β
Ik wil eindelijk worden wie ik ben, niet wie ik altijd dacht dat anderen wilden dat ik was.
β
β
Griet Op de Beeck (Kom hier dat ik u kus)
β
En dan is er nog iets met dat licht. Iemand die van iemand anders houdt, zegt altijd dat dat komt doordat die ander zo mooi is, op een of ander manier, van buiten of van binnen, of allebei, terwijl andere mensen daar vaak niets van zien, en meestal is het ook niet zo. Maar wie altijd mooi is, is degene die liefheeft, want hij heeft lief en wordt bestraald door dat licht. Er is een man die van mij houdt en die mij op een bepaalde manier ontzettend mooi vindt, maar dat ben ik helemaal niet. Hij is mooi, al is hij op allerlei manieren ontzettend lelijk. En ik ben ook mooi, maar alleen omdat ik ook van hem houd β al weet hij dat niet. Hij denkt van niet, maar ik houd van hem.
β
β
Harry Mulisch (The Assault)
β
Is Oeroeg minder dan wij' stootte ik uit. 'Is hij anders?'
'Ben je belazerd,' zei Gerard kalm, zonder de pijp uit zijn mond te nemen. 'Wie zegt dat?' Ik bracht, niet zonder moeite, mijn gewaarwoordingen van die middag onder woorden.
'Een panter is anders dan een aap,' zei Gerard, na een pauze, 'maar is een van de twee minder dan de ander? Dan vind je een idiote vraag, en je hebt gelijk. Blijf dat nou net zo idioot vinden, als het mensen betreft. Anders zijn - dat is gewoon. Iedereen is anders dan een ander. Ik ben ook anders dan jij. Maar minder of meer zijn door de kleur van je gezicht of door wat je vader is- dat is nonsens. Oeroeg is immers je vriend? Als hij zo is dat hij je vriend kan zijn- hoe kan hij dan ooit minder zijn dan jij, of een ander?
β
β
Hella S. Haasse (Oeroeg)
β
Ik ben niet treurig. Ik heb alleen groot medelijden met de andere mensen die zo ver bij mij vandaan zijn en al had ik een radiozender tot mijn beschikking, het zou geen nut hebben hun te zeggen wat ik denk. Ik kan hen niet begrijpen en zij mij evenmin. De gekste sprookjes zijn niet uit hun hersens weg te branden, varianten op domme grootheidswanen, uitgebroed toen hun voorouders nog in holen woonden en niet beter wisten of de hele kosmos was niet groter dan hun hol. En als ze er niet aan geloven, dan hopen ze toch wel spirituele openbaringen te kunnen putten uit materiΓ«le nonsens. Want, zeggen ze, wij kunnen zo alleen niet verder leven, wij hebben behoefte aan troost. (Leef ik soms niet verder? Wie troost mij?)
Daarvoor laten ze de pausen in paleizen wonen en de Aga Khan diamanten eten. Aan de miljoenen die uit naam van hun troostende leugens mishandeld worden, aan de absurde wetten die er zelfs in de beschaafdste landen op zijn gebaseerd, denken zij nooit, want zij willen in slaap gesust worden met sprookjes en hoe meer bloed ervoor vergoten wordt, hoe beter zij erin kunnen geloven. Want bloed is het enige waarover ze beschikken en het enige onomstotelijke existentiΓ«le feit is hun onverzadelijke bloeddorst.
β
β
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
β
Jij bent mijn thuiskomen, Oliver. Als ik bij jou ben en het is goed tussen ons, heb ik verder niets meer nodig. Jij maakt dat ik houd van wie ik ben, van wie ik word als jij bij mij bent.
β
β
AndrΓ© Aciman (Call Me by Your Name)
β
Deze bladzijden, waarop ik dingen noteer die slechts helder voor me zijn terwijl ik ze schrijf, heb ik juist herlezen en nu vraag ik mij af: wat is dit en waar dient dit voor? Wie ben ik wanneer ik voel? Wat sterft in mij wanneer ik ben? Zoals iemand die van grote hoogte het leven in een dal tracht te zien, zo beschouw ik mijzelf vanaf een bergtop en ben daarbij een onduidelijk rommelig landschap.
β
β
Fernando Pessoa (The Book of Disquiet)
β
Ik heb mijn strikt persoonlijke tijdrekening, onmogelijk in overeenstemming te brengen met die welke gebaseerd is op de stichting van Rome of het tijdperk van de Olympiaden. Vijftien jaren in het leger hebben korter geduurd dan een ochtend in Athene; er zijn mensen met wie ik mijn leven lang ben omgegaan en die ik in de Onderwereld niet zou herkennen.
β
β
Marguerite Yourcenar (Memoirs of Hadrian)
β
Je moet die kat aaien, joh,' zegt Sam. 'Ze heeft je een presentje gebracht. Ze wil je laten weten hoe geweldig ze is.'
'Je bent een piepkleine moordmachine,' kirt Daneca.
'Wat doet ze?' vraag ik.
'Ze spint!' zegt Daneca. Ze klinkt verrukt. 'Lief poesje. Wie is er hier een ongelooflijke moordmachine? Ja hoor! Dat ben jij! Je bent een vreselijk wrede minileeuw! Ja, echt.
β
β
Holly Black (White Cat (Curse Workers, #1))
β
Welk pad je ook kiest, probeer tijdens je reis altijd de beste versie van jezelf te zijn, want je weet niet of de dag van morgen zonneschijn of regen zal brengen. Geniet van het gezelschap van je dierbaren en houd degenen die er niet meer zijn in leven door hen te herinneren, door over hen te spreken. We schrijven allemaal geschiedenis, hoe klein onze daden ook zijn, maar uiteindelijk draait het allemaal om liefde en vrede. Dus wees voorzichtig met wie je jezelf omringt en wie je kiest te zijn.
β
β
Beau Charlotte (Als ik er niet meer ben)
β
Nee, ik geloof niet dat geluk mogelijk is, maar wel rust. Daarom onttrek ik me aan wat me ergert. Ik ben ongezellig. Dus mijd ik gezelschap en ik vaar er wel bij. Een reisje naar Parijs is een zware onderneming voor me geworden. Zodra ik de kruik schud, stijgt de droesem omhoog en vertroebelt alles. De geringste dialoog met wie dan ook brengt me buiten mezelf, omdat ik iedereen stompzinnig vind. Mijn rechtsgevoel komt voortdurend in opstand. Er wordt uitsluitend over politiek gepraat en op wat voor manier! Waar is de schaduw van een idee te vinden? Waar moet je je aan vastklampen? Op welke zaak kan je je nog met hartstocht werpen?
β
β
Gustave Flaubert
β
BEN: Helpen op een andere manier. Zorgen dat ik 'n middel krijg om...
SOFIE: om in te nemen. Zeg ben je nou helemaal... aaaach, je bent in een depressieve bui, het gaat wel weer over.
BEN: Nee, dat is het juist, het gaat niet over. En ik verdom het om die hele... om die hele eindfase door te maken.
SOFIE: Wie heeft het nou over eindfase? Daar is helemaal geen sprake van. Als je nou ontzettende pijn ha, maar dat heb je niet. Als je zΓ³ zwak was dat je niet meer kon bewegen, maar je loopt. Je eet, je drinkt, je lacht, je bent goed bij je hoofd.
BEN: Dat is het. Ik wil stoppen op een moment dat ik er nog bèn, als man, als mens, als brein. Een moment waarop ik nog zelf kan beslissen.
β
β
Annie M.G. Schmidt
β
Alzoo spreekt God tot U en zijn naam is Carrière.
I Ik de Heer Uw God ben een aleenig God en mij zult gij dienen met geheel Uwe ziel en met geheel Uw lichaam en met geheel Uw willen en met al Uw weten en met al Uw werken.
II Gij zult U geen valsche goden maken als eerlijkheid, trouw, geweten, schoonheid of waarheid want alzoo komt gij ten verderve en honger en ballingschap zullen Uw deel zijn. Want Γ¬k ben machtig en mijne straffen zwaar.
III
Eert hen die boven U gesteld zijn en doe wat hun aangenaam is, opdat het U welga.
IV
Ziet niet rechts en niet links maar vooruit want aan 't eind van den weg liggen de geldzakken die tot loon zijn voor hen die mij dienen in geest en waarheid.
V
Toon nooit dat U iets onaangenaam is, maar werk in stilte en verdraag alles todat ge macht heb verkregen. Want waardigheid is neiets en geld is alles en een arme is een schooier en een rijke een heer en de wereld vraagt slechts naar centen.
VI
Draagt nooit vuile boorden en kapotte jasjes en rookt geen steenen pijpjes. Want de wereld wil dat niet en de zaligheid ligt in de pandjesjas.
VII
Eerst het geld opdat gij geΓ«erd worde wanneer ge geld zult bezitten voor den trouwen dienst aan mij, Uw aleenige God.
VIII
Leent nooit geld zonder rente, vraag nooit 5 % als ge 5Β½ kunt bedingen, betaalt nooit f1.- loon als ge 't met f0.90 afkunt, wees eerlijk als 't moet, bedrieg als 't moet, hebt nooit medelijden, geef geen cent als ge er niet indirect 2 door terug kunt krijgen. Maar 't voorzitterschap van 'Liefdadigheid' geeft aanzien.
IX
Bedenkt immer dat de fisieke kracht bij de massa is. Alzoo zult ge de massa in bedwang houden door fatsoen, door geloof, door politiekerij, door boekjes, scholen, dominees en kranten. En wie 't onderste uit de kan wil hebben krijgt 't deksel op z'n neus. Als ge zonder gevaar 1001 kunt bereiken wees dan niet tevreden met 1000 maar bereken 't gevaar met nauwkeurigheid.
X
Maar dit zeg ik U, laat nooit zien wat ge wilt noch wie gij zijt maar werk in stilte. Want in huichelen en knoeien ligt Uw heil en karakter is een frase.
Dit zijn mijn woorden, van mij Carrière, god door de eeuwen, die de wereld heb verpest en verkankerd door mijne almacht.
Amen.
(uit: Nescio, Verzameld werk, deel I, Nijgh & Van Ditmar, G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 290-291)
β
β
Nescio (Verzameld werk (Dutch Edition))
β
In mijn eerste kasboek schreef ik: 'Ik wil heerser worden. Waarschijnlijk ben ik dat al, maar de rest van de wereld weet het nog niet.'
De eerste mensen over wie ik wilde heersen waren mijn familieleden: vader, moeder, en twee broers.
(...) Terugbladerend in het kasboek lees ik dat ik gedurende twee weken heb geprobeerd mijn vader te dresseren.
Tijdens het avondeten, het enige moment waarop onze familie samen was, zei ik tegen mijn vader als hij zijn voor naar zijn mond bracht, 'Eet!' En als hij zijn glas naar zijn mond bracht, 'Drink!'
De eerste drie dagen keek hij mij verstoord aan, maar de vierde en vijfde dag ging hij nadrukkelijk tegen mijn bevelen in. Als ik zei 'Eet!' legde hij zijn vork neer, en als ik zei 'Drink!' zette hij zijn glas met een klap op tafel.
In het africhten van mijn vader had ik mijn eerste succes geboekt, ik had hem geconditioneerd, en ik tekende die dag een zonnetje in mijn kasboek.
β
β
Marek van der Jagt
β
Maar je ziet het als je oefent. Je contouren die dunner worden, je silhouet dat vervaagt. Je bent nog niet helemaal verdwenen. Dat duurt een hele poos. Jaren. Maar je verdwijnt. Je verdwijnt voor jezelf, wordt een ander, elke dag. Je bent niet wie je ooit was. De microscopisch kleine cellen die je gezicht vormen op de foto die je ouders in de kamer hebben hangen, zijn weg, vervangen door nieuwe. Je bent niet meer wie je was. Maar ik ben er nog wel, de atomen wisselen van plek. Zo is het ook met de mensen van wie je houdt. Met bijna stilstaande snelheid verkruimelen ze in je armen en je zou willen dat je je aan iets bestendigs in hen kon vastklampen, hun skelet, hun tanden kon vastpakken, de hersencellen, maar dat kun je niet, want bijna alles is water en het heeft geen zin dat vast te houden. Alle sporen verdwijnen, stukje bij beetje. En later verdwijnen de sporen die ze hebben achtergelaten, het huis waarin ze woonden, de tekeningen die ze voor je maakten, de woorden die ze op briefjes schreven. De herinneringen waarmee je achterblijft zullen uiteindelijk ook loslaten, als oud behang, en mettertijd zal het niet meer mogelijk zijn om antwoord te geven op de vraag of er op deze planeet aan de rand van dit perifere zonnestelsel ooit leven is geweest.
β
β
Johan Harstad (Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?)
β
Vind je het erg?'
'Hoe bedoel je?'
'Over... wat ik ben.'
Tot zijn verbazing grinnikte ze. 'Torak, je bent een wie, niet een wat! Je bent nog steeds een iemand.
β
β
Michelle Paver (Spirit Walker (Chronicles of Ancient Darkness #2))
β
Wie alleen is kan moeiteloos opgaan in zichzelf en zich straffeloos verwonderen over de schittering die hij daar aantreft. Hoe goed me dat ook afgaat, het was wel iets wat ik heb moeten leren. Sindsdien weet ik dat ik een narciste ben, die zich gemakkelijk in haar lot heeft geschikt. Waarom niet, wie alleen is moet toch ΓΓ©mand bewonderen?
β
β
Allard SchrΓΆder (De schone slaper)
β
... terwijl ik mijn gezicht in de spiegel bekijk. Dat verandert van dag tot dag. Sommige dagen meer dan andere. Niet veel, natuurlijk, maar als je goed kijkt, als je oefent, je concentreert, dan kun je de minuscule veranderingen in de huid zien, de rimpel in mijn voorhoofd die in de loop van de nacht is veranderd, misschien maar een halve millimeter. Maar je ziet het. Als je oefent. Je contouren die dunner worden, je silhouet dat vervaagt. Je bent nog niet helemaal verdwenen. Dat duurt een hele poos. Jaren. Maar je verdwijnt. Je verdwijnt voor jezelf, wordt een ander, elke dag. Je bent niet meer wie je ooit was. De microscopisch kleine cellen die je gezicht vormen op de foto die je ouders in de kamer hebben hangen, zijn weg, vervangen door nieuwe. Je bent niet meer wie je was. Maar ik ben er nog wel, de atomen wisselen van plek, niemand kan de bokkensprong van de quarks controleren. Zo is het ook met de mensen van wie je houdt. Met bijna stilstaande snelheid verkruimelen ze in je armen en je zou willen dat je je aan iets bestendigs in hen kon vastklampen, hun skelet, hun tanden kon vastpakken, de hersencellen, maar dat kun je niet, want bijna alles is water en het heeft geen zin dat vast te houden. Alle sporen verdwijnen, stukje bij beetje. En later verdwijnen de sporen die ze hebben achtergelaten, het huis waarin ze woonden, de tekeningen die ze voor je maakten, de woorden die ze op briefjes schreven. De herinneringen waarmee je achterblijft zullen uiteindelijk ook loslaten, als oud behang, en mettertijd zal het niet meer mogelijk zijn om antwoord te geven op de vraag of er op deze planeet aan de rand van dit perifere zonnestelsel ooit leven is geweest.
β
β
Johan Harstad (Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?)
β
Omdat ik nu eenmaal was wie ik ben, had ik al vroeg de heimelijke tactieken van het conformisme begrepen: hoe je een slis verhult, een al te uitgesproken tred corrigeert, je stem een paar tonen lager zet, zaken waarin ik me tijdens mijn puberteit wekenlang oefende op mijn kamer. Maar het was pas op mijn zeventiende dat ik, vrij frontaal, op een non-conformiteit stuitte waar ik me niet zomaar uit kon wurmen. Ik besefte toen, duidelijker dan ooit te voren, hoezeer de wereld me - nog voor ikzelf het begreep - in aangeboren tegenstelling had geplaatst. (P.15)
β
β
SeΓ‘n Hewitt (All Down Darkness Wide)
β
Omdat ik nu eenmaal was wie ik ben, had ik al vroeg de heimelijke tactieken van het conformisme begrepen: hoe je een slis verhult, een al te uitgesproken tred corrigeert, je stem een paar tonen lager zet, zaken waarin ik me tijdens mijn puberteit wekenlang oefende op mijn kamer. Maar het was pas op mijn zeventiende dat ik, vrij frontaal, op een non-conformiteit stuitte waar ik me niet zomaar uit kon wurmen. Ik besefte toen, duidelijker dan ooit te voren, hoezeer de wereld me - nog voor ikzelf het begreep - in aangeboren tegenstelling had geplaatst. (P15)
β
β
SeΓ‘n Hewitt (All Down Darkness Wide)
β
In het onderhavige geval vergiste zij zich; ik heb het knappe meisje met de sigaret nooit teruggezien, noch kunnen achterhalen wie zij was. (...) Maar ik ben haar niet vergeten. Het gebeurt me vaak dat ik, denkend aan haar, door een wild verlangen word overvallen. Maar dit telkens terugkeren van begeerte dwingt je te bekennen dat, als je die meisjes zou willen terugzien met hetzelfde genoegen, je ook zou moeten teruggaan naar het jaar dat inmiddels is gevolgd door tien andere, waarin het meisje is verwelkt. Je kunt iemand soms weer tegenkomen, maar niet de tijd opheffen. Dit alles totdat de onvoorziene dag aanbreekt, triest als een winternacht, waarop je niet meer naar dat meisje, noch naar enig ander meisje zoekt, waarop vinden je zelfs zou afschrikken. Want je bent, zo voel je, niet meer aantrekkelijk genoeg om te behagen, noch genoeg bij machte om te beminnen.
β
β
Marcel Proust (Sodom and Gomorrah)
β
Sophia schonk thee bij en zei: 'Weet u waar ik steeds aan moet denken sinds ik hier in uw winkel ben? Hoe het verleden steeds belangrijker wordt naarmate je ouder wordt. Ik ben nu vierenvijftig en heb het met mijn vriendinnen steeds vaker over vroeger. Over school, over de muziek die we luisterden, over jongens die we kenden, over leraren van toen. Ik heb vrouwen om mij heen die ik al mijn hele leven ken. Met hen deel ik zo veel herinneringen: aan studeren, werken, die dag dat je je man ontmoette, de relaties ervoor en soms erna. Hoe het was toen je kinderen klein waren. Zij zijn getuige geweest van mijn hele leven en steeds vaker zitten we samen om die verhalen op te halen. Maar met wie doe je dat wanneer je niemand kent die zelfs maar van een afstandje jouw leven heeft meegemaakt?
β
β
Marloes Kemming
β
Ik weet niet wie ik ben en het raakt me niet. Dit is mijn lichaam en er is niemand thuis.
β
β
Myrthe van der Meer
β
Ik ben een herinneraar, een ziener van het verleden, wie mij waarlijk afbeeldde zou dat moeten doen met ogen als stenen, blinde doppen als bij Griekse beelden, de blik naar binnen gericht. Ik ben een geboren terugschouwer; nergens komen mijn talenten zo tot hun recht als in het smeulende landschap dat is geweest.
β
β
Willem Brakman (De oorveeg)
β
Ik weet wie ik ben.
Ik weet wat ik zeg en wat ik niet kan zeggen.
Petra Cecilia Maria Hermans
23/24 September 2016
Babaji
β
β
Petra Hermans
β
Wegens omstandigheden ben ik verworden tot een leugenaar, een slotenbreekster, een lezeres van geheime documenten. Mijn situatie bepaalt wie ik ben, alleen en op drift - samen met Doug - op een zee van ellende, geleid door invloeden van buitenaf. Ik probeerde alleen mijn veilige plekje te beschermen. - Becca
β
β
Joshua Mowll (Operation Red Jericho (The Guild of Specialists, #1))
β
Ik ben niet warrig; ik ontwricht de chaos
Die doorgaans voor volmaakt doorgaat: ik weet,
Maar wie met inzicht blind zich meten wil,
Weeg af uw kansen en ontvang uw deel.
De hemelen beweeg ik.
β
β
Ramsey Nasr
β
Er is een ruim tweepersoonsbed dat mijn hele herinnering beslaat. Buiten, in de diepte, is het stil, op het geluid van een enkele passerende auto na. Een auto, zo laat nog, een veeg in de nacht.
Ik lig op mijn linkerzij, met mijn hand omklem ik de metalen rand. Ik druk mijn wang tegen het koele metaal. Wie op zijn linkerzij slaapt belast zijn hart, zegt mijn moeder.
Vanuit mijn positie aan de rand van het bed kijk ik recht de zwarte hemel in. De nacht is veraf en dichtbij. Het matras deint op en neer als een vlot op de oceaan.
Ik ben achttien, ik heb niets tegen de nacht. Maar dΓ©ze, terwijl ik er nog middenin ben, zou ik nu al uit mijn leven willen schrappen.
β
β
Tessa de Loo
β
Ik heb gewacht tot Walter het beu werd en wegging. Ik ben gebleven. Dat moest. Ik moest daar even kunnen zijn, helemaal godvergeten alleen, in die onwerkelijke zwarte nacht, weg van de wereld. Alsof eenzaamheid opeens een plek was geworden, waar een mens niet anders kan dan heftig denken aan wie wordt gemist. En ik denk aan Casper, en dat is met bijna huilen. Echt. Van groot geluk omdat hij bestaat Γ©n van diep verdriet omdat hij hier niet is. Ik weet het niet.
β
β
Griet Op de Beeck (Vele hemels boven de zevende)
β
Ik ben op mijn plaats in een wereld waar de dingen begin noch einde hebben, waar het nΓΊ onmiddellijk benut moet worden, waar een daad adelbrieven en geldbuidels vervangt, waar een man op het ogenblik zelf door zijn optreden moet bewijzen wie of wat hij is. De wereld van de soldaat te velde. Gisteren telt al niet meer mee, morgen is nog ongewis. Ik, die verleden noch toekomst heb in de gebruikelijke zin van die woorden, voelde mij nergens zo volledig, zo vrij, als op expeditie in Navarra en de DauphinΓ© en later in Lombardije en Pavia.
β
β
Hella S. Haasse
β
Alles is zo makkelijk zolang je in je eentje bent. Dan ben ik er alleen en mij kan het geen bal schelen hoe ik eruitzie of wat er binnen in mijn hoofd omgaat. Ik ben wie ik ben en dat ik okΓ©.
β
β
Oskar Kroon (VΓ€nta pΓ₯ vind)
β
En dieper dan de nacht'lijk
roode stad, in tocht en vuilnisch
der beschaving, op een smal perron
met betegelde muuren en reclameborden,
zoek ik de gelede kookers, de spooren
en mechanische zuuren van een helwitte
zwam: ondanks ontbuiging het geborgen
gevoel, als in een schoot. Maar wie
ben ik, dat ik hoopen kan. Dat ik
niet word zooals den Roltrap hier:
slechts bewegend door betreding, en
door beweging sneller eenzaam.
β
β
Tom Lanoye (De meeste gedichten)
β
En wat is een betere indicator van je identiteit dan wat andere mensen denken dat je bent, ik bedoel, ik ga ook alleen maar door met mezelf zijn als ik in het openbaar ben, het grootste deel van mijn tijd is het niet bij te houden wie ik nu weer ben.
β
β
Hannah van Binsbergen (Harpie)
β
En dan begint ze te huilen. Jawel, onze kroonprinses begint te huilen en natuurlijk ben ik degene bij wie ze dat doet. Ik, Jules Fester, gevoelsmens op-en-top. Ik word totaal niet ongemakkelijk van andermans emoties. Of van die van mezelf. Ja hoor, geen probleem. Dit beladen moment kan er nog prima bij vanavond.
β
β
Denise Marinus (Tot uw dienst)
β
Niemand heeft het recht om een prinses van Landover te vertellen met wie ze moet trouwen. Zelfs mijn ouders niet. En zeker jij niet. Ik zal trouwen wanneer ik zover ben en niet eerder, en ik kies mijn man zelf. Ik weiger met de Vors te trouwen. Sterker nog, als Thom iets overkomt, zal ik ervoor zorgen dat je hoofd op je eigen poort wordt gespietst tot er niets anders over is dan de botten.
β
β
Terry Brooks (A Princess of Landover (Magic Kingdom of Landover, #6))
β
Ik ga die functie krijgen. Hoe dan ook. Kijk uit wie je tegen je in het harnas jaagt, Constance. Ik ben geen Caro en geen Lidewij. Ruziemaken met mij is als ruziemaken met je ergste nachtmerrie: ik zal je kwellen totdat je geen oog meer dichtdoet, en zelfs dan ben je nog niet van me af.
Wacht maar.
β
β
Denise Marinus (Zoals u wenst)
β
Een brug naar vroegere tijden en tussen de mensen, zo heb ik boeken altijd gezien. Gesprekken met Julius Caesar, Plato, Dante Alighieri: wie of wat hij ook is, geen mens is alleen met een boek in zijn handen. Meer nog: hij heeft het beste gezelschap voor het uitkiezen.β De meester van Antwerpen* zweeg, om na te denken of om op adem te komen. βIn boeken ben ik mezelf kwijtgeraakt en kwam ik mezelf weer tegen. Ik heb ze verafschuwd en meer liefgehad dan de mensen; Ik heb ze gezien als het werk van God en dat van de duivel.β
* Plantin
β
β
Amineh Pakravan (De boekhandelaar van Amsterdam)
β
Mijn ouders waren er, de mens niet naar, om in te zien, wie ik werkelijk ben. Daartoe, zou ik zien.
β
β
Petra Hermans
β
Ik ben van plan een verhaal te schrijven, waarin een vent bezig is een verhaal te schrijven. En in het verhaal, dat die tweede vent schrijft is ook een vent bezig een verhaal te schrijven. En in het verhaal weer, dat die vent schrijft, is weer een vent bezig een verhaal te schrijven, en zo tot in het oneindige. En weet je nu wie die vent is, die het verhaal schrijft in het verhaal van de oneindigste vent? ... Ik.
β
β
Harry Mulisch (Archibald Strohalm)
β
Nederland erkent mij niet, voor wie ik ben en ik erken Nederland niet.
β
β
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
β
Volgens de traditie,' vervolgde ze, 'biedt de Tovenaar, in ruil voor de zeven jaar en een dag van zijn leven die de Leerling de Tovenaar schenkt, de Leerling iets aan.' Marcia wendde zich tot Jongen 412...
'Wat zou je graag van me willen hebben?' vroeg Marcia. 'Vraag me alles wat je wilt. Ik zal mijn best doen het je te geven... Alles wat je maar wilt,' zei Marcia zacht. 'Absoluut alles wat je wilt.'
Jongen 412 slikte. 'Ik wil graag weten wie ik ben,' zei hij zacht.
β
β
Angie Sage (Magyk (Septimus Heap, #1))
β
Met concurrentie is op zich niks verkeerd en competitie kan best leuk zijn. Het wordt een probleem als het hele leven in het teken van competitie komt te staan. Het idee dat concurrentie alleen maar ons professionele leven betreft en we thuis lekker kunnen relaxen klopt niet langer. Ik ben een product dat ik zelf aan de man moet brengen, in voortdurende competitie met andere producten in een omgeving die één grote markt geworden is. Omwille van die concurrentie moet ik mezelf aanprijzen en oppimpen, want enkel zichtbaar succes telt mee.
Voor wie doe je het eigenlijk? De boodschap is dat we ons de vraag moeten stellen wat een goed leven inhoudt, goed voor mij en goed voor de ander.
β
β
Paul Verhaeghe (Intimiteit)
β
s Morgens ben ik het liefst alleen, ik wil een paar uur voor mezelf. Later op de dag heb ik behoefte aan anderen. Een week teruggetrokken leven, in mijn eentje, doet mij erg veel deugd. Maar aan het einde van zo'n week kan ik meestal niet snel genoeg bij mijn geliefden zijn.
De wankeling tussen het verlangen om samen te vallen met de ander en te verdwijnen in hem of haar enerzijds, en het verlangen naar autonomie en dus naar scheiding van hem of haar anderzijds, zit ingebakken in wie wij zijn.
β
β
Paul Verhaeghe (Intimiteit)
β
Is een labyrint met een gids nog wel een labyrint? Wat zou mijn paniek geweest zijn als de oude gids er niet bij geweest was? Het meest essentiΓ«le aan een labyrint is de verwarrende, bedrieglijke keuze: ga ik rechts, ga ik links, ga ik door, ga ik terug? Daar hoort geen gids bij. Ik zie mijzelf zonder die man, ik begin vol goede moed maar kan bij de eerste tweesprong al falen, na vijf minuten weet ik niet meer wie ik ben, na een uur ben ik uitgeput, vind mijn sporen terug die ik dan ook weer verlies, na twee uur schreeuw ik tegen mijn eigen echo's, na een tijd weet ik niet meer of het in het daarbuiten, waar ik vroeger bij hoorde, nacht of dag is en wacht ik alleen nog maar tot die andere vergelijking, die met de dood, tot het grote, zwarte monster dat hier woont en dat mij opwacht, zich zal laten zien. Labyrint, nu weet ik dat dat iets is wat gesloten is, iets waarin de tijd tegen zijn eigen richting in kan lopen. Alweer een woord dat niet meer zomaar gebruikt kan worden.
β
β
Cees Nooteboom (Continent in beweging - Alle Zuid- en midden Amerikaanse reizen.)