“
Moet ik iets geworden zijn? Kan ik niet gewoon niets blijven? Tegen identiteit zijn?
(...)
Maar ik ben niks. Ik ben leeg en vormloos, een parasiet die zich vastbijt in de wensen van anderen, de vorm aanneemt die een ander voor me gedroomd heeft. Ik was bereid alles van Albert te incasseren, zolang hij maar bij me zou blijven, zolang ik mijn voeding maar niet kwijt zou raken en weer gereduceerd zou worden tot niets. Nou, het is zover hoor. Nu zit ik hier met jou.
Heb je er eigenlijk over nagedacht waarom dat is?
Dat lijkt me duidelijk. Dit is de hel. Waar niemand wil zijn, maar de meeste mensen toch belanden. Met de deuren naar verleden en toekomst stevig op slot.
”
”