“
Voor hun ogen veranderde hij in een poes, die spinnend over haar huid liep, in een vogel, die haar mond in vloog, in een spin, die een web om haar haren weefde, in een lieveheersbeestje, dat kleine woorden in haar oren sprak, in een uitgelaten ijsbeer, die haar vrolijk maakte. Hij veranderde in de suiker die in haar mond smolt, in honing, die zij langzaam doorslikte, in alcohol, die in haar buik de vlammen deed uitslaan. Hij veranderde in haar kleren, die haar overal raakten. Hij veranderde in haar huid.
”
”