Ieder Voor Zich Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Ieder Voor Zich. Here they are! All 23 of them:

Libertijnen streven naar een wereld zonder dwang. Ook verdedigen zij het principe dat ieder individu, en collectief gelijkwaardig is. Het is belangrijk hierbij op te merken dat gelijkwaardigheid en gelijkheid niet hetzelfde betekenen. Libertijnen willen geen eenheidswereld creëren waarin iedereen zich uniform gedraagt en identiek wordt. Integendeel, zij pleiten voor een wereld waarin individuen en collectieven de ruimte krijgen om zich in al hun uniciteit en eigenheid te ontwikkelen, zij het met de inachtneming van het non-agressieprincipe.
Isaiah Senones
Kanker is leven op zijn best. Het grijpt om zich heen en is onuitroeibaar. Het kust je wakker, mijn liefste, iedere morgen en het zal je voor eeuwig in slaap sussen.
Stella Bergsma (Pussy Album)
Hoe leg je uit wat weerloosheid is en tot wat een mens in staat kan zijn als uw toehoorder nooit heeft gevoeld wat het is om zelf een mogelijke smeerlap te zijn, dat het een zegen is en een vloek dat nooit te hebben gevoeld en dat woede in de fauteuil niks meer is dan schijnheiligheid die blind is voor zichzelf? Mensen zeggen al wel eens dat ge eerst in andermans schoenen moet staan voor ge echte kennis opdoet. Maar ook dat is schijnheilig, want met andermans schoenen wordt altijd weer bedoeld: die van het slachtoffer. Geen woord wordt er gerept over de schoenen van hen die zich misschien geprikkeld voelden om mee te doen. Voor ge de bloeddorst van een ander aanklaagt, van iemand die ge zelfs niet kent, zoudt ge verplicht moeten worden te ervaren wat heimelijke bloeddorst betekent die wordt aangemoedigd door hen die de touwtjes in handen hebben, wier spel gij meespeelt, of ge nu wilt of niet, de bloeddorst, met andere woorden, die ieder in zich heeft.
Jeroen Olyslaegers (Wil)
Amsterdam, vanmorgen vroeg. Het duurde lang voor een stoplicht op groen sprong. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik Samarinde zitten achter het stuur van haar stokoude BMW. Ze zwaaide naar me. Onze karavaan was op weg naar Schiphol en hier stonden we aan het einde van de nacht in een verlaten landschap te wachten tot we verder mochten trekken. Zonder dat daar aanleiding voor was trapte ik mijn rempedaal in, terwijl ik in mijn spiegel bleef kijken. In de rode gloed werd Samarinde nog mooier. Ik liet het pedaal los en de gloed verdween. Weer trapte ik de rem in. Een warme glans op Samarindes witte tanden. Haar glimlach vaag als het schilderij Extase van Mathijs Maris. Er is een Japanse uitdrukking die mukushoh heet, lachen met de ogen (heeft Samarinde me verteld). Samarinde mukushohde naar mij. Naast Samarinde zat Meija, die zich even vooroverboog om iets uit het dashboard te pakken. Ook zij kwam in mijn fantasmagorische gloed te zitten. Meija lachte naar me, niet met haar modellenlach, maar puur en oprecht. Ik dacht: in remlicht is ieder meisje mooi. En daarna dacht ik, van mijn hand een vuist makend: wat een geweldige openingszin voor een roman die ik waarschijnlijk nooit zal schrijven.
Ronald Giphart
Wanneer iets ziekelijks is aan uw psychische proces, bedenk dan dat ziekte voor een organisme het middel is om zich van indringers te bevrijden; dan moet men het alleen helpen om ziek te zijn, zijn ziekte en volle te ondergaan en die tot uitbarsting te laten komen, want dat is zijn vooruitgang. Er gebeurt nu zoveel in u, mijn beste Kappus, u moet geduld oefenen als een zieke en van vertrouwen zijn vervuld als iemand die herstellende is; want misschien bent u dat wel allebei. En méér dan dat: u ben ook de arts die over zichzelf moet waken. Maar iedere ziekte kent tal van dagen waarop de arts alleen maar kan afwachten. En dat is wat u, voor zover u uw eigen arts bent, nu vooral moet doen. Borgeby Gård Flädie, Zweden, 12 augustus 2017
Rainer Maria Rilke (Letters to a Young Poet)
Het was eruit voor hij het wist: 'Hoe komt dat toch dat negers zo'n lange hebben?' De neger, die trouwens So heette, want ze hebben ook een moeder die hen af en toe aan tafel moet roepen, leek niet te zijn geschrokken van deze impulsieve reactie en kwansuis bijna liet hij het zich ontvallen dat ook blanke mannen over een lange penis kunnen beschikken. Een blanke man een grote jan? Hoe dan? De neger, So dus, legde het recept voor een halve meter mannelijkheid uit en die avond nog bond Lode een baksteen aan zijn fluit. Zeker een kilogram zwaar was dat ding, maar het scheen de wetten van de fysica inderdaad logisch toe dat ieder lichaamsdeel, voortdurend onderhevig aan de trekkracht van een dom gewicht, langer kon worden. Er was trouwens sprake van kinderen met één te lange arm, namelijk die arm aan de hand waarmee ze altijd al hun boekentas hadden gedragen. De baksteen hing daar als een dobber aan een vislijntje, Lode ging ermee werken, baden en slapen tot de steen het gewenste resultaat had opgeleverd. Toen So één week later naar de vorderingen in Lodes onderbroek informeerde was het een glimlach waaruit zijn woorden kwamen: 'Hij is nog geen centimeter gegroeid, maar hij ziet wel al zwart.
Dimitri Verhulst (Problemski Hotel)
Alle gevoelens die het lief en leed van een echte persoon in ons oproepen, doen zich alleen maar voor via een voorstelling van dat lief en leed; het vernuft van de eerste romanschrijver bestond erin te begrijpen dat, aangezien in het organisme van onze emoties de voorstelling het enige essentiële element is, de vereenvoudiging die het zijn zou om doodgewoon af te zien van echte personen, een decisieve verbetering zou betekenen. (...) En als de romancier ons eenmaal in die toestand heeft gebracht waarin, zoals bij alle louter innerlijke toestanden, iedere emotie tien keer zo groot wordt en zijn boek ons zal aangrijpen op de manier van een droom, maar van een droom die helderder is dan die wij slapend hebben en die ons langer bijblijft, dan maakt hij bij ons in een uur alle denkbare geluk en ongeluk los waar wij in het leven zelf jaren voor nodig zouden hebben om er iets van te leren kennen, en waarvan de meest intense vormen ons nooit zouden zijn geopenbaard doordat de trage gang waarmee ze zich voordoen ze aan onze waarneming onttrekt (zo verandert in het leven ons hart, en dat is allerpijnlijkst; maar wij kennen die pijn alleen in onze lectuur, in onze verbeelding: in de werkelijkheid verandert het hart, zoals bij sommige natuurverschijnselen gebeurt, zo langzaam dat, al kunnen wij elk van die verschillende toestanden successievelijk vaststellen, ons daarentegen de gewaarwording zelf van de verandering bespaard blijft).
Marcel Proust (Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes)
(Ik luister naar hem, en als hij de scène van de koppelaar en het meisje dat verleid wordt voordraagt, word ik door twee tegengestelde opwellingen aangegrepen, ik weet niet of ik moet lachen of kwaadworden. Ik heb het er moeilijk mee: tien keer onderdrukt een schaterlach mijn woede, tien keer eindigt mijn diepe verontwaardiging in een schaterlach. Ik ben geheel van streek door zoveel scherpzinnigheid en laaghartigheid, door de afwisseling van zulke juiste en zulke verkeerde denkbeelden, door een zo totale perversiteit der gevoelens, een zo grote verdorvenheid en een zo ongewone openhartigheid. Hij merkt de strijd die in mij woedt en vraagt: Wat is er?) IK. Niets. HIJ. U schijnt in de war te zijn. IK. Dat ben ik ook. HIJ. Maar wat raadt u me dan aan? IK. Over iets anders te praten. Ach, ongeluksvogel, bent u altijd zo geweest of bent u zo diep gezonken? HIJ. Dat geef ik toe. Maar trekt u zich mijn toestand niet zo aan. Het was niet mijn bedoeling u verdriet te doen, toen ik mijn hart voor u uitstortte. Ik heb bij die mensen nog wat gespaard. Zoals u weet kreeg ik alles wat ik nodig had, absoluut alles, en ze gaven me nog wat extra zakgeld voor mijn persoonlijke pleziertjes. (Dan begint hij met zijn vuisten op zijn voorhoofd te slaan, zich op de lippen te bijten en met een verwilderde blik naar het plafond te staren, terwijl hij uitroept: Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik heb wat opzij gelegd, de tijd is voorbij gegaan en dat is al veel gewonnen.) IK. U bedoelt zeker verloren? HIJ. Nee, nee, gewonnen. Men wordt elke minuut rijker: een dag minder te leven of een daalder meer, dat is precies eender. Het belangrijkste is toch iedere avond lekker op je gemak, vrij en overvloedig naar de plee te kunnen gaan: 'O stercus pretiosum!' Dat is het grote doel van het leven in alle rangen en standen. Op het laatste moment zijn we allemaal even rijk: Samuel Bernard die door diefstal, zwendel en fraude zevenentwintig miljoen in goud nalaat, en Rameau, die niets nalaat, Rameau die van de armen zal worden begraven.
Denis Diderot
Want de Atheense democratie is inmiddels, zoals iedere democratie mettertijd, een parodie op zichzelf geworden, waarin leiders dagelijks ter verantwoording worden geroepen en waarin het beleid elke dag opnieuw ter discussie staat. De staat wordt geregeerd door de angst voor volksgerichten en de volatiliteit van de publieke opinie. […] Het volk is verdeeld. Het lijkt wel alsof er elke dag meer facties en partijen met verontwaardigde deelbelangen bij komen, die meer energie investeren in het bestrijden van elkaar dan in het dienen van het collectieve belang. Wanneer zich geen substantiële kwestie aandient waarover men van mening kan verschillen, worden willekeurige trivialiteiten aangegrepen om haat en vijandigheid uit te diepen en te benadrukken wat het volk verdeelt in plaats van wat het volk zou moeten verbinden. Ieder is overtuigd van zijn eigen gelijk en de waarheid wordt onder de immense hoeveelheid waarheden bedolven. Hiermee is de democratie verworden tot een ochlocratie, waarin de turbulentie van opvliegendheid en oncontroleerbare verontwaardiging de macht hebben gegrepen en waarin het staatsbelang dagelijks wordt geofferd op het altaar van de deelbelangen van doelgroepen. Wantrouwend en verdeeld volk kan leiders afzetten en beleid saboteren, maar het kan geen staat besturen. De democratie erodeert onder de obsessie voor pietluttigheden en details. Achterdocht knaagt onophoudelijk en de metselspecie van vertrouwen in de collectieve zaak wordt met elk incident verder afgebikt tot zij verpulvert en het bouwwerk instort dat ooit solide leek. Een autocratie kan maatschappelijke coherentie goedschiks of kwaadschiks afdwingen, maar een democratie functioneert uitsluitend bij de gratie van het breekbare vertrouwen in haar wetten en instituties. Dit vertrouwen wordt doelbewust verder ondermijnd door politici die in naam van de democratie het wantrouwen in de democratie voeden. Hoe verdeeld het volk ook is, er staan om de haverklap leiders op die de uiteenlopende vormen van onvrede mobiliseren en pretenderen dat zij namens het gehele volk spreken. Zij spiegelen het volk voor dat het een monopolie heeft op het gezonde verstand en dat het homogeen is in zoverre het wordt verraden door de politieke elite. Zij presenteren het als een vanzelfsprekendheid dat de gezonde volkswil, die door de heersende klasse wordt genegeerd, naadloos samenvalt met hun eigen standpunten en elke mening die afwijkt van die van hen, beschouwen zij als een verloochening van het soevereine volk en een verkrachting van de democratie. Zij doen een beroep op emotie en presenteren rationaliteit als een instrument van het establishment. Het volk heeft geen behoefte aan feiten of argumenten, omdat het volk dondersgoed weet dat argumentatie een onderdeel is van het complot om het volk te onderwerpen en dat dat de feiten zijn. Met de insinuatie dat de democratische instituties het werktuig zijn waarmee de politieke elite het volk knecht en kleineert, zetten zij het volk in naam van de democratie op tegen de democratie, die in hun visie geen democratie mag heten als zij niet neerkomt op een compromisloze alleenheerschappij van hun eigen gelijk.
Ilja Leonard Pfeijffer (Alkibiades)
En vandaar dwaalde hij af naar een meningsverschil met Friedrich Schillers hoogdravende theorie dat wat de goden tevergeefs bestreden menselijke domheid was. Daar was Toby het niet mee eens. Dat was voor niemand een excuus, of hij nu een god of een mens was. Waar de goden en alle redelijke mensen zich tevergeefs tegen verzetten was helemaal geen domheid. Dat was pure, moedwillige, kloterige onverschilligheid voor ieders belangen behalve die van henzelf.
John Le Carré (A Delicate Truth)
Hij hield extreem veel van zijn echtgenote. Hij hield, met andere woorden, te veel van die ene vrouw. Dat ze op jonge leeftijd overleed zag hij dan ook als de wraak des hemels voor die liefde. een andere verklaring voor haar dood had hij niet. Na het overlijden van zijn echtgenote hield hij zich ver van alle vrouwen. Hij nam niet eens een meid in huis. Het koken en poetsen liet hij over aan een man. Dit deed hij niet omdat hij alle andere vrouwen haatte. Het was omdat die vrouwen allemaal leken op zijn echtgenote. Zo rook bijvoorbeeld iedere vrouw net als zij naar vis. En, overtuigd dat ook dit de wraak des hemels was omdat hij te veel van zijn vrouw had gehouden, vond hij berusting in het feit dat hij het moest stellen zonder vrouw in zijn leven. Maar in zijn huis was één vrouw aanwezig om wie hij niet heen kon. Hij had een dochter. Uiteraard leek zij meer dan welke andere vrouw ook ter wereld op zijn overleden echtgenote. De dochter zat inmiddels op de hogere middelbare meisjesschool. Midden in de nacht ging het licht aan in haar kamer. Hij gluurde door een kier in de schuifdeuren. Het meisje hield een kleine schaar vast. Terwijl ze haar opgetrokken knieën uit elkaar spreidde en langdurig omlaag tuurde, hanteerde ze de schaar. De volgende dag, nadat zijn dochter naar school was vertrokken, staarde hij stiekem naar de witte bladen van de schaar en hij kreeg koude rillingen. Weer ging midden in de nacht het licht aan in de kamer van zijn dochter. Hij gluurde door de kier in de schuifdeuren. Ze griste een witte doek van de vloer, klemde hem in haar armen en liep de kamer uit. Hij hoorde water uit de kraan stromen. Even later stak zijn dochter het vuur van het komfoor aan, legde de witte doek erop en ging afwezig zitten. Daarop begon ze te huilen. Toen ze ophield met huilen, knipte ze haar nagels boven de doek. Op het moment dat ze de doek wegnam vielen die er kennelijk af, want hij rook de misselijkmakende geur van brandende nagels. Hij had een droom. Daarin vertelde zijn overleden echtgenote aan hun dochter dat hij haar geheim had gezien. Sindsdien keek zijn dochter hem niet meer aan. Hij hield niet van zijn dochter. De gedachte dat een man op zijn beurt de wraak des hemels zou ondergaan vanwege zijn liefde voor haar, deed hem huiveren. Op een nacht richtte zijn dochter uiteindelijk een dolk op zijn keel terwijl hij sliep. Hij wist dat. Hij berustte erin dat het de wraak des hemels was, omdat hij tot het uiterste van zijn echtgenote had gehouden en te veel had gehouden van die ene vrouw, en hij hield rustig zijn ogen gesloten. Hij voelde dat zijn dochter het had gemunt op de vijand van haar moeder, en hij wachtte op het mes.
Yasunari Kawabata
En wat me zo trof, en zowel schrik als troost met zich meebracht, was het besef dat de God die ik aanbid exact weet wat het is om te sterven. Hij weet wat de dood betekent voor mensen. Het is een ervaring waarvoor God zich niet te goed achtte om die te delen met mijn vader en met ieder van ons. Ik heb geen idee hoe het zal zijn om te sterven- maar Jezus wel. Hij kent het gevoel van zuurstoftekort in zijn cellen, van hartstilstand en verstikking. Er is geen duisternis waarin hij niet is afgedaald. Hij kent de structuur en de smaak van alles wat ik het meest vrees.
Tish Harrison Warren (Bidden in de nacht: Voor wie werken, waken en wenen)
Manus eet niks,' zei ik tegen mijn moeder en ik vroeg of ik wat brood mocht nemen en wat melk, om hem te voeren. Alles mocht. Met een schoteltje vol keurig vierkant blokjes doorweekt brood, toog ik weer naar de garage, prikte een stuk brood aan het uiteinde van een twijg en stak Manus het voedsel toe. 'Eet,' zei ik. Hij reageerde niet. Het brood dat ik tegen zijn snavel aanduwde, liet los en bleef hangen, wat er slordig en vies uitzag en ook extra zielig. Omdat hij zich tot dan toe niet verroerd had, durfde ik mijn hand uit te steken en hem aan te raken, door met de top van mijn wijsvinger zijn kop te strelen. Hij liet het toe en daardoor hield ik opeens veel meer van hem dan daarvoor. Het was een prachtige vogel en hij zou mijn onafscheidelijke metgezel worden. Zittend op mij schouder nam ik hem overal mee naar toe en als hij een eindje ging fladderen, bleef hij altijd dicht bij mij in de buurt. Cirkelend boven mijn hoofd hield hij mij nauwlettend in het oog. Als kauw kon hij gemakkelijk praten met andere vogels en hij vertelde hun dat hij bij mij hoorde. Alle vogels wilden vanaf dat moment ook wel bij mij horen, maar voor mij kon er maar een de eerste zijn en de eerste was Manus en dat namen ze ook voor lief. Wel spraken ze onderling af dat, waar ter wereld ik mij ook bevond, iedere vogel mij zou beschermen, omdat ik de vogelvrouw was en hun taal begreep. Soms vlogen hele zwermen boven mijn hoofd, die mij allemaal herkenden en vanuit de lucht volgden. Ook op de speelplaats. Als ik in de klas zat en door het raam naar buiten keek, zat het muurtje vol met vogels, die daar wachtten tot ik uit school kwam en zij mij naar huis konden volgen. Alle kinderen wisten dat het mijn vogels waren en ze begrepen ook dat ik daarom geen mensen nodig had, want ik was van de vogels.
Connie Palmen (De vriendschap)
Om de wereld te hervormen moeten de mensen psychisch gezien een nieuwe weg inslaan. Er zal geen werkelijke broederschap aanbreken voordat je werkelijk ieders broeder bent geworden. Geen enkele wetenschap, geen enkel inzicht in wat het nuttigst en voordeligst voor iedereen is zal de mensen er ooit toe kunnen nopen het privébezit en privileges met anderen te delen. Iedereen zal zich te kort gedaan voelen, men zal tegen alles morren en elkaar benijden en uitroeien. U vraagt wanneer die droom in vervulling zal gaan. Het komt zo ver, maar eerst zal de mens door een periode van vereenzaming heen moeten. De soort vereenzaming die tegenwoordig, en vooral in onze tijd overal heerst, maar voorlopig heeft zij haar hoogtepunt nog niet bereikt. Want iedereen streeft er tegenwoordig naar zich van de anderen los te maken en op eigen kracht de volheid des levens te ervaren, maar ondertussen heeft al zijn pogen geen levensvolheid, maar je reinste zelfmoord ten gevolge. Want in plaats van volledige zelfverwerkelijking valt de mens volledige vereenzaming ten deel. Want iedereen sluit zich tegenwoordig voor anderen af, sluit zich op in zijn eigen hol en trekt de handen van zijn medemens af. Hij verbergt zich met wat hij bezit en het eind van het liedje is dat hij de mensen van zich afstoot en dat zijn medemensen hem ten slotte ook van zich afstoten. Hij hoopt rijkdommen op en denkt dan: hoe rijk ben ik nu, mij kan niets meer overkomen, maar de sukkel weet niet dat hij naarmate hij meer rijkdommen verwerft hij ook steeds dieper wegzakt in een aan zelfmoord grenzende vorm van onmacht. Want hij heeft geleerd dat hij alleen maar op zichzelf kan vertrouwen en dat hij zich van de anderen heeft losgemaakt; hij heeft zijn ziel bijgebracht niet meer in wederzijdse menselijke solidariteit te geloven en hij heeft maar één doodsangst: men zou zijn positie en zijn privileges eens kunnen aantasten. Het is gewoon bespottelijk zoals het menselijk verstand tegenwoordig ontoegankelijk is voor het inzicht dat persoonlijke onaantastbaarheid niet bestaat uit particuliere krachtsinspanning, maar uit de verenigde inzet van alle mensen samen. Maar ook aan die verschrikkelijke periode van vereenzaming komt eens een einde en dan zal de mensheid als geheel op hetzelfde ogenblik beseffen hoe onnatuurlijk het is dat de een zich van de ander losmaakt. En als dat besef eenmaal geboren is dan zal de mens er zich over verbazen dat hij zo lang in het duister heeft gezeten en het licht niet heeft gezien. Maar tot die tijd aanbreekt moet het vaandel hooggehouden worden en moet de mens, al was het maar door het voorbeeld van een enkeling, zich aan die vereenzaming ontworstelen en een daad van broederliefde stellen, ook al zouden de anderen hem daarvoor als een idioot beschouwen.
Fyodor Dostoevsky
Wanneer de Sirenenzang van vooruitgang, groei en consumptie ons niet meer kan verleiden, kunnen we misschien weer de zang van de aarde vernemen. Want morgen zal in ieder geval een nieuwe dageraad gloren, zal de wereld opnieuw worden geboren, zullen miljarden organismen verschijnen en andere verdwijnen, zullen bloemen zich openen voor zonlicht, vogels langs de hemel trekken en bomen doorgaan te wortelen. De stroom van het leven zal verder vlieten, tijdloos, duister en met onweerstaanbare kracht.
Ton Lemaire (Met open zinnen)
Ze schaamde zich bij voorbaat omdat ze zich zou schamen. Vaak verlangde ze ernaar zich in haar lichaam vrij, zorgeloos en onbekommerd te kunnen voelen, net als de meeste vrouwen om haar heen. Ze bedacht zelfs een aparte methode van zelfopvoeding: ze zei keer op keer tegen zichzelf dat ieder mens bij zijn geboorte een van de miljoenen klaarliggende lichamen krijgt toebedeeld, alsof hij in een gigantisch hotel een van de miljoenen kamers kreeg toebedeeld; dat het lichaam dus toevallig en onpersoonlijk is; slechts een confectieding en in bruikleen. Zo ongeveer zei ze het steeds tegen zichzelf, maar nooit voelde ze het ook zo. Dit dualisme van lichaam en ziel was haar vreemd. Ze was zelf te veel lichaam en was er daarom altijd overgevoelig voor.
Milan Kundera (Laughable Loves)
Hubert zat voor de televisie naar een sportprogramma te kijken. Hij geeft niet veel om sport, maar dat programma laat hij zich zelden ontgaan. Hij zit hoe dan ook te veel voor de tv, en omdat hij niet graag alleen zit, verspil ook ik op die manier veel tijd. Hij merkt mij nauwelijks op, praat niet met me, maar wil wel dat ik in de kamer ben. Soms zit ik erbij te lezen, maar dat is slecht voor je ogen omdat het te donker is in de kamer. Aan de andere kant is ook televisie kijken slecht voor je ogen. In feite is alles wat we doen wel ergens slecht voor. Als je alle adviezen zou willen opvolgen, was het uiteindelijk alleen nog maar gezond om dood te zijn. We zaten daar dus tot elf uur en ik herinner me niet dat ik iets heb gezien. Terwijl ik toch gekeken moet hebben, want ik had mijn ogen de hele tijd open en op het scherm gericht. Waar zijn de uren, dagen, maanden en jaren die mij op deze of een dergelijke manier door de vingers zijn geglipt? Het is een griezelig idee dat ik zoveel weet wat ik me niet kan herinneren. Het is alsof je in een vredige wei zit en niet vermoedt dat er ieder ogenblik een wild dier van achter een bosje tevoorschijn kan springen. Ik hou niet van verrassingen.
Marlen Haushofer
Bergen zoals deze, en reizigers in de bergen, en hun lotgevallen treft men niet alleen aan in Zen-literatuur, maar in de exemplarische vertellingen van iedere grote religie. De allegorische voorstelling van een natuurlijke berg voor de geestelijke berg die tussen iedere ziel en zijn doel staat, werpt zich makkelijk en als vanzelfsprekend op. Zoals iedereen in het dal beneden ons, staan de meeste mensen hun hele leven voor de aanblik van de geestelijke bergen in hun leven waarin zij zich nooit begeven, tevreden als ze zijn met de verhalen van degenen die er geweest zijn, en op die manier vermijden ze de beproevingen. Sommige reizen in de bergen begeleid door ervaren gidsen die de beste en minst gevaarlijke wegen kennen die tot hun bestemming leiden. Weer anderen, meest onervaren en zonder vertrouwen, wagen het hun eigen weg te ontdekken. Slechts weinigen slagen daarin, maar af en toe halen enkelen het door louter wilskracht, geluk en genade. Zodra zij zijn gearriveerd beseffen zij beter dan alle anderen dat er niet één, of een vast aantal wegen bestaat. Er zijn zoveel wegen als er afzonderlijke zielen zijn.
Robert M. Pirsig (Zen and the Art of Motorcycle Maintenance: An Inquiry Into Values (Phaedrus, #1))
Sommige mensen staat de eenzaamheid zo goed dat we vergeten dat zij zich eronder lelijk en ongezien voelen, dat ze iedere ochtend een stofroller over hun kleding halen om niet zo grauw voor de dag te komen.
Lucas Rijneveld (Mijn lieve gunsteling)
Wij zijn rupsen en we zullen vlinders worden, dat is ons hele verhaal, de hele zin van ons aardse bestaan, in één enkel providentieel beeld, dat iedereen kan bevatten, met zijn geest, met zijn hart of met de doolhof van zijn ingewanden. Wij zijn aan een gedaanteverwisseling onderworpen wezens, reeds gemaakt voor de verlossing. We weten dat morgen de zon zal opkomen, en dat betekent dat onze zintuigen voor de toekomst, timide uitbottend, zich reeds hebben geopend, want hoe zouden we dit anders durven geloven? Wanneer het blad van de amandelboom bros wordt, weten we dat de lente niet ver meer is. Wanneer we een wolk in het westen zien, zeggen we bij onszelf: Morgen gaat het regenen. Het zijn de eerste kenmerken van onze visionaire aard. We zullen pas geheel zijn wanneer we de toekomst even helder zullen zien als het verleden en wanneer we zullen begrijpen dat ze één zijn, wanneer wij ons op ieder ogenblik zullen verheffen boven de werkelijkheid, majestueus klapwiekend met de twee vleugels die in gelijke mate dooraders en vol met levendige beelden zijn: het verleden en de toekomst. Dan zullen ze zijn wat we altijd zijn geweest: Boodschappers, Zieners en Getuigen van het wonder dat zich niet in de wereld vertoont, van louter het wonder dat de wereld bestaat... Dan zullen we ons inflatoir heelal tussen onze vingers houden als een gouden belletje, waarvan we het lieflijke geluid soms met een grenzeloze weemoed op ons zullen laten inwerken: ting!
Mircea Cărtărescu (Orbitor (Orbitor #1-3))
Slechts een paar malen heb ik hem zien opflakkeren: toen men herinneringen ophaalde uit het Rusland van zijn jeugd, vertelde hij haperend hoe zijn ouders in een pogrom waren afgeslacht door de dappere kozakken – die nu zo aandoenlijk kunnen zingen in Carnegie Hall, zei hij – en hoe men nagelaten had hem te doden omdat zijn moeder het wicht dat hij toen was onder haar lichaam had bedolven. Alsof het een academische vraag betrof, zei hij nadenkend: ‘Om mij te verstikken, of om mij te redden, wie zal het zeggen?’ Haar buik had men met een sabelhouw opengereten, en het zien van haar ingewanden op de aarden vloer van de hut van Prichov had de dienaars van de Tsar ontmoedigd in hun opzet om het jodengebroed van het dorp geheel uit te roeien. ‘En toch,’ zei Sam Cohn, ‘had ieder van die kozakken ook een moeder. Het is lastig om te begrijpen wat er in de wereld omgaat.’ De zeldzame malen dat hij zich in het gesprek mengde, uitte hij steeds bedenkingen die aantoonden dat hij aanhoudend op zoek was naar de diepere betekenis van de dingen en van de gebeurtenissen, en dat hij er zich op toelegde niet te haten maar begrijpen. Het was duidelijk dat hij alleen waarde hechtte aan de goedheid van de mens, en ontsteld was en verward wanneer hij boosheid ontdekte die niet door eigenbelang of hebzucht was ingegeven, en die door dergelijk gebrek aan motivering geheel onverklaarbaar werd. [ Marnix Gijsen – Kaddisj voor Sam Cohn ]
Marnix Gijsen (De diaspora (Dutch Edition))
De techniek (en anders in ieder geval de wetenschap) heeft zich daarentegen altijd op opmerkelijke wijze in de overheersende zones van de economische wereld ontwikkeld. Het Arsenaal van Venetië was zelfs nog in de zestiende eeuw het centrum van de techniek. Holland en vervolgens Engeland erfden op hun beurt dit dubbele voorrecht en tegenwoordig behoort het toe aan de Verenigde Staten. Maar techniek is misschien wel het lichaam, maar niet de ziel van beschavingen. Het is logisch dat techniek in economisch zeer ontwikkelde gebieden wordt gestimuleerd door industriële activiteiten en hoge lonen. Het voorrecht van de wetenschap is daarentegen nooit aan een enkel land voorbehouden. In ieder geval niet tot voor kort; nu ben ik daar niet meer zo zeker van.
Fernand Braudel (Civilization and Capitalism 15th-18th Century, Vol. 3: The Perspective of the World)
Joost was geen fan van het neerslachtig zijn, al was hij het vaak. Hij bestreed deze neerslachtigheden met bier, verveling, antiek, vrouwen, en veel rijstpap. Hij at zich de pleuris aan de rijstpap. Lekker toch? En goedkoop! In de nachtwinkel kost een blik Boss-rijstpap één euro zestig. Dat is praktisch geen geld voor zo'n smakelijke spijs. Dat blijft hier maar duren, terwijl ik eigenlijk met de nieuwe hond van m'n ex-vrouw zou moeten gaan wandelen. Maar ja, eens een roman altijd een roman. Probeer personages maar 'ns de nek om te wringen, dat gebeurt niet zomaar een-twee-drie, als je een professional bent zoals ik. Door iedere muur heen, en verder geen gezeik.
Herman Brusselmans (Zo dom als Albert Einstein)