β
Ik heb het nooit tegen iemand gezegd, dat ik mijn moeder niet gemist heb, dat ik niet kon huilen, die nacht, omdat ik naast een stil soort verdriet ook opluchting voelde, dat ik 's ochtends keek naar de zon die hoog stond en dacht: het is een nieuwe dag, dat ik mijn vader meer miste, omdat de afwezigheid van wie verdwijnt terwijl hij voor je staat heftiger schijnt, dat ik mij afvraag wat dat dan betekent.
β
β
Griet Op de Beeck
β
Aan drie wanden hingen reproducties van abstracte schilderijen waaruit niet viel af te leiden of de maker ervan een mens dan wel een ontploft blik ravioli geweest was.
β
β
Dimitri Verhulst (De laatste liefde van mijn moeder)
β
Daarna dacht ik aan de temperatuur van het zeewater en hoe lang het zou duren voordat een hart stil zou staan van de kou. De onderkoelingsdood schijnt bijzonder hoog te staan in de topvijf van de prettigste manieren om te sterven. Het is mij een raadsel aan wie ze dit hebben kunnen vragen.
β
β
Arjen Lubach (Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend)
β
Martine was gestopt met een polshorloge te dragen sedert ze de zweetgeur onder het lederen bandje en de bijhorende jeuk was gaan verafschuwen. Maar nu miste ze dit attribuut om er ostentatief naar te kunnen kijken.
β
β
Dimitri Verhulst (De laatste liefde van mijn moeder)
β
Het tegenovergestelde van liefde is helemaal geen haat, het tegenovergestelde van liefde is eenzaamheid.
β
β
Arjen Lubach (Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend)
β
Waar een deur sluit, gaat een venster open
β
β
Mijn moeder
β
Zeg maar tegen haar dat ik de dochter van mijn moeder ben.
β
β
Jennifer Lynn Barnes (The Long Game (The Fixer, #2))
β
Mijn moeder wil met je praten. Volgens haar is wat je gedaan hebt een schreeuw om hulp.' - Daneca.
'Inderdaad,' zeg ik. 'Daarom riep ik ook "Hellup!" Al te subtiel hoeft van mij niet.
β
β
Holly Black (White Cat (Curse Workers, #1))
β
Hij is mooi he?' Ze stond nu naast hem aan de andere zijde.
'Ja, hij is heel mooi.' Ze glimlachte naar me terwijl ze over zijn haar streek. Ik glimlachte terug.
'Mijn jongen', zei ze en ze bleef over zijn haar strijken.
Ik wist net als zij dat ze bij leven al jaren niet meer over zijn haar had mogen strijken en ik dacht dat het vreselijk moest zijn om een moeder te zijn.
β
β
Esther Gerritsen
β
De periode waarin mijn ouders het bezit van een mobiele telefoon met elkaar deelden, was te kort geweest voor mijn vader om het gebruik ervan in veel detail aan mijn moeder uit te leggen. Dat kwam mooi uit, want mijn moeder is niet geΓ―nteresseerd in hoe dingen werken. Ze wil alleen maar dΓ‘t het werkt. Dat is het mooie aan oud worden: je leert de overbodigheid van kennis waarderen. Na mijn vaders dood hield mijn moeder de gsm. Nu kan ze opnemen, bellen, haar prepaidkaart laden en zelfs sms'en. Het instellen van de voicemail daarentegen is een concept dat haar idee van de maakbare wereld ver overstijgt.
Dus toen ik mijn moeder belde was het mijn vader die opnam. Het deed goed zijn stem weer te horen. Alleen jammer dat hij ook nu weer zei dat hij eventjes niet bereikbaar was.
β
β
Ivo Victoria (Hoe ik nimmer de Ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen won (en dat het mij spijt))
β
mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten?
noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan.
o, noem mij bij mijn diepste naam.
voor wie ik liefheb, wil ik heten.
β
β
Neeltje Maria Min
β
Op een dag - ik was een jaar of negen - werd het mij allemaal duidelijk. 'Ik had nooit kinderen moeten nemen,' zei mijn vader terwijl hij naar het tafelblad staarde alsof het pas op dat moment tot hem doordrong, en we medelijden met hem moesten hebben. 'Harun, niet waar de kinderen bij zijn,' zei mijn moeder. 'Ze mogen het weten,' zei hij. 'Ze moeten weten dat ik anders ben.' Hij zweeg even en keek toen ineens trots op: 'Ik ben geen klassieke vader, ik ben een communist!'
Ik keek hem onbewogen aan. En ik herinner me goed dat ik me niet gekwetst voelde. Voor het eerst voelde ik me niet gekwetst, want ik dacht: je hebt gelijk. Je hebt helemaal gelijk, baba. Dit zegt een vader niet tegen zijn kinderen. En alles daarom al had je geen kinderen moeten nemen. Alleen daarom al had je geen vader mogen worden. Alleen daarom al had je mijn vader niet mogen zijn.
β
β
Murat Isik (Wees onzichtbaar)
β
Een jongetje zei tegen zijn moeder dat hij 'helemaal' van haar hield. Ze corrigeerde hem: 'Het is niet "helemaal", maar "heel veel".' Maar hij zei: 'Nee, "helemaal". Van mijn schommelpaard en speelgoedauto hou ik "heel veel", maar van jou hou ik "helemaal". Toen begreep ze dat hij hield van alles wat zij was.
β
β
Leo Bormans (The World Book of Love - Het geheim van de liefde)
β
Zijn testament was een puinhoop. De familie leek tijdens de verdeling op een etnisch conflict op de Balkan.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Robin was een tijd stil. Zijn arm weer omhaar heen terwijl hij nadacht, zij wiebelend in de vangrail, verder niks.
'Je doet elkaar pijn, je weet niet waarom, je voelt je schuldig.'
Anna begreep hem niet. 'Hoezo doen jullie elkaar pijn?'
Robin haalde zijn schouders op. 'Mijn moeder zei dat altijd, en ik denk dat het waar is. We doen elkaar pijn niet omdat we dat willen, maar om wie we zijn.
β
β
Jowi Schmitz (Weg)
β
... de jongen soo verbaast gaauw tegen de stijlte weer op liep, schreeuwende luijtkeels de schuijt vergaat og was ik bij mijn moeder op het landt, van hem een openhartige confessie, door hem geroepen en van andere meer als duijsentmalen gedagt, maar die ijdele wenschen konnen nu niet baten, bidden Godt maar hij ons soo eens met voor en tegenspoet sal laten komen in de have van ons begeerte ...
β
β
Maria Wilhelmina Lammens (Op reis met de VOC. De openhartige dagboeken van de zusters Lammens en Swellengrebel)
β
Het was verschrikkelijk, zeker, maar er was al zoveel verschrikkelijks in mijn leven gebeurd dat ik - hoe, dat zoude wel altijd een raadsel blijven - had overleefd en doorstaan... Misschien kon dit er nog net bij...
β
β
Gerard Reve (Moeder en zoon)
β
...dan gebeurt eindelijk wat je het hele boek door al voelde aankomen en wat met dat ene zinnetje waar meteen het hoofdstuk mee eindigde, duidelijk werd gemaakt: 'Hij dwong haar met zijn knieen.' En in het vervolg als ik in bed aan Rietje Tulp dacht, dan zei ik hees: 'Hij dwong haar met zijn knieen.' En dan lag ik met mijn knieen te wrikken en wild te stoten in het matras, maar ik wist eigenlijk niet goed hoe dat ging, iemand dwingen met je knieen. Mijn vader vroeg in die waarom ik zoveel zakdoeken in de dakgoot gooide, en mijn moeder wilde er nog iets bijvoegen maar bleef halverwege steken.
β
β
Jan Wolkers (Terug naar Oegstgeest)
β
... je wilde dat het leven was zoals je verkeersexamen op de basisschool, waarbij er op elke rotonde en straathoek een moeder op een visstooltje zat en naar je glimlachte als je netjes je hand uitstak en je al je zenuwen en angsten kwijtraakte, want het was goed, welke afslag je ook los, zij zaten daar met ene zonnehoed op en een leesboek op schoot, zij zouden daar bijleven zitten, zijn bleven opkijken als je voorbijkwam, soms riepen ze iets over dat je een mooie bocht maakte, ja, een mooie bocht, of iets over de stevige wind die je altijd tegen had, maar meestal zwegen ze en glimlachten alleen maar en dan wist je dat je slaagkans groot was ...
β
β
Lucas Rijneveld (Mijn lieve gunsteling)
β
Eind van de middag, ik was net uit school thuisgekomen (daar had ik zorgvuldig geheimgehouden dat ik jarig was om te voorkomen dat ik zou moeten trakteren, want daarvoor wilde mijn moeder mij geen versnaperingen meegeven), kwam mijn grootvader met zijn cadeau aanzetten. Aan de alsmaar naderbij komende, zeer krachtige tikken van zijn wandelstok op de trottoirtegels kon je horen dat hij zich erop verheugde andermaal een naar hem vernoemde kleinzoon gul te bedelen.
Hij droeg een groot pak en overhandigde mij dat in de woonkamer. Plechtig verwijderde ik het papier. Wat mij op mijn achtste jaar ten deel was gevallen, bleek een vorstelijke meccanodoos te zijn. Weliswaar geen nieuwe fiets, maar toch iets ongehoords. Mijn grootvader verwijderde zich weer, want er was op dat moment niemand bij de hand om mee te dammen.
Mij leek toen het grote ogenblik gekomen om de meccanodoos verder uit te pakken en ermee aan de slag te gaan. Toen ik aanstalten maakte om hem te openen, riep mijn moeder:
'Wat doe je nou?'
'Ik ga hem openmaken, ik wil ermee spelen.'
'Ben je helemaal betoeterd geworden? Zo'n duur cadeau. Blijf af.'
'Maar... maar... ik heb hem toch van opa gekregen. Ik wil ermee spelen.'
'Geen sprake van, afblijven. Zo'n duur cadeau, en daar wou je zomaar met je tengels aanzitten? Niks hoor, ik zet hem weg.'
Ze pakte de meccanodoos op en plaatste hem achter lakens en slopen in het dressoir.
Toen mijn vader thuiskwam, werd de doos weer tevoorschijn gehaald en wederom vol verbazing aanschouwd. Zeker, het was geen nieuwe fiets, maar toch... Wat een cadeau.
'Opa 't Hart is maar goed op je,' zei mijn vader.
'Maar ik mag er niet mee spelen,' zei ik verongelijkt.
'Nee, natuurlijk niet,' zei mijn vader, 'daar heeft je moeder groot gelijk in, zo'n duur cadeau, het zou gekkenwerk zijn als je daar met je poten aan zou zitten. D'r kan zomaar een schroefje of moertje of ander onderdeeltje kwijtraken, niks hoor, je moeder bergt hem weer netjes op.'
'Zo is het,' zei mijn moeder, en weg ging de meccanodoos.
β
β
Maarten 't Hart (Magdalena)
β
Mooie dingen, allemaal mooie dingen: je hand die voor het eerst een kattenvacht streelt, je moeder die bezorgd je knie verbindt, zes moegedraafde paarden in de zon, het onweer waar augustus mee begon, Dianaβs hand die naar je broek afgleed, haar lichaam waar je blind de weg in vond, de kleur van een kwatrijn van J.C. Bloem, Nick Cave die dwars door Paradiso zong, een woord als moerbei, huisraad, ravelijn, de vondst van een nog net niet schurftig rijm:βmooie dingen, allemaal mooie dingen zoals de treinen waarop ik gezoend heb, het zachte golven van een dranklokaal, een meisjeskamer die naar adel geurt, het wonder dat geen dag zich ooit herhaalt, o mooie dingen en mijn mond benoemt het voor ik me met het domme zwart verzoend heb.
β
β
Menno Wigman (Slordig met geluk)
β
Twee mensenvlokjes waren we,
een kind en zijn moeder,
zwevend in het wereldruim,
zes volle jaren lang -
ze waren in mijn ogen
niet meer dan een paar dagen.
We waren als een kinderlied,
een rijm van daden en van wonderen -
totdat heel zacht een zuchtje wind,
een vederlichte bries,
een wiekslag van een waaier,
in de bladeren blies -
en het vonnis velde:
jij hiernaartoe,
hij daarheen -
en daarmee was het uit,
in honderdduizend scherven.
β
β
David Grossman (Falling Out of Time)
β
Een maand na de dood van mijn vader hield mijn moeder grote schoonmaak. Zijn geur moest worden weggeschrobd, zijn geest verjaagd. Ze zeulde de matras van zijn ziekbed naar buiten en gaf hem er stevig van langs met de mattenklopper. Scheerkwast, nagelborstel, tandenborstel, klerenborstel - de brand erin, zuiveren en de rest in een diepe kuil begraven - geen haar of schilfer mocht er van hem achterblijven. Na een dag luchten, waarbij de ramen in hun haakjes huilden, stak ze een kaars aan en liepen we drie keer met een bibbervlam om het huis, daarmee sneden we de negatieve krachten die ons omsingelden voorgoed af. Voortaan zou zijn woede de deur van ons huis niet meer kunnen vinden en zijn geschreeuw ons niet meer uit de slaap houden. Zo bande ze mijn driftige vader uit - met dweil, luiwagen, mattenklopper en lucifers. En door de tafel zo tegen de muur te schuiven dat alleen zij nog aan het hoofd kon zitten.
β
β
Adriaan van Dis (Ik kom terug)
β
Kom naar beneden!β
Ik kwam naar beneden, en toen ik weer op de grond stond, gaf mijn moeder me twee klappen in mijn gezicht.
Wat zijn dat voor spelletjes?β
Ik wilde de Wildernis zien.β
Er is daar niets. Dat weet je.β
Als er niets is, kan het ook geen kwaad.β
Niets is het gevaarlijkste dat er is.β
Waarom?β
Als er niets is, kun je iets bedenken. Je zult de leegte niet kunΒ¬nen verdragen. Het zal evengoed leeg zijn, maar je zult jezelf wijsmaken dat dat niet zo is.β
Wat ik mezelf wijsmaak is waar.β
Wat jij jezelf wijsmaakt is een verhaal.β
Dit is een verhaal: jij, ik, het schroothuis, de schat.β
Dit is het echte leven.β
Hoe weet je dat?β
Niemand zou er ooit voor betalen om ernaar te kijken.β
Ze draaide zich om om het haveloze huis weer binnen te gaan. Toen draaide ze zich weer om naar mij.
En ik zou er alles voor over hebben om het niet te hoeven leΒ¬ven.β
Je moet het niet leven. Je moet het veranderen.' 'Je begrijpt het niet, hΓ¨?β
Wat begrijp ik niet?β
Dit is het echte leven.
β
β
Jeanette Winterson (Powerbook)
β
ZΓ² ongeveer moet een vulkaan zich voelen als zijn hele binnenste in brand staat doordat de vurige lava ineens zin heeft gekregen om zich een weg naar buiten te banen. Een hele stoet uitschot met gloeiende fakkels en sikkels, ziedend slijk en kokend pek, werkt zich omhoog naar de keel. Deze keel is hiervoor nog veel te klein en begint dadelijk om hulp te schreeuwen. Niet de besmeurde lakens en dekens, niet het bezwete lichaam, niet de kletsnatte nachtpon, niet de zure lucht die nog dagen in de kamer zal hangen, niet de brandende slokdarm, niet de opengereten keel, niet de kleverige handen, niet het plakkende haar, niet de ondergespatte wekker, niet de vreemdsoortige, bonte plak op het Perzische tapijt vervullen haar met ontzetting. Het zijn Pappa en de moeder die met onverholen verbijstering en afkeer staan te staren naar de scherven die recht uit het stinkende braaksel omhoogsteken. Pappa die zegt: 'Dit heb ik mijn hele leven nog niet gezien', en de moeder die zegt: 'Wie gaat dit opruimen?
β
β
Charlotte Mutsaers (De markiezin)
β
In plaats van de voormalige wilde voedselbronnen te consumeren, gingen de eilandbewoners over op de grootste beschikbare bron die ze tot nog toe niet hadden benut: mensen, van wie beenderen niet allen in echte graven terecht kwamen, maar ook in latere afvalhopen op Paaseiland - gebroken, het merg was eruit gezogen. De traditionele verhalen van de eilandbewoners staan bol van kannibalisme: de meest beledigende opmerking die je tegen een vijand kon maken was:'Moge het vlees van je moeder tussen mijn tanden blijven plakken!
β
β
Jared Diamond (Collapse: How Societies Choose to Fail or Succeed)
β
Als puber had ik eens ergens gelezen dat gevangenen in hun eenzaamheid troost zochten bij hun eigen hand en om de opwinding groter te maken eerst een kwartier op die hand gingen zitten, de rukhand, niet om hem op te warmen maar om hem ongevoelig te maken, doof en kloppend, en als ze zich dan met die hand beroerden was het of een ander hen aanraakte.
Misschien had ik het niet gelezen, maar was het mij met hese stem verteld in een kring geilpompers achter het fietsenhok van de school. Maar ik weet nog hoe opwindend het klonk en dat ik diezelfde dag mijn hand onder mijn billen plette, op een van onze houten stoelen, en dat hij eerst pijn deed en daarna koud werd en tintelde alsof het bloed eruit werd geduwd, en toen ik hem weer vrijliet was hij wit en vreemd, hij sliep.
De hand zocht mij, nee, niet daar waar gewoonlijk de opwinding van een veertien-, vijftienjarige broeit, maar hij aaide over mijn wang, mijn nek, hij kroop onder mijn hemd, streelde mijn blote schouder en ik verbeeldde me dat het mijn moeder was. Ik hield van die hand. En ik moest huilen.
β
β
Adriaan van Dis
β
...en aan 'das SchΓΆne' dat de wereld is, de wereld, de natuur en wijde schoonheid van alles, al het mooie bij elkaar.
Dan denk ik niet aan al de ellende, maar aan het mooie dat nog steeds overblijft. Hierin ligt voor een groot deel het verschil tussen moeder en mij. Haar raad voor zwaarmoedigheid is: 'Denk aan al de ellende in de wereld en wees blij dat jij die niet beleeft.' Mijn raad is: 'Ga naar buiten, naar de velden, de natuur en de zon. Ga naar buiten en probeer het geluk in jezelf te hervinden; denk aan al het mooie wat er in jezelf en om je heen groeit en wees gelukkig.
β
β
Anne Frank (De dagboeken van Anne Frank)
β
Tot besluit
Ik ken de droefenis van copyrettes,
van holle mannen met vergeelde kranten,
bebrilde moeders met verhuisberichten,
de geur van briefpapieren, bankafschriften,
belastingformulieren, huurcontracten,
die inkt van niks die zegt dat we bestaan.
En ik zag Vinexwijken, pril en doods,
waar mensen roemloos mensen willen lijken,
de straat haast vlekkeloos een straat nabootst.
Wie kopiΓ«ren ze? Wie kopieer
ik zelf? Vader, moeder, wereld, DNA,
daar sta je met je stralend eigen naam,
je hoofd vol snugger afgekeken hoop
op rust, promotie, kroost en bankbiljetten.
En ik, die keffend in mijn canto's woon,
had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen.
Licht. Hemel. Liefde. Ziekte. Dood.
Ik ken de droefenis van copyrettes.
β
β
Menno Wigman (Dit is mijn dag: gedichten)
β
In mijn eerste kasboek schreef ik: 'Ik wil heerser worden. Waarschijnlijk ben ik dat al, maar de rest van de wereld weet het nog niet.'
De eerste mensen over wie ik wilde heersen waren mijn familieleden: vader, moeder, en twee broers.
(...) Terugbladerend in het kasboek lees ik dat ik gedurende twee weken heb geprobeerd mijn vader te dresseren.
Tijdens het avondeten, het enige moment waarop onze familie samen was, zei ik tegen mijn vader als hij zijn voor naar zijn mond bracht, 'Eet!' En als hij zijn glas naar zijn mond bracht, 'Drink!'
De eerste drie dagen keek hij mij verstoord aan, maar de vierde en vijfde dag ging hij nadrukkelijk tegen mijn bevelen in. Als ik zei 'Eet!' legde hij zijn vork neer, en als ik zei 'Drink!' zette hij zijn glas met een klap op tafel.
In het africhten van mijn vader had ik mijn eerste succes geboekt, ik had hem geconditioneerd, en ik tekende die dag een zonnetje in mijn kasboek.
β
β
Marek van der Jagt
β
De steeds weer terugkerende dagdroom in mijn jeugd was, vooral op wasdag, om rijk te worden en dan voor mijn moeder een lieflijk landelijk paradijs aan te schaffen waar onder het loverzwaar geboomte op het mollige gras tientallen jonge vrouwen in luchtige zomerjurkjes met kittige schortjes om de was voor haar deden in blinkend gegalvaniseerde wasteiltjes en op bijna schertsachtige wasbordjes die de allure hadden van rococo-harpjes.
β
β
Jan Wolkers (De junival)
β
Soms verdacht ik hem ervan dat hij meer van de hond dan van mijn moeder hield. De hond die als een hongerige veelvraat meteen de parfumplas van de grond had geslobberd, en het voorjaar erop stierf aan de gevolgen van een onduidelijke, vaak onverwacht openspringende, bult boven op zijn kop.
β
β
Ilona Verhoeven (Voor de eerlijke vinder)
β
Angst is het beste verdienmodel ter wereld
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Mijn oom Sal kon 'dank u wel' zeggen in dertien talen en 'Weet u waar het toilet is?' in elf. Hij had beter 'Waar is hier de nooduitgang? kunnen leren in het Thai, zodat hij het brandende pand in Bangkok misschien levend verlaten had.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Nog voor ik goed en wel vader was, merkte ik zo dat je van kinderen een sidderende schijtlaars wordt, wiens leven voornamelijk bestaat uit het afweren van rampen en gevaren.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Toen ik in 1980 Jaws zag durfde ik een paar dagen niet in bad.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Op een dag zal de wereld begrijpen dat een onaf kunstwerk het enige ware kunstwerk is.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Mijn moeder is Papa Africa's derde vrouw. Dat mag van zijn geloof. Als zijn Egyptische vrouwen een minnaar nemen, slaat hij ze dood. Dat mag ook van zijn geloof.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Religiositeit lijkt me soms een natuurtoestand, slordig verborgen onder het agnostisch oppervlak, dat aangeleerd en broos is.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Ze had een soort metafysische verslaving, en wanneer ik haar voorhield dat het onmogelijk allemaal tegelijk waar kon zijn wat ze geloofde, dan antwoordde ze: 'Ik geloof niet, ik wéét.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Bij mama en Jan ga ik regelmatig in bad. Laatst vroeg ik mijn moeder of ze nog haarelastiekjes had. Jan antwoordde dat hij in het bovenste laatje van zijn bureau nog heel veel elastiekjes had! Wat lief.
β
β
Petra Hermans
β
Mijn allerliefste moeder gaf mij vroeger, weleens een tik op de wang, als ik paars aanliep. Kwestie van geen adem, nog langer, te nuttigen.
β
β
Petra Hermans
β
Ze moet dat, van mijn vader hebben. Zei, mijn moeder. Die had dat ook zo, om in het openbaar op te treden.
β
β
Petra Hermans
β
Zonder mijn moeder was ik misschien wel een heel raar kind geworden. Ze bewaakte de rust en regelmaat in het huis. Mijn vader liet geen dag voorbijgaan of hij verzon iets nieuws. De zomerkermis in Beek, zelf pottenbakken in de Preekherengang, de geit van bomma in haar bedstede opsluiten, passanten opwachten achter de Helpoort en 'Boe' roepen. Voor kerst gaf hij me een beeld van een monnik, dat appelsap plaste als je op de kop duwde.
β
β
Marente de Moor (De Nederlandse maagd)
β
Zonder enige overgang is het volgende beeld dat ik van hem heb dat van een stil huilende man - hij zit aan het kleine tafeltje waaraan hij schilderde en schreef, gekleed in zijn grijze kiel, zijn zwarte hoed op zijn hoofd. Het gele ochtendlicht valt door het kleine, wingerdomgroeide raam; in zijn handen houdt hij een van de vele reproducties die hij geregeld uit kunstboeken scheurde, en die hij gebruikte bij het maken van kopieΓ«n (hij prikte de reproductie op een plankje dat hij met twee houten pennen aan het schilderspalet vastklikte); hij houdt de afbeelding in zijn handen, ik kan niet zien wat het is, maar ik zie dat er tranen over zijn wangen lopen en dat hij in stilte iets prevelt. Ik ben de drie treden naar zijn opkamertje opgelopen om hem te vertellen dat ik het skelet van een rat heb opgedolven; nu trek ik me snel en stil terug, ik sluit zijn deur weer, maar later, wanneer hij beneden koffiedrinkt, sluip ik naar boven en vind de afbeelding op zijn tafel: het is het schilderij van een naakte vrouw, die met haar rug naar de kijker ligt, een slanke vrouw met donkere haren, ze ligt op een soort sofa of bed voor een rode voorhang, haar vredig mijmerende gezicht is te zien in een spiegel die haar wordt voorgehouden door een cupido met een blauw lint over zijn schouder; prominent zijn haar slanke naakte rug en ronde billen. Dan verplaatst mijn blik zich naar de frΓͺle schouders, de fijn krullende haartjes in haar hals, dan weer naar de haast obsceen naar de kijker toegekeerde derriΓ¨re; geschrokken leg ik de afbeelding weer neer, ik loop naar beneden, daar is mijn grootvader in de keuken. Hij staat bij mijn moeder en zingt voor haar een liedje in het Frans, dat hij zich herinnert uit de oorlog.
β
β
Stefan Hertmans
β
Maddie mompelde een niet erg damesachtige verwensing.
'Zo, dat verwacht je niet te horen uit de mond van een prinses,' merkte Will op. 'Waar heb je die uitdrukking in 's hemelsnaam geleerd?'
'Van mijn moeder,' antwoordde ze kortaf.
Will knikte. 'Aha, natuurlijk. Vandaar.
β
β
John Flanagan (The Royal Ranger (Ranger's Apprentice #12 Ranger's Apprentice: The Royal Ranger #1))
β
Over deze dingen zal ik een roman schrijven, zeshonderd pagina's dik, waar ik vijf jaar over zal doen. Voor de laatste lezer die dan nog over is.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Ik denk aan het huis waar ik geboren ben, waar ik zo weinig meer van weet over hoe we er leefden, maar mijn benen kennen nog de grote ruimte tussen de treden van de trap, mijn vingers kennen de geulen in het hout van de vensterbank, mijn voeten weten nog hoe de houten vloerplanken voelden, met de knoesten, en mijn tenen kennen nog de kwasten van het tapijt. Losse beelden, ik plak ze in mijn hoofd aan elkaar tot ik het huis heb gereconstrueerd, ontstaan uit mijn herinneringen en verhalen die mijn moeder en soms mijn vader erover vertelden.
β
β
Renee van Marissing (Onze kinderen)
β
Mijn moeder, die geboren is in een onderdrukt milieu waaruit zij zich wilde losmaken, moest eerst geschiedenis worden opdat ik mij minder alleen en kunstmatig voel in de overheersende wereld van woorden en ideeΓ«n waarin ik, naar haar wens, ben overgestapt.β
β Annie Ernaux, Een vrouw / Alleen maar hartstocht
β
β
Annie Ernaux (A Woman's Story)
β
Het beeld van haar wordt langzaam weer dat wat ik mij voorstel te hebben gehad van haar in mijn babytijd, een grote, blanke schaduw boven mij.
β
β
Annie Ernaux (A Woman's Story)
β
Mijn moeder, die geboren is in een onderdruk milieu waaruit zij zich wilde losmaken, moest eerst geschiedenis worden opdat ik mij minder alleen en kunstmatig voel in de overheersende wereld van woorden en ideeΓ«n waarin ik, naar haar wens, ben overgestapt.
β
β
Annie Ernaux (Een vrouw / Alleen maar hartstocht)
β
Manus eet niks,' zei ik tegen mijn moeder en ik vroeg of ik wat brood mocht nemen en wat melk, om hem te voeren. Alles mocht. Met een schoteltje vol keurig vierkant blokjes doorweekt brood, toog ik weer naar de garage, prikte een stuk brood aan het uiteinde van een twijg en stak Manus het voedsel toe.
'Eet,' zei ik.
Hij reageerde niet. Het brood dat ik tegen zijn snavel aanduwde, liet los en bleef hangen, wat er slordig en vies uitzag en ook extra zielig. Omdat hij zich tot dan toe niet verroerd had, durfde ik mijn hand uit te steken en hem aan te raken, door met de top van mijn wijsvinger zijn kop te strelen.
Hij liet het toe en daardoor hield ik opeens veel meer van hem dan daarvoor. Het was een prachtige vogel en hij zou mijn onafscheidelijke metgezel worden. Zittend op mij schouder nam ik hem overal mee naar toe en als hij een eindje ging fladderen, bleef hij altijd dicht bij mij in de buurt. Cirkelend boven mijn hoofd hield hij mij nauwlettend in het oog. Als kauw kon hij gemakkelijk praten met andere vogels en hij vertelde hun dat hij bij mij hoorde. Alle vogels wilden vanaf dat moment ook wel bij mij horen, maar voor mij kon er maar een de eerste zijn en de eerste was Manus en dat namen ze ook voor lief. Wel spraken ze onderling af dat, waar ter wereld ik mij ook bevond, iedere vogel mij zou beschermen, omdat ik de vogelvrouw was en hun taal begreep. Soms vlogen hele zwermen boven mijn hoofd, die mij allemaal herkenden en vanuit de lucht volgden. Ook op de speelplaats. Als ik in de klas zat en door het raam naar buiten keek, zat het muurtje vol met vogels, die daar wachtten tot ik uit school kwam en zij mij naar huis konden volgen. Alle kinderen wisten dat het mijn vogels waren en ze begrepen ook dat ik daarom geen mensen nodig had, want ik was van de vogels.
β
β
Connie Palmen (De vriendschap)
β
Yannick Dangre. Mensen, zo heet toch niemand? Het moet wel bijna een pseudoniem zijn. Als je echt 'Yannick Dangre' heet moet je wel gek zijn onder die naam poΓ«zie te gaan schrijven, kun je net zo goed meteen 'rijkeluiszoontje' op je voorhoofd tatoeΓ«ren. Nee, als de jongen echt zo heet, mijn god, dan heb ik met hem te doen. Je ziet zijn moeder voor je, Helen Dangre, die tegen vader Jacques Dangre zegt, zeg, zullen we onze zoon Yves noemen? Nee, gotsiemikkie, wat gewoontjes, maak er maar Yannick van. Jakkie! Maar als hij echt Yannick Dangre heet, dan had hij wis en waarachtig poΓ«zie geschreven onder de naam Frits van den Ende, of als het ludiek moest wezen Frits Mompelkut, en zo weet ik dus stellig te beweren dat het alleen een pseudoniem kan zijn, maar die gedachte is onverdraaglijk, ik kan er niet van slapen. Je gaat poΓ«zie schrijven en je noemt jezelf 'Yannick Dangre'. En dan heb je tot overmaat van ramp zo'n 18e eeuwse krullendos, en schrijf je met een ganzenveren pen met grote sierlijke prulletters de derde nachtbundel van het jaar, geadverteerd als 'De wereld lijkt langzaam in een donkere nacht te verdwijnen en dat vraagt om reactie.' Nou, bij deze dan, Yannick. Met je nacht en navel. Kom uit de kast, zeg ik. Zou dit dezelfde onverlaat zijn die ook Chretien Breukers verzon?
β
β
Martijn Benders
β
Ik rende naar de badkamer en kotste alles er boven de wasbak weer uit.
Dat luchtte op. Ik spoelde mijn mond en strompelde terug naar het bed.
Even later hoorde ik mijn vader roepen: 'Shit, Max, shΓt! Kon je het niet even opruimen?'
'Pa,' zei ik, 'ik ben ziek.'
'Het stinkt! Ik laat het wel liggen!'
'Jij laat niks liggen!' riep mijn moeder van beneden.
β
β
Edward van de Vendel (Het kankerkampioenschap voor junioren)
β
En toch 'is' hij er nog, in mij, als een soort van gaswolk, een constellatie van beelden, indrukken, geluiden, geuren en door anderen overgeleverde verhalen. De tijd bindt ons niet samen in vergetelheid, maar ontrafelt ons tot herinneringen.
Uit de wolk die mijn moeder wordt en die ze uiteindelijk nu al is zullen af en toe onverwacht scherven van beelden wegschieten, ongehoord scherp - hoe ze lachte, het gebaar waarmee ze een haarlok achter haar oren schikte... En dan zullen we zeggen: Ja, zo was ze.
β
β
Erwin Mortier
β
Ze is mijn moeder... Als ze liefde zoekt, dan kan ze die van mij krijgen. - Matthias
β
β
Eva Raaff (Het groene vuur (Taragon Trilogie, #1))
β
Eindelijk schrijf ik je weer omdat er grote dingen staan te gebeuren en wel door toedoen van mijnheer Van Schoonbeke.
Je moet weten dat mijn moeder gestorven is.
Een nare geschiedenis natuurlijk, niet alleen voor haar maar ook voor mijn zusters, die er zich bijna dood aan gewaakt hebben.
Zij was oud, zeer oud. Op een paar jaar na weet ik niet hoe oud zij precies was. Ziek was zij eigenlijk niet, maar grondig versleten.
Mijn oudste zuster, waar ze bij inwoonde, was goed voor haar. Zij weekte haar brood, zorgde voor stoelgang en gaf haar aardappelen te schillen om ze bezig te houden. Zij schilde, schilde, als voor een leger. Wij brachten allemaal onze aardappelen bij mij zuster en dan kreeg zij die van madame van boven en van een paar buren ook nog, want toen ze eens geprobeerd hadden haar een emmer reeds geschilde aardappelen nog eens te doen overschillen, wegens gebrek aan voorraad, toen had zij 't gemerkt en warempel gezegd 'die zijn al geschild'.
β
β
Willem Elsschot (Kaas)
β
In de verte schreeuwde iemand 'stilte'. Daarna werd er een naam geroepen. De mensen keken rond. Weer een naam. Iemand fluisterde 'ach die'. Weer een naam. Er liepen een paar mensen voor ons langs. Zij liepen van het plein af. Fluisterend vroeg ik of wij ook weg mochten. Mijn vader zei dat ik goed moest luisteren. Als ik onze naam zou horen, dan zouden wij ook weggaan. Ik probeerde de namen te verstaan, maar het was te moeilijk. Er werden ook nummers geschreeuwd en dat maakte het nog moeilijker. Het duurde erg lang. 'Ze zijn bij de M,' zei mijn moeder, 'nu goed opletten.' Mijn vader en moeder hielden elkaars hand vast. Ik kon er niets van verstaan.
Ineens draaide mijn vader zich om. Hij kuste mijn moeder en zij kuste hem. Zij drukten zich tegen elkaar aan. 'Heb je het gehoord?' vroeg mijn moeder aan mij. 'Zij hebben onze naam afgeroepen.' Ik zei dat ik wel zoiets gehoord had, maar toch niet goed. Mijn vader zei ook, dat ze onze naam hadden geroepen. Zij kusten mij. 'Nu gaan we weg. Nu gaan we naar Palestina.' Ik zei dat het volgens mij een andere naam was geweest. Toen we het plein afliepen, gaven de mensen ons een hand of legden een hand op mijn vaders schouder. Ze zeiden 'geluk' en streelden over mijn hoofd. Mijn vader en moeder zeiden 'ach'. Ik vroeg aan mijn vader waarom hij de mensen niet aankeek als hij tegen ze sprak. Ik moest van hem altijd iemand aankijken die met mij sprak. Mijn moeder zei dat zij mij dat later wel zou uitleggen; nu moesten wij gauw weg. Er liepen meer mensennaar hun barak. Sommigen huilden.
β
β
Jona Oberski (Kinderjaren: Een Novelle (Dutch Edition))
β
Er is een ruim tweepersoonsbed dat mijn hele herinnering beslaat. Buiten, in de diepte, is het stil, op het geluid van een enkele passerende auto na. Een auto, zo laat nog, een veeg in de nacht.
Ik lig op mijn linkerzij, met mijn hand omklem ik de metalen rand. Ik druk mijn wang tegen het koele metaal. Wie op zijn linkerzij slaapt belast zijn hart, zegt mijn moeder.
Vanuit mijn positie aan de rand van het bed kijk ik recht de zwarte hemel in. De nacht is veraf en dichtbij. Het matras deint op en neer als een vlot op de oceaan.
Ik ben achttien, ik heb niets tegen de nacht. Maar dΓ©ze, terwijl ik er nog middenin ben, zou ik nu al uit mijn leven willen schrappen.
β
β
Tessa de Loo
β
Rechtszaak tegen het Algemeen Dagblad, de Volkskrant, de Telegraaf, RTL 4, Het Brabants Dagblad, de gemeente Tilburg, Het Koninklijk Huis, de volksvertegenwoordiging te Den Haag, in verband met het gezicht van mijn zus, nichtje, moeder en vader.
β
β
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
β
Aan de rand van zijn bewustzijn, waar het kind leeft dat hij was, spelen ze al die tijd verstoppertje. Sommige doden hebben een hardnekkig naleven.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Dat is wat soldaten in den vreemde nu eenmaal doen, eerst hun zaad geven en dan hun bloed.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
De gelukkige slaven met hun slaafse geluk.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
De tijd heeft zich sindsdien gedragen als een dolle hond.
β
β
Tommy Wieringa (Dit is mijn moeder)
β
Op een avond legde mijn vader zijn lepel en vork neer en zei: 'Was ik maar een groot schrijver, altijd bezig met het Hogere, dan heeft armoede zin, dan ben je kunstenaar.'
'Maar ik vind je een kunstenaar,' zei mijn moeder troostend en alsof dat genoeg was.
β
β
F. Springer (Bougainville)
β
Het rook nog naar mijn moeder, alsof ze hier vannacht gewoon was geweest. Die geur kwam uit een kuiltje onderaan haar nek, een plek waar ik al een tijd niet meer had mogen komen. Ik hoorde daar niet meer, daar met mijn oor tegen haar borst, want volgens mijn moeder was ik allang geen klein kind meer.
β
β
Lucia van den Brink (De geur van een moeder)
β
Nog altijd weet ik niet precies wat er gebeurd is, en dat frustreert me. Al mijn herinneringen hebben zoveel details, maar deze is als een lade waarvan je denkt dat er iets zwaars in zit, en waar je vervolgens veel te hard aan trekt omdat de lade leeg blijkt.
β
β
Lucia van den Brink (De geur van een moeder)
β
Daarna ben ik mezelf twee jaar verloren. Er is niets van die dagen overgebleven in mijn geheugen, behalve dat grote niets. Ik weet dat ik er was, die jaren. Ik leefde, maar was niet meer dan een omtrek. Zo zou ik het precies tekenen: de vorm van een kind, zonder de kleuren van een kind.
β
β
Lucia van den Brink (De geur van een moeder)
β
Ik drink van de thee en denk aan mijn moeder. Hoe ze me op een keer vroeg om, als ik ooit een vrouw zou hebben, altijd lief te zijn voor die vrouw. Ze vroeg me om haar te beloven dat ik die vrouw nooit zou slaan, zelfs niet als na een tijd zou blijken dat die vrouw een kreng was. 'Ik beloof het,' zei ik tegen mijn moeder.
β
β
Herman Brusselmans (Vrouwen met een IQ (Dutch Edition))
β
En ze leunde makkelijk tegen de muur, om aandachtig te kijken naar mijn ochtendpik terwijl ik de lakens van me wierp. Ikzelf had nooit geweten hoe dat precies moest, naar iets te kijken voor het laatst. Niet naar de skyline van een stad die ik verliet, niet naar een woning eens de huur afliep, niet naar mijn vader toen die stierf. Jouw moeder leek daar weinig problemen mee te hebben. Ze keek met de honger van het leven tot op de laatste snik.
β
β
Dimitri Verhulst (De zomer hou je ook niet tegen)
β
En nu, doordat ik door mijn wimpers keek had ik ook het idee dat moeder en de veearts niet doorhadden dat ik meeluisterde, dat ik in gedachten de trekken rondom moeders mond en ogen uit kon gummen omdat ze daar niet hoorden en met mijn duimen weer juskuiltjes in haar wangen kon drukken.
β
β
Lucas Rijneveld (The Discomfort of Evening)
β
Mijn moeder legde het later als volgt uit:
Er zijn vijf vormen van stilte:
1. saaie
2. heilzame
3. agressieve
De vierde vorm van stilte schemert hierdoorheen, het is degene die vroeg of laat in iedereen ontkiemt.
'Aha!' juichte ik. 'De dood!'
Ze schudde haar hoofd. De dood was de vijfde.
β
β
Ellen Deckwitz (Hogere natuurkunde)
β
Zoals ik al zei worden personages niet als mensen geboren uit het lichaam van een moeder, maar uit een situatie, een volzin, een metafoor, die als een notendop één essentiële menselijke mogelijkheid insluit waarvan de auteur denkt dat die nog door niemand is ontdekt of waarover nog niemand iets wezenlijkst heeft gezegd.
Maar is het dan niet waar dat een auteur alleen maar over zichzelf kan praten?
(...)
De personages van mijn roman zijn mijn eigen niet gerealiseerde mogelijkheden. Daarom heb ik hen allemaal even lief en schrikken ze me allemaal evenveel af: elk van hen heeft een grens overschreden waar ik zelf slechts omheen liep. Juist die overschreden grens (de grens waarachter mijn ik ophoudt) trekt me aan. Pas over die grens begint het geheim waarnaar de roman vraagt. Een roman is geen bekentenis van de auteur, maar een onderzoek naar het menselijke leven in de val die de wereld is geworden.
β
β
Milan Kundera (The Unbearable Lightness of Being)
β
De moeder van mijn moeder was een Javaansche vrouw. Meent u dat het geestig is, majoor, om mij daarom te bespotten? U hebt in Breda de academie doorloopen. Daar hebt u, toen u jong was, het een en ander moeten leeren van de Geschiedenis der Hollanders op Java. In die geschiedenis vindt u eindelooze reeksen opstanden waarbij Hollandsche moeders en kinderen werden vermoord. Moet u nu nog van mij leeren, hoe vaak het gebeurd is, dat Javaansche baboes met gevaar voor eigen leven getracht hebben de Hollandsche kinderen te redden, die aan haar zorgen waren toevertrouwd? Is u uit de geschiedenis der Hollanders op Java vergeten, majoor, hoeveel Javaansche vrouwen zich
voor die kinderen aan stukken hebben laten hakken?β¦. Als u dat niet weet, dan kent u de geschiedenis van Nederlandsch-IndiΓ« slecht. En als u het wel weet, schaam u dan, als u iemand een sienjo noemt.
β
β
Jan Fabricius (Dolle Hans: Indo-drama in drie bedrijven)
β
Ik heet Elizabeth. Niet Beth of Liesje of Liesbeth, of Liza of Betje, gewoon Elizabeth. Ik heb een hekel aan zulke verbasteringen. Moeders en vaders zadelen je daarmee op zonder je iets te vragen, en dan zit je er mooi mee. Het zijn geen echte namen. Elizabeth is mijn echte naam.
β
β
Terry Brooks (Wizard at Large (Magic Kingdom of Landover, #3))
β
Door de pijnlijke wending die mijn leven onverwachts had genomen, de afgelopen jaren, wist ik één ding: ik wilde leven. Ik wilde blijven leven, en liefhebben, met mijn armen open zoals mijn moeder altijd door het leven was gegaan. En gezond blijven en genieten van dat leven en die gezondheid, samen met al die lieve mensen om me heen en samen met het verdriet. Verdriet gaat niet weg, maar het raakt op de achtergrond wanneer je hoofd en je hart nieuwe herinneringen en ervaringen krijgen. Het is echt zo: de scherpe randies gaan ervanaf. ledereen krijgt zijn portie, vroeg of laat. Het gaat er niet om wat er op je bordje komt, het gaat erom hoe je met dat volle bordje omgaat. Ik hoefde het verdriet om mijn moeder ook niet langer op te lossen, zoals ik liefdesverdriet altijd had willen oplossen, zoals ik mijn carrière altijd had willen regelen, zoals ik altijd mijn hele leven had willen regisseren. Ik neem mijn verdriet mee, onder mijn arm, welke vorm het ook in de toekomst zal aannemen.
β
β
Lisanne van Sadelhoff (Je bent jong en je rouwt wat)
β
Ik zal altijd om mijn moeder blijven rouwen.
Zolang ik rouw, heb ik lief.
β
β
Lisanne van Sadelhoff (Je bent jong en je rouwt wat)
β
En in dat alles zal het mensen een rotzorg zijn dat ik in een woonwagen woon, of kort haar heb, of dat ik zowel op jongens als meisjes val, of dat mijn moeder in de gevangenis zit.
β
β
Sara Holland (Havenfall (Havenfall, #1))
β
Als mijn moeder Γets nooit deed was het oordelen, piekeren of ergens in blijven hangen. Als ik mot had met iemand zei ze: 'Laat lopen die kip.'
Ik snap nog steeds niet helemaal wat ze er precies mee bedoelde, maar haar houding - wuivende armen, weer die schouders ophalend - zei genoeg.
β
β
Lisanne van Sadelhoff (Je bent jong en je rouwt wat)
β
Even later, in het gemeentehuis, gaf mijn moeder me mijn naam.
'Thomas,' zei ze. 'Hij heet Thomas.
β
β
Thomas van der Meer (Welkom bij de club)
β
Er is voldoende ruimte en gelegenheid tot het vernederen van mijn moeder, 72 jaar in plaats van een halfbroer.
β
β
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
β
Mijn moeder zei altijd, dat ik mijn verstand gebruiken moest.
β
β
Petra Hermans
β
Mama zei altijd tegen me, dat ik op mijn centjes moest letten. Je moet altijd naar je moeder luisteren.
β
β
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
β
Het zogenaamde, ongevraagd, verbeteren van deze mortuarium regering met tofu kabinet heeft er toe geleid, dat mijn vader als moeder redelijk benadeeld zijn geraakt. Maakt niet uit.
β
β
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
β
Ik herinner me nog het verhaal van mijn moeder, die gratis een waardeloos plankje hout kon verkopen zonder praatjes aan de statushouder te Oisterwijk met Jaguar.
β
β
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
β
Ik was nog niet aan het vormsel toegekomen toen mijn moeder ons hele gezin uitschreef omdat de paus een reeks uitspraken had gedaan die haar niet bevielen.
β
β
Thomas van der Meer (Welkom bij de club)
β
Een keer moesten we van de pastoor opschrijven van wie we het meeste hielden. Ik schreef mijn moeder op. Thomas schreef ook mijn moeder op.
β
β
Thomas van der Meer (Welkom bij de club)
β
Het is het beeld van relatief jong zijn en relatief jong je moeder verliezen. Ik sta op het perron en zwaai mijn leeftijdsgenoten vrolijk uit omdat je mensen niets hoort te misgunnen. Goede reis. Ik blijf wel. Ja, hoor. Ik blijf.
β
β
Lisanne van Sadelhoff (Je bent jong en je rouwt wat)
β
Ik heb een geheim, kon ik mijn moeder horen zeggen, minder dan een week voordat ze overleed. Over de dag dat je bent geboren.
β
β
Jennifer Lynn Barnes (The Hawthorne Legacy (The Inheritance Games, #2))
β
Uit hoeveel verdriet is ons leven opgebouwd?
Uit hoeveel verdriet dat te vermijden is?
Soms denk ik wel eens dat we wanneer we doodgaan niet, zoals je altijd hoort, ons hele leven weer voorbij zien komen, maar slechts een klein deel: de uitgebleven blijken van liefde, de niet-gegeven knuffels, het medeleven dat we een ander hebben onthouden, de te lang volgehouden, nutteloze boosheid, de alleen door zichzelf gevoede boosheid.
In de laatste momenten van haar leven had mijn moeder, dat weet ik zeker, mijn vader wel een complete kennel willen schenken. Maar toen was het te laat.
Te laat.
Pas als we ouder worden realiseren we ons de ernst van sommige dingen die we hebben gezegd, en alles waarin we tekortgeschoten zijn - uit oppervlakkigheid, egoΓ―sme, haast - begint dan op ons hart te drukken. Maar onze tijd is al vervlogen en we kunnen niet meer terug.
β
β
Susanna Tamaro (Per sempre)
β
Zum Gedenken an meine GroΓmutter, die sich die Schade ersparen wollte und starb, wΓ€hrend ich an den letzten Seiten des Manuskriptes arbeitete.
β
β
Dimitri Verhulst (De helaasheid der dingen / De laatste liefde van mijn moeder / Kaddisj voor een kut)
β
Mijn eigen moeder zet zich nu al tegen mijn werk af. Bedankt, overheid.
β
β
Petra Hermans (Voor een betere wereld)
β
Ik had, drie jaar oud, een huis-leeraar gekregen. Niet alleen dat men mij, om mijne eenzelvigheid, een bijzonder schrander kind achtte, maar dewijl over de straat een zeer arm onderwijzer woonde die veel kinderen had, lang ziek was geweest en nu behoefte had aan goed voedsel dat hij niet koopen kon, bracht mijne ouders tot het besluit dat ik mijne letters zou leeren.
Ik zie dien leeraar nΓ³g voor mij: een man als een magere muil-ezel, zoo van kop als van jagenden romp en oneindige, knokige leden. Aan hem is, evenzeer als aan mijn zeer geboeiden vlijt - ik leerde met ziekelijke gretigheid -, aan hem is een scherpe herinnering verbonden van gebraden vleesch op ongewone uren en aan eene bijzondere deftigheid mijner moeder. Zekeren dag had deze mij, ter gelegenheid van een geheimzinnigen Sinterklaas, ten behoeve van mijne lessen - zij hadden in de donkere achter-kamer plaats -, eene nieuwe lei gegeven, waar ik zeer blijde om was, want mijne moeder had er - wonderschoon docht mij, - een bloem-pot op gegriffeld met drie ontloken tulpen. Ik toonde de lei aan mijn meester; deze merkte mijn schroom-vollen trots niet, en veegde de tulpen uit met mijn sponsje en een beetje speeksel.
- Mijn verdriet was onbedaarlijk: ik kreeg geen les dien dag. Zelfs als mijn moeder naar haar beste vermogen op de lei een nieuwen bloem-pot geteekend had, kwam een herhaalde tranen-bui mij overweldigen. Telkens herbegon mijn gehuil, dat mij van lieverlede als een behoefte was geworden. De nacht die daarop volgde, voor een goed deel slapeloos en koortsig, is de eerste van velen geweest waar ik mij verkneuterde in mijn verdriet, mijn verdriet overdreef...
β
β
Karel van de Woestijne (Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen (Dutch Edition))
β
Ik keek naar de pissebedden onder de stenen, stampte regenwormen uit de grond om mee te vissen, bekeek de vlinders op de bloemen, en bestudeerde de struiken in de tuin van mijn moeder als ik met een bakje naar buiten werd gestuurd om kruisbessen te plukken. Het werd de microbiologie omdat ik gegrepen was door het leven op het kleinste niveau. En ik bleek te houden van het onderzoek, van het laboratorium, van de uitsneden van de werkelijkheid zoals die voor me lagen uitgestald. Van de blik op het krioelende willen dat het leven is.
β
β
Marijke Schermer (In het oog)
β
Ik keek naar de pissebedden onder de stenen, stampte regenwormen uit de grond om mee te vissen, bekeek de vlinders op de bloemen, en bestudeerde de struiken in de tuin van mijn moeder als ik met een bakje naar buiten werd gestuurd om kruisbessen te plukken. Het werd de microbiologie omdat ik gegrepen was door het leven op het kleinste niveau. En ik bleek te houden van het onderzoek, van het laboratorium, van de uitsneden van de werkelijkheid zoals die voor me lagen uitgestald. Van de blik op het krioelende willen dat het leven is.
β
β
Marijke Schermer