Het is een frisse, blakende man met ironische bruine ogen. Hij ziet er niet uit als een dominee, maar dat komt misschien omdat ik al zo lang niet in de kerk ben geweest. Hij doet meer aan een dierenarts denken. Vrolijk gaat hij me voor naar de achtertuin van de pastorie. In de keuken zit zijn vrouw de krant te lezen. De dominee begrijpt alle commotie niet zo goed. Van Gogh heeft de boom geschilderd - het schilderij is dan toch het erfgoed, of niet? Kijk, daar staat de boom.
Martin Bril (Heimwee naar Nederland)
Ik dacht altijd dat als mensen verliefd werden, ze gewoon ergens terechtkwamen en daar verder niets over te zeggen hadden. En misschien geldt dat ook wel voor het begin, maar het geldt niet voor dit, nu. Ik ben verliefd op hem geworden. Maar ik blijf niet zomaar bij hem bij gebrek aan beter, alsof ik niemand anders kan krijgen. Ik blijf bij hem omdat ik daarvoor kies, elke ochtend als ik wakker word, elke dag dat we ruziemaken of tegen elkaar liegen of elkaar teleurstellen. Telkens opnieuw kies ik voor hem, en hij kiest voor mij.
Anonymous
Iedere ochtend, als ik wakker word, denk ik dat die dag mijn leven echt gaat beginnen, ik heb het idee dat ik nauwelijks ouder ben dan zestien en dat die man die zoveel tragische en droevige dingen kent en die gisternacht in mijn bed is ingeslapen een vreemde voor mij is, dat hij ver van mij afstaat en ik begrijp zijn geestelijke vermoeidheid en zijn droefheid niet. En iedere nacht bij het inslapen voel ik me alsof ik een heel lang leven achter de rug heb en alsof alles wat mij daarvan rest afschuw is en de last van lange jaren. En dan wordt het dag en naarmate die ten einde loopt, dringt dit gif van geestelijke vermoeidheid steeds dieper en dieper in mij door.
Gaito Gazdanov (Het fantoom van Alexander Wolf)
Dan die idiote middag en avond. Er zijn dagen waarop ik niemand opendoe. Op zo'n dag komt ze langs. Het is een warme zomermiddag. Er wordt gebeld. Ik doe dus niet open. Maar ze weet kennelijk dat ik thuis ben. Ze belt bij mijn onderbuurvrouw en de voordeur wordt voor haar geopend. Ze komt de trappen op en klopt op mijn deur. Ik sta toevallig in de achterkamer en blijf staan waar ik sta, bij het raam, uitkijkend over de loodsen van de werf. Als ik opendoe, ben ik verloren en begint het spel waaraan ik wil ontkomen opnieuw. Ze praat tegen me door de deur. Ik raak steeds vastbeslotener om niet open te doen. Ik hoor hoe ze zuchtend op de trap gaat zitten om te wachten tot ik zal opendoen. Ze heeft geduld. Zonder een stap te zetten kan ik van mijn werktafel net Kavafis' gedichten pakken - zodat ik tenminste wat te lezen heb. Ik leg het boek op de vensterbank en lees. Ik luister en hoor aan de overkant van het water het verkeer onder de bomen, beneden me de geluiden van mijn onderbuurvrouw en uit het trappenhuis het geschuifel van haar voeten. Het duurt een uur, dit gevecht. Eindelijk gaat ze weg. Ik hoor haar de trappen aflopen, de voordeur openen en achter zich dichttrekken. Ze is weg. Ik heb gewonnen en verloren. 's Avonds ben ik naar haar toe gegaan. Een smalle straat in de binnenstad. Een stille en vredige zomeravond. Ze is alleen thuis. Ik lig op de sofa in haar werkkamer, in de schemering, en zij ligt boven op me. Ik heb Kavafis meegenomen en lees haar het gedicht voor dat me die middag tijdens het lange stilstaan het meest trof. Nadat ik het heb gelezen, barst ze in tranen uit. Ze sjort wat kleren omlaag en stopt mijn zwellend geslacht tussen haar dijen. Weldra is de storm voorbij. We liggen roerloos op de sofa. Ons zweet droogt. Ik luister naar de merel in de doodstille straat. Ik kijk naar de blinkende spiegel boven de sofa, waarin de kamer langzaam donker wordt. De onrust heeft me alweer te pakken.
Oek de Jong (Brief aan een jonge Atlas)
Ik ben zo blij dat mijn oorspronkelijke plan mislukt is, Rose.' Ze lachte zacht. 'Ik ben zo blij dat we hebben besloten om dit samen te doen. Om te regeren. Te vechten. Te leiden. Ik dacht altijd dat Anadawn mijn lotsbestemming was, maar ik zie nu pas in dat jij dat bent.
Catherine Doyle (Burning Crowns (Twin Crowns, #3))
Tegen mijn wil ben ik getuige geworden van de vreselijkste nederlaag van het verstand en de meest woeste triomf van de beestachtigheid in de beschreven geschiedenis; nog nooit - ik noteer dit absoluut niet met trots, maar met schaamte - heeft een generatie zo'n morele terugval, van zo'n geestelijke hoogte, doorgemaakt als de onze.
Stefan Zweig (De wereld van gisteren: Memoires van een Europeaan (Dutch Edition))
Gondález Videla, de verrader van Chili (Epiloog) 1949 Vanuit de oude cordilleras kwamen de beulen als beenderen, als Amerikaanse doornen op de ruige rug van een genealogie van rampen: ze werden aangesteld, geënt op de ellende van onze volkeren. Elke dag bevlekte het bloed hun mouwen. In de bergen werden ze als brute beesten gebaard uit onze zwarte klei. Zij waren de saurische tijgers, de glaciale tirannen, pas onlangs ontstaan uit onze grotten en onze nederlagen. Zo groeven ze de kaaksbeenderen van Gómez op onder de straten bezoedeld door vijftig jaar van ons bloed. Het beest verduisterde de gronden met zijn schoften toen het na de executies op zijn snor beet naast de Noord-Amerikaanse ambassadeur die hem thee inschonk. De monsters waren vuil, maar ze waren niet vuil. Nu, op de plek die het licht bestemde voor de zuiverheid, in het besneeuwde blanke vaderland van Araucanië, glimlacht een verrader op een verrotte troon. In mijn vaderland presideert de schande. Het is Gondález Videla, de rat die zijn haardos vol mest en bloed uitschudt over mijn aarde die hij verkocht heeft. Elke dag haalt hij het gestolen geld uit zijn zakken en denkt er aan of hij morgen land of bloed zal verkopen. Alles heeft hij verraden. Hij kroop als een rat naar de schouders van het volk en daar, knagend aan de heilige vlag van mijn land, krult hij zijn knaagdierenstaart en zegt tot de haciendahouder, de vreemdeling, de meester van de Chileense ondergrond: “Drink al het bloed van dit volk, ik ben de beheerder van de folteringen.” Trieste clown, miserabele kruising van aap en rat wiens staart ze in Wall Street kamden met pommade van goud, de dag is niet veraf dat je uit de boom valt en het hoopje vanzelfsprekend vuil wordt dat de voorbijganger op de straathoeken ontwijkt! Zo geschiedde. Het verraad werd Regering van Chili. Een verrader liet zijn naam in onze geschiedenis achter. Judas die doodshoofdtanden toont verkocht mijn broeder, gaf mijn vaderland vergif, stichtte Pisagua, sloopte onze ster, spuwde op de kleuren van een zuivere vlag. G abriel G ondález Videla. Hier zet ik zijn naam, opdat later, als de tijd de schande heeft uitgewist, als mijn vaderland zijn helder gezicht wast met tarwe en sneeuw, zij die hier de erfenis zoeken die ik als een groene vuurgloed in deze regels nalaat, ook de naam van de verrader vinden die de dodende beker gaf die mijn volk afwees. Mijn volk, volk van mij, neem je lot in handen! Sloop de gevangenis, slecht de muren die insluiten! Verpletter de g rimmige loop van de rat die beveelt in het Paleis: hef je op lansen naar de dageraad en laat op de hoogste top je woedende ster schitteren en de wegen van Amerika verlichten. (Willy Spillebeen)
Pablo Neruda (Canto General)
Bekentenis Al te gewillig liet ik mij verleiden tot dit bekoorlijk maar gevaarlijk spel. Ik was te roekeloos, ik weet het wel: ik ben immers de zwakste van ons beiden. Maar het besprong me, onverhoeds en snel. Er bleef geen tijd meer om het te vermijden. Nu kan en wil ik me niet meer bevrijden: de pijl trof doel, verraderlijk en fel. Het is te laat, er valt niet meer te kiezen. Te laat – en in een plotselinge schrik voel ik – één tel – mijn hart, mijn bloed bevriezen. Want vroeg of laat, eens komt het ogenblik dat een van ons dit spel moet gaan verliezen door te bezwijken voor de ander. – Ik.
Hanny Michaelis (Verzamelde gedichten (Dutch Edition))
Moet ik iets geworden zijn? Kan ik niet gewoon niets blijven? Tegen identiteit zijn? (...) Maar ik ben niks. Ik ben leeg en vormloos, een parasiet die zich vastbijt in de wensen van anderen, de vorm aanneemt die een ander voor me gedroomd heeft. Ik was bereid alles van Albert te incasseren, zolang hij maar bij me zou blijven, zolang ik mijn voeding maar niet kwijt zou raken en weer gereduceerd zou worden tot niets. Nou, het is zover hoor. Nu zit ik hier met jou. Heb je er eigenlijk over nagedacht waarom dat is? Dat lijkt me duidelijk. Dit is de hel. Waar niemand wil zijn, maar de meeste mensen toch belanden. Met de deuren naar verleden en toekomst stevig op slot.
Hannah van Binsbergen (Harpie)
Je neemt deel aan dit grote avontuur: het leven. En wanneer je opgeslokt wordt door de duisternis van deze wereld, houd je je vast aan wat je ook maar een beetje vooruit kan helpen en daar vecht je voor. Je moet blijven vechten.
Beau Charlotte (Als ik er niet meer ben)
En dan begint ze te huilen. Jawel, onze kroonprinses begint te huilen en natuurlijk ben ik degene bij wie ze dat doet. Ik, Jules Fester, gevoelsmens op-en-top. Ik word totaal niet ongemakkelijk van andermans emoties. Of van die van mezelf. Ja hoor, geen probleem. Dit beladen moment kan er nog prima bij vanavond.
Denise Marinus (Tot uw dienst)
De woorden maken ons onverschilliger. Wanneer ik in dit kader plots wel een Nederlander ben, dan is mijn wantrouwen groot. Op dat soort momenten word ik als een tegenvoorbeeld naar voren geschoven, op het schild gehesen en vertroeteld als iemand die het goed doet.
Sinan Çankaya (Mijn ontelbare identiteiten)
België moet de hoofdstad worden van het keizerrijk België, dat met de hulp van God zal bestaan uit Borneo, eilanden in de Stille Oceaan, enkele plaatsen in Afrika en Amerika en eveneens gebieden van China en Japan. Ik ben voorlopig de enige die dit nastreeft, maar door de nationale koorts over te belichten, zal ik steun vinden en apostelen creëren.
Leopold II
Het was nacht, met sterren aan de hemel en een milde bries in de acacia. Helemaal zoals het hoort, als men zich een nacht voorstelt waarin een man, buiten gekomen om een plas te doen tegen de garagemuur, denkt: hiervoor is het leven uitgevonden. De mens wil verrast worden, dacht Reimond. Elke minuut van zijn bestaan. Desnoods door een gebochelde nar die hij speciaal met dat doel in zijn hofhouding heeft opgenomen. Of door, zoals nu, de prikkelende sensatie van een februarinacht die perfect voor een meinacht kon doorgaan, indien men er de fladderende vleermuizen en krakende kevers bij dacht. Klimaatverandering als zotskap: dit was de eenentwintigste eeuw.
Guido van Heulendonk (En dan, als ik weg ben)
Dit kan niet,' stamelde Black, 'ben... jij het?' 'Ik ben het, papa.
Pierdomenico Baccalario (Klub Podróżników w Wyobraźni (Ulysses Moore, #12))
Misschien hollen we onszelf wel voorbij in die zoektocht naar ons 'zelf'. Dit om uiteindelijk dan toch terug bij ons eigen zijn terecht te komen. We zijn immers het ultieme. Ik ben ik. Jij bent jij. En dat is zonder meer perfect, volmaakt, volpracht.
Sven Staes
De techniek (en anders in ieder geval de wetenschap) heeft zich daarentegen altijd op opmerkelijke wijze in de overheersende zones van de economische wereld ontwikkeld. Het Arsenaal van Venetië was zelfs nog in de zestiende eeuw het centrum van de techniek. Holland en vervolgens Engeland erfden op hun beurt dit dubbele voorrecht en tegenwoordig behoort het toe aan de Verenigde Staten. Maar techniek is misschien wel het lichaam, maar niet de ziel van beschavingen. Het is logisch dat techniek in economisch zeer ontwikkelde gebieden wordt gestimuleerd door industriële activiteiten en hoge lonen. Het voorrecht van de wetenschap is daarentegen nooit aan een enkel land voorbehouden. In ieder geval niet tot voor kort; nu ben ik daar niet meer zo zeker van.
Fernand Braudel (Civilization and Capitalism 15th-18th Century, Vol. 3: The Perspective of the World)
Er is er maar één, die het vak verstaat in dit gebied en dat ben ik.
Petra Hermans
Ik schrijf deze brief aan de keukentafel. Ik ben alleen op een manier die meer is dan het simpele gegeven dat ik de enige levende ziel ben binnen deze muren. Tot nu toe dacht ik dat ik wist wat wel en wat niet mogelijk was. Misschien is dat de ware betekenis van onschuld, dat je je geen enkele voorstelling kunt maken van pijn en verdriet in de toekomst. Als er iets gebeurt wat al het denkbare overstijgt, verander je daardoor. Het lijkt op het verschil tussen een rauw ei en een gebakken ei. Het is hetzelfde, maar toch totaal anders. Beter dan zo kan ik het niet uitleggen. Ik kijk in de spiegel en ik weet dat ik het ben, maar ik herken mezelf niet. Soms is het al te vermoeiend voor me om simpelweg het huis binnen te gaan. Ik probeer mezelf tot rede te brengen, eraan te denken dat ik hier eerder alleen heb gewoond. Toen ging ik niet dood aan alleen slapen en dat zal ook nu niet gebeuren. Maar dit is wat verlies mij heeft geleerd over de liefde. Ons huis is niet zomaar leeg, ons huis is leeggehaald. Liefde neemt ruimte in in je leven, maakt plaats voor zichzelf in je bed. Onzichtbaar nestelt het gevoel zich in je lichaam, stroomt het door al je bloedvaten en klopt het in je hart. Als het verdwenen is, klopt er niets meer. Voordat ik jou leerde kennen, was ik niet eenzaam, maar nu ben ik zo eenzaam dat ik tegen de muren praat en tegen het plafond zing.
Tayari Jones (An American Marriage)
Terwijl ik naar de lucht keek, met de aardse warmte onder mijn rug, vlamde er een oude herinnering op. Dit, dacht ik soezerig. De geur van warm gras, het zachte geritsel van wiegende halmen met gonzende insecten en flarden van geneurie. Zo ben ik ooit geweest.
Rosie Walsh
Het leven gaat sneller als je ouder wordt. Daarover schreef Douwe Draaisma een prachtig boek. Althans, dat vermoed ik, want na vijftig bladzijden gretig te hebben doorgelezen ben ik het boek uit het oog verloren. Ik bleek geen tijd te hebben om het in alle rust uit te lezen. Vandaag genoot ik van mijn wekelijkse extra vrije dag, speciaal opgenomen om te herstellen van overwerktheid. Op mijn dakterras las ik in de bundel 'Weakening Philosophy', gewijd aan het werk van de Italiaanse filosoof Gianni Vattimo, mezelf intussen koesterend in een warmer en warmer wordende zon. Na de inleiding en het ijdeltuiterige maar ook spannende essay van Umberto Eco legde ik het boek zwetend terzijde. Zou ik het ooit uitlezen? Mijn boekenkast puilt uit van boeken waarvan ik alleen de eerste twintig bladzijden of de eerste twee hoofdstukken heb gelezen. Nooit de laatste twee hoofdstukken of bladzijde vijftig tot tachtig. Ik meende dat ik dit, zwetend op mijn dakterras, moest opvatten als een teken. Maar waarvan?
René Boomkens
Hier, met het zicht op de pastoor die het vlees goedkeurt en betaalt, overvalt mij een somberheid die al een tijdje is weggebleven, waarvan ik dacht, hoopte, dat ze misschien voorgoed weg was. Ik weet intussen dat er niets bestand is tegen dit gevoel, al zit ik tijdig op een stoel in de juiste klas in een outfit waarin iedereen gewend is me te zien, al sta ik te kijken naar vlees, al sta ik niet te kijken naar vlees. Er ontbreekt me dan iets, alles, alsof ik ooit vollediger ben geweest en iets in me zich nog herinnert hoe dat voelde.
Lize Spit (Het smelt)