“
Ik las steeds meer en meer. Mijn nieuwe vrienden waren grappig, slim en 24 uur per dag beschikbaar. In een hoge muur lagen ze rondom mijn bed opgestapeld. Mijn voorkeur ging uit naar boeken van vrouwen. Verdrietige, sterke vrouwen. Ik wilde zijn zoals zij, vrouwen die met iedereen omgingen, maar helemaal niemand nodig hadden, en ik was precies het tegenovergestelde: ik ging met helemaal niemand om, maar had iedereen nodig.
”
”
Lieke Marsman (Het tegenovergestelde van een mens)
“
De spin dacht een tijdlang na, maar het was alsof hij tegen een muur aan dacht.
”
”
Toon Tellegen (Wij alleen)
“
Feit is dat de ten uitvoerlegging van de Truman doctrine de Verenigde Staten heeft verheven, in een eerste fase, tijdens de Koude Oorlog, tot de politie van West-Europa, in een tweede fase, na de Val van de Muur, tot de politie van de hele wereld, - een politie die aan iedere parlementaire controle ontsnapt. Is dit dan de global power waar George W. Bush en zijn denktanks zo fier over waren?
”
”
Jean Pierre Van Rossem (Onverwerkt Verleden: De Moord Op Lahaut (Dutch Edition))
“
De liefde, meende zij, moest plotseling komen, met donder en bliksem -als een orkaan uit de hemel, die het leven overvalt, het omverwerpt, ieders wil als blaadjes van de bomen rukt en het hart volledig in de afgrond stort. Zij wist niet dat de regen plassen vormt op het plat van de huizen als de goten zijn verstopt; en zij zou zich dan ook nergens zorgen om hebben gemaakt, als zij niet plotseling een scheur in de muur had ontdekt.
”
”
Gustave Flaubert (Madame Bovary)
“
Alles bestaat maar en gaat maar door, op iedere zomer volgt een nieuwe zomer, op iedere nacht een dag en weer een nacht, bloemen zijn nauwelijks uitgebloeid en uit de zaden groeien alweer nieuwe, ieder mens krijgt een kind en dat krijgt weer een kind en dat op zijn beurt ook weer een kind, het maakt niet uit wat jou overkomt, want er is in jouw plaats altijd een ander, even goedgelovig en vermeend bijzonder en vervangbaar als jij, en die hele aardse tredmolen draait zo maar door, tot in de eeuwigheid der eeuwigheden.
Het laat hem niet meer los, dat gevoel van verdovende herhaling tot in het oneindige. Hij valt in slaap, het is er ’s ochtends nog steeds en de dagen en de nachten daarna. Er is niets om voor wakker te worden, om voor op te staan. Het is alsof hij uitgeput tegen een muur wil leunen, en telkens als hij een stap in zijn richting doet, wijkt de muur terug. Eindelijk begrijpt hij waarom Eliza May bij haar volle verstand voor de naam Emery en de vloek koos. Het was geen keuze voor de dood, het was een keuze juist voor het leven, hartstochtelijk en kort. Alles verliest zijn waarde als het er altijd is, alsof je langzaamaan blind wordt.
”
”
Anjet Daanje (Het lied van ooievaar en dromedaris)
“
Toen hij haar echter zag staan, naast de stenen muur van het huis met haar armen vol veldbloemen voor haar bejaarden en de door de rit op de motorfiets verwaaide haren, zag hij in dat dit wezen niet geschapen was voor de botte werkelijkheid. (…) Hij wist dat het zijn onverbiddelijk lot was om van haar te houden.
”
”
Isabel Allende (D'amour et d'ombre (Littérature étrangère) (French Edition))
“
Toen ik negen was wenste ik dat ik een prijs won die eruit bestond dat ik bij iedereen mocht binnenkijken. Overal waar ik wilde mocht ik aanbellen. De mensen die opendeden zouden achteruitdeinzen en zeggen: 'O, de prijswinnaar, gaat uw gang.' Ik zou op zoek gaan naar de familiefoto's. Meestal hingen ze aan de muur in de gang of stonden ze in de woonkamer op het dressoir of de vensterbank. Met mijn hand zou ik alle lachende monden bedekken en dan goed naar de ogen kijken.
”
”
Jente Posthuma (Mensen zonder uitstraling)
“
Wat bepaalt een mens meer dan zijn omgeving? Hij ademt in het ritme van de wind, hij komt tot rust wanneer de zon ondergaat. Hier herinneren de immense bergen en de brandende zon je er voortdurend aan dat je niet meer bent dan een kiezel tussen de rotsen, een rimpeling in de oceaan, een blad in een bos, een grasspriet in het veld. Wie te veel met zichtzelf bezig is, wie denkt hij of zij meer is dan een klein onderdeeltje van de natuur, loopt al snel met zijn kop tegen de muur.
”
”
Ish Ait Hamou (Cécile)
“
Op aarde, achter de Muur, wonen tweehonderdzeventigduizend kinderen van twaalf en dertien,' zei hij. 'Tweehonderdzeventigduizend, Ellie. En vorige week hebben ze stuk voor stuk op school een beker Fitmix gedronken, behalve Mika Smith in Barford-Noord. Vertel jij me maar eens waarom. Waarom was jóúw broer de enige die weigerde? Het is nogal toevallig, vind je niet?'
Ellie sloeg haar ogen neer en voelde een vlaag van liefde en trots. 'Hij heeft het niet gedronken omdat hij niet achterlijk is,' zei ze zachtjes.
”
”
Emma Clayton (The Roar (The Roar, #1))
“
Toen Sara de deur voor hem opendeed, was hij nat van het zweet, maar hij glimlachte naar het meisje en was in een uitstekend humeur.
'God mens, wat hebt u een heerlijke nek!' zei hij. 'Is er post voor me gekomen terwijl ik weg was? Voor Nagel, Johan Nagel? Nee maar, drie telegrammen zelfs! Ach, luister eens, doe me een plezier en haal dat schilderij van de muur, wilt u? Dat ik het niet steeds voor mijn neus heb. Het is zo vervelend in bed te liggen en er de hele tijd naar te kijken. Zo groen was de baard van Napoleon de Derde namelijk niet. Dank u wel.
”
”
Knut Hamsun
“
Ach, het is maar weinig, de dood!' dacht zij; 'ik ga wat slapen, en dan is alles uit!'
Zij dronk een slok water en keerde zich naar de muur.
Die afschuwelijke inktsmaak hield maar aan.
'Ik heb dorst!... O, wat heb ik een dorst!' zuchtte zij.
'Wat heb je toch?' vroeg Charles en reikte haar een glas aan.
'Niets!... Zet het raam open... Ik stik hier!'
En zij kreeg plotseling zo'n aanval van misselijkheid dat zij nauwelijks tijd had om haar zakdoek onder haar kussen vandaan te halen.
'Neem hem mee!' zei ze haastig; 'gooi weg!'
Hij stelde haar vragen; zij antwoordde niet. Ze bleef stil liggen, bang dat ze bij de minste beweging zou overgeven. Intussen voelde zij een ijzige kou optrekken van haar voeten naar haar hart.
'Ach, nu begint het!' mompelde zij.
”
”
Gustave Flaubert (Madame Bovary)
“
Een maand na de dood van mijn vader hield mijn moeder grote schoonmaak. Zijn geur moest worden weggeschrobd, zijn geest verjaagd. Ze zeulde de matras van zijn ziekbed naar buiten en gaf hem er stevig van langs met de mattenklopper. Scheerkwast, nagelborstel, tandenborstel, klerenborstel - de brand erin, zuiveren en de rest in een diepe kuil begraven - geen haar of schilfer mocht er van hem achterblijven. Na een dag luchten, waarbij de ramen in hun haakjes huilden, stak ze een kaars aan en liepen we drie keer met een bibbervlam om het huis, daarmee sneden we de negatieve krachten die ons omsingelden voorgoed af. Voortaan zou zijn woede de deur van ons huis niet meer kunnen vinden en zijn geschreeuw ons niet meer uit de slaap houden. Zo bande ze mijn driftige vader uit - met dweil, luiwagen, mattenklopper en lucifers. En door de tafel zo tegen de muur te schuiven dat alleen zij nog aan het hoofd kon zitten.
”
”
Adriaan van Dis (Ik kom terug)
“
De naam Balbec in een boek te zien staan was ook in de lente genoeg om het verlangen naar stormen en de Normandische gotiek in mij wakker te roepen; de naam Florence of de naam Venetië deed mij ook als het stormde verlangen naar zon, leliën, het Dogenpaleis en de Santa Maria del Fiore.
Maar dat het beeld dat ik van die steden had voorgoed met hun namen was versmolten hield in dat die het transformeerden, het onderwierpen, als ik het weer voor me zag, aan hun eigen wetten; het gevolg was dat ze het mooier, maar ook anders maakten dan de steden van Normandië en Toscane in werkelijkheid konden zijn, en dat ze door de arbitraire geneugten van mijn fantasie te verhogen, de toekomstige teleurstelling op mijn reizen vergrootten.
(...)
Woorden geven ons van de dingen in het klein een heldere en gangbare voorstelling zoals er op scholen aan de muur hangen om de kinderen een voorbeeld te laten zien van wat een werkbank is, een vogel, een mierenhoop, dingen opgevat als gelijk aan alle andere van hetzelfde soort. Maar namen geven van de mensen - en van de steden waardoor wij ze gaan zien als individueel, uniek zoals mensen - een vaag beeld dat aan die namen, aan hun klank, hel of donker, een tint ontleent waarin ze uniform zijn gekleurd.
”
”
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
“
Het is zonneklaar dat er met BDW en zijn N-VA doodgewoon niet te regeren valt. Eerst liet hij ons 541 dagen verliezen rond Brussel-Halle-Vilvoorde, nudeinst hij er niet voor terug de Vlaamse Raad één jaar lang lam te leggen door Kris Peeters op te zadelen met allicht één jaar lopende zaken, stilletjes hopend vervroegde verkiezingen uit te lokken. Nu laat hij weer zijn visceraal conservatisme blijken: ASO is altijd goed geweest, dus waarom het afschaffen? Altijd teruggrijpen naar het verleden en steeds weer negeren dat we in de postmoderniteit leven waar het huwelijk al lang niet meer de hoeksteen van de gezonde maatschappij is. Wat was er dan zo goed aan dat fameuze ASO? Mijn kinderen weten niet eens welke de literaire codes zijn van Classicisme over Sturm und Drang, Vroegromantiek, Romantiek, Naturalisme, Realisme, Symbolisme, Modernisme, Postmodernisme; hebben nooit geleerd wat de dominerende stromingen in de filosofie zijn, hebben nooit geleerd hoe je een kram in de muur moet kloppen, hoe je een luchter ophangt, hebben wel tot 7 uur per week volkomen nutteloos Latijn gestudeerd, ikzelf 8 uur per week godsdienstlessen gevolgd. Maar uitleggen hoe de sociale dynamica werkt, hoe formele sociale controle de steeds verder achteruitboerende informele controle kan rechttrekken (onmogelijk!), oh neen! Het niveau van ons fameuze ASO is bedroevend laag. Onderwijs is een verlengstuk van de noden van het bedrijfsleven geworden. Geschiedenis? Daar weten mijn kinderen niets van tenzij dat in 1302 een stel Vlaamsche boeren de Franse adel in het zand lieten bijten. Maar dat de Galopin doctrine de Société Générale er niet van weerhield uranium te leveren aan de Nazi's: niets van geleerd. Wij kweken op scholen onderdanige nuttige idioten. En dat wil BDW verderzetten, want je moet al goed idioot zijn om op zulk'n oerconservatieve kwal te stemmen.
”
”
Jean Pierre Van Rossem
“
Als Berthe vraagt of ze ergens trots op is aarzelt ze even en zegt dan dat ze jaren geleden, in dat strafkamertje, waar ze dus inderdaad vaak zat, wat ze eigenlijk prettig vond omdat dan niemand zich met haar bemoeide, dat ze, toen ze nog echt een kind was, probeerde op haar handen te staan met haar voeten tegen de muur, bijna zo lang als het Misearatur duurde en dat dat lukte en dat het haar voor het eerst een ongekend gevoel van vrijheid gaf en dat ze toen, dat ze zich toen afvroeg wat er nog meer kon zijn dat haar vrijheid gaf, maar dat ze dit aan niemand heeft verteld omdat op je handen staan toch niet echt nodig wordt gevonden en ook niet gepast, dus het is iets wat niemand weet.
Een wolk haalt het groene veldje licht en de rode toef op het bureau weg.
Berthe vraagt of ze het nog steeds kan, op haar handen staan, en ze zegt dat ze het al wel drie jaar niet meer heeft gedaan en dat ze nu ook een stuk langer is geworden en Berthe vraagt of ze het voor haar alleen toch nog een keer wil doen, en hoewel het zo lang geleden is en nog nooit iemand heeft gekeken en het vast niet meer goed gaat als iemand naar haar kijkt terwijl ze het doet, omdat alles altijd het beste gaat als niemand kijkt, zegt ze toe, omdat het voor Berthe is en voor niemand anders, ze wil graag iets doen voor Berthe alleen, iets waar Berthe haar om vraagt, daarom probeet ze het, met haar lijf dat zoveel langer is geworden en haar borsten die last hebben van de zwaartekracht, het gaat vijf keer mis en vijf keer zegt ze: Ziet-u-wel-ik-kan-het-niet-meer-en-vroeger-kon-ik-het en de zesde keer staat ze daar op haar handen met haar voeten tegen een blinde wand aan en zegt ze in één teug: Misereatur-mei-omnipotens-Deus-et-dimittat-mihi-omnia-peccata-mea-liberet-me-ab-omni-malo-salvet-et-confirmet-in-omni-opere-bono-et-perducat-me-ad-vitam-aeternam-amen, waarna ze haar voeten weer naar de vloer laat vallen.
”
”
Joke van Leeuwen (Feest van het begin)
“
Wanneer ik probeer na te gaan wat ik aan de kant van Méséglise te danken heb - de bescheiden ontdekkingen die daar hun toevallige decor of onmisbare inspiratiebron hadden - herinner ik me dat het op een van die wandeltochten was, dat najaar, bij de dichtbegroeide helling die Montjouvain beschut, dat ik voor het eerst werd getroffen door die onevenredigheid tussen onze indrukken en de gebruikelijke uitdrukkingswijze daarvan. Toen ik, na een uur monter tegen regen en wind te hebben opgetornd, aankwam bij de plas van Montjouvain, bij een met dakpannen afgedekt hutje waar de tuinman van M. Vinteuil zijn gereedschap opborg, was de zon weer doorgebroken, en zijn in de stortbui schoongespoelde verguldsel glansde als nieuw in de lucht, op de bomen, op de muur van de hut, op het nog natte pannendak, waar boven aan de nok een kip rondstapte. De blazende wind rukte horizontaal aan de grassen die in het muurbeschot groeiden en aan de donzen veren van de kip, die, het ene zowel als het andere, gerekt tot in hun volle lengte, meegaven op het waaien met de overgave van inerte, lichte dingen. Het pannendak bracht in de plas, die de zon opnieuw liet spiegelen, een roze marmering teweeg waar ik nooit eerder acht op had geslagen. En toen ik op het water en op het muurvlak een bleke glimlach de glimlach van de hemel zag beantwoorden, riep ik in mijn enthousiasme, zwiepend met mijn weer dichtgevouwen paraplu: 'Allemachtig, allemachtig.' Maar tegelijkertijd besefte ik dat het mijn plicht zou zijn geweest het niet bij die ondoorzichtige woorden te laten, maar te proberen iets van mijn verrukking te begrijpen.
En het was ook die dag - dankzij een voorbijkomende boer die er al uitzag of hij vrij slechtgehumeurd was, wat erger werd toen hij bijna mijn paraplu in zijn gezicht kreeg, en die mijn 'mooi weer hè, goed om te lopen' stug beantwoordde - dat ik te weten kwam dat dezelfde emoties zich niet tezelfdertijd, volgens een al van tevoren vaststaand patroon, bij alle mensen voordoen. Altijd als ik, later, door het wat langdurige lezen in een spraakzame stemming was gebracht, had de schoolvriend met wie ik maar al te graag een gesprek wilde beginnen er juist plezierig op los gepraat en wenste nu ongestoord te kunnen lezen. Als ik net vol genegenheid aan mijn ouders had gedacht en bezield was van de beste voornemens, die hun het meest plezier zouden doen, hadden zij dezelfde tijd gebruikt om achter een - door mij vergeten - pekelzonde te komen waar ze mij streng om berispten terwijl ik naar hen toe rende om hun een zoen te geven.
”
”
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
“
Ik wil liggen in een karmozijnen kamerjas, afgezet met konijnenbont, die over de randen van mijn chaise longue heen en weer golft op de knus krakende vloer van oud hout, dat nooit meer zal werken, in het woonvertrek, dat mijn oude, betrouwbare butler zo warm stookt dat mijn gedachten smelten als de sneeuwvlokken tegen de buitenkant van de vuile ramen. En daar wil,ik toeven, in de zacht knisperende schemer van durende tijd die van geen uur wil weten, waar droombeelden voorbijglijden als handen over ogen, als schaduwen over de muur. De oude boter is nog goed. Ik kan hem eten met rijstvelden suiker. De krenten kunnen wellen in de ingekookte thee. Ik blaas de de vliegen weg. Terwijl ik wegdrijf in een halfslaap
, krabtvde butler met een spateltje de bruine korsten van mijn voeten. 'Er is vandaag een brief gekomen,' zegt hij.' Maar niets om u zorgen over te maken. Ik heb hem ongeopend in de haard gegooid' ' ' Krijgen we bezoek?'' Ik zie het als mijn voornaamstectaakndat u rustig kan blijven slapen.
”
”
Ilja Leonard Pfeijffer (Brieven uit Genua)
“
Het was van jongs af aan duidelijk dat in de kleine Kim een groot tennispotentieel zat. Maar, en nu komen we op het terrein van Mönks, wat zou er van de kleine Kim zijn geworden als haar omgeving niets had gedaan met dat potentieel? Stel dat niemand haar voor het eerst een racket had aangereikt? Er zijn ongetwijfeld kinderen die jarenlang in hun tuin balletjes tegen de muur slaan zonder dat hun talent ooit wordt opgemerkt. Er zijn ongetwijfeld heel veel mensen die een bepaald talent in zich hebben, maar nooit de handvaten krijgen aangereikt om dat talent verder te ontwikkelen. Vandaar dus de overtuiging van Mönks dat ook 'de omgeving' van een hoogbegaafd en hooggetalenteerd kind heel belangrijk is.
”
”
Tessa Kieboom (Hoogbegaafd: als je kind (g)een einstein is)
“
Bomen zijn mij altijd verdomd dierbaar geweest, ik kan gerust zeggen dat zij het zout waren van mijn ziel, ik kan mij bijvoorbeeld verliezen in het delicaat verlatene van een tak tegen een winterhemel zo grauw als een schar als geen die ik ken en kende. De bomen van mijn jeugd, voor het slaapkamerraam, behoren dan ook tot mijn allerdiepste herinneringen, ze zijn vervlochten met koorts, droefenis, zorg en zacht bewegende schaduwen op het behang. Ook aan maanverlichte nachten heb ik de beste herinneringen, als het te heet was om te slapen en ik de vreemde schaduwen over de muur zag kruipen naar het plafond om ten slotte mijn raam donker te bevleugelen. Om nog maar niet te spreken van het herfstlicht, dat als geen ander een eik kan doorschieten met roodhete stralen, of glanst over een olm als over een rots in zee, of zich slaperig verstrikt in een wilg.
”
”
Willem Brakman (Leesclubje (Dutch Edition))
“
Onder invloed van het marxisme ontstond in de wereldgeschiedenis ook nog een zesde vorm van arbeidsdeling, de nomisch technische arbeidsverdeling. Die werd voor het eerst in de Sovjet-Unie ingevoerd in 1917 en verdween er met de Val van de Muur in 1989. De werkende bevolking werd er wijsgemaakt dat het een vorm van nomische arbeidsverdeling was die spontaan was ontstaan en niet door de overheid werd afgedwongen. Maar in werkelijkheid ging het niet om communisme, wel integendeel om staatskapitalisme. Op papier heerst er nog steeds communisme in de Volksrepubliek China, maar dat komt dan enkel maar omdat papier er zeer gewillig is (geen wonder, want het papier werd juist in China uitgevonden). Harde vormen van communisme zijn na de Val van de Muur nog een korte tijd blijven voortbestaan in Cuba en in Albanië, maar zijn ondertussen ook daar verdwenen. Enkel in het totaal geïsoleerde Noord-Korea is de nomisch technische arbeidsverdeling tot op vandaag blijven voortbestaan. Tot een afsterven van de staat, zoals Marx voorspelde, heeft het zeker niet geleid, wel tot een verpletterend staatsapparaat gecontroleerd door de gewetenloze machtsclique rond de vereerde Leider.
”
”
Jean Pierre Van Rossem (Postmoderniteit: Onzekerheid & Onveiligheid)
“
en hoe kort is de tijd,
hoe kort is de tijd
dat ik als een bevende voorjaarswingerd
tegen de machtige muur van het leven hang!
”
”
Hendrik Marsman (H. Marsman: verzameld werk)
“
Maar toen ik erover nadacht, besefte ik dat het frustrerende aan jou de manier is waarop je je in het algemeen in of tegenover de wereld gedraagt. Wat vind je belangrijk? Door welk verlangen word je gedreven? Waar ben je trouw aan? Zelfs in de discussies over 'Het labyrint der onmenselijkheid' leek je onverschillig, alsof het je er vooral om te doen was ons in vuur en vlam te zien raken. Maar waar is jouw vuur? Ik neem het je kwalijk dat je, als een spook door een muur, door alles en iedereen heen zweeft. We raken gehecht aan je en een tijdlang lijk jij ook gehecht aan ons. Maar dan op een nacht ben je vertrokken: we worden wakker en je plek naast ons in bed is koud en we weten niet eens waarom je bent weggegaan of waar je bent. We weten alleen dat je niet terugkomt. Mensen zijn geen proefobjecten, geen laboratoriumdieren, ik ben verdomme geen rat waarop je kunt experimenteren, Diégane. Mensen zijn geen literair materiaal, dat voortdurend beschikbaar is, een zin in wording waaraan je, met een ironische glimlach, in je hoofd verder breit.
”
”
Mohamed Mbougar Sarr (La plus secrète mémoire des hommes)
“
Ook als er niemand beweegt maakt het huis soms geluid. Als een samenkrampende maag. Wanneer we samen in de keuken of bij het haardvuur zitten terwijl dit gebeurt, steekt Molina een vinger in de lucht en luistert hij aandachtig. Met onze ogen volgen we het gejammer. Als het weer stil is knikt Molina alwetend. 'Ghosts.' En klopt hij op de muur als op de kont van een nerveus paard.
”
”
Falun Ellie Koos (Rouwdouwers)
“
Loeser keek naar binnen. De man die had gesproken stond bij de experimenteertafel en zeepte de kranen met een doekje in. Loeser zag hem en profil, maar hij hàd helemaal geen profiel, dat wil zeggen, zijn gezicht was een plat vlak - zijn kin en voorhoofd waren zo verticaal als een muur en zijn neus was plat tegen zijn schedel gedrukt, hij had geen lippen en zijn ogen zaten zo ver naar voren dat ze schuins tegen elkaar hadden kunnen knipogen. Die configuratie zag er zo onnatuurlijk uit dat hij alleen gen gevolg van een gruwelijk ongeval bij de geboorte kon zijn, iets met een stalen tafel of een betonnen vloer. Hij droeg een ruime grijze overall en had sliertig zwart haar dat eruitzag alsof het een paar dagen kruislings over het doucheputje had gelegen voordat het uit zijn schedel was gegroeid.
”
”
Ned Beauman (The Teleportation Accident)
“
Ze kijkt de wachtkamer in: opgeruimd, goed zo. Speelgoed in de kist, folders in de houder aan de muur, leesvoer op de tafeltjes. De grote kamerplant in een van de hoeken staat er wat onderkomen bij. Ze tilt een blad op en inspecteert de onderkant. Kleine, bijna onzichtbare dieren vreten zich het blad in, ziet ze. Dat gaat krullen en verdort. Niet goed voor een huisartsenwachtkamer. Liever zou ze wekelijks bossen verse bloemen neerzetten, maar toen ze een keer met een fors boeket aan kwam zetten trok Daniel zijn wenkbrauwen op. Of ze wel eens van allergische reacties had gehoord? Hooikoorts? Niezende patiënten, fatale benauwdheid? Ze was verpleegkundige, toch? Hij had gelijk natuurlijk. Stom. Niet aan gedacht. Ze had het boeket in de keuken gezet. Het personeel was goddank nergens allergisch voor. Carolien had het een prachtige bos gevonden.
”
”
Anna Enquist (Kwartet)
“
Hij haalt kabelaanbinders uit zijn bestelwagen. Aan de andere kant van het huis maakt hij beide ladders met het zwembord aan elkaar vast.
'Straks ga ik trouwens bij jullie buren langs', zegt hij, weer in de keuken.
Els en Dieter staren hem aan alsof er een bijl vastzit in zijn schedel. Waarom hun buren, willen ze weten. Hij legt uit dat hij er met een kleurenwaaier langs zal gaan, zodat ze een kleur kunnen kiezen - eens hij hier klaar is, begint hij bij hen.
Dieter wikkelt zijn armen om zijn hoofd, Els slaat met haar vlakke hand tegen een geschilderde muur. 'Verdomme,' zegt ze, kijkend van haar Pick Nickroze hand naar de skeletvingers op de muur. 'Sorry.'
Alphonse drukt een doek tegen de mond van een fles terpentine, houdt haar hand in de zijne om die schoon te maken. Even staat ze erbij als een beteuterd kind, haar vingers opengesperd zodat zijn kordate, vaderlijke vegen alle verf kunnen vinden, dan laait haar toorn weer op: 'Niet normaal! Dat is gewoon niet meer normaal!'
Hij haalt een kleine, nieuwe verfroller uit de verpakking en laat die als een lichte pletwals een luchtige tocht over de handafdruk maken. Het werkt.
'Alles wat wij doen, willen zij ook', verduidelijkt Dieter. 'Geen idee hoe dat zit in het hoofd van die mensen. Ze hebben je bestelwagen voor onze deur zien staan en hup, hun keuken moet ook een nieuwe kleur krijgen.'
'Hun slaapkamers.' Ze hebben hem niet gehoord.
'Het is al jaren aan de gang. Wij een huis, zij een huis. Wij een kind, zij een kind. Wij een nieuwe wagen of een reis door de Verenigde Staten: zij ook.' Somber verwijdert Els verfresten van onder haar nagels. 'Wat moeten wij doen? Verhuizen?
”
”
Annelies Verbeke (Dertig dagen)
“
Toen de veiligheidsagenten zich tegen de studenten keerden, dezelfde veiligheidsagenten die die waarheid nog maar een paar jaar eerder hadden bestreden, werd het duidelijk dat de waarheid hol zou blijven en geen verstrekkende gevolgen zou hebben. Ze zou misschien een paar versoepelingen brengen en een paar schietgaten onthullen, waardoor je je eigen leven vanuit een ander perspectief kon bekijken, maar wie wilde dat nou? Wat zou je met die nieuwe kijk moeten beginnen, behalve je aan die waarheid onderwerpen tot je erdoor werd bedolven? Het onbeschrijflijke laat altijd een stevige muur om het beschrijfbare optrekken, Brilka. (Het Achtste Leven, pg 531)
”
”
Nino Haratischwili
“
Audioshop Nuenen knalt de kauwgomballen uit de muur.
”
”
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
“
De Berlijnse Muur staat tussen U en mij, Vaderland.
”
”
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
“
De Berlijnse Muur laat geen versperring of blokkade toe.
”
”
Petra Hermans
“
Inmiddels is Luk bezig aan Ilse een verhaal te vertellen, over een kapper. Dat die dood is. 'En nog zo jong,' hoor ik Luk zeggen.
'Hoe oud was hij?' vraagt Ilse.
'Dat weet ik niet. Veertig. Tweeënveertig.'
'Zo jong nog?'
'Ja. Ik weet het niet. Drieënveertig misschien. Ik weet het echt niet precies hoe oud.'
(...)
'Hij zei altijd zelf dat hij nooit oud zou worden,' zegt Luk.
'Het was alsof hij een voorgevoel had. Al jaren had hij dat.' Ik neem aan dat hij het nog altijd over de kapper heeft.
'Ja,' zegt Ilse, 'hij had iets... tragisch.'
'Dat klopt. Het is... Hij had... Hij zei vorige week nog tegen mij...' Luk begint te snikken.
'Wát zei hij tegen jou?' vraag ik. Ilse kijkt me strak aan: 'Laat hem even.' Ze legt haar arm om de schouder van Luk, die maar niet wil ophouden met snikken.
(...)
Ik kijk door het raam dat in de vierde muur zit en waardoor je de straat kan zien. Een politiewagen rijdt kalm voorbij, zonder sirene of niks. De traagste achtervolging ter wereld, denk ik in mezelf.
Luk is opgehouden met snikken en gaat door over de dode kapper. 'Het is zo erg,' zegt hij, 'te sterven op zijn leeftijd.'
'Vooral voor hem,' mompel ik.
'Wat?' zegt Ilse, die haar arm van Luks schouder heeft weggenomen.
'Wat?' zeg ik.
'Ik vroeg wat je zei.'
'Wanneer?'
'Daarnet. Je zei iets.'
'Waar heb je het over? Ik zei helemaal niks. Ik heb praktisch nog geen woord gezegd sinds ik hier binnen ben.'
'Ach,' zegt Luk, 'niemand blijft eeuwig leven, waar of niet...?'
'Waar,' zeg ik.
”
”
Herman Brusselmans (Vrouwen met een IQ (Dutch Edition))
“
Alle mannen, op het voetbalveld, tegen een schrijfster en dichteres. Tegen. Tegen. Tegeltjes op de muur.
”
”
Petra Hermans
“
Een spijkertje sla je voorzichtig recht in de muur.
”
”
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
“
Benjamin voelde een neus aan zijn schouder snuffelen. Hij keek om. Het was Klaver. Haar oude ogen stonden doffer dan ooit. Zonder iets te zeggen trok zij zachtjes aan zijn manen en leidde hem naar het einde van de grote schuur, waar de zeven geboden geschreven stonden. Een paar minuten bleven zij staren naar de geteerde muur met de witte opschriften.
'Mijn gezicht wordt zwakker,' zei zij eindelijk. 'Zelfs toen ik jong was, kon ik niet lezen wat daar stond. Maar het lijkt me alsof de muur er anders uitziet. Staan de zeven geboden er nog net als vroeger, Benjamin?'
Voor deze keer was Benjamin bereid met zijn oude gewoonte te breken en hij las haar voor wat er op de muur geschreven stond. Er stond nu nog slechts één enkel gebod, en dat luidde:
ALLE DIEREN ZIJN GELIJK
MAAR SOMMIGE DIEREN ZIJN MEER
GELIJK DAN ANDERE DIEREN
”
”
George Orwell (Animal Farm)
“
Benjamin voelde een neus aan zijn schouder snuffelen. Hij keek om. Het was Klaver. Haar oude ogen stonden doffer dan ooit. Zonder iets te zeggen trok zij zachtjes aan zijn manen en leidde hem naar het einde van de grote schuur, waar de zeven geboden geschreven stonden. Een paar minuten bleven zij staren naar de geteerde muur met de witte opschriften.
'Mijn gezicht wordt zwakker,' zei zij eindelijk. 'Zelfs toen ik jong was, kon ik niet lezen wat daar stond. Maar het lijkt mij alsof de muur er anders uitziet. Staan de zeven geboden er nog net als vroeger, Benjamin?'
Voor deze keer was Benjamin bereid met zijn oude gewoonte te breken en hij las haar voor wat er op de muur geschreven stond. Er stond nu nog slechts één enkel gebod, en dat luidde:
ALLE DIEREN ZIJN GELIJK
MAAR SOMMIGE DIEREN ZIJN MEER
GELIJK DAN ANDERE DIEREN
”
”
George Orwell (Animal Farm)
“
Met haar rug tegen de muur gedrukt liet ze zich op de grond glijden. Minutenlang zat ze daar, ontdaan, met haar hoofd op haar knieën. De druppels uit de sproeikop spatten op haar rug uiteens als verwijtende vingers die haar bestraffend aanporden: onhandige koe... onhandige koe...
”
”
Helen Vreeswijk (Loverboys)
“
En ze leunde makkelijk tegen de muur, om aandachtig te kijken naar mijn ochtendpik terwijl ik de lakens van me wierp. Ikzelf had nooit geweten hoe dat precies moest, naar iets te kijken voor het laatst. Niet naar de skyline van een stad die ik verliet, niet naar een woning eens de huur afliep, niet naar mijn vader toen die stierf. Jouw moeder leek daar weinig problemen mee te hebben. Ze keek met de honger van het leven tot op de laatste snik.
”
”
Dimitri Verhulst (De zomer hou je ook niet tegen)
“
Voor het inslapen had ik vaak het gevoel dat ik in mijn notenhouten bed naast de slaapkamer van mijn ouders lag en naar het eentonige gemurmel luisterde dat door de muur tot me doordrong en me in slaap zong. Telkens weer zei ik tegen mezelf dat ik eindelijk weer eens sterk en volwassen zou moeten worden, maar in werkelijkheid wilde ik terug naar de warmte en de stilte van mijn kinderkamer, of nog verder terug, naar de warmte en de stilte waaruit ik tevoorschijn was gehaald toen ik ter wereld kwam.
”
”
Marlen Haushofer (The Wall)
“
Eis van jezelf geen woord dat onze vormeloze ziel
volkomen inlijst en in vuren letters
haar verlicht en schittert als een crocus
verloren in een grasveld grijs van stof.
De man te zijn die in zekerheid wandelt,
bevriend met de anderen en met zichzelf,
zijn schaduw is het een zorg wat de hondster
stempelt op een bladderende muur.
Vraag niet om de spreuk die werelden opent,
maar om een lettergreep, knoestig en droog als een tak.
Slechts dit kunnen wij je zeggen vandaag:
dat wat wij niet zijn, dat wat wij niet willen.
vertaling Jan Emmens
”
”
Eugenio Montale
“
De nachtlampen hangen zeven voetstappen van elkaar. Mijn schaduw, dat ben ik, drijft voor mij uit. Halverwege verschrompelt hij en zie ik mezelf onder mijn sandalen verdwijnen. Achter mij ontsta ik opnieuw, alsof ik mezelf aan mijn enkels voortsleep. Dan doem ik als spook weer voor mij op, groter dan ikzelf ben, tegen de muur waar ik me omdraai om er niet zo goed als radeloos met mijn hoofd tegenop te lopen en in mijn schaduw te verdwijnen. Ik besta zoals mijn schaduw.
”
”
Jeroen Brouwers (Het hout)
“
Het inbeeldingsvermogen van de criticasters van een zwarte Hermelien is wel zo lenig om zich de mogelijkheid van een geheim perron op het Londense station King's Cross voor te stellen waar je alleen kunt komen als je door een bakstenen muur rent, maar die fantasie blokkeert als ze zich een zwart hoofdpersonage voor de geest moeten halen.
”
”
Reni Eddo-Lodge (Why I'm No Longer Talking to White People About Race)
“
Het leven ís geen galerie, van boven tot onder in steriel wit geschilderd, met maar één kubistisch winterlandschapje aan de muur, of met maar één stuk excrement dat aan één draadje aan de zoldering hangt te draaien, of met maar één aquarium waarin op sterk water ocharme één beest ronddrijft dat proper in tweeën is gesneden, of wat er vandaag de dag verder nog allemaal naar voren wordt geschoven als zijnde 'de kunst van het moderne memento mori'.
”
”
Tom Lanoye (Sprakeloos)
“
In de muur tegenover die waar alle andere namen gegraveerd stonden, zag ze één enkele naam, en die was duidelijk niet Skandisch. Het was ook geen mannennaam. Lydia keek er uitgebreid naar.
'Evanlyn.
”
”
John Flanagan (Slaves of Socorro (Brotherband Chronicles, #4))
“
De blinde muur en vlekken weerspiegelen het witte aangezicht.
”
”
Petra Hermans
“
Terwijl, de bosjes mannen te Zweden, Afrika, China, Amerika, Finland, Mexico, Rusland, Duitsland, Polen, België en Spanje of Portugal, de keuze is vrij als vanzelfsprekend, door de jungle rennen, is het de trots en waarde tot belediging die in het hoogst gevaar komen gaan.
”
”
Petra Hermans
“
Joost was geen fan van het neerslachtig zijn, al was hij het vaak. Hij bestreed deze neerslachtigheden met bier, verveling, antiek, vrouwen, en veel rijstpap. Hij at zich de pleuris aan de rijstpap. Lekker toch? En goedkoop! In de nachtwinkel kost een blik Boss-rijstpap één euro zestig. Dat is praktisch geen geld voor zo'n smakelijke spijs. Dat blijft hier maar duren, terwijl ik eigenlijk met de nieuwe hond van m'n ex-vrouw zou moeten gaan wandelen. Maar ja, eens een roman altijd een roman. Probeer personages maar 'ns de nek om te wringen, dat gebeurt niet zomaar een-twee-drie, als je een professional bent zoals ik. Door iedere muur heen, en verder geen gezeik.
”
”
Herman Brusselmans (Zo dom als Albert Einstein)
“
Een informatieoorlog is moeilijk te winnen als burgers niet veel waarde hechten aan de waarheid.
”
”
Jonathan Holslag (Van muur tot muur (Dutch Edition))
“
Wat als we hier allemaal opgesloten zitten? De wereld als Plato's grot. Erachter de ware wereld. Met een telescoop naar de muur van je gevangenis kijken. Heelal. Hoe mooi is dat woord? Het heel en het al in één ding.
”
”
Stella Bergsma (Pussy Album)