Rijke Mensen Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Rijke Mensen. Here they are! All 6 of them:

(Ik luister naar hem, en als hij de scène van de koppelaar en het meisje dat verleid wordt voordraagt, word ik door twee tegengestelde opwellingen aangegrepen, ik weet niet of ik moet lachen of kwaadworden. Ik heb het er moeilijk mee: tien keer onderdrukt een schaterlach mijn woede, tien keer eindigt mijn diepe verontwaardiging in een schaterlach. Ik ben geheel van streek door zoveel scherpzinnigheid en laaghartigheid, door de afwisseling van zulke juiste en zulke verkeerde denkbeelden, door een zo totale perversiteit der gevoelens, een zo grote verdorvenheid en een zo ongewone openhartigheid. Hij merkt de strijd die in mij woedt en vraagt: Wat is er?) IK. Niets. HIJ. U schijnt in de war te zijn. IK. Dat ben ik ook. HIJ. Maar wat raadt u me dan aan? IK. Over iets anders te praten. Ach, ongeluksvogel, bent u altijd zo geweest of bent u zo diep gezonken? HIJ. Dat geef ik toe. Maar trekt u zich mijn toestand niet zo aan. Het was niet mijn bedoeling u verdriet te doen, toen ik mijn hart voor u uitstortte. Ik heb bij die mensen nog wat gespaard. Zoals u weet kreeg ik alles wat ik nodig had, absoluut alles, en ze gaven me nog wat extra zakgeld voor mijn persoonlijke pleziertjes. (Dan begint hij met zijn vuisten op zijn voorhoofd te slaan, zich op de lippen te bijten en met een verwilderde blik naar het plafond te staren, terwijl hij uitroept: Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik heb wat opzij gelegd, de tijd is voorbij gegaan en dat is al veel gewonnen.) IK. U bedoelt zeker verloren? HIJ. Nee, nee, gewonnen. Men wordt elke minuut rijker: een dag minder te leven of een daalder meer, dat is precies eender. Het belangrijkste is toch iedere avond lekker op je gemak, vrij en overvloedig naar de plee te kunnen gaan: 'O stercus pretiosum!' Dat is het grote doel van het leven in alle rangen en standen. Op het laatste moment zijn we allemaal even rijk: Samuel Bernard die door diefstal, zwendel en fraude zevenentwintig miljoen in goud nalaat, en Rameau, die niets nalaat, Rameau die van de armen zal worden begraven.
Denis Diderot
Ik moest erg aan de vrede wennen. Al dat geklets over goed en slecht, over zwart en over wit. De ervaring had me geleerd dat er mensen bestonden die zeer slecht waren, maar de ervaring had me ook geleerd dat het merendeel zich in het rijk der tussentinten ophield. Dat was een verademing.
Armando (De straat en het struikgewas)
Je kan je niet inbeelden hoe rijke mensen in elkaar zitten. Om vier uur ’s nachts belden ze me uit m’n bed. ‘Heb je het gezien? De Nasdaq is gecrasht.’ Ik had geen leven meer. Ze maakten zich ook constant zorgen over me. Mijnheer Van Rossem, zo snel rijden met de auto, ik zou dat toch niet doen. Ik denk dat niemand ooit voor meer verzekerd is geweest dan ik. Ik was hun moneymaker, ze waren als de dood dat mij iets zou overkomen.
Jean Pierre Van Rossem
Waar het hart spreekt, is het onbehoorlijk dat het verstand iets tegenwerpt. in het rijk van de kitsch heerst de dictatuur van het hart. Het door kitsch opgeroepen gevoel moet uiteraard dusdanig zijn dat massa's dat kunnen delen. Kitsch kan daarom nooit stoelen op een bijzondere situatie, maa rop basisbeelden die in het geheugen van de mensen zijn gegrift: ondankbare dochter, in de steek gelaten vader, kinderen die over een grasveld rennnen, verraden vaderland, herinnering aan de eerste liefde. Kitsch wekt vlak achter elkaar twee tranen van ontroering. De eerste traan zegt: Wat mooi, kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan zegt: Wat mooi om samen met het hele mensdom ontroerd te zijn door kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan mat kitsch pas tot kitsch. Broederschap van alle mensen op aarde kan alleen gebaseerd zijn op kitsch.
Milan Kundera (The Unbearable Lightness of Being)
De rechters In het hoge Peru, in Nicaragua, doorheen Patagonië, in de steden, kreeg je geen rechten, bezit je niets: beker van de miserie, in de steek gelaten zoon van de Amerika’s, geen wet, geen rechter beschermt voor jou je grond, je hut met maïsvelden. Toen de kaste van jouw mensen kwam, die van jouw heren, en de aloude droom van klauwen en messen al was vergeten, kwam de wet je hemel ontvolken, jou je aanbeden terreinen ontrukken, jou het water van je stromen betwisten, jou het rijk van je bomen ontroven. Ze namen je tot getuige, zetten stempels op je hemd, vulden je hart met plooien en papieren, ze begroeven je in kille arresten en toen je wakker werd aan de grens van de rampzaligste catastrofe, beroofd, eenzaam, zwervend, kerkerden ze je, sloten je in het blok, bonden je handen opdat je niet zou kunnen wegzwemmen uit het water van de armen, maar spartelend zou verdrinken. De welwillende rechter leest je artikel Vierduizend, kapittel Drie voor, hetzelfde dat men vandaag gebruikt in heel de blauwe geografie bevrijd door mensen als jij die vielen en hij maakte je tot wettelijk aanhangsel en zonder beroep, tot schurftige hond. Je bloed vraagt, hoe raakten de rijke en de wet verstrengeld? Met welk weefsel van zwavelig ijzer? En hoe vielen de armen voor het gerecht? Hoe kon de aarde zoveel onheil aanvaarden voor haar arme kinderen, die wreed waren gevoed met steen en verdriet? Toch is het gebeurd zoals ik het neerschreef. De levens hebben het op mijn voorhoofd geschreven. (Willy Spillebeen)
Pablo Neruda (Canto General)
Om de wereld te hervormen moeten de mensen psychisch gezien een nieuwe weg inslaan. Er zal geen werkelijke broederschap aanbreken voordat je werkelijk ieders broeder bent geworden. Geen enkele wetenschap, geen enkel inzicht in wat het nuttigst en voordeligst voor iedereen is zal de mensen er ooit toe kunnen nopen het privébezit en privileges met anderen te delen. Iedereen zal zich te kort gedaan voelen, men zal tegen alles morren en elkaar benijden en uitroeien. U vraagt wanneer die droom in vervulling zal gaan. Het komt zo ver, maar eerst zal de mens door een periode van vereenzaming heen moeten. De soort vereenzaming die tegenwoordig, en vooral in onze tijd overal heerst, maar voorlopig heeft zij haar hoogtepunt nog niet bereikt. Want iedereen streeft er tegenwoordig naar zich van de anderen los te maken en op eigen kracht de volheid des levens te ervaren, maar ondertussen heeft al zijn pogen geen levensvolheid, maar je reinste zelfmoord ten gevolge. Want in plaats van volledige zelfverwerkelijking valt de mens volledige vereenzaming ten deel. Want iedereen sluit zich tegenwoordig voor anderen af, sluit zich op in zijn eigen hol en trekt de handen van zijn medemens af. Hij verbergt zich met wat hij bezit en het eind van het liedje is dat hij de mensen van zich afstoot en dat zijn medemensen hem ten slotte ook van zich afstoten. Hij hoopt rijkdommen op en denkt dan: hoe rijk ben ik nu, mij kan niets meer overkomen, maar de sukkel weet niet dat hij naarmate hij meer rijkdommen verwerft hij ook steeds dieper wegzakt in een aan zelfmoord grenzende vorm van onmacht. Want hij heeft geleerd dat hij alleen maar op zichzelf kan vertrouwen en dat hij zich van de anderen heeft losgemaakt; hij heeft zijn ziel bijgebracht niet meer in wederzijdse menselijke solidariteit te geloven en hij heeft maar één doodsangst: men zou zijn positie en zijn privileges eens kunnen aantasten. Het is gewoon bespottelijk zoals het menselijk verstand tegenwoordig ontoegankelijk is voor het inzicht dat persoonlijke onaantastbaarheid niet bestaat uit particuliere krachtsinspanning, maar uit de verenigde inzet van alle mensen samen. Maar ook aan die verschrikkelijke periode van vereenzaming komt eens een einde en dan zal de mensheid als geheel op hetzelfde ogenblik beseffen hoe onnatuurlijk het is dat de een zich van de ander losmaakt. En als dat besef eenmaal geboren is dan zal de mens er zich over verbazen dat hij zo lang in het duister heeft gezeten en het licht niet heeft gezien. Maar tot die tijd aanbreekt moet het vaandel hooggehouden worden en moet de mens, al was het maar door het voorbeeld van een enkeling, zich aan die vereenzaming ontworstelen en een daad van broederliefde stellen, ook al zouden de anderen hem daarvoor als een idioot beschouwen.
Fyodor Dostoevsky