Tijd Van Komen En Gaan Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Tijd Van Komen En Gaan. Here they are! All 7 of them:

Als ik spreek over rouw, gebruik ik graag de metafoor van de strandwandeling. Niet die strandwandeling waarbij je achteromkijkend ziet dat er een spoor ontbreekt. Wel de wandeling langs de zee waar verdriet en pijn als golven komen en gaan, voor eeuwig en altijd, grote en kleine golven, voorspelbare en onvoorspelbare golven. Bij een strandwandeling zijn er momenten om stil te staan en te staren naar de oneindigheid van de zee, begeleid door het ruisend gefluister van de branding. Maar net zoals je dreigt weg te zakken of aan stevigheid moet inboeten als je lang stilstaat op het zand aan de vloedlijn, zo ook moet je bij rouw niet te lang stilstaan, op tijd weer in beweging komen, al eens wegspringen, of de branding net tegemoet gaan. Bewegen om niet overspoeld te worden. Nu eens in gezelschap, dan weer alleen. Met zout op de lippen. Van het opspattend water, of van zilte tranen.
Uus Knops (Casper - een rouwboek)
Wanneer ik probeer na te gaan wat ik aan de kant van Méséglise te danken heb - de bescheiden ontdekkingen die daar hun toevallige decor of onmisbare inspiratiebron hadden - herinner ik me dat het op een van die wandeltochten was, dat najaar, bij de dichtbegroeide helling die Montjouvain beschut, dat ik voor het eerst werd getroffen door die onevenredigheid tussen onze indrukken en de gebruikelijke uitdrukkingswijze daarvan. Toen ik, na een uur monter tegen regen en wind te hebben opgetornd, aankwam bij de plas van Montjouvain, bij een met dakpannen afgedekt hutje waar de tuinman van M. Vinteuil zijn gereedschap opborg, was de zon weer doorgebroken, en zijn in de stortbui schoongespoelde verguldsel glansde als nieuw in de lucht, op de bomen, op de muur van de hut, op het nog natte pannendak, waar boven aan de nok een kip rondstapte. De blazende wind rukte horizontaal aan de grassen die in het muurbeschot groeiden en aan de donzen veren van de kip, die, het ene zowel als het andere, gerekt tot in hun volle lengte, meegaven op het waaien met de overgave van inerte, lichte dingen. Het pannendak bracht in de plas, die de zon opnieuw liet spiegelen, een roze marmering teweeg waar ik nooit eerder acht op had geslagen. En toen ik op het water en op het muurvlak een bleke glimlach de glimlach van de hemel zag beantwoorden, riep ik in mijn enthousiasme, zwiepend met mijn weer dichtgevouwen paraplu: 'Allemachtig, allemachtig.' Maar tegelijkertijd besefte ik dat het mijn plicht zou zijn geweest het niet bij die ondoorzichtige woorden te laten, maar te proberen iets van mijn verrukking te begrijpen. En het was ook die dag - dankzij een voorbijkomende boer die er al uitzag of hij vrij slechtgehumeurd was, wat erger werd toen hij bijna mijn paraplu in zijn gezicht kreeg, en die mijn 'mooi weer hè, goed om te lopen' stug beantwoordde - dat ik te weten kwam dat dezelfde emoties zich niet tezelfdertijd, volgens een al van tevoren vaststaand patroon, bij alle mensen voordoen. Altijd als ik, later, door het wat langdurige lezen in een spraakzame stemming was gebracht, had de schoolvriend met wie ik maar al te graag een gesprek wilde beginnen er juist plezierig op los gepraat en wenste nu ongestoord te kunnen lezen. Als ik net vol genegenheid aan mijn ouders had gedacht en bezield was van de beste voornemens, die hun het meest plezier zouden doen, hadden zij dezelfde tijd gebruikt om achter een - door mij vergeten - pekelzonde te komen waar ze mij streng om berispten terwijl ik naar hen toe rende om hun een zoen te geven.
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
„Zie zoo, nu zie ik ze niet meer. Jij weet niet wat handel is, Koekebakker, anders zou je der niet om lachen. Om te beginnen ga je tot je achtiende jaar op school. Heb jij ooit geweten hoeveel schapen er in Australië zijn en hoe diep ’t Suezkanaal is? Nou juist, daar heb je het. Ik heb dat geweten. Weet jij wat polarisatie is? Ik ook niet, maar ik heb ’t geweten. De raarste dingen heb ik moeten leeren. Vertaal in ’t Fransch: [80]„onder benefice van inventaris.” Ga der maar tegen aan staan. Je hebt er geen begrip van, Koekebakker. Dat duurt zoo jaren. Dan doet je ouwe heer je op een kantoor. Dan merk je, dat je al die dingen geleerd hebt om met een kwast papier nat te maken. Overigens is ’t ’t ouwe gedonderjaag, ’s morgens om negen uur present en urenlang stil zitten. Ik vond dat ik op die manier niet opschoot. Ik kwam altijd te laat, ik probeerde wel op tijd te komen, maar ’t wou niet meer, ik had ’t zooveel jaren gedaan. En taai. Ze zeiden dat ik alles verkeerd deed, daar zullen ze wel gelijk aan gehad hebben. Ik wilde wel, maar ik kon niet, ik ben geen kerel om te werken. Ze zeiden, dat ik de anderen van hun werk hield. Ook daarin zullen ze wel gelijk gehad hebben. Als ik klaagde, dat ik ’t niks lollig vond en vroeg of ik daarvoor nu op school al die wonderlijke dingen had geleerd, dan zei de oue boekhouder: „Ja jongetje, het leven is geen roman.” Bakken vertellen, dat kon ik en dat vonden ze leuk ook, maar ze waren er niet tevreden mee. De ouwe boekhouder wist al heel gauw niet wat hij met me doen moest. Als de baas er niet was maakte ik dierengeluiden, zong komieke liedjes, die ze nog nooit hadden gehoord. De zoon van den baas was een ingebeelde kwajongen; af en toe kwam i op kantoor om centen te halen. Hij sprak vreeselijk gemaakt en keek met een allerellendigst, door niets gemotiveerd vertoon van superioriteit naar de bedienden van zijn pa. De lui lachten zich een beroerte als ik dien jongeheer nadeed. Ik heb daar ook nog een schrijfmachine bedorven en een boek weggemaakt. Toen hebben ze me aan een toestel gezet, dat ze de „guillotine” noemden. Daar moest ik monsters mee knippen. Dagen lang heb ik daaraan gestaan: alle monsters werden scheef. De lui hadden ’t wel in de gaten, ze hadden niets [81]anders verwacht. Ze hadden me daar alleen maar aan gezet om erger te voorkomen. Die monsters werden weggegooid; die gingen nooit naar de klanten. Toch had ik in die dagen nog gelegenheid om een brief verkeerd in te sluiten. Natuurlijk was ’t erg; de man die den brief kreeg mocht niet weten, dat de baas zaken deed met den man waaraan i geschreven was. De boekhouder was totaal van streek. Toen begreep ik, dat ik maar liever heen moest gaan. Ik kreeg een poot van den baas. Ik was zelf ook blij dat ik wegging en heb hem hartelijk de hand geschud. Ik heb gezegd, dat ’t me speet, maar dat ik er niets aan doen kon en ik geloof, dat ’k ’t meende. Zie je, Koekebakker, dat is handel. Ik ben daarna nog drie weken volontair geweest op een effectenkantoortje, krantjes nakijken met een boek om te zien of de stukken van de klanten waren uitgeloot. Je ergste vijand zal er voor bewaard blijven. Ze moesten me wegdoen. Ik moest daar ook copieeren. Er was geen denken aan, dat ze uit ’t copieboek konden wijs worden. Ik zag wel in dat ’t zoo niet ging, ik kon er mijn hoofd niet bij houden.
Nescio (De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel)
Steeds meer overheerst het gevoel dat de tijd op hol is geslagen of dat de tijd niet meer bij te benen is. Omdat de veranderingen zo snel gaan en niemand zich meer in staat acht zich aan die veranderingen aan te passen, krijgt men eerst het gevoel achter te lopen en vervolgens het gevoel uitgerangeerd te zijn. Om dat te voorkomen voelen de mensen zich gedwongen de veranderingen bij te houden. Hijgend lopen ze als het ware achter de tijd aan, want er is nauwelijks tijd om zich de vele veranderingen toe te eigenen. Juist deze door de tijd gedreven mens doet zich daardoor voor als een tijdloze mens, dat wil zeggen als een mens die niet meer kan verwijlen bij de tijd. Want we willen wel onthaasten, rust vinden, consuminderen en vertragen, maar het lijkt ons niet echt te lukken. Daarmee verdwijnt de ervaring dat we de tijd aan onszelf hebben uit zicht. We zijn al met al behoorlijk ver verwijderd geraakt van de klassieke filosofische gedachte dat rust en nietsdoen de grondslagen van een beschaving zijn. Niet voor niets stamt het woord 'school' af van het Griekse woord 'schole', dat rust en vrije tijd betekent. Pas in rusttoestand, in het interval tussen twee handelingen, kunnen we tot bezinning en reflectie komen.
Joke J. Hermsen (Stil de tijd)
Misschien is het idee dat er een tijd bestaat waarin je zou kunnen samenvallen met jezelf, een tijd waarin je je thuis voelt, een illusie. Per definitie onmogelijk, omdat de definitie van leven veranderlijkheid is. Het is denk ik niet dat ik terugverlang naar vroeger. Ik wil niet achteruit - maar vooruit is ook weer zoiets. Het is het splijtende gevoel dat zich achter me een zwart-witfilm ontrolt, zonder geluid - het enige geluid dat je hoort is het geratel van een amechtige projector - terwijl vóór me een bonte kermis gaande is waarop het verplicht is een 3D-bril op te zetten. Het geluid staat te hard, de gezichten komen te dichtbij. Een polonaise waarbij je moet inhaken op straffe van onzichtbaarheid. Het heeft te maken met dat iedereen een vertegenwoordiger van zichzelf lijkt te zijn geworden, iedereen moet zich laten zien, en wat iedereen laat zien, moet dan weer het beste zijn dat hij of zij mogelijkerwijs kan laten zien. En dat is, ben ik bang, weer terug te voeren op het grote wereldwijde web waarop de mensheid sinds enige decennia is aangesloten en waarvan we waarschijnlijk nooit meer losgekoppeld raken. De druk om constant bereikbaar te zijn, jezelf in heel je glorie te openbaren, je kunsten en goede daden op eigen houtje te etaleren... Ik weet dat de sociale media ook zegenrijk effect sorteren - Revolutie! Solidariteit! Flashmobs! Spontane dansfestijnen! - maar zijn ze niet ook de gesel van deze tijd? Is de menselijke natuur opgewassen tegen de mogelijkheden die de techniek heeft geschapen? Is de mens zichzelf niet groter gaan wanen dan hij is, met alle gevolgen van dien, op individueel niveau en op het toneel van de wereldpolitiek?
Marja Pruis (Omdat je het waard bent)
Het was wel mijn schuld dat je bent verdronken. Ik wist het van de heksenjagers en ik had moeten raden dat ze achter het bestaan van je huisgeest waren gekomen en je kwaad zouden gaan doen. Ik was niet op tijd... ik had vroeger moeten komen. Beter mijn best moeten doen... Ik heb gezworen dat ik je nooit in de steek zou laten, maar dat heb ik wel gedaan.' - Nick In haar hoofd weergalmde een andere stem van eeuwen geleden. 'Mijn Alice, ik zal je nooit in de steek laten. Dat beloof ik je.' 'Will?' Claire stikte bijna. 'Wíll?
Alison Baird (The Wyrd of Willowmere)
Soms gaan de gedachten zo razendsnel dat ik ze bijna niet meer kan denken, ze spoelen door mij heen en dan moet ik huilen. En dan opeens staat alles weer stil, verstard als op een toverlantarenplaatje en lijkt niets ooit meer van zijn plaats te kunnen komen en moet je weer gaan lopen om je omgeving op gang te krijgen. Zomaar lopen omdat je anders niet meer kunt voelen dat je ergens thuishoort, dat er tijd verstrijkt.
J. Bernlef (Hersenschimmen)