Tot Ziens Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Tot Ziens. Here they are! All 55 of them:

…zag jij misschien dat ik naar jou, dat ik je zag en dat ik zag hoe jij naar mij te kijken zoals ik naar jou en dat ik hoe dat heet zo steels, zo en passant en ook zo zijdelings - dat ik je net zo lang bekeek tot ik naar je staarde en dat ik staren bleef. Ik zag je toen en ik wist in te zien dat in mijn leven zoveel is gezien zonder dat ik het ooit eerder zag: dat kijken zoveel liefs vermag.
Joost Zwagerman
Heil Hitler,' zei hij, wat, voor zover hij wist, een andere manier was om te zeggen 'Tot ziens en een prettige dag verder'.
John Boyne (The Boy in the Striped Pajamas)
The Total Perspective Vortex derives its picture of the whole Universe on the principle of extrapolated matter analyses. To explain — since every piece of matter in the Universe is in some way affected by every other piece of matter in the Universe, it is in theory possible to extrapolate the whole of creation — every sun, every planet, their orbits, their composition and their economic and social history from, say, one small piece of fairy cake. The man who invented the Total Perspective Vortex did so basically in order to annoy his wife. Trin Tragula — for that was his name — was a dreamer, a thinker, a speculative philosopher or, as his wife would have it, an idiot. And she would nag him incessantly about the utterly inordinate amount of time he spent staring out into space, or mulling over the mechanics of safety pins, or doing spectrographic analyses of pieces of fairy cake. “Have some sense of proportion!” she would say, sometimes as often as thirty-eight times in a single day. And so he built the Total Perspective Vortex — just to show her. And into one end he plugged the whole of reality as extrapolated from a piece of fairy cake, and into the other end he plugged his wife: so that when he turned it on she saw in one instant the whole infinity of creation and herself in relation to it. To Trin Tragula’s horror, the shock completely annihilated her brain; but to his satisfaction he realized that he had proved conclusively that if life is going to exist in a Universe of this size, then the one thing it cannot afford to have is a sense of proportion.
Douglas Adams (Hitchhiker's Guide to the Galaxy omnibus 2: Tot ziens en bedankt voor de vis / Grotendeels ongevaarlijk / En dan nog iets… (Hitchhiker's Guide to the Galaxy, #4-6))
Ze zeggen dat rouw even diep is als liefde was. Sommige dagen kom ik tot het inzicht dat ik geluk heb gehad omdat ik Maria zo lang naast me heb gehad en op andere dagen stel ik vast dat als ik haar niet zo lang naast me had gehad het niet zo moeilijk zou zijn om haar te missen. Elke dag moet ik beslissen of ik dankbaar ben of eenzaam. Maar ik wil haar verdomme gewoon terug zien. Dat is wat ik wil.
Ish Ait Hamou (Het moois dat we delen)
Als het niets meer kan schelen wat anderen denken, verliezen we ons vermogen tot verbinding. Maar als we onszelf laten bepalen door wat anderen denken, verliezen we de moed om ons kwetsbaar op te stellen. De oplossing is om heel duidelijk voor ogen te krijgen wiens mening voor jou echt telt. Het moeten de mensen zijn die niet van je houden óndanks je onvolmaaktheden en kwetsbaarheden, maar óm je onvolmaaktheden en kwetsbaarheden. Als je op je gezicht ligt in de arena, zijn dat de mensen die je overeind zullen helpen en zullen bevestigen dat de val echt klote was, en je er vervolgens aan herinneren dat je dapper bent geweest en dat zij er ook de volgende keer zullen zijn om het zand van je af te kloppen. Neem ook mensen op die dapper genoeg zijn om te zeggen: ‘Daar ben ik het niet mee eens,’ of: ‘Ik denk dat je ernaast zit,’ en die je vragen zullen stellen als ze je dingen zien doen die indruisen tegen je waarden en normen.
Brené Brown (Rising Strong: The Reckoning. The Rumble. The Revolution.)
Ik moet in een paardeharen zak over de korst van de aarde kruipen om de behoeftigen en de zwervers, de dwazen en de onaangepasten mijn voetzolen te laten zien. Ik moet as op mijn hoofd strooien en mijn lichaam verminken en wenen tot er geen druppel vocht meer in mijn romp zit. Ik moet boeten.
Gerrit Komrij (Dubbelster)
Je kunt de seizoenen zien als stukjes van de mooiste, transparantste zijde in verschillende kleuren. Los van elkaar zijn ze mooi, maar leg de een boven op de ander, al zijn het alleen maar de randen, en er komt iets speciaals tot stand. Dat geldt ook voor de smalle strook tijd waarin het begin van het ene seizoen het eind van een ander overlapt.
Tan Twan Eng (The Garden of Evening Mists)
Het was als met een verhaal. Als met een boek. Wat is het dat wij van een boek verlangen? Dat iemand een ontwikkeling doormaakt - dat hij tot inzicht komt? Maar stel dat die ontwikkeling en dat inzicht er niet zijn? Dat staat in wezen toch ook veel dichter bij de werkelijkheid? Mensen die in hun leven een ontwikkeling doormaken zijn op de vingers van één hand te tellen. Om over inzicht nog maar te zwijgen. Nee, de werkelijkheid is dat wij altijd dezelfde blijven. We zien een film in de bioscoop en besluiten een ander leven te gaan leiden, maar de volgende dag zijn we dat alweer vergeten. We nemen ons voor om aardiger te zijn, om aandachtiger te luisteren. Dat houden we een halve dag vol. Daarna snauwen we weer als vanouds - het snauwen is dat ene afgedragen jasje dat ons het best past.
Herman Koch (Geachte heer M.)
Op de volgende statie van deze kruisweg zien wij hoe de eigenaar de kat met geweld door het luikje probeert te duwen. Maar daar zijn katten niet van gediend. Zij laten zich eerst als een harmonica in elkaar duwen, tot ze wel de helft korter zijn dan gewoonlijk, en zetten daarna of al meteen de tegenaanval in. Tenslotte neemt hij met geheven staart de benen en gaat zich op een veilige afstand zitten wassen.
Rudy Kousbroek (Kattekwaad: de mooiste verhalen over katten)
Ik krijg niet de indruk dat de Autodidact zin heeft om te praten. Wat kijkt hij me vreemd aan: hij kijkt niet om iets te zien, maar om een soort zielsgemeenschap tot stand te brengen. De ziel van de Autodidact is omhooggestegen en in in zijn fraaie, nietsziende ogen aan de oppervlakte gekomen. Hij wil dat mijn ziel hetzelfde doet, dat ze haar neus tegen de ruiten zal drukken: dan kunnen onze zielen beleefdheden uitwisselen.
Jean-Paul Sartre
Zo is het gegaan met de Indiaanse bevolking van San Nicolas-eiland, voor de kust van Los Angeles, die uiteindelijk werd gereduceerd tot één enkele vrouw die in volstrekte afzondering nog 18 jaar leefde.[...] Brachten de laatste inwoners van Henderson veel tijd door op het strand, generatie na generatie starend over zee in hoop de kano's te zien die nooit meer kwamen, totdat zelfs de herinnering aan hoe een kano eruitzag was vervaagd?
Jared Diamond (Collapse: How Societies Choose to Fail or Succeed)
Voor verslavingen moet je geen excuses zoeken, maar motieven. Excuses zoek je om geen spijt en schuld te hoeven voelen, maar een speurtocht naar jouw eigen motieven leidt je juist naar het hart van je schuld en daar, op die rare plek waar het duister is van onbegrip, pijn en ontkenning, daar ligt het enige terrein waar je de mogelijkheid geboden wordt om je schuld te veranderen in kennis. Met kennis valt te leven, met schuld niet. De meeste mensen geloven dat dat halfzachte spreekwoord, wat niet weet, wat niet deert, dat dat ook voor jezelf opgaat, maar zo werkt het niet. Wat je over iemand anders niet weet, dat weet je niet en zolang je het niet weet kan het je ook geen pijn doen, dat is zo klaar als een klontje, maar je weet in zekere zin alles van jezelf. Dat is ook logisch, want jij bent de enige die zijn eigen leven helemaal in zijn eentje meemaakt en daar weet van zou kunnen hebben. Bij jou ligt iedere minuut van een leven opgeslagen, hoe dan ook. Bij wie anders? Dat maakt mensen op zijn minst nog interessant, dat ze een vat van wetenschap vormen van tenminste een leven, hun eigen. Waar het nu eigenlijk allemaal om draait is de manier waarop je weet hebt van jezelf, dat is het belangrijkste. Sommige mensen weten niks van zichzelf. Ze hebben de enige echte wetenschap en geschiedenis niet tot hun beschikking en kunnen ze niet lezen, omdat ze die op de foute plek bewaren. Schuld is zo’n wetenschap over jezelf die op de verkeerde plaats in je archief is opgeslagen. Ze is dan geen kennis van de schuld, maar ze heeft de vorm aangenomen van iets anders dan woorden, waardoor je er niks mee kunt en er alleen maar dik van wordt, of chagrijnig of lusteloos. Kennis hoort thuis in de geest, waar anders? Ik zou niet weten waar de woorden anders konden verblijven dan in de geest. Ze lijken op geest en op ziel en op dat andere ontastbare, waarvan je weet dat je het hebt, maar dat je niet kunt zien en waarover je bijna niet kunt praten. Zo zie ik het. En daarom krijgt ook alle kennis die je eigenlijk over jezelf zou moeten hebben en die niet in die onzichtbare vorm van woorden in jouw ziel mag wonen, een andere gedaante, een zichtbare en een lastige, bijvoorbeeld een kilo overtollig vlees aan je lichaam of iets anders waaronder je lijdt en wat je met je meesleept en waarvan je niet weet waarom je het hebt, maar wat iedereen aan jou kan zien, omdat het ervoor zorgt dat je altijd dezelfde domme fouten maakt.
Connie Palmen (De vriendschap)
We zijn inferieure schepselen, net goed genoeg om te jongen. We hebben eierstokken, moeten ons er iedere maand bij neerleggen dat we bloeden, we zijn afhankelijk van de maan. Onze hersenen zijn minder ontwikkeld dan die van onze metgezellen en onze lichaamskracht is geringer. In alle omstandigheden zijn we emotioneler. Als een vrouw ziet dat een rivale mooiere schoentjes draagt dan zij zelf, zal ze niet ophouden de ander omlaag te halen en te kwetsen. Kun je je twee mannen voorstellen die elkaar verfoeien vanwege hun molières? Mannen wedijveren met elkaar op het niveau van geld, ambitie en intelligentie. Zij hebben het vermogen tot afstand nemen en onthechting, terwijl vrouwen iedere beheersing verliezen zodra ze een poederdoos of een ring zien. Nooit zal een vrouw een Michelangelo, een Bach of een Palladio zijn. Grote filosofen met een rok aan bestaan niet. Hoe wil je dat ze systemen ontwerpen zoals Kant, Hegel of Marx? Een dergelijk abstraherend vermogen kan niet ontstaan in de geest van een pop.
Claire Goll
DE ONTDEKKING Wij leefden eertijds, grazend als de dieren, in een stil dal tussen de duinen in, spelende met het licht en bruiloft vierend, beschut tegen het raadsel van de wind. Maar wie van ons ’t ruisen der zee vernamen, wilden haar zien, stegen een duin ten t op, tuurden tot aan de kim en nieuwe namen vielen hen in. Sindsdien gaan zij rechtop. Het duin noemen zij zeewering, de stilte ontdekten zij als een zwijgend geluid. Het komt hun voor als liep een god op vilten zolen hun dal onzichtbaar in en uit.
Guillaume van der Graft (Verzamelde gedichten (Dutch Edition))
Wat zouden we beginnen als we wisten wat ons te wachten stond? Niet veel meer, ben ik bang. Konden we ons leven bekijken zoals de goden het zien, van begin tot eind alles overzichtelijk in een oogopslag, dan konden we de stommiteit van bepaalde beslissingen van tevoren inzien. De zinloosheid van ons verzet en al ons vechten zou ons de lust ontnemen wat voor strijd dan ook nog aan te gaan. We zouden geen doodlopend pad meer inslaan en onze weg zonder verder avontuur afsukkelen, rechtstreeks naar het eind dat we onderhand kunnen dromen. Geluk zou ons niet meer kunnen verrassen. In plaats daarvan zouden we gaan zitten wachten, angstig en lamgeslagen, op alle dreunen van het lot, die we van verre zien aankomen. Er zouden geen risico's meer bestaan. Geen spijt. Kortom, het zou er niet veel meer toe doen of wij waken of slapen. Je zou het leven nauwelijks nog kunnen onderscheiden van de dood. Ik vraag me af waar meer durf voor nodig is, doorleven met een lot dat je kent of aanmodderen zonder enig idee van wat je staat te gebeuren.
Arthur Japin (Vaslav)
Ja, één devies ben ik steeds trouw gebleven, Geen andere wijsheid heeft voor mij gezag: Slechts hij verdient de vrijheid en het leven Die ervoor vecht van dag tot dag. Zo speelt zich hier het nijvere leven af, Omgeven door gevaar, van wieg tot graf. Hier ’t volk te zien, de vrije mens Op vrije grond, dat is mijn liefste wens! Dan zou ik wel de woorden wagen: Blijf, ogenblik, je bent zo mooi! Dan viel het spoor van al mijn levensdagen Nooit de vergetelheid ten prooi.- Met dat geluk voor ogen koester ik Nu reeds dat zaligmakend ogenblik.
Johann Wolfgang von Goethe (Faust)
[...] 'We leiden ons leven weliswaar allemaal in de verwachting van betere tijden, maar tegelijk verlangen we vaak met spijt terug naar het verleden. Het heden beschouwen we daarentegen als iets heel tijdelijks, als niet anders dan de weg naar ons doel. Om die reden zien de meeste mensen, wanneer ze op hun leven terugkijken, dat ze voortdurend ad interim hebben geleefd, en stellen ze tot hun verbazing vast dat wat ze zo achteloos en zonder ervan genoten te hebben voorbij hebben laten gaan precies de dingen waren in de verwachting waarvan ze geleefd hadden.
Arthur Schopenhauer (Essays and Aphorisms)
Als je mij vraagt zijn er drie belangrijke stadia in de geschiedenis van de mens. In het eerste kende hij zijn eigen spiegelbeeld niet, evenmin als een dier dat kent. Laat een kat in een spiegel kijken en hij denkt dat het een raam is waarachter een andere kat staat. Blaast ertegen, loopt er omheen. Op den duur is hij niet meer geïnteresseerd; sommige katten tonen zelfs nooit enige belangstelling voor hun spiegelbeeld. Zo zijn de eerste mensen ook geweest. Honderd procent subjectief. Een ‘ik’ dat zich vragen kon stellen over een 'zelf’ bestond niet. Tweede stadium: Narcissus ontdekt het spiegelbeeld. Niet Prometheus die het vuur ontdekte is de grootste geleerde van de Oudheid, maar Narcissus. Voor het eerst ziet 'ik’ zich 'zelf’. Psychologie was in dit stadium een overbodige wetenschap, want de mens was voor zichzelf wat hij was, namelijk zijn spiegelbeeld. Hij kon ervan houden of niet, maar hij werd niet door zichzelf verraden. Ik en zelf waren symmetrisch, elkaars spiegelbeeld, meer niet. Wij liegen en het spiegelbeeld liegt met ons mee. Pas in het derde stadium hebben wij de genadeslag van de waarheid gekregen. Het derde stadium begint met de uitvinding van de fotografie. Hoe dikwijls gebeurt het dat er een pasfoto van ons gemaakt wordt waarvan wij evenveel houden als van ons spiegelbeeld? Hoogst zelden! Voordien, als iemand zijn portret liet schilderen en het beviel hem niet, kon hij de schuld aan de schilder geven. Maar de camera, weten wij, kan niet liegen. En zo kom je in de loop van de jaren, via talloze foto’s, erachter dat je meestal niet jezelf bent, niet symmetrisch met jezelf, maar dat je het grootste deel van je leven in een aantal vreemde incarnaties bestaat voor welke je alle verantwoordelijkheid van de hand zou wijzen als je kon. De angst dat andere mensen hem zien zoals hij is op die foto’s die hij niet kan endosseren, dat ze hem misschien nooit zien zoals het spiegelbeeld waarvan hij houdt, heeft de menselijke individu versplinterd tot een groep die uit een generaal plus een bende muitende soldaten bestaat. Een Ik dat iets wil zijn - en een aantal schijngestalten die het Ik onophoudelijk afvallen. Dat is het derde stadium: het voordien vrij zeldzame twijfelen aan zichzelf, laait op tot radeloosheid. De psychologie komt tot bloei.
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
Alzoo spreekt God tot U en zijn naam is Carrière. I Ik de Heer Uw God ben een aleenig God en mij zult gij dienen met geheel Uwe ziel en met geheel Uw lichaam en met geheel Uw willen en met al Uw weten en met al Uw werken. II Gij zult U geen valsche goden maken als eerlijkheid, trouw, geweten, schoonheid of waarheid want alzoo komt gij ten verderve en honger en ballingschap zullen Uw deel zijn. Want ìk ben machtig en mijne straffen zwaar. III Eert hen die boven U gesteld zijn en doe wat hun aangenaam is, opdat het U welga. IV Ziet niet rechts en niet links maar vooruit want aan 't eind van den weg liggen de geldzakken die tot loon zijn voor hen die mij dienen in geest en waarheid. V Toon nooit dat U iets onaangenaam is, maar werk in stilte en verdraag alles todat ge macht heb verkregen. Want waardigheid is neiets en geld is alles en een arme is een schooier en een rijke een heer en de wereld vraagt slechts naar centen. VI Draagt nooit vuile boorden en kapotte jasjes en rookt geen steenen pijpjes. Want de wereld wil dat niet en de zaligheid ligt in de pandjesjas. VII Eerst het geld opdat gij geëerd worde wanneer ge geld zult bezitten voor den trouwen dienst aan mij, Uw aleenige God. VIII Leent nooit geld zonder rente, vraag nooit 5 % als ge 5½ kunt bedingen, betaalt nooit f1.- loon als ge 't met f0.90 afkunt, wees eerlijk als 't moet, bedrieg als 't moet, hebt nooit medelijden, geef geen cent als ge er niet indirect 2 door terug kunt krijgen. Maar 't voorzitterschap van 'Liefdadigheid' geeft aanzien. IX Bedenkt immer dat de fisieke kracht bij de massa is. Alzoo zult ge de massa in bedwang houden door fatsoen, door geloof, door politiekerij, door boekjes, scholen, dominees en kranten. En wie 't onderste uit de kan wil hebben krijgt 't deksel op z'n neus. Als ge zonder gevaar 1001 kunt bereiken wees dan niet tevreden met 1000 maar bereken 't gevaar met nauwkeurigheid. X Maar dit zeg ik U, laat nooit zien wat ge wilt noch wie gij zijt maar werk in stilte. Want in huichelen en knoeien ligt Uw heil en karakter is een frase. Dit zijn mijn woorden, van mij Carrière, god door de eeuwen, die de wereld heb verpest en verkankerd door mijne almacht. Amen. (uit: Nescio, Verzameld werk, deel I, Nijgh & Van Ditmar, G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 290-291)
Nescio (Verzameld werk (Dutch Edition))
How to Leave the Planet 1. Phone NASA. Their phone number is (713) 483-3111. Explain that it’s very important that you get away as soon as possible. 2. If they do not cooperate, phone any friend you may have in the White House—(202) 456-1414—to have a word on your behalf with the guys at NASA. 3. If you don’t have any friends in the White House, phone the Kremlin (ask the overseas operator for 0107-095-295-9051). They don’t have any friends there either (at least, none to speak of), but they do seem to have a little influence, so you may as well try. 4. If that also fails, phone the Pope for guidance. His telephone number is 011-39-6-6982, and I gather his switchboard is infallible. 5. If all these attempts fail, flag down a passing flying saucer and explain that it’s vitally important you get away before your phone bill arrives.
Douglas Adams (Hitchhiker's Guide to the Galaxy omnibus 2: Tot ziens en bedankt voor de vis / Grotendeels ongevaarlijk / En dan nog iets… (Hitchhiker's Guide to the Galaxy, #4-6))
Wat ik 'vermoeidheid' noem is ouderdom, en daarvoor bestaat geen rust behalve de dood. Wat is het ergst van al dit 'slecht want strijdig met de natuur'? Jong zijn en je genot ontzeggen of oud zijn en het nog steeds zoeken? Er zijn zekere geneugten van het vlees die het ouder wordende lichaam steeds vergeefser najaagt als het er zich in zijn jeugd niet aan bedronken heeft. Te kuise jongelingsjaren leiden tot liederlijke ouderdom. Het is waarschijnlijk gemakkelijker af te zien van wat men heeft gekend dan van datgene waarover men fantaseert. Men heeft hierin geen spijt van wat men heeft gedaan, maar van wat men niet heeft gedaan en zou hebben kunnen doen. En die spijt krijgt dan zelfs de donkere kleur van wroeging. Ik heb het gevoel dat ik ook hierin het meest tot onthouding gebracht word door redenen van esthetische aard. Oude handen verdorren wat zij strelen, dunkt me, maar ze hebben hun eigen schoonheid wanneer ze zich vouwen in gebed. Jonge handen zijn gemaakt voor liefkozingen en de mantel der liefde, het is jammer ze te vroeg samen te vouwen. Ja, die in gebed gevouwen handen verzinnebeelden fraai de mystieke omhelzing van het ongrijpbare, als de verliefde armen in het luchtledige grijpen omdat de realiteit ontglipt en er niemand is.
André Gide (Journals 1889-1949)
In hun nieuwe, eigen ontplooiing zullen het meisje en de vrouw slechts tijdelijk mannelijke deugden en ondeugden imiteren en mannelijke beroepen nabootsen. Na de onzekerheid van zulke overgangen zullen de vrouwen het grote aantal en de wisseling van die (veelal belachelijke) vermommingen alleen hebben doorgemaakt om hun meest persoonlijke wezen te zuiveren van de misvormende invloeden van het andere geslacht. De vrouwen, in wie het leven directer, vruchtbaarder en rijker aan vertrouwen is genesteld, moeten immers in wezen rijpere mensen zijn geworden, menselijker mensen dan de lichte, niet door het gewicht van een lichamelijke vrucht onder het levensoppervlak getrokken man, die, verwaand en gehaaste als hij, onderschat wat hij meent lief te hebben. Dat zal dit onder pijnen en vernederingen tot rijping gekomen mensdom van de vrouw, als zij de conventies van de slechts-vrouwelijkheid in de vermommingen van haar uiterlijke staat zal hebben afgelegd, het licht zien, en de mannen die dit nu nog niet voorvoelen zullen erdoor worden verrast en verslagen. Op zekere dag (waarvan nu reeds, vooral in de noordelijke landen, betrouwbare tekenen spreken en schitteren), op zekere dag bestaan er het meisje en de vrouw, wier naam niet meer alleen een tegenpool van het mannelijke zal betekenen, maar iets op zichzelf staands, iets waarbij je niet aan aanvulling en begrensdheid denkt, alleen aan leven en bestaan: de vrouwelijke mens. Deze vooruitgang zal het liefde-beleven dat nu vol dwaling is (vooralsnog zeer tegen de wil van de voorbijgestreefde mannen), veranderen, grondig wijzigen en omvormen tot een verhouding die bedoeld van mens tot mens, en niet meer van man tot vrouw. - Rome, 14 mei 1904
Rainer Maria Rilke (Letters to a Young Poet)
„Zie zoo, nu zie ik ze niet meer. Jij weet niet wat handel is, Koekebakker, anders zou je der niet om lachen. Om te beginnen ga je tot je achtiende jaar op school. Heb jij ooit geweten hoeveel schapen er in Australië zijn en hoe diep ’t Suezkanaal is? Nou juist, daar heb je het. Ik heb dat geweten. Weet jij wat polarisatie is? Ik ook niet, maar ik heb ’t geweten. De raarste dingen heb ik moeten leeren. Vertaal in ’t Fransch: [80]„onder benefice van inventaris.” Ga der maar tegen aan staan. Je hebt er geen begrip van, Koekebakker. Dat duurt zoo jaren. Dan doet je ouwe heer je op een kantoor. Dan merk je, dat je al die dingen geleerd hebt om met een kwast papier nat te maken. Overigens is ’t ’t ouwe gedonderjaag, ’s morgens om negen uur present en urenlang stil zitten. Ik vond dat ik op die manier niet opschoot. Ik kwam altijd te laat, ik probeerde wel op tijd te komen, maar ’t wou niet meer, ik had ’t zooveel jaren gedaan. En taai. Ze zeiden dat ik alles verkeerd deed, daar zullen ze wel gelijk aan gehad hebben. Ik wilde wel, maar ik kon niet, ik ben geen kerel om te werken. Ze zeiden, dat ik de anderen van hun werk hield. Ook daarin zullen ze wel gelijk gehad hebben. Als ik klaagde, dat ik ’t niks lollig vond en vroeg of ik daarvoor nu op school al die wonderlijke dingen had geleerd, dan zei de oue boekhouder: „Ja jongetje, het leven is geen roman.” Bakken vertellen, dat kon ik en dat vonden ze leuk ook, maar ze waren er niet tevreden mee. De ouwe boekhouder wist al heel gauw niet wat hij met me doen moest. Als de baas er niet was maakte ik dierengeluiden, zong komieke liedjes, die ze nog nooit hadden gehoord. De zoon van den baas was een ingebeelde kwajongen; af en toe kwam i op kantoor om centen te halen. Hij sprak vreeselijk gemaakt en keek met een allerellendigst, door niets gemotiveerd vertoon van superioriteit naar de bedienden van zijn pa. De lui lachten zich een beroerte als ik dien jongeheer nadeed. Ik heb daar ook nog een schrijfmachine bedorven en een boek weggemaakt. Toen hebben ze me aan een toestel gezet, dat ze de „guillotine” noemden. Daar moest ik monsters mee knippen. Dagen lang heb ik daaraan gestaan: alle monsters werden scheef. De lui hadden ’t wel in de gaten, ze hadden niets [81]anders verwacht. Ze hadden me daar alleen maar aan gezet om erger te voorkomen. Die monsters werden weggegooid; die gingen nooit naar de klanten. Toch had ik in die dagen nog gelegenheid om een brief verkeerd in te sluiten. Natuurlijk was ’t erg; de man die den brief kreeg mocht niet weten, dat de baas zaken deed met den man waaraan i geschreven was. De boekhouder was totaal van streek. Toen begreep ik, dat ik maar liever heen moest gaan. Ik kreeg een poot van den baas. Ik was zelf ook blij dat ik wegging en heb hem hartelijk de hand geschud. Ik heb gezegd, dat ’t me speet, maar dat ik er niets aan doen kon en ik geloof, dat ’k ’t meende. Zie je, Koekebakker, dat is handel. Ik ben daarna nog drie weken volontair geweest op een effectenkantoortje, krantjes nakijken met een boek om te zien of de stukken van de klanten waren uitgeloot. Je ergste vijand zal er voor bewaard blijven. Ze moesten me wegdoen. Ik moest daar ook copieeren. Er was geen denken aan, dat ze uit ’t copieboek konden wijs worden. Ik zag wel in dat ’t zoo niet ging, ik kon er mijn hoofd niet bij houden.
Nescio (De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel)
Zwemvest aangeraden, Meet & Greet, win-win actie, te Malieveld Den Haag, opgewarmd door Nick en Simon, internationaal festival der Hollandsch Levenslied!! Komt tot zien.
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
Wat was een goede dag? Was een goede dag een dag waarop ik mezelf niet beschadigd had? Als ik er heelhuids doorheen was gekomen? Automobilisten toeterden naar mij omdat ik zomaar overstak of om drie uur 's nachts zonder licht over landweggetjes fietste. Ik zat onder de blauwe plekken en schaafwonden, omdat ik niet oppaste en gewoon maar tegen deuren en muren op liep. Het maakte me niet uit wat er met mij gebeurde. Als je al tot in het diepst beschadigd bent, dan wordt beschadiging bijna een levenswijze. Niemand wil dat zien. De meeste mensen kijken liever de andere kant op als ze zo iemand tegenkomen, bang om zelf beschadigd te worden.
Naomi Rebekka Boekwijt (Bloedblaren)
Iedereen kent de uitdrukking 'Vedere Napoli e poi muori', oftewel 'Eerst Napels zien en dan sterven'. Met betrekking tot Rome zou ik een daaraan tegenovergesteld motto willen bepleiten, dat recht doet aan de even veelzijdige als vitale krachten die van deze stad uitgaan: 'Eerst Rome zien en dan leven.
Maarten Asscher (De ontdekking van Rome)
Het is bijzonder moeilijk zich aan de gevolgen te onttrekken zolang men het beginsel blijft huldigen. Door God te vervangen door de mens als beginsel van het gezag heeft de Revolutie het atheïsme wettelijk geproclameerd. Vanaf dat moment werd dit wettelijk atheïsme er geheel natuurlijk toe gebracht zijn stempel te drukken op alle manifestaties van het openbaar leven. Wij zien dat ook vandaag nog met lede ogen aan. Wie daarover verbaasd is, heeft niet begrepen wat de kern is van de revolutionaire beweging van 1789. Want het ideologisch karakter van de Franse Revolutie zoeken we niet in de uitspattingen of de misdaden van 1793 : het is niet in 1793 maar in 1789 dat Frankrijk de diepe wonde heeft opgelopen waaraan ons land sindsdien lijdt, en die haar dood kan veroorzaken als een stevige en levenskrachtige reactie er niet in slaagt haar terug op het spoor van een volledige genezing te zetten. Het is in 1789 dat de vertegenwoordigers van de Revolutie afgestapt zijn van het begrip “ christelijk volk ” om het deïstisch of atheïstisch rationalisme op de sociale orde toe te passen ; zo hebben zij aan de wereld het triest spektakel van een nationale geloofsafval laten zien, waarvoor tot op dat ogenblik in de katholieke landen geen voorgaande was. Het is in 1789 dat er in de sociale orde een werkelijke Godsmoord heeft plaatsgehad, te vergelijken met wat het joodse volk zeventien eeuwen geleden met de Godmens gedaan had.
Charles Emile Freppel
All visitors ashore!” shouted a steward. All visitors a—!” As the call to leave the Winschoten faded away in the distance, there was a hum of excitement on the ocean-going vessel. Bells were ringing and the ship’s horn was bellowing out short blasts. “Good-by! Tot ziens!” passengers called to those on the pier. Three attractive girls stood together, leaning on the rail and watching the people onshore, who were waving. One was Nancy Drew, a strawberry blond who had sparkling blue eyes. On her right stood pretty Bess Marvin, a slightly plump blond, while on her left was Bess’s cousin, a slender, athletic girl who enjoyed her boyish name, George Fayne. The three girls were about to sail from Rotterdam in Holland to New York City. Along with other passengers they waved and shouted good-by to those on the pier, although they knew no one.
Carolyn Keene (Mystery of the Brass-Bound Trunk (Nancy Drew, #17))
Ik kijk naar je, denkt Babs, je loopt door de massa, ik houd je in de gaten, ongemerkt. Ik heb je al gezien lang voor je mij ziet. Het is een eenvoudig weten: bij jou hoor ik, ik zal van jou zijn, jij hoort hier nu te zijn, bij mij. Ik zal je weten te vinden. Ik volg je nu Je draait het blad om Ik wil alles zien wat je doet, hoe je uit bed rolt, hoe je je mond opent naar de waterstraal van de douche, hoe je je rug onzorgvuldig afdroogt, hoe je niet genoeg slaapt, hoe je veel weet en veel niet weet, hoe je lacht naar de bolle ogen van de baby die je hypnotiseert vanuit zijn kinderwagen, hoe je geen krant koopt, hoe je je plots afvraagt waarom hoefijzers gelukt brengen, hoe je rondloopt tot op het moment dat ik je tegenkom. Ik zoek het eerste woord dat jij uitspreken zal. Nu zit jij nog verscholen als een egel tussen de bladeren, maar er is geen ontkomen aan; de adem hangt al klaar in een wolk boven onze hoofden, de woorden houden zich schrap om opgebruikt te worden. Onze eerste herinnering is al in de maak. Ik zal je vinden.
Saskia de Coster (Eeuwige roem)
Een brave zoon belooft een goed man. Ik geloof zeer zeker, dat gij uw onbetwistbaar gezag als man nooit zult gebruiken, dan ten beste ener vrouw, die al haar geluk, al haar veiligheid aan u toevertrouwt: die u uit achting, zowel als uit voorkeuze, tot echtgenoot verkiest, zonder dat uw rijkdom bij haar in 't allerminst in aanmerking komt. Wat dan, vraagt gij mij met een bekommerende liefde, die mij doet zien, hoezeer gij verlangt de mijne te zijn?
Betje Wolff
Sinds de mens nadenkt over het geheugen zien we het voor ons als een archief. Metaforen reiken van papyrus en boeken tot aan bibliotheken, wijnkelders, foto's, films en tegenwoordig de computer. Al deze metaforen stellen het geheugen voor als ons vermogen om ervaringen op te slaan, intact en volledig te bewaren. Maar wat het geheugen daadwerkelijk kenmerkt, is het vergeten. Juist doordat we zoveel vergeten, zijn we in staat om een paar losse opmerkelijke dingen te onthouden.
Nikki Dekker (Diepdiepblauw)
Legermassa's die tegen elkaar in dreunen; reusachtig als nimmer nog bonsden op elkaar aan nimmer nog zoo uitgestrekte grensgebieden. Groot is dat alles, van ons menschelijk standpunt gezien. Armzalig blijft het voor de zaligen, zoo zij dat mierengewriemel aanschouwen. Misschien zien zij er nauwelijks heen... Klein blijven de menschen op hunne aarde, voor de geesten, die hoger zweven. Groot grooter dan ooit, doen hunne agglomeraties, voor wie, tijdgenooten, hun bloedig woelen maar menschelijk ontsteld aanzien. Het menschelijk bedenken spitst zich tot genialiteit. om elkander te vernielen.
Louis Couperus (Brieven van den nutteloozen toeschouwer)
Dekolonisatieprocessen worden vaak herleid tot een nationale strijd tussen kolonisator en kolonie – Frankrijk met Algerije, België met Congo, Duitsland met Namibië, Portugal met Angola, Engeland met India en Nederland met Indonesië – het lijkt wel een soort streepjescode. Maar naast die verticale component zijn er ook altijd tal van horizontale processen. Buurlanden spelen mee, bondgenoten, lokale milities, regionale spelers, internationale organisaties enzovoort. Die mogen niet weggefilterd worden. Als we dat doen, blijven we de westerse natiestaat en zijn koloniale grenzen als referentiekader hanteren. Dan zijn we nog steeds negentiende-eeuws bezig. Wie enkel door de schietgaten van het verleden kijkt, ziet niet per se het hele landschap. De tijd is rijp om die nationale focus los te laten en de globale dimensie van het dekolonisatieproces te zien. Ja, dat vergt inspanning. Een kluwen is lastiger te ontwarren dan een schema met twee kampen, maar de historische werkelijkheid is nu eenmaal geen schema. En dat geldt zeker voor de Indonesische geschiedenis.
David Van Reybrouck (Revolusi. Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld)
En terwijl Kadoke verwoed bezig is de trainer van zich af te duwen, dringt het tot hem door dat hij niet zeker weet of hij wil laten zien dat hij niet wil sterven. Dat hij niet zeker weet of niet-sterven nu zoveel beter is dan sterven. Dat hij twijfelt of het wel de moeite waard is, dit gevecht, deze hopeloze, enigszins onesthetische dans die men leven noemt, voor iets wat zelfs de trainer alleen maar 'niet-sterven' kan noemen. Alsof dat de bittere waarheid van leven is, dat het uiteindelijk niets anders is dan niet-sterven.
Arnon Grunberg (Moedervlekken)
Zolang de stilte in mij het water doet stromen, zal de Goede Herder zeer zeker en stellig zien, dat er naast witte en zwarte schapen tot bokken, ook haar lammeren op de wereld rondlopen.
Petra Hermans
Zij die de schoonheid aan zich zien ontglippen Door hun gehechtheid aan het alledaagse Verdienen niets dan dat ze van de klippen Te pletter vallen. Dood. Geen mens beklaagt ze.
Gerrit Komrij (Alle gedichten tot gisteren)
Deze hier heeft nooit ontzag voor me gehad, nooit! Maar wees op je hoede, droogbloem, of ik zal je laten verwelken. Dan hou ik de regen tegen. Ja, ja... als ik me kwaad maak, dan kan ik hem zelfs nu nog wegjagen, dan valt er helemaal niets!' 'Dan hou je het maar tegen. Laat maar eens zien wat je kunt. Tot nu toe hebben we alleen maar mooie praatjes gehoord. Laat je magische kunsten maar zien.
Alison Baird (The Warding of Willowmere)
Het meisje struikelde verbaasd opzij en sprong toen langs hen als een lichtvoetig hert. Ze had een wijde geborduurde bloes aan en een lange rok die dichtgeknopt was in de taille en een split had tot halverwege haar dij. Haar fonkelende, smaragdgroene ogen pasten precies bij de jaden ketting die om haar nek stuiterde... Toen ze de grot uit waren geklommen, keek Marika Jake even recht aan. Het zonlicht flitste als smaragdgroen vuur uit haar ogen, die een mengeling van nieuwsgierigheid en plezier lieten zien.
James Rollins (Jake Ransom and the Skull King's Shadow)
Geloof me, er is geen groot verdriet, geen diep berouw of bepaalde sterke herinneringen. Alles komt in het vergeetboek, zelfs de grote liefdes. Dat is wat het leven zo triest en tegelijk zo meeslepend maakt. Er is alleen een bepaalde manier om de dingen te zien en die duikt van tijd tot tijd op. Daarom is het toch goed om een grote hartstocht, een ongelukkige liefde in zijn leven te hebben gehad. Dan hebben we tenminste een alibi voor de onredelijke wanhoop waaronder wij gebukt gaan.
Albert Camus (A Happy Death)
Het lijkt een paradox om de werkelijkheid waarin wij dagelijks leven tot schijnwerkelijkheid te proclameren en de ondefinieerbare sfeer, opgeroepen door het lezen van een gedicht, een boek, het horen van muziek, het kijken naar een schilderij, kortom het ondergaan van kunst, werkelijkheid te noemen, terwijl we juist geneigd zijn in dat geval van droomwereld te spreken. En toch ben ik ervan overtuigd dat het omgekeerd is. [...] Het lijkt misschien ongerijmd en een beetje aetherisch om te beweren, dat alleen in de kunst de werkelijkheid zich openbaart, en toch is het zo. Want alleen de kunst spreekt tot de ziel en is door haar voortgebracht. [...] Want kunst is niet in de eerste plaats aesthetica, kunst moet voor alles de openbaring van de ware, de enige werkelijkheid zijn. Dan alleen wordt de wereld aan zichzelf ontheven zonder zichzelf prijs te geven. Er zit iets tragisch in, dat er duizenden mensen rondlopen, die in kunst niets anders zien dan een middel om hun werkelijkheid (de schijnwerkelijkheid) te ontvluchten en blind zijn voor die andere, essentiële werkelijkheid die de kunst hun toont, en waarvoor zij waarschijnlijk ook in hun leven blind zijn. [...] Eigenlijk is het ontzettend, dat er zoveel mensen leven die niets anders kennen dan de schijnwerkelijkheid waarin ze leven. Wat moeten zij arm zijn, arm en leeg en zonder geluk.
Hanny Michaelis (De wereld waar ik buiten sta: Oorlogsdagboek 1942-1945)
Is een labyrint met een gids nog wel een labyrint? Wat zou mijn paniek geweest zijn als de oude gids er niet bij geweest was? Het meest essentiële aan een labyrint is de verwarrende, bedrieglijke keuze: ga ik rechts, ga ik links, ga ik door, ga ik terug? Daar hoort geen gids bij. Ik zie mijzelf zonder die man, ik begin vol goede moed maar kan bij de eerste tweesprong al falen, na vijf minuten weet ik niet meer wie ik ben, na een uur ben ik uitgeput, vind mijn sporen terug die ik dan ook weer verlies, na twee uur schreeuw ik tegen mijn eigen echo's, na een tijd weet ik niet meer of het in het daarbuiten, waar ik vroeger bij hoorde, nacht of dag is en wacht ik alleen nog maar tot die andere vergelijking, die met de dood, tot het grote, zwarte monster dat hier woont en dat mij opwacht, zich zal laten zien. Labyrint, nu weet ik dat dat iets is wat gesloten is, iets waarin de tijd tegen zijn eigen richting in kan lopen. Alweer een woord dat niet meer zomaar gebruikt kan worden.
Cees Nooteboom (Continent in beweging - Alle Zuid- en midden Amerikaanse reizen.)
De wereld wordt al jaren vergiftigd, maar niet door een gif dat je kunt zien, ruiken of proeven. De Angeli Terrae zijn er meesters in om mensen tegen elkaar op te zetten - en haat is uiteindelijk wele malen dodelijker dan welke chemische stof ook. Die sijpelt in de kieren en scheuren van de samenleving en bijt ze steeds verder uit, tot ze zijn uitgegroeid tot onoverbrugbare ravijnen. Het doet jarenlang zijn werk en het geniepige is dat niemand meer weet wie ermee is begonnen. Er is geen schuldige. Iedereen is schuldig. Dus niemand.
Marloes Morshuis (Project Z (Quotum, #1))
Jonathan Pennington laat zien hoe Jezus iedere zaligspreking belichaamt. Als je wilt zien hoe een mens tot bloei komt, hoe zegen er uit ziet, kijk dan naar Jezus, de man van smarten. Hij leefde een onaangenaam leven in armoede, trouwde nooit, had geen seks, en stierf in pijn, verlaten door zijn vrienden, in relatieve onbekendheid. Hij is het verbazingwekkende beeld van de Gezegende, Gods gezalfde. Jezus kennen is leren wandelen op zijn vreemde pad van bloei, van overvloedig leven.
Tish Harrison Warren (Bidden in de nacht: Voor wie werken, waken en wenen)
... terwijl ik mijn gezicht in de spiegel bekijk. Dat verandert van dag tot dag. Sommige dagen meer dan andere. Niet veel, natuurlijk, maar als je goed kijkt, als je oefent, je concentreert, dan kun je de minuscule veranderingen in de huid zien, de rimpel in mijn voorhoofd die in de loop van de nacht is veranderd, misschien maar een halve millimeter. Maar je ziet het. Als je oefent. Je contouren die dunner worden, je silhouet dat vervaagt. Je bent nog niet helemaal verdwenen. Dat duurt een hele poos. Jaren. Maar je verdwijnt. Je verdwijnt voor jezelf, wordt een ander, elke dag. Je bent niet meer wie je ooit was. De microscopisch kleine cellen die je gezicht vormen op de foto die je ouders in de kamer hebben hangen, zijn weg, vervangen door nieuwe. Je bent niet meer wie je was. Maar ik ben er nog wel, de atomen wisselen van plek, niemand kan de bokkensprong van de quarks controleren. Zo is het ook met de mensen van wie je houdt. Met bijna stilstaande snelheid verkruimelen ze in je armen en je zou willen dat je je aan iets bestendigs in hen kon vastklampen, hun skelet, hun tanden kon vastpakken, de hersencellen, maar dat kun je niet, want bijna alles is water en het heeft geen zin dat vast te houden. Alle sporen verdwijnen, stukje bij beetje. En later verdwijnen de sporen die ze hebben achtergelaten, het huis waarin ze woonden, de tekeningen die ze voor je maakten, de woorden die ze op briefjes schreven. De herinneringen waarmee je achterblijft zullen uiteindelijk ook loslaten, als oud behang, en mettertijd zal het niet meer mogelijk zijn om antwoord te geven op de vraag of er op deze planeet aan de rand van dit perifere zonnestelsel ooit leven is geweest.
Johan Harstad (Buzz Aldrin, waar ben je gebleven?)
Ze hadden het erover dat een dode geen troost kan bieden aan de overlevenden, maar dat het kijken naar de dode misschien wel noodzakelijk was om te kunnen overleven. Jan Razelius had in zijn leven twee doden gezien, twee lijken. Zijn vader en een vriend. Toen hij naar hen keek, liggend in hun kist, zag hij dat zij waren ‘overgegaan’, zoals de mensen dat noemen. Hij zag dat er iets aan hen veranderd was en dat zij nu onherroepelijk behoorden tot het niet-menselijke deel van de wereld. Hij zag het. Begrijpen deed hij het niet, maar hij kon het zien.
J. Bernlef (Sneeuw)
De opstand gaat niet verder dan het doden van mensen; de revolutie moet mensen èn beginselen vernietigen. Om deze reden kan men ook zeggen dat de geschiedenis nog geen revolutie gekend heeft; er kan er nl. maar één zijn en dat is de definitieve, allebeslissende revolutie. Werd tot dusver een revolutie afgesloten door het optreden van een nieuwe regering, dan lagen in deze nieuwe regering alweer de kiemen van een nieuwe revolutie. De anarchisten, Varlet in het bijzonder, hebben duidelijk gezien dat revolutie en regering twee zaken zijn, die elkaar in letterlijke zin niet verdragen, omdat ze in verschillend vlak liggen. 'Er ligt een tegenstrijdigheid in de bewering', aldus Proudhon,'dat een regering ooit revolutionair zou kunnen zijn. Dat kan ze nooit zijn om de eenvoudige reden, dat ze een regering is.' De ondervinding heeft alleen maar geleerd dat een regering alleen maar revolutionair kan zijn tegenover een andere regering; om die reden zijn revolutionaire regeringen dan ook meestal gedwongen, oorlogsregeringen te zijn. De regering die uit de beweging van 1789 is voortgekomen, voerde oorlog ten behoeve van Europa; die van 1917 strijdt voor de wereldheerschappij. De totale revolutie eist ten slotte, we zullen nog zien waarom, het totale wereldrijk.
Albert Camus (The Rebel)
Geliefde misantroop, tot ziens!
Jaap Zijlstra (De Glazen Schelp)
Ik heb mezelf gemaakt tot een verhaal, dat ik maar blijf herhalen. Ik verklaar mezelf telkens opnieuw tot kattenstront, zelfs al lang nadat anderen daarmee zijn gestopt. Ik vind mezelf waardeloos, ik vind de wereld een onveilige plek en ik word daar ook telkens in bevestigd, mede omdat ik dat vind. Ik zie wat ik wil zien. Dit verhaal ontneemt me nu vooral de mogelijkheden om het heft in eigen handen te houden, om goed voor mezelf te zorgen. Om ruimte te laten voor een ander beeld, bovendien. Het voelt alsof er mist optrekt uit mijn hoofd en tegelijkertijd word ik heel verdrietig; heb ik dit mezelf dan zo lang aangedaan? Waarom? Omdat ik geloofde dat ik dat waard was. Daarom. Als ik mezelf zo lang gevangen heb kunnen houden in mijn eigen verhaal, kan ik mezelf daar dan ook weer uit bevrijden? Mijn psychologe kijkt me aan. Ik zie aan haar blik dat ze het kwartje heeft zien vallen.
Maaike Helmer (Niets)
Het is omdat we allemaal oplichters zijn dat we elkaar verdragen. Iemand die het liegen niet aanvaardt zal de grond onder zijn voeten zien verdwijnen: we zijn biologisch gedwongen tot het onjuiste.
Emil M. Cioran
In al deze ontsporende mechanismen zien we een overkoepelend of ‘metapatroon’, namelijk de drang tot zelfcontrole. Immers, mijn hele identiteit creëert de illusie dat als ik mezelf niet onder controle houd, mijn kern van slechtheid (het negatieve geloof !) naar buiten komt en schade gaat aanrichten. Deze illusie creëert haar eigen argumenten, kijk maar: eerst is er het negatieve geloof, bijvoorbeeld ‘ik ben zwak’. Daarop volgt de basisregel dat ik mezelf onder controle moet houden in zaken die ik lekker vind, bijvoorbeeld alcohol drinken. Het gedragspatroon zal vervolgens energie steken in het afremmen of onderdrukken van de zin in alcoholische drank. Dat wordt gevoeld als een beknelling. De frustratie daarover bouwt zich op en keert zich op een bepaald moment tegen de zelfcontrole. Er ontstaat een bui waarin we tegen onszelf iets zeggen in de trant van ‘Ach, wat kan het me ook eigenlijk verdommen, ik doe lekker even helemaal waar ik zin in heb.’ Er volgt een uitspatting plus de volgende dag een kater. Op dat moment is er een argument gecreëerd voor een nieuwe ronde van zelfcontrole, een zogenaamd zie-je-wel-argument: ‘Zie je wel dat je helemaal de mist in gaat als je jezelf niet onder controle houdt.’ Het negatieve geloof in de eigen zwakheid is bevestigd door het mislukken van de poging die zwakheid te bedekken met zelfcontrole.
Jan Geurtz (Verslaafd aan liefde)
Binnen een economische wereld konden de culturele en economische kaart er daarentegen heel anders uitzien, soms zelfs precies tegenovergesteld zijn, zoals de respectievelijke zwaartepunten van economische en culturele zones duidelijk laten zien. In de dertiende, veertiende, en vijftiende eeuw was het niet Venetië of Genua, de twee koninginnen van de handel, maar Florence dat in de Westeuropese beschaving de toon aangaf: hier ontstond de renaissance en hiervandaan zou de culturele stroming zich verspreiden; daarnaast drong Florence zijn dialect - het Toscaans - op aan de literatuur. Het levendige Venetiaanse dialect dat op dit vlak een geduchte rivaal had kunnen zijn, ondernam hiertoe geen enkele poging. Zou dat komen omdat een op economisch vlak triomferende stad of een al te overheersende staat niet alles tegelijk kon hebben? In de zeventiende eeuw vierde Amsterdam zijn hoogtijdagen als handelsstad, maar de barok die Europa veroverde kwam ditmaal uit Rome, of eventueel uit Madrid. Evenmin zou Londen in de achttiende eeuw de culturele scepter in handen krijgen. Toen Abbé Le Blanc tijdens zijn verblijf in Engeland van 1733 tot 1740 over Christopher Wren kwam te spreken, de architect van de Saint-Paul's Cathedral, merkte hij op dat 'op de verhoudingen na die hij [bovendien] niet goed in acht heeft genomen, [hij] niet meer heeft gedaan dan het ontwerp van de Sint-Pieter van Rome tot twee derde van zijn oorspronkelijke grootte terugbrengen'. Vervolgens uitte hij zich in weinig lovende bewoordingen over de Engelse landhuizen die 'nog in Italiaanse stijl [gebouwd zijn], maar niet altijd met evenveel succes'. In dezelfde achttiende eeuw werd Engeland niet meer zozeer door door de Italiaanse cultuur beïnvloed als wel door de ideeën uit Frankrijk, dat in die tijd een culturele uitstraling op Europa had en de toon aangaf op het gebied van het geestesleven, de kunst en de mode, ongetwijfeld ter compensatie voor het gebrek aan politiek en economisch overwicht. 'De Engelsen houden zo van onze onze taal dat ze er zelfs genoegen in scheppen om Cicero in het Frans te lezen,' aldus dezelfde abbé Le Blanc. En moe van het almaar moeten aanhoren hoeveel Franse bedienden er in Londen werkten, antwoordde hij: 'Het feit dat er in Londen zoveel Fransen zijn om jullie te bedienen, komt omdat jullie mensen de manie hebben net zo gekleed, gekapt en gepoederd te willen worden als wij. Ze hebben zich in hun hoofd gehaald dat ze onze mode willen volgen en betalen veel geld aan mensen die hun leren hoe ze zich moeten tooien met onze absurditeiten.' En zo gaf Londen, dat het centrum van de wereld was en zelfs een schitterende cultuur had, steeds meer toe aan de Franse invloeden. Dit werd trouwens niet altijd toegejuicht, want we weten omstreeks 1770 van het bestaan van een genootschap van Antigallicans, 'dat als eerste streven had om geen enkel kledingstuk van Franse makelei te dragen'. Maar wat een genootschap uitrichten tegen zoiets ongrijpbaars als mode? Hoewel Engeland door zijn economische vooruitgang steeds belangrijker werd, deed het geen poging om het geestelijke gezag van Parijs de ondermijnen, en heel Europa tot aan Moskou toe streefde ernaar om de Franse taal tot de taal van de aristocratie en tot voertuig van het Europese denken te verheffen. Evenzo vormde Frankrijk aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw overduidelijk het middelpunt van de Westeuropese literatuur en schilderkunst, terwijl het op economisch gebied ver op de rest van Europa achterliep; in de tijd dat Italië en Duitsland op muzikaal vlak de toon aangaven, waren ze geen van beide economische machthebbers; en ook vandaag de dag mogen de Verenigde Staten wel een enorme economische voorsprong hebben opgebouwd, maar daarmee hebben ze nog niet de literaire of artistieke leiding over de wereld.
Fernand Braudel (Civilization and Capitalism 15th-18th Century, Vol 2: The Wheels of Commerce)
Als je de vijftig nadert en je op een rijtje gaat zetten wie van de mensen die je kent of over wie je hebt gehoord het slecht vergaan is, is dat heel heftig, het lijkt alsof het leven een harde en vreugdeloze beproeving is die niet veel mensen doorstaan zonder in het duister te worden neergedrukt. Maar zo is het niet, omdat de opsomming geen rekening houdt met de tijd, die enorme zee van dagen en nachten die alle gebeurtenissen verdunt en die constant expandeert en groter wordt. Iedere opsomming vertekent de werkelijkheid, en dat wat wij als ons leven zien, waarin de beslissende gebeurtenissen elkaar snel opvolgen, staat in verhouding tot de werkelijkheid als een kaart tot het terrein, of de sterren tot de sterrenhemel: van hier af lijkt de afstand ertussen heel klein, van hier af zijn ze net een school haringen, zo dicht als de sterren op elkaar zitten, maar als je erheen zou kunnen reizen, zou je begrijpen dat de waarheid over het heelal de ruimte ertussen is.
Karl Ove Knausgård (Om våren (Årstidsencyklopedien, #3))
Tot zijn verbazing schoot Renn een pijl af, en even later plofte een sneeuwhoen op het mos neer. Toraks mond viel open. 'Hoe deed je dat?' Renn bloosde. 'Nou ja, ik oefen veel.' 'Maar... Ik heb nog nooit iemand zo goed zien schieten. Ben je de beste schutter van je stam?' Ze keek niet erg op haar gemak. 'Is er iemand die beter is?' 'Eh, niet echt.
Michelle Paver (Wolf Brother (Chronicles of Ancient Darkness, #1))
We vleien onszelf niet meer met de gedachte dat we een gemeenschap van zuivere geesten zijn. Laten we liever kijken naar de werkelijke relaties tussen de één en de ander in onze samenlevingen die doorgaans bestaan uit meester-slaafverhoudingen. *(De meester-slaafdialectiek impliceert dat de meester alleen meester kan zijn in relatie tot de slaaf en omgekeerd de slaaf alleen slaaf kan zijn in relatie tot de meester.) Laten we onszelf niet rechtvaardigen door een beroep te doen op onze goede intenties, maar laten we kijken wat er met deze intenties gebeurt op het moment dat zij een eigen leven zijn gaan leiden. Deze uitwendige blik die we op onze eigen soort kunnen hebben, kan heel verhelderend zijn. (...) De mens van buitenaf zien is een vorm van kritiek en duidt op de gezondheid van de geest. Deze is niet bedoeld om te suggereren dat alles absurd is zoals Voltaire deed, maar veeleer om te suggereren, zoals Kafka deed, dat het menselijke leven altijd wordt bedreigd en om ons, door middel van humor, vertrouwd te maken met de zeldzame en kostbare momenten waarin het de mensen overkomt dat zij zichzelf herkennen en terugvinden.
Maurice Merleau-Ponty (The World of Perception)
We zijn allemaal bang voor onze machteloosheid over de dingen die we voelen maar waarom zou onze emoties de ruimte geven minderwaardig moeten zijn aan ze afknijpen? Waarom zouden we de emotie moeten zien als gekleurd, onzuiver, besmet, en de ratio als de enige klare waarheid, als omgekeerd even waar kan zijn: wat je voelt is echt en hoe je er via rationaliseren aan probeert te ontsnappen is gekleurd door angst, onzuiver door hoge nood aan controle? Als jij buiten zinnen bent van angst en woede en frustratie en machteloosheid en volslagen wanhoop over het lot dat jou nu is toegevallen, dan vind ik dat veel waarder, m'mà, dan dat de een of andere buitenstaander, die zich niet werkelijk kan voorstellen hoe het nu voelt in jouw hoofd, je situatie relativeert met zo'n geringschattend 'ze is e m o t i o n e e l, ze is even verleerd hoe ze zichzelf moet beheersen'. Wie het luidop lijden van de ander niet ernstig neemt, wie de ololyga probeert te smoren, veroordeelt de ander tot de diepste eenzaamheid: die binnen in het ondraaglijke zelf.
Caro Van Thuyne (Bloedzang)