β
Wat zou er trouwens veranderen als er op andere planeten ook mensen woonden? Ik heb nooit gehoord dat de Europeanen zich minder eenzaam voelden, toen Columbus ontdekte dat Amerika bestond en dat er daar ook mensen waren.
β
β
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
β
Wat is mijn kathedraal? Ik werk aan een kathedraal die ik niet ken en als hij voltooid is, zal ik er niet meer zijn en niemand zal weten dat ik eraan heb gewerkt.
β
β
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
β
Knorretje zei: "Als je begrijpt wat ik bedoel, Poeh" en Poeh zei: "Zo denk ik er ook over, Knor" en Knorretje zei: "Maar aan de andere kant, moet je wel bedenken" en Poeh zei: "Zo is het Knor, daar had ik even niet aan gedacht.
β
β
A.A. Milne
β
Want als je geen toekomst meer hebt, wat blijft er anders over dan dromen van het verleden.
β
β
Annejet van der Zijl
β
Hij [...] zei zachtjes tegen me: βHet geeft niks, hoor. Het maakt allemaal niks uit.β Dat zei hij altijd als het over de dood ging. Ik heb hem een keer gevraagd wat dan wel uitmaakt. 'De rest,β zei hij.
β
β
Toon Tellegen
β
Als iemand iets moois ziet, denkt hij dat het af is. Dat stelt hem tevreden. Hij kijkt niet verder. Hij gaat er niet mee aan de slag. Hij durft er niet aan te slijpen, zodat wij nooit zullen weten wat er allemaal nog onder de oppervlakte zit. Die hele onzichtbare rijkdom zal nooit worden aangeboord.
β
β
Arthur Japin (In Lucia's Eyes)
β
geef me nu eindelijk wat ik altijd al had
β
β
Herman de Coninck
β
Boeken zijn spiegels: je ziet slechts dat wat je zelf al in je draagt.
β
β
Carlos Ruiz ZafΓ³n
β
Dat is de tragiek van de liefde: je houdt van niets zoveel als van dat wat je mist.
β
β
Jonathan Safran Foer
β
Hij las niet over wat hij schreef, want als hij het zou overlezen zou hij het weggooien en dan had hij het net zo goed niet kunnen schrijven.
β
β
Toon Tellegen (Het vertrek van de mier)
β
Als ze iets moet onthouden vergeet ze het vaak, en wat ze wil vergeten onthoudt ze maar telkens.
β
β
Annet Schaap (Lampje)
β
Als je bent wat je doet, en je doet niets, wat ben je dan?
β
β
Philip Huff
β
We moesten geduld hebben, hield ik mezelf voor. We moesten geduld hebben en doorstaan wat op ons afkwam. Het had geen zin om weg te lopen voor de pijn, we konden nergens heen. En als het ons te veel werd, moesten we onzichtbaar zijn.
β
β
Murat Isik (Wees onzichtbaar)
β
Ik had heimwee naar die drie daar in het bed.
Onzin. We zaten nog met ons drieΓ«n in dat bed. Het was alleen al weg voor het weg was. En ik kon er niets over zeggen, geen van tweeΓ«n zou begrijpen dat ik heimwee had naar iets wat er nog was, ik begreep het zelf niet eens.
β
β
Peter van Gestel (Winterijs)
β
Waren er geen herinneringen als er geen woorden waren? Wat was er dan, buiten woorden? Er moest toch ΓΓ©ts zijn? Niet buiten woorden, maar erachter, aan de andere kant ervan.
β
β
Marianne Fredriksson (De kinderen van het paradijs)
β
Wat betekent dat, als een jongen zijn hand op je borst legt? Betekent het dat hij een geilneef is? Of was zijn hand gewoon moe?
β
β
Louise Rennison (Angus, Thongs and Full-Frontal Snogging (Confessions of Georgia Nicolson, #1))
β
Al wat je ooit zag of hoorde, al wat je dacht te weten, is niet meer dat, maar anders.
β
β
Hella S. Haasse (Sleuteloog)
β
Want dat is wat de priesters met hun Ene God en Ene Waarheid niet weten: dat er niet zoiets als een waar verhaal bestaat.
β
β
Marion Zimmer Bradley (Die Avalon Trilogie : The Mists of Avalon, The Forests of Avalon, The Lady of Avalon)
β
De bomen komen uit de grond
en uit hun stam de twijgen.
En iedereen vindt het heel gewoon
dat zij weer bladeren krijgen.
We zien ze vallen naar de grond
en dan opnieuw weer groeien.
Zo heeft de aarde ons geleerd
dat al wat sterft zal bloeien.
β
β
Toon Hermans
β
Dis nie net die dooies wat in jou inweek en deel van jou word nie: dis almal, elke enkele een met wie jy 'n entjie pad saamreis; elkeen gee af aan jou, jy aan hulle. Nooit is dit net jy en jy alleen nie. Nooit gebeur iets net NOU nie. Altyd sleep dit slierte saam. Altyd suig dit by voorbaat al die toekoms in.
β
β
AndrΓ© Brink
β
Twee verkleurde spijkerbroeken, een te wijde trui. RucanorΒgympen die tien jaar geleden al uit de mode waren. Wat zou er eerder zijn geweest, het verval van de kleren of van de lichamen?
β
β
Thomas Heerma van Voss (Condities)
β
Maar opeens kwam de zon te voorschijn en de nevels trokken op. De vogels in het bos begonnen te zingen en alles wat treurig en naar was verdween als bij toverslag, en het gevaarlijke leek niet zo gevaarlijk meer. Ik werd weer warm. De zonnestralen gaven al warmte. Het was allemaal veel minder erg, ja bijna goed.
β
β
Astrid Lindgren (The Brothers Lionheart)
β
Ik wil geen aanbidders, maar vrienden, geen bewonderaars voor een vleiend lachje maar voor optreden en karakter. Ik weet heel goed dat dan de kring om me heen veel kleiner zou zijn. Maar wat hindert dat als ik nog maar een paar mensen, oprechte mensen, overhoud?
β
β
Anne Frank (The Diary of a Young Girl)
β
Hierdoor duurde het even voor ik doorzag wat de Hollanders zelf allang wisten, dat tolerantie iets anders is dan acceptatie, ja eerder het tegenovergestelde, en dat zulke verdraagzaamheid tegelijk een slim middel tot onderdrukking is. Iemand die je als gelijke aanneemt, omarm je onvoorwaardelijk, voor eens en altijd. Maar door iemand te laten weten dat je hem verdraagt, suggereer je in dezelfde adem dat hij eigenlijk een last is, als een zeurende pijn of een onaangename stank waarover je bereid bent tijdelijk heen te stappen. Onder tolerantie schuilt een dreiging: de stemming kan ieder moment omslaan. Eenmaal in kaart gebracht wordt ieder individu geacht keurig op zijn plek te blijven met een goed leesbaar etiket, als vergiften in een apothekerskast.
β
β
Arthur Japin (In Lucia's Eyes)
β
Hij hield van Latijnse zinnen omdat ze de rust in zich borgen van alles wat verleden tijd was geworden. Omdat die zinnen je niet dwongen er iets over te zeggen. Omdat ze taal waren die aan al het gepraat voorbij was.
β
β
Pascal Mercier (Night Train to Lisbon)
β
Al die gore eenzaamheid en dat hunkerend weer rechtop krabbelen. Dat razen en dat stilvallen. Dat voelen en verdwalen. Dat vinden en dan toch maar weer opnieuw gaan zoeken. Dat verlangen zonder goed te weten wat daarmee te moeten. Dat evengoed er keihard mee kunnen lachen. Uw kunst is geestig, soms, en om te janken zo triest, op andere momenten - en af en toe op dezelfde.
β
β
Griet Op de Beeck (Vele hemels boven de zevende)
β
Wat is dat toch aan een mens dat het idee dat alles eindig is en uiteindelijk toch zal verzinken in anderhalve kuub aarde hem niet bij voorbaat moedeloos maakt een kort na zijn geboorte al bij de pakken neer doet zitten? β‘Japin
β
β
Arthur Japin (De man van je leven)
β
...en ik hou van jou geloof ik en ik weet het trouwens zeker maar wat ben ik blij dat jij al een beminde hebt want alles is hier al en ik hou zo van verlangen en ik hou zo van alleen zijn en ik hou zo van het denken dat het zou kunnen als het kon
β
β
Tjitske Jansen
β
Ik heb soms het gevoel dat ik al jaren mezelf loop te spΓ©len, alsof de rol die ik ooit heb gekozen met mij aan de haal is gegaan.
β
β
Griet Op de Beeck (Het beste wat we hebben)
β
Juist omdat het leven kort is, moet je het even moeilijk durven laten zijn, als dat nodig blijkt.
β
β
Griet Op de Beeck (Het beste wat we hebben)
β
Skoonheid is iets wonderliks en vreemds wat die kunstenaar al worstelend uit die chaos van die wereld haal.
β
β
W. Somerset Maugham
β
Antropocentrisme: de mens staat bovenaan in de evolutie, we zijn een geschikte maatstaf om het leven van andere dieren tegen af te zetten en de rechtmatige bezitter van al wat leeft.
β
β
Jonathan Safran Foer (Eating Animals)
β
Ik kwam er achter dat ik er mijn hele leven heus niet naar had verlang om te leven - als wat anderen doen tenminste leven genoemd kan worden - maar wel om mezelf te kunnen uitdrukken.
β
β
Henry Miller
β
Het was zo moeilijk te geloven, ook al wist je het al eeuwen, dat ouders niet alleen niet waren wie ze moesten zijn, maar dat ook nooit zouden worden, zelfs niet heel even, niet één moment in één gesprek.
β
β
Griet Op de Beeck (Het beste wat we hebben)
β
Het waren de nachten, lodig en lang, die haar een illusie in de weg stonden. Steeds kramakkelachtiger hield dat huis zichzelf nog recht, en ze wist dat het nog spannend zou worden wie er het eerst aan renovatie toe zou zijn, zij of het huis. In bed luisterde ze naar alles wat zich aan de wind gewonnen gaf, een dakpan, een bloempot die met zich liet sollen in de tuin. Maar ook zonder wind; het huis kraakte, als deed het dat uit eigen beweging zoals mensen soms hun vingers kraken, om de gewrichten even los te maken.
β
β
Dimitri Verhulst
β
Als we op een dag een levensvorm tegenkomen die machtiger en intelligenter is dan wij zelf, en die soort zou ons zien zoals wij vissen zien, wat zouden we dan als argument aanvoeren om niet te worden opgegeten?
β
β
Jonathan Safran Foer (Eating Animals)
β
Hoe voel je je?β βAls een schip,β zeg ik, βeen schip, een zeilschip dat in een windstilte is terechtgekomen. En dan plotseling is er even weer wat wind vaar ik weer. Dan heeft de wereld weer vat op me en kan ik weer meebewegen.
β
β
J. Bernlef (Hersenschimmen)
β
Het doel van de straf mag zeker niet zijn de wraak, het doel van de straf moet zijn, om je medemens, want ook een misdadiger is een medemens, om die door wat je hem aandoet, dus de straf die je hem geeft, als het kan beter te maken.
β
β
Max Moszkowicz
β
Zonder het geheugen heeft het leven geen lijn, geen logica, geen ontwikkeling. Zonder geheugen is alles als los zand.
β
β
Mark Mieras (Ben ik dat?: wat hersenonderzoek vertelt over onszelf)
β
Misschien snijdt eenzaamheid als je bij mensen bent dieper dan alleen zijn waar geen misverstand over bestaat, (...).
β
β
Griet Op de Beeck (Het beste wat we hebben)
β
Al wat ik verlang van een boek is dat het mij op een gedegen manier bezighoudt en vermaakt; en voor zover ik studeer ben ik er alleen maar op uit de kennis over mijzelf te verdiepen en te leren hoe ik op de juiste wijze moet leven en sterven.
β
β
Michel de Montaigne (De essays (Dutch Edition))
β
Ze zeggen dat rouw even diep is als liefde was. Sommige dagen kom ik tot het inzicht dat ik geluk heb gehad omdat ik Maria zo lang naast me heb gehad en op andere dagen stel ik vast dat als ik haar niet zo lang naast me had gehad het niet zo moeilijk zou zijn om haar te missen. Elke dag moet ik beslissen of ik dankbaar ben of eenzaam. Maar ik wil haar verdomme gewoon terug zien. Dat is wat ik wil.
β
β
Ish Ait Hamou (Het moois dat we delen)
β
Liefde, wat is liefde? Ik geloof dat liefde iets is wat eigenlijk geen woorden kan hebben. Liefde is iemand begrijpen, van iemand houden, geluk en ongeluk met hem delen. En daarbij hoort en den duur ook de lichamelijke liefde, je hebt wat gedeeld, iets weggegeven en iets ontvangen en of je dan getrouwd ongetrouwd bent, of een kind krijgt of niet. Of je eer weg is of niet, dat komt er allemaal niet op aan, als je maar weet dat er voor je hele verdere leven iemand naast je staat, die je begrijpt en die je met niemand hoeft te delen.
β
β
Anne Frank (The Diary of a Young Girl)
β
Scheppend kunstenaar, dat valt niet mede. Ik sprak heel vroeger wel eens vader Klatser die aan een betere samenleving bouwt, als hij nog niet in zijn hese geschreeuw gestikt is, tenminste. Hij zei een keer tegen me: 'Weet jij, wat of heel moeilijk is om te schilderen?' 'Nee?' 'Een s-s-s-sneeuwlandschap. En weet je wat of ook heel erg moeilijk is om te schilderen? Een z-z-z-zonsondergang.' (Hij stotterde ook nog) 'En weet je, wat ik nou aan het schilderen ben?' (Sprakeloze stilte) 'Een z-z-z-zonsondergang in een s-s-s-sneeuwlandschap.
β
β
Gerard Reve (De taal der liefde)
β
Ik denk dat ieder mens twee levens leidt, een vanbinnen en een vanbuiten. Subject en object. Het leven vanbinnen is het ware, het echte. Ik denk dat de mensen mooi worden als hun binnenleven doorschijnt naar buiten, als ze niet nadenken wat voor indruk ze maken, als ze vergeten toneel te spelen. Dat denk ik. Er zijn ook mensen bij wie het precies andersom is, die alleen maar buitenkant zijn, die alleen een leeg omhulsel zijn, die voortdurend moeten weten wat voor indruk ze maken, die leven om gezien te worden. Mensen die een houding aannemen. Triest. Dat soort mensen zijn net pingpongballetjes, een harde buitenkant en leeg van binnen. Niets te vinden. Totaal oninteressant.
β
β
Per Nilsson
β
Zal je? Zonder dat ze uitgesproken wordt, is deze vraag er altijd
Omdat we weten dat het leven ongenadig is, van nature gierig.
Zo makkelijk is het te vernielen. Het is zo verleidelijk
Iets dood te laten bloeden, alleen maar omdat het er is;
Meer hebben we blijkbaar niet nodig, dat onderscheidt
Ons van de dieren. Maar soms, 's zomers liggen we te wijzen
Naar de sterren, naar iets wat even onbegrijpelijk is als tijd,
Als de onmogelijkheid zelf van de sterren, of als het simpele feit
Dat jij en ik op die bepaalde dag toevallig dezelfde richting uitkeken.
Dat niemand onze hoofden leidden, zoals niemand onze armen nu omhoog-
Duwt. Maar het is niet naar de sterren dat we wijzen, het is niet de val
Die we voelen, hoewel van angst verstrengelen onder de denken.
Ondanks het besef dat we voorlopig worden gedoogd
Door de dingen zelf, antwoordt jouw lichaam al voor mij. Ja, ik zal.
β
β
Peter Verhelst (Nieuwe sterrenbeelden)
β
En in de lente van 1979 besloot ik in al die drukte in de wereld te verdwijnen, nummer twee te worden, iemand die nuttig wilde zijn in plaats van op te vallen, die deed wat hem gevraagd werd. Maar dat is uiteraard een gedachte achteraf, dat het toen begon, een poging het beginpunt van een leven vast te pinnen. Alleen in de fictie, in films en romans kun je het exacte tijdstip van een verandering vaststellen. In de werkelijkheid komt de keuze geleidelijk, de gedachte ontwikkelt zich stukje bij beetje en misschien was het pas ergens in de brugklas dat ik actief besloot om onzichtbaar te zijn.
β
β
Johan Harstad (Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?)
β
Is Oeroeg minder dan wij' stootte ik uit. 'Is hij anders?'
'Ben je belazerd,' zei Gerard kalm, zonder de pijp uit zijn mond te nemen. 'Wie zegt dat?' Ik bracht, niet zonder moeite, mijn gewaarwoordingen van die middag onder woorden.
'Een panter is anders dan een aap,' zei Gerard, na een pauze, 'maar is een van de twee minder dan de ander? Dan vind je een idiote vraag, en je hebt gelijk. Blijf dat nou net zo idioot vinden, als het mensen betreft. Anders zijn - dat is gewoon. Iedereen is anders dan een ander. Ik ben ook anders dan jij. Maar minder of meer zijn door de kleur van je gezicht of door wat je vader is- dat is nonsens. Oeroeg is immers je vriend? Als hij zo is dat hij je vriend kan zijn- hoe kan hij dan ooit minder zijn dan jij, of een ander?
β
β
Hella S. Haasse (Oeroeg)
β
In't Frans bestaat zo'n uitdrukking: l'esprit d'escalier. De geest van de trap. Volgens mij hebben wij daar niet eens echt 'n goed woord voor.
'T betekent... Nou ja, alles wat je had kunnen zeggen, maar pas bedenkt als je alweer weg bent.
Al die bijdehante dingen die je toen eigenlijk had willen zeggen.
β
β
Neil Gaiman (Death: The High Cost of Living)
β
Ik ben niet treurig. Ik heb alleen groot medelijden met de andere mensen die zo ver bij mij vandaan zijn en al had ik een radiozender tot mijn beschikking, het zou geen nut hebben hun te zeggen wat ik denk. Ik kan hen niet begrijpen en zij mij evenmin. De gekste sprookjes zijn niet uit hun hersens weg te branden, varianten op domme grootheidswanen, uitgebroed toen hun voorouders nog in holen woonden en niet beter wisten of de hele kosmos was niet groter dan hun hol. En als ze er niet aan geloven, dan hopen ze toch wel spirituele openbaringen te kunnen putten uit materiΓ«le nonsens. Want, zeggen ze, wij kunnen zo alleen niet verder leven, wij hebben behoefte aan troost. (Leef ik soms niet verder? Wie troost mij?)
Daarvoor laten ze de pausen in paleizen wonen en de Aga Khan diamanten eten. Aan de miljoenen die uit naam van hun troostende leugens mishandeld worden, aan de absurde wetten die er zelfs in de beschaafdste landen op zijn gebaseerd, denken zij nooit, want zij willen in slaap gesust worden met sprookjes en hoe meer bloed ervoor vergoten wordt, hoe beter zij erin kunnen geloven. Want bloed is het enige waarover ze beschikken en het enige onomstotelijke existentiΓ«le feit is hun onverzadelijke bloeddorst.
β
β
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
β
Wij hebben het nu over jou. Vergeet niet, ik ben notaris geweest. Ik maak die dingen altijd af. Wat wil jij worden?'
'Ik weet het niet.'
Hij begreep dat dat geen goed antwoord was, maar het was het enige, zelfs als iemand graag altijd alles afmaakte. Hij had geen flauw idee. Eigenlijk wist hij zeker dat hij nooit iets wou, maar ook nooit iets zΓ³ΓΊ worden. De wereld was al boordevol met mensen die iets waren, en de meesten waren er duidelijk niet gelukkig mee.
β
β
Cees Nooteboom (Rituals)
β
Zoeken naar het ware wil niet zeggen zoeken naar het wenselijke. Als men zich, om de angstige vraag:'Wat zou dan het leven zijn?' te ontgaan, net als een ezel met de rozen van de illusie moet voeden, dan zal de absurde geest, in plaats van in de leugen te berusten, er de voorkeur aan geven, zonder te sidderen.
β
β
Albert Camus (The Myth of Sisyphus)
β
Niet hoe je was, hoe je op je ellebogen achterover leunend, zo bleek was je,
hoe we keken - niet vergeten,
niet het zich zuchtend openvouwen - nooit vergeten,
niet hoe het had kunnen zijn, hoe we hadden willen zijn.
Wat van ons verloren is gegaan.
Wie van ons verloren ging.
Laten we elkaar zo herinneren
voor de herinneringen dingen met ons doen:
een dunne lijn rood, gloeiend in de avondlucht,
hoe we, op onze ellebogen achterover leunend, naar elkaar keken,
een fonkeling in het wachten, een nauwelijks hoorbare zucht.
Wit
oplossend als suiker
in het vallende duister.
De echo van je zucht.
De echo van de echo van je zucht.
β
β
Peter Verhelst (Wij totale vlam)
β
Ge weet toch wat mensen als ze gaan sterven het meest betreuren? De dingen die ze onuitgesproken hebben gelaten, de keuzes die ze niet hebben gemaakt, de mooie kansen die ze zichzelf hebben ontzegd, de foute constructies die ze in stand hebben gehouden, meestal omdat ze bang waren en dat niet eens durfden te onderkennen.
β
β
Griet Op de Beeck (Gezien de feiten)
β
Het zal nog jaren duren voordat ik oor krijg voor die wijsheid van het lichaam, dat me met een hardnekkige trouw laat weten dat het er is en dat me herhaaldelijk iets probeert te vertellen waar ik wat aan zou kunnen hebben, als ik het maar versta.
Maar ik verstond het niet, nog niet. Het kostte me moeite mezelf te koppelen aan mijn eigen vlees en bloed. Voor de boodschappen van mijn huid, hart en hersenen, van mijn lever, darmen, nieren en van die jammerende, zeurende organen in mijn vrouwenbekken, was ik stokdoof.
β
β
Connie Palmen (De vriendschap)
β
We weten altijd meer dan we onder ogen durven zien, dat werd nog maar eens bewezen. En er bestaat niet zoiets als vergeten. Dat waarnaar niet wordt gekeken, verschuilt zich in de schemerzone waar keuzes worden aangestuurd en verdriet zich niet weg laat wuiven.
β
β
Griet Op de Beeck (Het beste wat we hebben)
β
De maan heeft onze wereld langer dan wie ook gadegeslagen en van heel dichtbij. Alles wat er ooit op deze aarde is gebeurd, alle handelingen die er zijn verricht heeft de maan waarschijnlijk gezien. Maar hij houdt er zijn mond over dicht. Koud en correct als altijd draagt hij dat zware verleden met zich mee. Op de maan is geen lucht en ook geen wind. Een vacuΓΌm leent zich er uitstekend toe herinneringen onbeschadigd te bewaren. Niemand is in staat om het hart van de maan te verzachten. Aomame pakte haar glas en dronk de maan toe.
β
β
Haruki Murakami (1Q84 Book 1 (1Q84, #1))
β
De rede is van ons bewustzijn maar de buitenkant. Daaronder zit het gevoel. Vanbinnen, waar niemand ons kan zien, durven wij er feilloos op te vertrouwen. Daar weten wij alles zonder woorden. Als wij nooit naar buiten hoefden te treden zouden we geen moment aan onze intuΓ―tie twijfelen. Maar we gaan uit en willen de anderen ook ons innerlijk keurig presenteren. Dus kammen we onze gedachten uit en trekken ze recht. Herinner jij je dan niet dat je als kind instinctief aanvoelde hoe mensen in elkaar zaten, bij wie je het goede kon vinden en wie voor jou gevaarlijk was, wat je moest doen om gevoed te worden, te overleven en liefde te vinden? Ik geloof dat veel van de kennis waarnaar wij op zoek zijn, een antwoord op alle belangrijke vragen, al vanaf onze geboorte in ons aanwezig is en dat wij alleen maar zijn vergeten hoe we die moeten aanboren. Sterker, van het meeste zijn we vergeten dat het bestaat (β¦). Al die intuΓ―tieve kennis, die op zijn sterkst is bij onze geboorte, wanneer wij haar het hardst nodig hebben omdat ons nog geen andere middelen ter beschikking staan om te overleven, en die minder wordt naarmate wij leren te denken in plaats van te voelen, dat instinctieve weten is niet vergaan. Het ligt alleen bedolven onder de lawine aan argumenten en redeneringen die wij tegenwoordig nodig hebben om onze wereld voor onszelf begrijpelijk te maken. Af en toe, een enkele keer in een droom, in een moment van verstrooiing vinden we er misschien ineens iets van terug. Inspiratie zal een kunstenaar het noemen, voor iemand die gelooft is het een openbaring. Maar voor ons, die rationeel proberen te denken? Misschien zouden wij het een inval noemen, een moment van verlichting waarin je ineens de oplossing ziet van een vraagstuk dat je nog niet eens had geformuleerd.
β
β
Arthur Japin (In Lucia's Eyes)
β
Als je een goed boek leest, ontsnap je niet aan het leven, je stort je er juist dieper in. Er kan sprake zijn van een oppervlakkige ontsnapping β in verschillende landen, mores, spraakpatronen β maar wat je in wezen doet is je begrip versterken van de subtiliteiten, paradoxen, vreugde, pijn en waarheden van het leven. Leven en lezen zijn geen onderscheiden maar symbiotische waarden.
β
β
Julian Barnes (Through the Window: Seventeen Essays (and One Short Story))
β
Op een uniek moment in de geschiedenis en op een unieke plek op aarde lees jij deze zin. Misschien dat je deze woorden later nog eens zult zien en de kans is aanwezig dat dit op dezelfde plek zal gebeuren als waar je je nu bevindt (in je bed, je leeskamer, je vaste treincoupΓ©, je lekkere stoel), maar het is een natuurkundige onmogelijkheid dat je mijn voorgaande zin op hetzelfde moment zult herlezen. Wat er thans gebeurt tussen ons, tussen deze zin en jouw aandacht, dit, hier, nu, is uniek, eenmalig en onherhaalbaar. Dit is iets tussen ons, vriend, en het was voorbij eer we er erg in hadden.
β
β
Ronald Giphart (IJsland)
β
Natuurlijk heb ik er in de loop van de jaren vaak over nagedacht: wat het betekende te leven, te ademen, te bewegen. Over het bewustzijn dat in me geplant was, en wel uitgerekend in mij. Over het wonder van de bezieling.
Maar ook voor de onverbeterlijke bespiegelaar geldt dat hij het leven doorgaans als iets vertrouwds en vanzelfsprekends beschouwt. Je kunt niet over elke ademtocht nadenken, want dan stik je.
β
β
A.F.Th. van der Heijden
β
Vannacht heb ik een zoen begraven.
Hij lag dertien maanden tussen ons in
en jij had al een paar keer gevraagd:
wat ligt daar nou toch steeds.
Toen je eindelijk sliep, drukte ik
de zoen met mijn lippen in een doosje
vol watten en liep naar de tuin. Daar
groef ik een graf van twee monden diep
onder de beuk. De duizend zoenen
die volgend jaar rood en zoet uit de takken
komen waaien, zijn allemaal voor jou.
β
β
Ingmar Heytze
β
Misschien is intensiteit belangrijker dan geluk, loop ik dezer dagen te denken. (...) Ik denk dat ik altijd te veel schrik heb gehad van vervelende emoties.
Als ge u daar almaar tegen loopt te beschermen, dan mist ge ook alle goeie, mooie dingen, alle echte dingen. Eigenlijk is dat emotionele oppervlakkigheid.
β
β
Griet Op de Beeck (Het beste wat we hebben)
β
Het spreekwoord luidt: een Vlaming wordt geboren met een baksteen in de maag. Ik voeg daar altijd aan toe: en met een gazon in zijn hoofd. De millimetrering van de geest is schrikbarend. Alles wat boven het niveau van de doorsnee haag dreigt uit te steken, dat moet genivelleerd worden. In Vlaanderen is het een compliment als men van je zegt dat je een makkelijke jongen bent. Of een propere jongen. Dat betekent dan waarschijnlijk dat je niet op het tapijt plast en de wilskracht hebt van een dweil. Je mag vooral de scherpe kantjes van je persoonlijkheid niet laten zien, dan ben je meteen een moeilijke jongen of een arrogante klootzak. Het is allemaal heel parochiaal. Soms wordt het gedoogd. Als schrijvers wel zeggen waar het op staat, wordt direct gezegd: βAh ja, daβs een kunstenaar.β En daarmee is het meteen geneutraliseerd.
β
β
Erwin Mortier
β
Wat weten Amerikanen eigenlijk van moraal? Ze willen niet dat hun president een penis heeft, maar het doet hen niets als hun president stiekem hulp voor Nicaraguaanse rebellen organiseert nadat het Congres dat heeft verboden; ze willen niet dat hun president zijn vrouw bedriegt, maar het kan hen niets schelen als hun president het Congres bedondert - als hij liegt tegen het volk en de grondwet van het volk schendt.
β
β
John Irving (A Prayer for Owen Meany)
β
Ik wil branden in het vuur van mijn gevoelens. Ik wil alles, want alleen als ik alles heb weet ik dat ik iets ben. Ik wil meegevoerd worden om de zinloosheid van mijn bestaan te vergeten en ik wil de ander vervoering, onderdompeling en overgave geven en laten ondergaan om duidelijk te maken dat er niets is buiten mij, dat ik de kern van haar bestaan ben, dat het nergens beter is en dat ik alles verdien wat zij kan geven.
β
β
Marcel MΓΆring (Eden)
β
Er zit een geheim in alles wat je ziet en zelfs als je dat geheim oplost blijft er het geheim van je vermogen om het te zien en op te lossen. Denk ook vooral niet dat ik met open mond van verbazing door de wetenschap gezworven heb, slechts gedreven door nieuwsgierigheid. Noodzaak, mislukking, geld of gemakzucht hebben me vaak een andere kant op geleid maar altijd weer naar de ontdekking van de natuurlijke schoonheid in elk mens en elk levend wezen. Je kunt zowel schoonheid horen in het gepiep van ratten als in het gepiep van autobanden, net zo goed als je schoonheid kunt zien in de vorm van onbegrijpelijke wolken en bergen en meren en in de geest van kinderen.
β
β
Leo Vroman (Warm, rood, nat en lief)
β
De vraag was hoe je iemands wens om met rust gelaten te worden negeerde, zelfs als je daarmee de vriendschap in gevaar bracht. Het was een geniepige paradox: hoe kun je iemand helpen die niet geholpen wil worden, terwijl je beseft dat je geen echte vriend bent als je nΓet probeert te helpen? Praat tegen me, zou hij af en toe wel tegen Jude willen schreeuwen. Vertel me iets. Vertel me wat ik moet doen om je zover te krijgen dat je tegen me gaat praten.
β
β
Hanya Yanagihara (A Little Life)
β
De tweeling is zestien,β zei EsmΓ©e. βDie vinden dit heel naar. Toch denk ik niet dat ze hem missen. Hij was er toch bijna nooit. En als hij er was, dan had hij alleen maar kritiek. Hij wil natuurlijk dat ze vwo doen, maar dat zit er echt niet in. Dat kan hij niet accepteren. Als hij nu iets over hun schoolprestaties zegt, dan roepen ze: βWat zeur je nou, pap! Jij gaat vreemd, terwijl wij alleen maar op de havo zitten. Ga lekker gauw terug naar je vriendin!
β
β
Martje van der Brug (Havo is geen optie)
β
Alles bestaat maar en gaat maar door, op iedere zomer volgt een nieuwe zomer, op iedere nacht een dag en weer een nacht, bloemen zijn nauwelijks uitgebloeid en uit de zaden groeien alweer nieuwe, ieder mens krijgt een kind en dat krijgt weer een kind en dat op zijn beurt ook weer een kind, het maakt niet uit wat jou overkomt, want er is in jouw plaats altijd een ander, even goedgelovig en vermeend bijzonder en vervangbaar als jij, en die hele aardse tredmolen draait zo maar door, tot in de eeuwigheid der eeuwigheden.
Het laat hem niet meer los, dat gevoel van verdovende herhaling tot in het oneindige. Hij valt in slaap, het is er βs ochtends nog steeds en de dagen en de nachten daarna. Er is niets om voor wakker te worden, om voor op te staan. Het is alsof hij uitgeput tegen een muur wil leunen, en telkens als hij een stap in zijn richting doet, wijkt de muur terug. Eindelijk begrijpt hij waarom Eliza May bij haar volle verstand voor de naam Emery en de vloek koos. Het was geen keuze voor de dood, het was een keuze juist voor het leven, hartstochtelijk en kort. Alles verliest zijn waarde als het er altijd is, alsof je langzaamaan blind wordt.
β
β
Anjet Daanje (Het lied van ooievaar en dromedaris)
β
Als het niets meer kan schelen wat anderen denken, verliezen we ons vermogen tot verbinding. Maar als we onszelf laten bepalen door wat anderen denken, verliezen we de moed om ons kwetsbaar op te stellen. De oplossing is om heel duidelijk voor ogen te krijgen wiens mening voor jou echt telt. Het moeten de mensen zijn die niet van je houden Γ³ndanks je onvolmaaktheden en kwetsbaarheden, maar Γ³m je onvolmaaktheden en kwetsbaarheden. Als je op je gezicht ligt in de arena, zijn dat de mensen die je overeind zullen helpen en zullen bevestigen dat de val echt klote was, en je er vervolgens aan herinneren dat je dapper bent geweest en dat zij er ook de volgende keer zullen zijn om het zand van je af te kloppen. Neem ook mensen op die dapper genoeg zijn om te zeggen: βDaar ben ik het niet mee eens,β of: βIk denk dat je ernaast zit,β en die je vragen zullen stellen als ze je dingen zien doen die indruisen tegen je waarden en normen.
β
β
BrenΓ© Brown (Rising Strong: The Reckoning. The Rumble. The Revolution)
β
Wat gebeurt er met alle mannelijke kuikens van legkippen? Als de mens ze niet heeft aangepast voor de vleesproductie en de natuur ze overduidelijk niet heeft gemaakt om eieren te leggen, welke functie hebben ze dan? Ze hebben geen functie. Daarom worden alle haantjes - de helft van alle legkippen die ter wereld komen; meer dan 250 miljoen kuikens per jaar - vernietigd. De meeste haantjes worden vernietigd door ze via een buizenstelsel naar een elektrocuteerplaat te zuigen.
β
β
Jonathan Safran Foer (Eating Animals)
β
De rust waarvan ik in een bibliotheek zo geniet bestaat niet alleen uit stilte. Al dat papier dempt ieder geluid, maar ook het ruisen van mijn gedachten. Hun ongedurigheid vindt troost in de overmacht aan kennis langs de wanden. Die is zoveel groter dan ooit in mijn hoofd zal passen. Dat kalmeert me en herinnert mij eraan dat ik niet per se alles hoef te weten en begrijpen. Zoveel is al opgeschreven en ik heb het allemaal binnen handbereik. Daar hoef ik mij dus niet meer mee bezig te houden. Zelfs al zal ik nooit meer dan een fractie van al die feiten tot mij kunnen nemen, ze zijn er, het staat er, de wereld is gerubriceerd, en als ik er eens nodig iets uit moet begrijpen kan ik het opslaan. Als de werkelijkheid zo onder controle en verifieerbaar is, kan ik haar makkelijker loslaten. Misschien is dit wel het nut van al die schrijvers, dat zij vastleggen wat buiten mij is zodat ik mij, zolang ik me met hen omring, kan wijden aan wat in mij leeft.
β
β
Arthur Japin (Een schitterend gebrek)
β
Je zult nu nog niet begrijpen wat ik bedoel, maar op een dag wel: de enige truc voor vriendschap is volgens mij dat je mensen uitzoekt die beter zijn dan jij β niet slimmer of populairder, maar aardiger, guller en vergevingsgezinder β en dat je die waardeert om wat je van ze kunt leren, dat je je best doet naar ze te luisteren als ze je iets over jezelf vertellen, hoe slecht β of goed β het ook is, en dat je ze vertrouwt, wat het allermoeilijkste is. Maar ook het allermooiste.
β
β
Hanya Yanagihara (A Little Life)
β
Het zou allemaal veel makkelijker zijn als ik een doel had, wat denk jij? Een vraagje: heb jij wΓ©l een doel in je leven?'
Albrecht dacht na. Had hij in deze verwarrende tijd al zijn eigen plaats gevonden, had hij, jong en gezond als hij was, een helder doel voor ogen? Nee, hij liep maar wat rond en dacht hoogstens aan de volgende dag, hoe hij geld kon verdienen en kon leven en niemand tot last was, meer niet, iets groots zag hij niet gebeuren. Hij stond hoogstens af en toe stil in zijn gejaagde leventje om even op adem te komen, dan maakte hij zich los uit zijn dagelijkse routine en was hij een paar dagen tot niets meer in staat en lag hij als een dode op bed, ongestoord. Dat duurde maar kort en dan was hij weer de oude.
β
β
Hans Keilson (Life Goes On)
β
Dit Oostenrijks-Hongaarse staatsgevoel was een zo zonderling geconstrueerd iets dat het welhaast vergeefs moet lijken om het iemand uit te leggen die het niet zelf heeft meegemaakt. Het bestond bijvoorbeeld niet uit een Oostenrijks en een Hongaars deel, die elkaar, zoals men zou kunnen denken, aanvulden, maar het bestond uit een geheel en een deel, namelijk uit het Hongaars en het Oostenrijks-Hongaars staatsgevoel, en dit tweede was thuis in Oostenrijk, waardoor het Oostenrijkse staatsgevoel eigenlijk vaderlandsloos was. De Oostenrijker wam alleen in Hongarije voor, en daar als aversie; thuis noemde hij zich onderdaan van de in de Rijksraad vertegenwoordigde koninkrijken en landen der Oostenrijks-Hongaarse monarchie, wat neerkomt op een Oostenrijker plus een Hongaar minus deze Hongaar, en dat deed hij beslist niet uit enthousiasme, maar omwille van een idee dat hem tegenstond, want hij kon de Hongaren even weinig luchten als de Hongaren hem, waardoor het verband nog ingewikkelder werd.
β
β
Robert Musil (Der Mann ohne Eigenschaften: Erstes Buch (German Edition))
β
Ach heer, twee-, drieduizend jaar geleden bestond er helemaal geen scheikunde en toch vonden de mensen de dingen die ze toen deden ook al vreselijk belangrijk. En nooit stond er iemand op, die zei: Alles goed en wel, maar ik wou maar dat ik wist hoe ik N-Ethyl-8-hydroxytetrahydrochloropheenhydrochloride moest samenstellen. Dat kon helemaal niet worden gezegd. Zelfs met je mond kon je toen niet... niet over de materie praten... ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen... maar ze wisten feitelijk nog helemaal niet wat materia was en eigenlijk was alles wat erover werd gezegd, onzin. En toch leefden ze. Toch maakten ze geschiedenis. Een ze gaven elkaar lauwerkransen. En ze bezongen elkaar in heldendichten."
"Maar ze deden een hoop domme dingen."
"Wij niet dan?
β
β
Willem Frederik Hermans (Onder professoren)
β
Kunst kent geen compromissen. Kunst moet. En als je niet moet, als je twijfelt, bijvoorbeeld omdat er weinig respons is: onmiddelijk stoppen met die flauwekul. Je moet, als het goed is, van jezelf. Van niemand anders.
Je kunt met kunst niet schipperen. Het is alles of niets. Leuk is anders, maar je wou toch zo graag?
Je moet net zo lang doorgaan tot ze om je producten komen smeken. En als dat niet het geval is, nou, dan maar niet. Jij moest zo nodig, je hebt in je leven gedaan wat je wou, wat wil je nog meer.
β
β
Armando (Berlijn)
β
Den uitvreter, dien je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen, als je 's avonds laat thuis kwam. Den uitvreter, die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van je leende en je schoenen opdroeg en een jas van je aantrok als-i in den regen naar huis moest. Den uitvreter, die altijd wat liet halen op den naam van een ander; die als een vorst jenever zat te drinken op 't terras 'Hollandais' voor de centen van de lui; die parapluies leende en nooit terugbracht; die een barst stookte in de tweedehandsch kachel van Bavink; die dubbele boorden droeg van zijn broer en de boeken uitleende van Appi, en buitenlansche reizen maakte als-i z'n ouwe heer weer had afgezet, en pakken droeg, die hij nooit betaalde.
β
β
Nescio (De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel)
β
Nooit weet ik wat ik aan je heb. Als je iets zegt, weet ik nooit of je dat nu meent of niet. Als je lacht, weet ik nooit of je echt lacht, of maar doet alsof. Je pest zo graag, maar je kan er niet tegen al je zelf gepest wordt. Je kan mensen zo (onredelijk) afkraken, terwijl je later doet alsof je ze mag. Soms lijkt het alsof je heel veel van me houdt, dan weer denk ik dat je ee hekel aan me hebt. Ikk vind dit intrigerend, maar tegelijkertijd verwarrend. Toch hou ik van je. Heel veel. Misschien wel daarom.
Reza
β
β
Ronald Giphart (Ik ook van jou)
β
Hij herinnerde zich dat hij lang geleden ook eens op een morgen zoals nu hier had rondgehangen, de vissen bewonderd had en medelijden met ze gevoeld, hij was toen erg somber geweest; sindsdien was er veel tijd voorbijgegaan, en een massa water door de rivier gestroomd. Hij had toen erg in de put gezeten, dat wist hij nog wel, maar waarom hij zo in de put gezeten had, dat wist hij niet meer. Zo zag je maar weer: ook droevige dingen gingen voorbij, ook pijn en wanhoop gingen voorbij, ze waren maar tijdelijk, net als plezierige dingen, zij verbleekten, verloren hun diepgang en waarde, en ten slotte kwam er een tijd, dat je er met de beste wil van de wereld niet meer achter komen kon wat het geweest was, dat je ooit zo'n pijn had gedaan. Ook pijn raakte uitgebloeid en verwelkt.
β
β
Hermann Hesse (Narcissus and Goldmund)
β
De moderne mens: volledig in zichzelf gekeerd eet hij zijn patatje, tegen anderen opbotsend, een trek van wezenloze domheid en kwaadaardigheid op z'n gezicht dat ontsierd wordt door een modieus snorretje. Na z'n patatje te hebben opgevreten werpt de moderne, zelfbewuste, geseculariseerde mens het plastic bakje over z'n schouder op straat. Als hij langs onze winkel komt denkt hij: 'Uhh?! Boekies.' Β Dan smeert hij de mayonaise die nog aan z'n handen zit aan de buiten uitgestalde boeken, loopt de hal in en doet de deur half open om de verkoper toe te snauwen: 'Ken ik hier ook boekies inleveren!' En als de verkoper op z'n bekende vriendelijke manier uitlegt wat voor boeken hij wel zou willen kopen, kijkt de moderne mens hem niet-begrijpend en met openhangende, walmende muil aan: 'Literatuur! Wa bedoelu?' 'O, leesboekies. Nou daar heb ik nog wel wat van staan.' En enige seconden later verlaat de moderne mens de winkel om zijn zinloze, verontreinigende tocht door de straten, de stad en het leven voort te zetten.
β
β
Hans Engberts (Winkeldagboek)
β
Op de belangrijkste vragen geeft de mens uiteindelijk met zijn hele leven antwoord. Het maakt niet uit wat hij tussendoor zegt, welke woorden en argumenten hij aanvoert om zich te verdedigen. Aan het eind, als alles voorbij is, geeft hij met de feiten van zijn leven antwoord op de vragen die de wereld zo hardnekkig aan hem blijft stellen. Die vragen luiden: Wie ben jij? Wat wilde je echt? Waartoe was je werkelijk in staat? Waaraan was je trouw en ontrouw? Waarvoor of voor wie was je moedig genoeg of te laf? Dat zijn de vragen. En een mens geeft antwoord naar beste kunnen, eerlijk of leugenachtig; maar dat is niet zo belangrijk. Wat wel belangrijk is, is dat hij uiteindelijk met zijn hele leven antwoordt.
β
β
Erwin Mortier (Godenslaap)
β
Meestal luistert hij voor hij naar bed gaat nog even naar muziek, maar vandaag heeft hij daar geen zin in. Hij bladert in het in wasdoek ingebonden schrift, leest willekeurige notities uit het verleden. De dagen rijgen zich aaneen, de tijd vliedt, week na week, op zondagen is de datum in rood gemarkeerd. Hij is ijverig geweest, bijna dagelijks staat genoteerd dat hij een paar regels heeft geschreven. Helaas ook vaak, veel te vaak, dat het werk hem zwaar valt, dat hij geen zin heeft, dat hij maar moeilijk opschiet. Na het korte bericht over het werk elke morgen volgen de gebeurtenissen van de dag. Bezoekers, uitstapjes, maaltijden met Katja en de kinderen, wandelingen, theaterbezoek, lectuur en correspondentie. Zijn stemmingen, zijn lijden. Zijn lichaam reageert gespannen op de verplichtingen van het leven, met pijnen en verteringsproblemen. Het leven is nu eenmaal vaak moeilijk te verteren.
Waarom schrijft hij dat allemaal op? Voor het nageslacht? Onwaarschijnlijk, de notities hebben geen enkele literaire waarde. Niemand heeft de schriften ooit gelezen, ook Katja en de kinderen niet. De dagboeken uit zijn jeugd heeft hij jaren geleden al verbrand, en ook wat zich sindsdien heeft opgehoopt zal hij op een dag in het vuur gooien.
Niettemin zit hij avond aan avond aan zijn bureau om de vervliegende dag vast te houden. Rekenschap afleggen tegenover zichzelf, dat is het waarschijnljk, verplichte zelfobservatie. En een steun in moeilijke tijden, ook dat.
β
β
Britta BΓΆhler
β
Ik zei vlug: 'Ze eten niet, drinken niet, ze pikken je kleren niet en ze kunnen niet op vakantie gaan, niet slapen, geen scheten laten of dubbel spel spelen of brutale antwoorden geven of je in de steek laten als je ze nodig hebt. En ze willen niet betaald worden en ze hebben geen lange tenen en ze hoeven niet geschilderd te worden en ze lijden niet aan de Kwelders en ze hebben geen menopauze en ze moorden en martelen niet en ze vechten geen oorlogen uit...' 'Ze kunnen ze wel veroorzaken,' wist Tess er nog gauw tussen te krijgen. '... en ze doen niets anders dan er fraai uitzien, terwijl ze staan te wachten tot je met ze doet wat je maar wilt, zoals ze bijvoorbeeld lΓ©zen. Goed... is dt genoeg voor vandaag, kunnen we nu doorgaan?
β
β
Aidan Chambers (The Toll Bridge)
β
En toen met eenige variatie herhaalde i zijn oude rΓͺverie over 't water. Van 't water dat maar altijd naar 't westen stroomde, dat iederen avond naar de zon stroomde. In Nijmegen liep een ouwe dokter rond, die drie-en-vijftig jaar lang 's morgens op 't zelfde uur dezelfde wandeling had gemaakt. Over 't Valkhof en aan de Noordzijde naar beneden en de Waalkade af tot aan de brug. Dat is meer dan 19300 maal. En altijd stroomde 't water naar het westen. En dat beteekende nog niets. Het heeft zeker honderd maal drie en vijftig jaar naar dien kant gestroomd. En langer. Nu ligt de brug er over. Nog maar kort, nog maar wat jaren. En toch heel lang. Ieder jaar is 356 dagen, tien jaar is 3650 zonnen. Iedere dag is 24 uur, en ieder uur gaat er meer door de hoofden van al die tobbende menschen dan je in duizende boeken zou kunnen opschrijven. Duizende tobbers die de brug gezien hebben, zijn nu dood. En toch ligt i er nog maar kort. Veel, veel langer stroomde het water daar. En er was een tijd toen dat water er niet stroomde. Die tijd is nog veel langer geweest. Dood zijn die tobbers gegaan bij honderde en honderde millioenen. Wie kent ze nog? En hoeveel zullen er sterven na dezen? Ze tobben maar, tot God ze wegraapt. En je zou denken: God zou ze een lol doen als i ze plotseling te grazen nam. Maar God weet beter dan jij of ik. Tobben willen ze, blijven voorttobben. En onderwijl gaat de zon op en onder, de rivier daar stroomt naar 't Westen en blijft stroomen tot daar ook een eind aan komt.
β
β
Nescio (De Uitvreter)
β
Fredkin [...] praat over een interessant kenmerk van computerprogramma's, waaronder cellulaire automaten: er is geen kortere route mogelijk naar wat de uitkomst wordt. Dit is het wezenlijke verschil tussen de 'analytische' benadering van de traditionele wiskunde, inclusief differentiΓ«le vergelijkingen, en de 'computer'-benadering met algoritmes. Je kunt een toekomstige toestand van een systeem voorspellen zonder alle tussenstappen te kennen als je de analytische methode gebruikt. Maar bij cellulaire automaten moet je alle tussenstappen doorrekenen om te weten hoe de uitkomst zal zijn: je kunt de toekomst niet voorspellen, behalve door de toekomst af te wachten. [...] Fredkin legt uit: 'je kunt het antwoord op een vraag niet sneller kennen dan wanneer je volgt wat er gebeurt.' [...] Fredkin gelooft dat het universum letterlijk een computer is en dat het gebruikt wordt door iets of iemand om een probleem op te lossen. Het klinkt als een grap met goed en slecht nieuws: het goede nieuws is dat onze levens een doel hebben; het slechte nieuws is dat onze levens het doel zijn van een of andere hacker ver weg die pi wil uitrekenen met een oneindig groot getal achter de komma.
β
β
Ray Kurzweil (The Singularity is Near: When Humans Transcend Biology)
β
Mijn hele leven heb ik gezocht naar verwantschap, mezelf dikwijls genoeg wijsgemaakt dat er van zulk een verwantschap sprake was, terwijl die er nooit, met geen enkel ander mens, of andere groep van mensen, geweest is, en er ook nooit zal zijn. Met kollegaas kan ik geen zinnig woord wisselen, en met het soort mensen dat men gevoelsgenoten pleegt te noemen is het nog erger - hoogmoet of Selbsthaà spelen hierbij een geringe rol, geloof ik - want in hun gezelschap voel ik mij zelfs eenzamer dan wanneer ik alleen ben, niet omdat ze zijn zoals ze zijn, maar juist omdat ze maar gedeeltelijk zijn zoals ze zijn en bijna allen, zonder uitzondering, de Moed missen zich in te zetten voor datgene, dat zij beweren lief te hebben, alsook de moed om te vechten en er op los te rammen als het er op aankomst, inplaats van die anonimiteit te prefereren waarbij men doet of men tot een onderwereld behoort die zo spoedig mogelijk zou moeten worden uitgeroeid; wat een ellende, dat zonder geslachtsnaam zich voorstellen als 'Rudi' of 'Eddie', dat eeuwige geteem over de snit van een broer en 'waar heb je dat gekocht' en nooit, nooit, godverdomme, één verstandig woord, of desnoods een onverstandig woord, over kunst, politiek, ethiek, religie.
β
β
Gerard Reve (Op weg naar het einde)
β
Ik weet niet wat het is met ons,' zei hij gelaten toen ik een week voor zijn dood de nacht naast hem doorbracht. 'We doen het er niet om maar op de een of andere manier vallen wij overal buiten. Heb je dat ook gemerkt? Word jij ook wel eens beslopen door het gevoel er niet bij te horen zonder dat je zou kunnen zeggen waarbij? Dat je rebels wordt genoemd alleen maar omdat je niet het riedeltje van Koekoek Eenzang zingt? Zorg daarom dat je zelf je plan trekt, ook als ik er niet meer ben, anders word je verpletterd door de horden. Het belangrijkste in het leven is zelfredzaamheid. Dan komt er een hele tijd niets, en dan komt voetje voor voetje de zachtheid aangeslopen. Zachtheid en zelfredzaamheid, daar gaat het om. Maar die zachtheid moet natuurlijk wel verdiend worden, dus daar moet men uiterst spaarzaam mee omgaan. Niet vergeten.
β
β
Charlotte Mutsaers (Harnas van Hansaplast)
β
Als je mij vraagt zijn er drie belangrijke stadia in de geschiedenis van de mens. In het eerste kende hij zijn eigen spiegelbeeld niet, evenmin als een dier dat kent. Laat een kat in een spiegel kijken en hij denkt dat het een raam is waarachter een andere kat staat. Blaast ertegen, loopt er omheen. Op den duur is hij niet meer geΓ―nteresseerd; sommige katten tonen zelfs nooit enige belangstelling voor hun spiegelbeeld. Zo zijn de eerste mensen ook geweest. Honderd procent subjectief. Een βikβ dat zich vragen kon stellen over een 'zelfβ bestond niet. Tweede stadium: Narcissus ontdekt het spiegelbeeld. Niet Prometheus die het vuur ontdekte is de grootste geleerde van de Oudheid, maar Narcissus. Voor het eerst ziet 'ikβ zich 'zelfβ. Psychologie was in dit stadium een overbodige wetenschap, want de mens was voor zichzelf wat hij was, namelijk zijn spiegelbeeld. Hij kon ervan houden of niet, maar hij werd niet door zichzelf verraden. Ik en zelf waren symmetrisch, elkaars spiegelbeeld, meer niet. Wij liegen en het spiegelbeeld liegt met ons mee. Pas in het derde stadium hebben wij de genadeslag van de waarheid gekregen. Het derde stadium begint met de uitvinding van de fotografie. Hoe dikwijls gebeurt het dat er een pasfoto van ons gemaakt wordt waarvan wij evenveel houden als van ons spiegelbeeld? Hoogst zelden! Voordien, als iemand zijn portret liet schilderen en het beviel hem niet, kon hij de schuld aan de schilder geven. Maar de camera, weten wij, kan niet liegen. En zo kom je in de loop van de jaren, via talloze fotoβs, erachter dat je meestal niet jezelf bent, niet symmetrisch met jezelf, maar dat je het grootste deel van je leven in een aantal vreemde incarnaties bestaat voor welke je alle verantwoordelijkheid van de hand zou wijzen als je kon. De angst dat andere mensen hem zien zoals hij is op die fotoβs die hij niet kan endosseren, dat ze hem misschien nooit zien zoals het spiegelbeeld waarvan hij houdt, heeft de menselijke individu versplinterd tot een groep die uit een generaal plus een bende muitende soldaten bestaat. Een Ik dat iets wil zijn - en een aantal schijngestalten die het Ik onophoudelijk afvallen. Dat is het derde stadium: het voordien vrij zeldzame twijfelen aan zichzelf, laait op tot radeloosheid. De psychologie komt tot bloei.
β
β
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
β
Want niet alleen God is voor de wereld verloren gegaan, maar ook de duivel. Zoals het kwaad op verwensbeelden wordt geschoven, zo wordt het goede geschoven op wensbeelden die men vereert omdat ze datgene doen wat men zelf ondoenlijk vindt. Men laat andere mensen zwoegen terwijl men vanaf een zitplaats toekijkt, dat is de sport; men laat mensen de eenzijdigste overdrijvingen te berde brengen, dat is het idealisme; men schudt het kwaad van zich af en degenen die ermee worden bespat, dat zijn de verwensbeelden. Zo krijgt alles op de wereld zijn plaats en zijn ordening, maar deze techniek van heiligenverering en zondebokkenmesterij door afschuiven is niet ongevaarlijk, want ze vervult de wereld met de spanningen van alle onuitgevochten innerlijke conflicten. Men slaat elkaar dood of verbroedert zich zonder ooit zeker te weten of men dat in volle ernst doet, omdat men immers een deel van zijn wezen buiten zichzelf heeft, en alle gebeurtenissen schijnen zich half vΓ³Γ³r of achter de werkelijkheid te voltrekken, als een spiegelgevecht van de haat en de liefde. Het oude geloof in demonen, dat voor al het goede en het slechte waarmee men te maken kreeg de hemelse of helse geesten aansprakelijk stelde, werkte veel beter, accurater en netter, en men kan slechts hopen dat wij daar met de voortschrijdende ontwikkeling van de psychotechniek weer naar terug zullen keren.
β
β
Robert Musil (Der Mann ohne Eigenschaften: Erstes Buch (German Edition))
β
Het tweede is dit: wanneer je kind sterft, voel je alles wat je zou verwachten, gevoelens die door zo veel anderen al zo goed beschreven zijn dat ik niet eens de moeite zal nemen ze hier op te sommen, behalve dat ik wil zeggen dat alles wat over rouw geschreven is één pot nat is, en het is één pot nat met reden: omdat niemand werkelijk van de tekst afwijkt. Soms voel je wat meer van het een en minder van het ander, en soms voel je het in een andere volgorde, en soms langer of korter. Maar de gevoelens zijn altijd hetzelfde. Maar nu komt er iets wat niemand zegt: als het jouw kind is, voelt een deel van jou, een piepklein maar niettemin onmiskenbaar deel van jou, ook opluchting. Want eindelijk is het moment gekomen dat je al verwachtte, waar je voor vreesde, waarop je je hebt voorbereid sinds de dag dat je een kind kreeg. Aha, zeg je bij jezelf, daar is het. Het is zover. En daarna heb je nooit meer iets te vrezen.
β
β
Hanya Yanagihara (A Little Life)
β
Toen gebeurde het dat zijn grootmoeder voortijdig overleed; gebeurtenissen zijn immers niets anders dan onmogelijkse tijden en onmogelijke plaatsen, je wordt op een verkeerde plaats neergelegd of vergeten en je bent zo machteloos als een ding dat door wordt opgeraapt. Ook wat veel later gebeurde, gebeurt duizenden keren op de wereld, en het was alleen niet te begrijpen dat het Tonka overkwam.
De dokter verscheen dus, de lijkbezorgeres kwamen, de overlijdensakte werd ingevuld en grootmama begraven - het een volgde heel gladjes op het andere zoals dat nou eenmaal hoort in een nette familie. De erfenis werd geregeld; je mocht blij zijn dat je daaraan niet mee hoefde te doen; slechts een enkel punt in de nalatenschap vereiste de aandacht: de verzorging van juffrouw Tonka met de prachtige achternaam, die een van die Tsjechische familienamen was die 'hij zong' of 'hij kwam over de weide' betekenen. Er was een arbeisovereenkomst. Het meisje zou behalve haar loon, dat laag was, voor elk voltooid dienstjaar met een bepaald bedrag in de erfenis bedacht worden, en omdat men met een vrij lang ziekbed van grootmama rekening had gehouden en, overeenkomstig de te verwachten steeds moeilijker wordende verpleging een langzaam oplopend bedrag had vastgesteld, leidde dat ertoe dat het geringe bedrag op een jong iemand een stuitende indruk moest maken, als hij de opgeofferde maanden van Tonka's jeugd in minuten zou omrekenen.
β
β
Robert Musil
β
Voor verslavingen moet je geen excuses zoeken, maar motieven. Excuses zoek je om geen spijt en schuld te hoeven voelen, maar een speurtocht naar jouw eigen motieven leidt je juist naar het hart van je schuld en daar, op die rare plek waar het duister is van onbegrip, pijn en ontkenning, daar ligt het enige terrein waar je de mogelijkheid geboden wordt om je schuld te veranderen in kennis. Met kennis valt te leven, met schuld niet.
De meeste mensen geloven dat dat halfzachte spreekwoord, wat niet weet, wat niet deert, dat dat ook voor jezelf opgaat, maar zo werkt het niet. Wat je over iemand anders niet weet, dat weet je niet en zolang je het niet weet kan het je ook geen pijn doen, dat is zo klaar als een klontje, maar je weet in zekere zin alles van jezelf. Dat is ook logisch, want jij bent de enige die zijn eigen leven helemaal in zijn eentje meemaakt en daar weet van zou kunnen hebben. Bij jou ligt iedere minuut van een leven opgeslagen, hoe dan ook. Bij wie anders? Dat maakt mensen op zijn minst nog interessant, dat ze een vat van wetenschap vormen van tenminste een leven, hun eigen.
Waar het nu eigenlijk allemaal om draait is de manier waarop je weet hebt van jezelf, dat is het belangrijkste. Sommige mensen weten niks van zichzelf. Ze hebben de enige echte wetenschap en geschiedenis niet tot hun beschikking en kunnen ze niet lezen, omdat ze die op de foute plek bewaren.
Schuld is zoβn wetenschap over jezelf die op de verkeerde plaats in je archief is opgeslagen. Ze is dan geen kennis van de schuld, maar ze heeft de vorm aangenomen van iets anders dan woorden, waardoor je er niks mee kunt en er alleen maar dik van wordt, of chagrijnig of lusteloos.
Kennis hoort thuis in de geest, waar anders? Ik zou niet weten waar de woorden anders konden verblijven dan in de geest. Ze lijken op geest en op ziel en op dat andere ontastbare, waarvan je weet dat je het hebt, maar dat je niet kunt zien en waarover je bijna niet kunt praten.
Zo zie ik het.
En daarom krijgt ook alle kennis die je eigenlijk over jezelf zou moeten hebben en die niet in die onzichtbare vorm van woorden in jouw ziel mag wonen, een andere gedaante, een zichtbare en een lastige, bijvoorbeeld een kilo overtollig vlees aan je lichaam of iets anders waaronder je lijdt en wat je met je meesleept en waarvan je niet weet waarom je het hebt, maar wat iedereen aan jou kan zien, omdat het ervoor zorgt dat je altijd dezelfde domme fouten maakt.
β
β
Connie Palmen (De vriendschap)
β
God erbarme zich over de cynici. Ik ben nu cynicus. Misschien was 't beter als ik maar heelemaal gek geworden was of overreden door de tram wat dikwijls bijna gebeurd is. Vroeger was ik dichter. En als cynicus zeg ik: 't was geen lolletje, voor mij niet en voor niemand.
'k, Weet nog heel goed hoe 't begon. 't Was in de eerste week van October, tegen half zes. 't Is daarna nog vele malen October geworden en ontelbare vele malen half zes geweest. 'k Was toen vijftien jaar'en zat op een bank in Artis met een korte broek aan. Dat moet mij als cynicus nu juist gebeuren, dat ik 't over Artis moet hebben. Maar zoo was 't toch. Ik zit op een bank in Artis. Er was niemand meer, 't was er zoo stil en de bladeren van de boomen ritselden. In de verte kraakte 't grint, ergens werd een emmer neergezet op een houten vloer, ik hoorde 't, maar zag 't niet.
Langs den stam van een hoogen boom keek ik naar boven en zag dat de avond niet viel, want 't was boven lichter dan beneden. De bladeren trilden en draaiden heel even en een geel blad liet los en viel op 't grasveld. Toen voelde ik dat alles goed was en dat er nog iets komen zou, later. 'k Voelde tegelijk een groote tevredenheid en een groot verlangen. En de zekerheid dat deze dag nooit terug zou komen. Toen kraakte 't grint harder en een man zei: "Jongeheer, u moet eruit, we gaan sluiten."
God erbarme zich over de cynici. 'k Wilde dat ik nog eens bijna kon grienen zonder te weten waarom en hopen op iets, dat nooit komt.
β
β
Nescio
β
Mijn vrouw is ziek en dat verandert mijn leven drastisch. Ik beheers namelijk slechts drie keukenhuishoudelijkheden: ei bakken, thee zetten, brood bakken. Om thee te zetten breng ik water in een fluitketel aan de kook. Bij de fluittoon kookt het water en zet ik het gas af. Ik giet het water in een theepot waarin ik een theezakje heb gehangen. De theepot zet ik op een warmhoudplaatje. Als ik een ei ga bakken, zet ik een koekenpan op het vuur, doe er een scheut olijfolie in, wacht even op de hitte, tik het ei met een mes open en laat het in de pan vallen. Als het er als een glimmend tijdschriftplaatje uitziet, leg ik het op een boterham. Brood bak ik al vijfentwintig jaar dagelijks. Dat komt omdat ik een Hobart bezit, een professionele, ontilbare deegkneedmachine. Ik doe een beetje lauw water in een kannetje waarin ik een klontje gist laat vallen en een schepje suiker. Daarna doe ik meel in de mengkom van de machine, en een eetlepel zout. Vervolgens roer ik het water-gist-suikermengsel en giet het op het meel. Dan zet ik de Hobart aan, die het karwei klaart. Terwijl ik naar het mechanisch kneden sta te kijken, denk ik aan de merkwaardige uitdrukking 'het karwei klaren' en neem me voor het etymologisch woordenboek te raadplegen, want ik wil nu eindelijk wel eens weten wat het woord 'klaren' betekent. Dat stel ik dan uit tot de volgende dag, zodat ik al vijfentwintig jaar onwetend op deze drempel sta. Als de Hobart klaar is, doe ik het brood in vormen die ik ingevet heb met alweer olijfolie. Daarna laat ik ze een uurtje rijzen en bak ik ze in de gasoven.
β
β
A.L. Snijders (De taal is een hond)
β
Wat zou JosΓ© Saramago over Carlos zeggen?
Dit.
'Mensen als deze heb je overal, ze besteden hun tijd, of de tijd die er in hun ogen naast het leven voor rest, aan het verzamelen van postzegels, munten, medailles, vazen, ansichtkaarten, luciferdoosjes, boeken, horloges, sportshirts, handtekeningen, stenen, kleien beeldjes, lege frisblikjes, engeltjes, cactussen, libretto's, aanstekers, vulpennen, uilen, speeldozen, flessen, bonsais, schilderijen, bierglazen, pijpen, kristallen obelisken, porseleinen eenden, antiek speelgoed of carnavalsmaskers, en dat doen ze vermoedelijk uit iets watje metafysische angst zou kunnen noemen, omdat het idee van de chaos als alleenheerser over hetΒ heelal onverdraaglijk voor hen is, misschien proberen ze daarom met hun bescheiden vermogens en zonder goddelijke hulp enige orde te scheppen in de wereld, waar ze voor korte tijd nog in slagen ook, maar alleen zolang ze hun verzameling in stand kunnen houden, want op de dag dat daar de klad in komt, en die dag komt altijd, hetzij door de dood, hetzij doordat de verzamelaar er genoeg van heeft, is alles terug bij af, loopt alles weer door elkaar.'Β
β
β
Dimitri Verhulst (Dinsdagland: Schetsen van BelgiΓ«)
β
Amsterdam, vanmorgen vroeg.
Het duurde lang voor een stoplicht op groen sprong. In mijn achteruitkijkspiegel
zag ik Samarinde zitten achter het stuur van haar stokoude BMW. Ze zwaaide naar me. Onze karavaan was op weg naar Schiphol en hier stonden we aan het einde van de nacht in een verlaten landschap te wachten tot we verder mochten trekken. Zonder dat daar aanleiding voor was trapte ik mijn rempedaal in, terwijl ik in mijn spiegel bleef kijken. In de rode gloed werd Samarinde nog mooier. Ik liet het pedaal los en de gloed verdween. Weer trapte ik de rem in. Een warme glans op Samarindes witte tanden. Haar glimlach vaag als het schilderij Extase van Mathijs Maris. Er is een Japanse uitdrukking die mukushoh heet, lachen met de ogen (heeft Samarinde me verteld). Samarinde mukushohde naar mij.
Naast Samarinde zat Meija, die zich even vooroverboog om iets uit het dashboard te pakken. Ook zij kwam in mijn fantasmagorische gloed te zitten. Meija lachte naar me, niet met haar modellenlach, maar puur en oprecht. Ik dacht: in remlicht is ieder meisje mooi. En daarna dacht ik, van mijn hand een vuist makend: wat een geweldige openingszin voor een roman die ik waarschijnlijk nooit zal schrijven.
β
β
Ronald Giphart
β
Eind van de middag, ik was net uit school thuisgekomen (daar had ik zorgvuldig geheimgehouden dat ik jarig was om te voorkomen dat ik zou moeten trakteren, want daarvoor wilde mijn moeder mij geen versnaperingen meegeven), kwam mijn grootvader met zijn cadeau aanzetten. Aan de alsmaar naderbij komende, zeer krachtige tikken van zijn wandelstok op de trottoirtegels kon je horen dat hij zich erop verheugde andermaal een naar hem vernoemde kleinzoon gul te bedelen.
Hij droeg een groot pak en overhandigde mij dat in de woonkamer. Plechtig verwijderde ik het papier. Wat mij op mijn achtste jaar ten deel was gevallen, bleek een vorstelijke meccanodoos te zijn. Weliswaar geen nieuwe fiets, maar toch iets ongehoords. Mijn grootvader verwijderde zich weer, want er was op dat moment niemand bij de hand om mee te dammen.
Mij leek toen het grote ogenblik gekomen om de meccanodoos verder uit te pakken en ermee aan de slag te gaan. Toen ik aanstalten maakte om hem te openen, riep mijn moeder:
'Wat doe je nou?'
'Ik ga hem openmaken, ik wil ermee spelen.'
'Ben je helemaal betoeterd geworden? Zo'n duur cadeau. Blijf af.'
'Maar... maar... ik heb hem toch van opa gekregen. Ik wil ermee spelen.'
'Geen sprake van, afblijven. Zo'n duur cadeau, en daar wou je zomaar met je tengels aanzitten? Niks hoor, ik zet hem weg.'
Ze pakte de meccanodoos op en plaatste hem achter lakens en slopen in het dressoir.
Toen mijn vader thuiskwam, werd de doos weer tevoorschijn gehaald en wederom vol verbazing aanschouwd. Zeker, het was geen nieuwe fiets, maar toch... Wat een cadeau.
'Opa 't Hart is maar goed op je,' zei mijn vader.
'Maar ik mag er niet mee spelen,' zei ik verongelijkt.
'Nee, natuurlijk niet,' zei mijn vader, 'daar heeft je moeder groot gelijk in, zo'n duur cadeau, het zou gekkenwerk zijn als je daar met je poten aan zou zitten. D'r kan zomaar een schroefje of moertje of ander onderdeeltje kwijtraken, niks hoor, je moeder bergt hem weer netjes op.'
'Zo is het,' zei mijn moeder, en weg ging de meccanodoos.
β
β
Maarten 't Hart (Magdalena)
β
Alzoo spreekt God tot U en zijn naam is Carrière.
I Ik de Heer Uw God ben een aleenig God en mij zult gij dienen met geheel Uwe ziel en met geheel Uw lichaam en met geheel Uw willen en met al Uw weten en met al Uw werken.
II Gij zult U geen valsche goden maken als eerlijkheid, trouw, geweten, schoonheid of waarheid want alzoo komt gij ten verderve en honger en ballingschap zullen Uw deel zijn. Want Γ¬k ben machtig en mijne straffen zwaar.
III
Eert hen die boven U gesteld zijn en doe wat hun aangenaam is, opdat het U welga.
IV
Ziet niet rechts en niet links maar vooruit want aan 't eind van den weg liggen de geldzakken die tot loon zijn voor hen die mij dienen in geest en waarheid.
V
Toon nooit dat U iets onaangenaam is, maar werk in stilte en verdraag alles todat ge macht heb verkregen. Want waardigheid is neiets en geld is alles en een arme is een schooier en een rijke een heer en de wereld vraagt slechts naar centen.
VI
Draagt nooit vuile boorden en kapotte jasjes en rookt geen steenen pijpjes. Want de wereld wil dat niet en de zaligheid ligt in de pandjesjas.
VII
Eerst het geld opdat gij geΓ«erd worde wanneer ge geld zult bezitten voor den trouwen dienst aan mij, Uw aleenige God.
VIII
Leent nooit geld zonder rente, vraag nooit 5 % als ge 5Β½ kunt bedingen, betaalt nooit f1.- loon als ge 't met f0.90 afkunt, wees eerlijk als 't moet, bedrieg als 't moet, hebt nooit medelijden, geef geen cent als ge er niet indirect 2 door terug kunt krijgen. Maar 't voorzitterschap van 'Liefdadigheid' geeft aanzien.
IX
Bedenkt immer dat de fisieke kracht bij de massa is. Alzoo zult ge de massa in bedwang houden door fatsoen, door geloof, door politiekerij, door boekjes, scholen, dominees en kranten. En wie 't onderste uit de kan wil hebben krijgt 't deksel op z'n neus. Als ge zonder gevaar 1001 kunt bereiken wees dan niet tevreden met 1000 maar bereken 't gevaar met nauwkeurigheid.
X
Maar dit zeg ik U, laat nooit zien wat ge wilt noch wie gij zijt maar werk in stilte. Want in huichelen en knoeien ligt Uw heil en karakter is een frase.
Dit zijn mijn woorden, van mij Carrière, god door de eeuwen, die de wereld heb verpest en verkankerd door mijne almacht.
Amen.
(uit: Nescio, Verzameld werk, deel I, Nijgh & Van Ditmar, G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 290-291)
β
β
Nescio (Verzameld werk (Dutch Edition))