Wachten Duurt Lang Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Wachten Duurt Lang. Here they are! All 2 of them:

Leie: Je denkt dat er niets meer is om op te wachten. Niets behalve de dood, maar daar kun je niet op wachten, dat duurt je veel te lang, die zul je een handje moeten helpen. Het lukt niet, er komt iets tussen, er komt iemand tussen, het is een klein meisje met een bril dat van puzzels houdt. En op een zeker moment doe je de deur op een kieren ontdek je dat er in de nacht iets voor je is neergelegd. Een bundeltje verwachting. Het kleine begin van hoop. De ongehoorde gedachte dat het leven daar is waar je het het laatst verwachtte.
Siegmann
Dan die idiote middag en avond. Er zijn dagen waarop ik niemand opendoe. Op zo'n dag komt ze langs. Het is een warme zomermiddag. Er wordt gebeld. Ik doe dus niet open. Maar ze weet kennelijk dat ik thuis ben. Ze belt bij mijn onderbuurvrouw en de voordeur wordt voor haar geopend. Ze komt de trappen op en klopt op mijn deur. Ik sta toevallig in de achterkamer en blijf staan waar ik sta, bij het raam, uitkijkend over de loodsen van de werf. Als ik opendoe, ben ik verloren en begint het spel waaraan ik wil ontkomen opnieuw. Ze praat tegen me door de deur. Ik raak steeds vastbeslotener om niet open te doen. Ik hoor hoe ze zuchtend op de trap gaat zitten om te wachten tot ik zal opendoen. Ze heeft geduld. Zonder een stap te zetten kan ik van mijn werktafel net Kavafis' gedichten pakken - zodat ik tenminste wat te lezen heb. Ik leg het boek op de vensterbank en lees. Ik luister en hoor aan de overkant van het water het verkeer onder de bomen, beneden me de geluiden van mijn onderbuurvrouw en uit het trappenhuis het geschuifel van haar voeten. Het duurt een uur, dit gevecht. Eindelijk gaat ze weg. Ik hoor haar de trappen aflopen, de voordeur openen en achter zich dichttrekken. Ze is weg. Ik heb gewonnen en verloren. 's Avonds ben ik naar haar toe gegaan. Een smalle straat in de binnenstad. Een stille en vredige zomeravond. Ze is alleen thuis. Ik lig op de sofa in haar werkkamer, in de schemering, en zij ligt boven op me. Ik heb Kavafis meegenomen en lees haar het gedicht voor dat me die middag tijdens het lange stilstaan het meest trof. Nadat ik het heb gelezen, barst ze in tranen uit. Ze sjort wat kleren omlaag en stopt mijn zwellend geslacht tussen haar dijen. Weldra is de storm voorbij. We liggen roerloos op de sofa. Ons zweet droogt. Ik luister naar de merel in de doodstille straat. Ik kijk naar de blinkende spiegel boven de sofa, waarin de kamer langzaam donker wordt. De onrust heeft me alweer te pakken.
Oek de Jong (Brief aan een jonge Atlas)