“
Een kanttekening van het strand.
Hallo.
Ik ben het strand.
Ontstaan door golven en stromingen.
Ik ben gemaakt van geërodeerd gesteente.
Ik lig vlak aan zee.
Ik ben er al miljoenen jaren.
Ik was er al toen het leven zelf ontstond.
En ik moet je iets vertellen.
Je lichaam kan me niets schelen.
Ik ben een strand.
Het kan me echt geen reet schelen.
Je vetpercentage boeit me absoluut niet.
Dat je buispieren zichtbaar zijn, maakt geen indruk op me.
Het laat me koud.
Je bent een van de tweehonderdduizend generaties mensen.
Ik heb ze allemaal langs zien komen.
De generaties na jou zal ik ook zien.
Dat zullen er minder zijn. Sorry.
Ik hoor wat de zee me influistert.
(De zee haat jullie. De vergiftigers. Zo noemt hij jullie. Ik weet het, een beetje melodramatisch. Maar dat is wat jullie voor de zee zijn. Drama.)
En ik moet je nog iets zeggen.
Ook de andere mensen op het strand zijn niet geboeid door jouw lijf.
Echt niet.
Ze kijken naar de zee, of zijn druk bezig met hun eigen uiterlijk.
En als ze wel iets van je vinden, wat kan jou dat schelen?
Waarom maak je je zorgen over de meningen van een vreemde?
Doe wat ik doe. Laat het van je afglijden.
Je mag jezelf zijn.
Gewoon zijn.
Gewoon stranden.
”
”