Hier En Nu Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Hier En Nu. Here they are! All 46 of them:

- Zo vreemd, zegt ze, dat wij hier nu samen zijn, onbegrijpelijk. Ik denk dikwijls dat er eigenlijk niet veel verschil is tussen leven en dromen. Het verschil is maar schijnbaar, doordat we, als we wakker zijn, alles veel te bevooroordeeld bekijken om te zien dat het leven ook een droom is.
Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen)
Ik vraag me vaak af waarom wij dat niet meer kunnen, zinloos gelukkig zijn. Waarom we, als we groter worden, in nauwe en lage ruimten zitten, waar we ons ook bevinden, hooguit van de ene ruimte naar de andere gaan, terwijl we als kind toch in een ruimte zonder muren waren. Want zo herinner ik het me: toen ik klein was, was mijn onderdak mijn hier en nu. Noch het verleden noch de toekomst kon me iets maken, en hoe mooi zou het zijn als dat vandaag nog zo was. Als we bijvoorbeeld niet voor het resultaat zouden kunnen werken, maar uit overgave, zonder inspanning.
Milena Michiko Flašar (I Called Him Necktie)
Op een uniek moment in de geschiedenis en op een unieke plek op aarde lees jij deze zin. Misschien dat je deze woorden later nog eens zult zien en de kans is aanwezig dat dit op dezelfde plek zal gebeuren als waar je je nu bevindt (in je bed, je leeskamer, je vaste treincoupé, je lekkere stoel), maar het is een natuurkundige onmogelijkheid dat je mijn voorgaande zin op hetzelfde moment zult herlezen. Wat er thans gebeurt tussen ons, tussen deze zin en jouw aandacht, dit, hier, nu, is uniek, eenmalig en onherhaalbaar. Dit is iets tussen ons, vriend, en het was voorbij eer we er erg in hadden.
Ronald Giphart (IJsland)
Wat betreft de wederopbouw, en het langzaam weer opbouwen van het land, dat is waar we nu midden in zitten, ik denk niet dat we ons kunnen voorstellen wat de slavernij de mensen hier heeft aangedaan, dat gaat heel diep, deze dingen duren heel lang door, zelfs het zich afzetten tegen het kolonialisme heeft daar sporen van. Hier was het vrij laat, 1830, maar een beetje verder naar het Westen, duurde de slavernij 3 tot 4 eeuwen, 40 tot 60 miljoen mensen is geraamd, werden verplaatst van hier, naar Amerika, dat is geen kleinigheid he, Je zou zeggen dat is een Afrikaanse holocaust. (Dr. H Hinfelaar, witte Paters)
Marga Kerklaan (Het einde van een tijdperk: 130 jaar belevenissen van Nederlandse missionarissen)
Ja, het is best een leuk bedrijf, al zitten er hier en daar een paar lijken in de kast." Ik kreeg het angstige voorgevoel dat ze dit letterlijk bedoelde. "En welk bedrijf heeft er nu niet een paar monsters in dienst?" Dat bedoelde ze waarschijnlijk ook letterlijk, maar ik had voor Mimi gewerkt, dus ik was wel wat gewend.
Shanna Swendson (Enchanted, Inc. (Enchanted, Inc., #1))
Hij herinnerde zich dat hij lang geleden ook eens op een morgen zoals nu hier had rondgehangen, de vissen bewonderd had en medelijden met ze gevoeld, hij was toen erg somber geweest; sindsdien was er veel tijd voorbijgegaan, en een massa water door de rivier gestroomd. Hij had toen erg in de put gezeten, dat wist hij nog wel, maar waarom hij zo in de put gezeten had, dat wist hij niet meer. Zo zag je maar weer: ook droevige dingen gingen voorbij, ook pijn en wanhoop gingen voorbij, ze waren maar tijdelijk, net als plezierige dingen, zij verbleekten, verloren hun diepgang en waarde, en ten slotte kwam er een tijd, dat je er met de beste wil van de wereld niet meer achter komen kon wat het geweest was, dat je ooit zo'n pijn had gedaan. Ook pijn raakte uitgebloeid en verwelkt.
Hermann Hesse (Narcissus and Goldmund)
Steeds heb ik het hoofd boven de woelige wateren der vervlakking gehouden, als een stil voorbeeld voor iedereen. En nu is het officieel vastgesteld door de hoogste instantie, zodat ik eindelijk mijn idealen kan gaan uitdragen. Hier ligt een mooie taak; zeg nu zelf.
Marten Toonder (Hier ligt een mooie taak)
In den beginne: de kracht Hier en nu: de kracht Aan het einde van het einde: de kracht Hier, daar, overal: de kracht Van alfa tot omega: de kracht In de hemel, op aarde: de kracht In het grootste, in het kleinste: de kracht In het vuur, in het water, in de aarde, in de lucht: de kracht In mij, in jou, in iedereen: de kracht Boven mij, onder mij, rondom mij: de kracht In mijn gedachten, in mijn woorden, in mijn daden: de kracht De kracht is alles Al het leven, alle intelligentie, alle liefde De kracht is de enige realiteit en zo is het!
Tim Ray (De gelofte)
Ergens ter wereld bestaan nog volken en kudden, doch niet bij ons, mijne broeders: hier vindt men staten. Staat? Wat is dat? Wellaan! Zet nu de oren open, want thans zeg ik u mijn woord over de dood der volken. Staat beduidt het koudste van alle monsters. Koud is ook zijn leugen; en deze leugen kruipt hem uit de mond: 'Ik, de staat, ben het volk.
Friedrich Nietzsche
Eikenhouten poten gemaakt voor de eeuwigheid. ... Hij had zich omringd met objecten die de tand des tijds konden doorstaan. Voorwerpen die niet meededen aan de wereld van flut om hem heen waarin elk voorwerp binnen een jaar vervangen werd en waar herinneringen niet eens de kans kregen zich te hechten aan het gladde oppervlak van het hier en het nu. In een wereld waarin veel vergeten werd, had Norbert voorwerpen gevonden die bewaard moesten blijven. Omdat ze hoorden bij wat geweest was of bij wat had kunnen zijn. Bij hem hoorden en bij haar. Hij wilde het zich wel herinneren elk moment. Maar wat hij vergeten was in zijn streven het verleden te behouden, was dat hij zelf ook eens verleden zou worden.
Marloes Kemming (Het kleine leven van Norbert Jones)
Wanneer alle spelers na de gedane arbeid op de parkeerplaats voor de school in de steeds warmer wordende avondlucht bijeenkwamen om de ervaringen van die dag uit te wisselen, begreep ik dat iedereen geraakt werd door het stuk waarmee hij bezig was en we voelden dat het over de dood ging en ik geloof dat we beseften (al weten de goden dat we er niet bewust aan dachten) dat dit Wohlmans manier was om ons te vertellen dat ons, zodra we klaar waren met deze school, niet de toekomst wachtte met al zijn openbaringen, kansen en al die andere zaken die we ons hadden voorgesteld - een zee van mogelijkheden en ervaringen - maar juist het begin van iets anders, iets zonder de exploderende kleurenpracht die we elkaar hadden voorgeschilderd, hier zetten we de eerste onmogelijke stappen op weg naar het werkende leven, naar de routine, de eindeloze herhaling, de systematiek en het leven van alledag waar iedereen die vóór ons volwassen geworden was al lang deel van uitmaakte, ochtenden, werkdagen en bezoekjes aan de supermarkt en de rijen voor de kassa en de uren voor de tv of de uren met de was of koken en kinderen die je op sommige dagen liever niet gehad had en de grenzeloze irritatie over de naïeve jeugd die het had over Kerouac, de planning van de volgende ochtend, dit alles ad nauseam herhaald, slechts onderbroken door korte dagen die zich ontvouwden en dan weer verschrompelden, 's zomers of met Kerst, dagen die alleen nog extra benadrukten dat niemand ons kwam verlossen en dat we alleen maar konden hopen dat we in elk geval een beetje konden dansen op het ritme van onze inmiddels o zo voorspelbare levens, dat dat juist onze redding zou blijken zodat we niet langer zouden vechten tegen de monotonie maar die juist zouden accepteren, dat we het triviale zouden omarmen, zoals Wohlman ongetwijfeld gedaan had, tot we op een dag wakker werden en beseften dat de maat waarop we dag in dag uit bewogen, wankel en allesbehalve gracieus, uiteindelijk onze eigen hartslag was, naar, bij gebrek aan een beter woord, hartenlust kloppend van opluchting omdat we nu eindelijk in de geweldige maalstroom waren beland van identieke, voorspelbare dagen.
Johan Harstad (Max, Mischa & Tetoffensiven)
Het tweede is dit: wanneer je kind sterft, voel je alles wat je zou verwachten, gevoelens die door zo veel anderen al zo goed beschreven zijn dat ik niet eens de moeite zal nemen ze hier op te sommen, behalve dat ik wil zeggen dat alles wat over rouw geschreven is één pot nat is, en het is één pot nat met reden: omdat niemand werkelijk van de tekst afwijkt. Soms voel je wat meer van het een en minder van het ander, en soms voel je het in een andere volgorde, en soms langer of korter. Maar de gevoelens zijn altijd hetzelfde. Maar nu komt er iets wat niemand zegt: als het jouw kind is, voelt een deel van jou, een piepklein maar niettemin onmiskenbaar deel van jou, ook opluchting. Want eindelijk is het moment gekomen dat je al verwachtte, waar je voor vreesde, waarop je je hebt voorbereid sinds de dag dat je een kind kreeg. Aha, zeg je bij jezelf, daar is het. Het is zover. En daarna heb je nooit meer iets te vrezen.
Hanya Yanagihara (A Little Life)
Henry gaat op de schommel naast me zitten, met zijn gezicht de andere kant op, en we schommelen steeds hoger en hoger , we passeren elkaar, soms gaan we gelijk op en soms gaan we zo snel langs elkaar dat het net lijkt alsof we zullen botsen, en we lachen, en lachen, en niets kan ooit verdrietig zijn, niets kan ooit worden verloren, of dood zijn, of ver weg; nu zijn we hier, en niets kan onze volmaaktheid verstoren of dit volmaakte moment van zijn vreugde beroven.
Audrey Niffenegger (The Time Traveler’s Wife)
Ja, één devies ben ik steeds trouw gebleven, Geen andere wijsheid heeft voor mij gezag: Slechts hij verdient de vrijheid en het leven Die ervoor vecht van dag tot dag. Zo speelt zich hier het nijvere leven af, Omgeven door gevaar, van wieg tot graf. Hier ’t volk te zien, de vrije mens Op vrije grond, dat is mijn liefste wens! Dan zou ik wel de woorden wagen: Blijf, ogenblik, je bent zo mooi! Dan viel het spoor van al mijn levensdagen Nooit de vergetelheid ten prooi.- Met dat geluk voor ogen koester ik Nu reeds dat zaligmakend ogenblik.
Johann Wolfgang von Goethe (Faust)
Karl Marx zou dan in het begin van augustus* een tweetal weken in Oostende verbleven hebben. Hier zou hij samen met Friedrich Engels zijn programma op punt gesteld hebben voor de komende agitatieakties die voor Europa het sociaal-revolutionaire jaar 1848 zou inleiden. Jammer genoeg weten we niet of Marx in de Karnemelkstraat** of in de Witte Nonnenstraat verbleef en wat zijn opinie over het mondaine Oostende was. Nu weet ik alleen als ik door die twee straten wandel, dat de grondleggers van de marxistische ideologie er eveneens verpoosd hebben. *1846 **nu Christinastraat
Omer Vilain (Langs de Galerijen. Kleine Oostendse histories 3)
Ach, het is maar weinig, de dood!' dacht zij; 'ik ga wat slapen, en dan is alles uit!' Zij dronk een slok water en keerde zich naar de muur. Die afschuwelijke inktsmaak hield maar aan. 'Ik heb dorst!... O, wat heb ik een dorst!' zuchtte zij. 'Wat heb je toch?' vroeg Charles en reikte haar een glas aan. 'Niets!... Zet het raam open... Ik stik hier!' En zij kreeg plotseling zo'n aanval van misselijkheid dat zij nauwelijks tijd had om haar zakdoek onder haar kussen vandaan te halen. 'Neem hem mee!' zei ze haastig; 'gooi weg!' Hij stelde haar vragen; zij antwoordde niet. Ze bleef stil liggen, bang dat ze bij de minste beweging zou overgeven. Intussen voelde zij een ijzige kou optrekken van haar voeten naar haar hart. 'Ach, nu begint het!' mompelde zij.
Gustave Flaubert (Madame Bovary)
Moedig Belgisch volk, jullie hebben op beslissende wijze overwonnen! Zorg er nu voor om voordeel uit die overwinning te halen, jullie vijanden zijn verstomd, laten we geen moment verliezen, laten we ons verenigen rond het voorlopig bewind, dat er dankzij u is gekomen, twijfel er niet aan dat de brandstichters, die jullie zo vernederend uit jullie hoofdstad hebben verdreven al nieuwe misdaden beramen. Gedaan met aarzelen en ontzien, we moeten voorgoed de moordenaars uit ons huis verjagen die hier te vuur en te zwaard te werk zijn gegaan, hebben verkracht en vernield. We dienen onze moeders, onze vrouwen, onze kinderen en onze eigendommen te redden, wij moeten leven als vrije mensen, of ons begraven onder een berg van as. Laten we eendrachtig zijn beste landgenoten, dan zijn wij onoverwinnelijk, de ware orde, ze is onontbeerlijk om onze onafhankelijkheid te behouden. Lang leve België!
Louis de Potter
De eeuwigheid is hier en nu. Maar we zijn zo akelig bang om dood te gaan dat we onze dagen met van alles volproppen om maar niet na te hoeven denken, daarom rennen we rond in een tredmolen van bevestigingsbehoeften en seksuele verdringing. Zo gaat het leven voorbij en is het niet meer dan een vluchtige droom in een woestijn.
Tomas Bannerhed (The Ravens)
Op 14 juni laat ik een kleine tattoo op mijn linkerpols zetten. Het oneindigheidsteken, als een blijvende herinnering aan die oneindigheid. Ik wil me altijd herinneren wat de afgelopen jaren met mij hebben gedaan: ze hebben vertrouwen, kracht en levenslust opgewekt. Het teken zal mij bovendien herinneren aan het feit dat er na donkere periodes altijd lichtere tijden komen. Daarnaast zie ik oneindigheid als een ode aan het leven: de dood bestaat voor mij niet in de gangbare betekenis van het woord. Eindigheid is een menselijke illusie, wij denken sterfelijk te zijn, maar wij zijn onsterfelijk. Ik en het leven zijn één. Ik kan het leven niet verliezen, omdat ik onderdeel ben van het leven. Ik kan wel mijn lichaam achterlaten, op een zeker moment, maar het leven zal altijd doorgaan. Niet in een kloppend hart, maar in een ziel. We staan niet los van het leven, net zo min als we erin zitten. Het is onderdeel van ons, maar toch laten wij dat onderdeel los als we weggaan hier op aarde. Mijn kloppend hart is van nu, maar ikzelf ben van nu en altijd.
Laura Maaskant (LEEF! (Dutch Edition))
Sophia schonk thee bij en zei: 'Weet u waar ik steeds aan moet denken sinds ik hier in uw winkel ben? Hoe het verleden steeds belangrijker wordt naarmate je ouder wordt. Ik ben nu vierenvijftig en heb het met mijn vriendinnen steeds vaker over vroeger. Over school, over de muziek die we luisterden, over jongens die we kenden, over leraren van toen. Ik heb vrouwen om mij heen die ik al mijn hele leven ken. Met hen deel ik zo veel herinneringen: aan studeren, werken, die dag dat je je man ontmoette, de relaties ervoor en soms erna. Hoe het was toen je kinderen klein waren. Zij zijn getuige geweest van mijn hele leven en steeds vaker zitten we samen om die verhalen op te halen. Maar met wie doe je dat wanneer je niemand kent die zelfs maar van een afstandje jouw leven heeft meegemaakt?
Marloes Kemming
Je bent inderdaad lelijk,’ je bent kaal van de chemo en je wangen staan bol van de prednison'. Ik vind deze citaat uit het boek heel kwetsend overkomen. Zeker naar de mensen toe die te maken hebben met kanker of een persoon hebben verloren aan kanker. Het wilt niet zeggen omdat je kanker hebt dat je lelijker bent in tegendeel het maakt je als persoon juist zo veel mooier en sterker. Maar ik vind het goed van de auteur dat ze deze citaat heeft verwerkt in haar boek. Het doet mensen dieper nadenken over deze zin en namelijk hoe kwetsend dit soms kan overkomen. Want kanker is nu eenmaal een ziekte waar je respect en liefde moet voor tonen voor de mensen die hier aan lijden. " ik zie je tussen de wolken" Ik vind dit een heel mooie en doordachte citaat. Het verwijst ook meteen naar de titel van het boek. Als je verder in het boek leest zie je een evolutie dat Casper er dagelijks slechter aan toe gaat door zijn leukemie. Aan het einde van het boek sterft Casper aan leukemie. Ik vind daarom '" ik zie je tussen de wolken" een heel mooi citaat. Het verwijst ernaar als je een persoon verliest zoals Casper die heel veel voor je betekend nog altijd dicht bij jou is. Doordat je naar de wolken kijkt zie je die persoon die je mist en waarvan je houdt.
Silke Van Bellingen
In 't verdriet om zijn tijd, en in toenemende maagpijn schilderde hij, terwijl er buiten sneeuw viel : 'De Blinden die elkander in de Gracht leiden'; 't Valt voor in zijn vredige streek, met de kerk, ginder rustig en uitnodigend gezeten aan de voet van een buikrond heuveltje. Hier van voor, rechts, diept een koele gracht, waar lis wiegt en irissen tintelen. Op de voorgrond, in de richting van die gracht, komen de zes blinden met hun wijde mantels aan, achtereen elkaar vasthoudend aan hun staf, of de hand op de schouder van de voorgaande gelegen. Hun oude, getaande, domme bedelaarsgezichten zijn smekend omhoog gericht; maar hun ogen zijn ofwel gesloten, of 't zijn enkel matte, witte ballen of uitgezworen holtens. Ze zullen de gracht intuimelen, één voor één, lijk de voorsten al bezig zijn, - de eerste had nogal muziek bij! Rond dit drama bloeit een schone, zachte zomer. Er is stilte, vrede en zon! Daarin ligt heel zijn tijd : 't verscheuren van elkanders overtuiging, de blindheid van elkendeen; daarin ligt zijn twijfel, zijn gebroken droom, zijn geloof, zijn verlangen naar rust, heel zijn hart en heel zijn ziel, - heel de tegenstrijdigheid van zichzelf en van zijn tijd. Toen hij de schilderij af had; - 't was enige dagen voor Kerstmis - liet hij palet en borstels uit zijn hand glijden. 'Nu heb ik, geloof ik, niets meer te doen dan maagpijn te lijden', zuchtte hij.
Felix Timmermans (Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken)
Ik schrijf deze brief aan de keukentafel. Ik ben alleen op een manier die meer is dan het simpele gegeven dat ik de enige levende ziel ben binnen deze muren. Tot nu toe dacht ik dat ik wist wat wel en wat niet mogelijk was. Misschien is dat de ware betekenis van onschuld, dat je je geen enkele voorstelling kunt maken van pijn en verdriet in de toekomst. Als er iets gebeurt wat al het denkbare overstijgt, verander je daardoor. Het lijkt op het verschil tussen een rauw ei en een gebakken ei. Het is hetzelfde, maar toch totaal anders. Beter dan zo kan ik het niet uitleggen. Ik kijk in de spiegel en ik weet dat ik het ben, maar ik herken mezelf niet. Soms is het al te vermoeiend voor me om simpelweg het huis binnen te gaan. Ik probeer mezelf tot rede te brengen, eraan te denken dat ik hier eerder alleen heb gewoond. Toen ging ik niet dood aan alleen slapen en dat zal ook nu niet gebeuren. Maar dit is wat verlies mij heeft geleerd over de liefde. Ons huis is niet zomaar leeg, ons huis is leeggehaald. Liefde neemt ruimte in in je leven, maakt plaats voor zichzelf in je bed. Onzichtbaar nestelt het gevoel zich in je lichaam, stroomt het door al je bloedvaten en klopt het in je hart. Als het verdwenen is, klopt er niets meer. Voordat ik jou leerde kennen, was ik niet eenzaam, maar nu ben ik zo eenzaam dat ik tegen de muren praat en tegen het plafond zing.
Tayari Jones (An American Marriage)
Voor de zoveelste maal kom ik thuis van de reis en weer staat mijn stoel gereed, tafel en bed gedekt, pantoffels bij 't vuur, alsof ik iedere dag verwacht werd. Mijn kinderen hebben heel gewoon 'Pa' gezegd en mijn vrouw heeft gevraagd wat ik verkoos, lever of haring. Ik heb niet geantwoord omdat ik de moed niet had mijn eigen stem aan te horen, heb de hand uitgestoken naar wat het dichtstbij stond en zwijgend mijn maag gevuld. Hun gerustheid, hun zekerheid dat ik ook ditmaal terugkeren zou heeft mij beschaamd en diep gegriefd. Maar was ik aan 't bulderen gegaan dan had er niets op overgeschoten dan met weerzin weer op te staan. En het trekken lokt mij niet meer. Ben ik vermoeid of kan ik het licht van gindse land niet meer verdragen? Ik voel in ieder geval dat van een volgende tocht niets meer terechtkomt. En zo is het goed ook, want mij rest nog maar net de tijd om eindelijk met vrouw en kinderen wat mee te leven, mij te koesteren aan de warmte van de haard en te werken voor onze oude dag die voor de deur staat. Zolang ik ginder dwaalde heb ik mijn kinderen niet opgevoed maar met hen gespeeld, voor mijn vrouw niet gezorgd maar van haar genoten. Die meimaandjes zijjn nu voorbij. Hier bij' t vuur, in onze kooklucht, komt het eropaan mijn plicht te doen als een doodgewoon mannetje dat ik tenslotte ben. Want hun ogen zijn op mij gericht. Doet mijn vrouw haar plicht niet als zij wast en plast, als zij op griezelige regendagen op de vismarkt loopt te dwalen zonder acht te slaan op haar aderspatten noch op haar slechte stoelgang? Doen niet die kinderen eveneens hun plicht wanneer zij achter schoolmuren hun zonnigste dagen slijten?
Willem Elsschot (Tsjip - De Leeuwentemmer)
Ik had gedacht dat ik hem zomaar mocht opslaan in duizend lege beelden en toch vrijuit kon gaan. Maar hier en nu, in dit compartiment, in deze voortdenderende trein, schokten de duizend beelden over elkaar heen en vielen trillend samen. Hun collectieve leegte was zo smartelijk dat ik die moest vullen. Tot elke prijs. Als ik dat niet deed, zo voelde ik, zou ik ten onder gaan. Want het was een leegte die niemand kon verdragen.
Tom Lanoye (Kartonnen dozen)
Ook valt er nogal wat af te dingen op het 'poëzielesje' dat Arjan Peters de VK lezer voorschotelt. Buiten dat het nogal gemakzuchig is het slechtste gedicht van dichter 1 naast het beste van dichter 2 te zetten - wees dan een vent en pak van beide de sterkste werken, denk ik dan - nee, buiten dat is dat gedicht van Jellema eigenlijk helemaal niet zo ontzettend sterk. Triestig wordt het als Peters beweert dat 'uit veewagens staken soms bleke handen' een of andere subtiele boodschap is, welke hij wel begreep en de tijdgenoten van Jellema niet. Wat is dat nu voor een aftandse kletspraat? Is er een mens op deze wereld die dat beeld niet weet te duiden? Nee, de holocaust referentie is glashelder, maar dat maakt het nog geen goed gedicht. Jellema moet nota bene zelfs vermelden dat het hier om oorlogstijd gaat, een al even overbodige melding als Michels lantaarnpaal.
Martijn Benders
De volgende dag kwamen de eerste meisjes, Gwynne en Jessica. Het ene pikzwart, het andere hoogblond. Geverfde haren, felrood gelakte nagels, ieder met een rolkoffer en een beautycase. Puck stelde ze aan mij voor als haar vriendinnen. Willen ze een kamer, vroeg ik. Puck glimlachte. Ze komen hier werken, zei ze, ze maken deel uit van het businessplan. Ik vermoedde natuurlijk wel wat dat plan behelsde, vooral toen drie dagen later Gertrude, een Duits meisje, en Caro, een Vlaamse, hun intrek in het hotel namen. Maar ik zei voorlopig niets. Alle kamers waren nu op één na bezet. De meisjes liepen ieder gehuld in een wolk parfum op onpraktische hoge hakken en in strakke kokerrokken door het hotel. Ze noemden mij Madame, Madame La Promesse. Ik was niet gek. Op een avond, toen de meisjes naar boven waren, sprak ik Puck erop aan. Je wilde toch dat het hotel weer gaat lopen? Natuurlijk, dat was het liefste wat ik wilde. Laat mij mijn gang dan gaan. Binnenkort komen de eerste bezoekers en komt ook het geld binnen. Wacht maar af.
J. Bernlef
Ik kijk naar je, denkt Babs, je loopt door de massa, ik houd je in de gaten, ongemerkt. Ik heb je al gezien lang voor je mij ziet. Het is een eenvoudig weten: bij jou hoor ik, ik zal van jou zijn, jij hoort hier nu te zijn, bij mij. Ik zal je weten te vinden. Ik volg je nu Je draait het blad om Ik wil alles zien wat je doet, hoe je uit bed rolt, hoe je je mond opent naar de waterstraal van de douche, hoe je je rug onzorgvuldig afdroogt, hoe je niet genoeg slaapt, hoe je veel weet en veel niet weet, hoe je lacht naar de bolle ogen van de baby die je hypnotiseert vanuit zijn kinderwagen, hoe je geen krant koopt, hoe je je plots afvraagt waarom hoefijzers gelukt brengen, hoe je rondloopt tot op het moment dat ik je tegenkom. Ik zoek het eerste woord dat jij uitspreken zal. Nu zit jij nog verscholen als een egel tussen de bladeren, maar er is geen ontkomen aan; de adem hangt al klaar in een wolk boven onze hoofden, de woorden houden zich schrap om opgebruikt te worden. Onze eerste herinnering is al in de maak. Ik zal je vinden.
Saskia de Coster (Eeuwige roem)
Ik wil papa zien,' ze ik. 'Maar dat kan niet. Op geen enkele manier. Hij is voor altijd weg. Net als opa. En mama is misschien ziek, en kan nu dus niet komen, maar als ik hier weg ben kan ik haar opzoeken en nog zo vaak als ik wil ook. ' De Witt legde zijn hand op de mijne en zei dat hij me begreep; dat hij snapte dat ik mijn vader wilde zien en dat ik boos was en verdrietig omdat dat niet kon. 'Maar dat jij je vader niet kan zien,' zei hij, 'betekent niet dat hij jou niet kan zien. Want als je goed kijkt, dan zie je dat je vader naar je kijkt. En als je ziet dat hij kijkt, dan bestaat hij nog. Als jij hem ziet, als jij ziet dat hij kijkt, dan bestaat hij.
Philip Huff (Dagen van gras)
Ik keer me om, bekijk haar. Ze zit te dommelen. Ze schrikt vrij heftig als haar telefoon zoemt. 'Shit,' zegt ze. Ze buigt voorover, neemt op. 'Ja?' zegt ze, en na een tijdje: 'Nee, twee valium van ... twintig milligram. Wat? Neem er dan vier van tien milligram, Jezus! Trouwens, weet je wat het met jou is? Jij moet eindelijk maar 'ns van dat wijf af! Waarom blijf jij daar in godsnaam bij? Heeft ze een gouden kut of zoiets? Jezus, ik zeg je al ongeveer... weet ik veel, vier maanden dat je van die teef af moet. Het is je eigen leven bla bla bla, maar als je dan toch hulp wil, wel dan is hier m'n hulp, makker: dump die geblondeerde hoer. (...) En slik nu vier tien milligram-pillen en ga daar mee door tot... tot je oud bent.' Ze legt neer, steekt nerveus een sigaret op, zegt: 'Loser.' Ze neemt een trek, blaast woest de rook weer uit en zegt dan: 'Jezus, ik haat mannen die zich laten manipuleren door vrouwen.
Herman Brusselmans (Vrouwen met een IQ (Dutch Edition))
Ik keer me om, bekijk haar. Ze zit te dommelen. Ze schrikt vrij heftig als haar telefoon zoemt. 'Shit,' zegt ze. Ze buigt voorover, neemt op. 'Ja?' zegt ze, en na een tijdje: 'Nee, twee valium van... twintig milligram. Wat? Neem er dan vier van tien milligram, Jezus! Trouwens, weet je wat het met jou is? Jij moet eindelijk maar 'ns van dat wijf af! Waarom blijf jij daar in godsnaam bij? Heeft ze een gouden kut of zoiets? Jezus, ik zeg je al ongeveer... weet ik veel, vier maanden dat je van die teef af moet. Het is je eigen leven bla bla bla, maar als je dan toch hulp wil, wel dan is hier m'n hulp, makker: dump die geblondeerde hoer. (...) En slik nu vier tien milligram-pillen en ga daar mee door tot... tot je oud bent.' Ze legt neer, steekt nerveus een sigaret op, zegt: 'Loser.' Ze neemt een trek, blaast woest de rook weer uit en zegt dan: 'Jezus, ik haat mannen die zich laten manipuleren door vrouwen.
Herman Brusselmans (Vrouwen met een IQ (Dutch Edition))
Ik keer me om, bekijk haar. Ze zit te dommelen. Ze schrikt vrij heftig als haar telefoon zoemt. 'Shit,' zegt ze. Ze buigt voorover, neemt op. 'Ja?' zegt ze, en na een tijdje: 'Nee, twee valium van ... twintig milligram. Wat? Neem er dan vier van tien milligram, Jezus! Trouwens, weet je wat het met jou is? Jij moet eindelijk maar 'ns van dat wijf af! Waarom blijf jij daar in godsnaam bij? Heeft ze een gouden kat of zoiets? Jezus, ik zeg je al ongeveer... weet ik veel, vier maanden dat je van die teef af moet. Het is je eigen leven bla bla bla, maar als je dan toch hulp wil, wel dan is hier m'n hulp, makker: dump die geblondeerde hoer. Of steek haar in brand. En slik nu vier tien milligram-pillen en ga daar mee door tot... tot je oud bent.' Ze legt neer, steekt nerveus een sigaret op, zegt: 'Loser.' Ze neemt een trek, blaast woest de rook weer uit en zegt dan: 'Jezus, ik haat mannen die zich laten manipuleren door vrouwen.
Herman Brusselmans (Vrouwen met een IQ (Dutch Edition))
Ik keer me om, bekijk haar. Ze zit te dommelen. Ze schrikt vrij heftig als haar telefoon zoemt. 'Shit,' zegt ze. Ze buigt voorover, neemt op. 'Ja?' zegt ze, en na een tijdje: 'Nee, twee valium van ... twintig milligram. Wat? Neem er dan vier van tien milligram, Jezus! Trouwens, weet je wat het met jou is? Jij moet eindelijk maar 'ns van dat wijf af! Waarom blijf jij daar in godsnaam bij? Heeft ze een gouden kut of zoiets? Jezus, ik zeg je al ongeveer... weet ik veel, vier maanden dat je van die teef af moet. Het is je eigen leven bla bla bla, maar als je dan toch hulp wil, wel dan is hier m'n hulp, makker: dump die geblondeerde hoer. Of steek haar in brand. En slik nu vier tien milligram-pillen en ga daar mee door tot... tot je oud bent.' Ze legt neer, steekt nerveus een sigaret op, zegt: 'Loser.' Ze neemt een trek, blaast woest de rook weer uit en zegt dan: 'Jezus, ik haat mannen die zich laten manipuleren door vrouwen.
Herman Brusselmans (Vrouwen met een IQ (Dutch Edition))
Moet ik iets geworden zijn? Kan ik niet gewoon niets blijven? Tegen identiteit zijn? (...) Maar ik ben niks. Ik ben leeg en vormloos, een parasiet die zich vastbijt in de wensen van anderen, de vorm aanneemt die een ander voor me gedroomd heeft. Ik was bereid alles van Albert te incasseren, zolang hij maar bij me zou blijven, zolang ik mijn voeding maar niet kwijt zou raken en weer gereduceerd zou worden tot niets. Nou, het is zover hoor. Nu zit ik hier met jou. Heb je er eigenlijk over nagedacht waarom dat is? Dat lijkt me duidelijk. Dit is de hel. Waar niemand wil zijn, maar de meeste mensen toch belanden. Met de deuren naar verleden en toekomst stevig op slot.
Hannah van Binsbergen (Harpie)
Gondález Videla, de verrader van Chili (Epiloog) 1949 Vanuit de oude cordilleras kwamen de beulen als beenderen, als Amerikaanse doornen op de ruige rug van een genealogie van rampen: ze werden aangesteld, geënt op de ellende van onze volkeren. Elke dag bevlekte het bloed hun mouwen. In de bergen werden ze als brute beesten gebaard uit onze zwarte klei. Zij waren de saurische tijgers, de glaciale tirannen, pas onlangs ontstaan uit onze grotten en onze nederlagen. Zo groeven ze de kaaksbeenderen van Gómez op onder de straten bezoedeld door vijftig jaar van ons bloed. Het beest verduisterde de gronden met zijn schoften toen het na de executies op zijn snor beet naast de Noord-Amerikaanse ambassadeur die hem thee inschonk. De monsters waren vuil, maar ze waren niet vuil. Nu, op de plek die het licht bestemde voor de zuiverheid, in het besneeuwde blanke vaderland van Araucanië, glimlacht een verrader op een verrotte troon. In mijn vaderland presideert de schande. Het is Gondález Videla, de rat die zijn haardos vol mest en bloed uitschudt over mijn aarde die hij verkocht heeft. Elke dag haalt hij het gestolen geld uit zijn zakken en denkt er aan of hij morgen land of bloed zal verkopen. Alles heeft hij verraden. Hij kroop als een rat naar de schouders van het volk en daar, knagend aan de heilige vlag van mijn land, krult hij zijn knaagdierenstaart en zegt tot de haciendahouder, de vreemdeling, de meester van de Chileense ondergrond: “Drink al het bloed van dit volk, ik ben de beheerder van de folteringen.” Trieste clown, miserabele kruising van aap en rat wiens staart ze in Wall Street kamden met pommade van goud, de dag is niet veraf dat je uit de boom valt en het hoopje vanzelfsprekend vuil wordt dat de voorbijganger op de straathoeken ontwijkt! Zo geschiedde. Het verraad werd Regering van Chili. Een verrader liet zijn naam in onze geschiedenis achter. Judas die doodshoofdtanden toont verkocht mijn broeder, gaf mijn vaderland vergif, stichtte Pisagua, sloopte onze ster, spuwde op de kleuren van een zuivere vlag. G abriel G ondález Videla. Hier zet ik zijn naam, opdat later, als de tijd de schande heeft uitgewist, als mijn vaderland zijn helder gezicht wast met tarwe en sneeuw, zij die hier de erfenis zoeken die ik als een groene vuurgloed in deze regels nalaat, ook de naam van de verrader vinden die de dodende beker gaf die mijn volk afwees. Mijn volk, volk van mij, neem je lot in handen! Sloop de gevangenis, slecht de muren die insluiten! Verpletter de g rimmige loop van de rat die beveelt in het Paleis: hef je op lansen naar de dageraad en laat op de hoogste top je woedende ster schitteren en de wegen van Amerika verlichten. (Willy Spillebeen)
Pablo Neruda (Canto General)
Is een labyrint met een gids nog wel een labyrint? Wat zou mijn paniek geweest zijn als de oude gids er niet bij geweest was? Het meest essentiële aan een labyrint is de verwarrende, bedrieglijke keuze: ga ik rechts, ga ik links, ga ik door, ga ik terug? Daar hoort geen gids bij. Ik zie mijzelf zonder die man, ik begin vol goede moed maar kan bij de eerste tweesprong al falen, na vijf minuten weet ik niet meer wie ik ben, na een uur ben ik uitgeput, vind mijn sporen terug die ik dan ook weer verlies, na twee uur schreeuw ik tegen mijn eigen echo's, na een tijd weet ik niet meer of het in het daarbuiten, waar ik vroeger bij hoorde, nacht of dag is en wacht ik alleen nog maar tot die andere vergelijking, die met de dood, tot het grote, zwarte monster dat hier woont en dat mij opwacht, zich zal laten zien. Labyrint, nu weet ik dat dat iets is wat gesloten is, iets waarin de tijd tegen zijn eigen richting in kan lopen. Alweer een woord dat niet meer zomaar gebruikt kan worden.
Cees Nooteboom (Continent in beweging - Alle Zuid- en midden Amerikaanse reizen.)
Luisa, ook nu ik wakker ben, ik ben nog steeds verscheurd: aan de ene kant ben ik gelukkig dat er een plek op de wereld is waar jij deze brief zult ontvangen, aan de andere kant ben ik ongelukkig omdat die plek niet hier is, waar ik wakker ben geworden, waar ik je zit te schrijven, waar ik elke dag leef en zal leven.
Sandro Veronesi (Il colibrì)
Als ik één ding heb ontdekt in het leven, dan is het wel dit: Als je heel diep over iets nadenkt, dan kom je altijd bij iets uit dat niet klopt. Probeer maar eens — klopt altijd! … Je komt altijd bij een tegenstrijdigheid uit. Ons hele leven hier op aarde is in feite één grote onverklaarbare tegenstrijdigheid…. Je moet gewoon niet te diep nadenken en dan klopt alles… Als je wel nadenkt, dan kan het niet anders of je zegt ons hele leven hier op aarde – het is één groot mysterie – het is één grote onverklaarbare tegenstrijdigheid. Ja, dat zit nu één keer in ons mensen ingebakken dat wij dat niet zo goed kunnen hebben dat iets tegenstrijdig is. Daar kunnen we niet zo goed tegen. Maar ja, dat vind ik nou weer het mooie van humor. Want wat doet humor? Humor pakt juist twee tegenstrijdige zaken, die flink haaks op elkaar staan, koppelt die juist aan elkaar met een grapje. Je moet lachen, want de tegenstrijdigheid is even opgelost, klaar – de rest van de dag vrij. Dus wat de wetenschap in eeuwen nog niet is gelukt, dat lukt de humor in een paar tellen. Dus de waarheid zit in humor, niet in het serieuze. Dit meen ik niet serieus, dat was maar een grapje,… ja hé, want anders zou het niet waar zijn. Als ik zeg dat waarheid zit in het niet-serieuze, is dat alleen maar waar als ik het niet meen – maar wel waar. Nou, u moet het trouwens niet serieus opvatten hoor, wat ik hier nu allemaal beweer, alstublieft nee, want ik meen het wel degelijk.
Herman Finkers
Toen Jan Liefkind de ruimte betrad viel zijn mond van verbazing open. Langzaam liep hij langs de tot aan het plafond gevulde schappen. Hier leek de poëzie van de hele wereld bij elkaar te staan. ‘Is dit een bibliotheek?’ vroeg hij aan de rode dame. Ze schudde haar hoofd. ‘Dit is een winkel,’ zei ze. ‘Mijn winkel. Het is mijn hobby.’ Ze ging hem voor naar de kast met Nederlandse poëzie. Gorter, Leopold, Nijhoff, Bloem, Vroman. Allemaal stonden ze daar, onaangeraakt. Zelfs van hem stonden er twee bundels. Jan Liefkind liep verder. Twee planken met IJslandse poëzie, een kast vol Japanse bundels, twee kasten met Franse poëzie. Hij trok er een bundeltje van Michaux uit dat hij niet kende. Bulgaars, Roemeens, Grieks. Vier boekjes uit Bangladesh. De dame met het rode haar en de zigeunerrok had ze van over de hele wereld naar haar winkel in Venice laten komen. Hier stonden ze nu, te wachten op een aardbeving of een brand. Hij rekende het Franse boekje met haar af. ‘Verkoopt u wel eens wat?’ vroeg Jan Liefkind. ‘Een doodenkele keer,’ zei ze terwijl ze het boekje in een papieren zak deed. ― USA Cabaret
J. Bernlef (Tegenliggers)
Lise staarde naar Kristel en Emiel die bleven zitten, alsof de show nu eenmaal door moest gaan. Zij waren waarschijnlijk sowieso niet hier. Lise had het aan hen gezien, hoe het ingewikkeldste soort groot verdriet hen scheidde van de rest van de wereld. En misschien ook van elkaar, dacht Lise.
Griet Op de Beeck (Let op mijn woorden)
Roadies waren het podium aan het volzetten met instrumenten en microfoons, en Walter deed het verhaal van Conor Oberst: dat hij al op zijn twaalfde was begonnen muziek op te nemen, dat hij nog altijd in Omaha woonde, dat zijn band meer een familie of collectief was dan zomaar een rockgroep. Van alle kanten stroomden er weer jonkies de zaal binnen, stralend van verwachting, levende illustraties van de bandnaam Bright Eyes. (Wat een stuitende kutnaam, dacht Katz. Kijk ons eens jong en onbedorven zijn.) Zijn nu totaal bedorven stemming had niet zozeer met afgunst te maken, en zelfs niet met het gevoel dat hij zichzelf als rocker overleefd had. Het was meer een soort wanhoop over de versplinterdheid van de wereld. De natie vocht momenteel smerige grondoorlogen uit in twee verre landen, de planeet warmde sneller op dan een broodrooster, en hier in de 9:30 werd hij omringd door honderden kinderen à la de bananenbroodbakkende Sarah, overlopend van argeloze verwachting, verzekerd van hun onvervreemdbare recht op... ja, op wat? Op emotie.
Jonathan Franzen
Zeg, Pa, je moeder was toch een Chinese? Dus jij bent een halve Chinees. En ik een kwart Chinees, die de weg in zijn DNA volgt met het snuffelen in de 'I Tjing', dat raadselachtige 'Boek der Veranderingen'. De 'I Tjing' zegt ergens in Hexagram 29: 'Want alleen door herhaling neemt de leerling de stof in zich op.' Helaas kennen ze hier in Holland geen kritische zelfreflectie. Ze leuteren maar wat over slaven, koelies, gastarbeiders en de kinderen van de koloniale liefde. Ooit verspreidden ze jullie eerste generatie Indischen over gans het land: in elke straat een Indische famile was zo'n beetje het quotum in de jaren vijftig. Ze hadden jullie beter in een getto kunnen stoppen. Den Haag-Zuid zou een populaire wijk zijn geworden, met ons, de volgende generaties, als de laatste resten gemixt tropisch Nederland achter de ramen en balkonnetjes, met elke zaterdag een braderie met Hawaiaanse muziek, indorock, vliegeren en lootjes trekken. Nu wonen de 'allochtonen' er bij elkaar, en hinderlijk veel politieauto's patrouilleren in de straten.
Alfred Birney (De tolk van Java)
Ik ben hier. En ik ben nu. Ik ben eeuwig en nooit en overal en nergens en alles en niets. Ik ben verwonderd. En ik ben dankbaar.
Maaike Helmer (Niets)
Als je nu je ogen weer opent moet je eens om je heen kijken. Dit is waarom historie mij zo raakt. Het idee dat mensen deze zelfde ruimte honderden jaren geleden ook zo hebben gezien vind ik intrigerend. Uiteraard hangen er nu andere schilderijen en staan er geen authentieke meubels meer, maar de haard, het plafond en de ramen met de houten luiken zullen niet veel veranderd zijn. Wat zullen de mensen die het slot toen bezochten gedacht hebben? Waren ze gelukkig of hadden ze zorgen? Wat deed hun hart sneller kloppen?’ Haar ogen sprankelen. ‘Sorry, ik kan me hier helemaal in verliezen.
Natascha Hoiting (Sonata)
En nu, anderhalve eeuw later, zien de toppen der pyramiden het einde van den grooten weg, die ter verdediging van Egypte tegen de Italianen in allerijl en bijna zwijgend is aangelegd, over hetzelfde tracé, dat Napoleon hier zocht, naar het centrum van Egypte. De geschiedenis herhaalt zich.
Henri van Wermeskerken
Ja, we hebben activisten nodig die strijden tegen al het onrecht in het hier en nu, maar er is ook behoefte aan makers en bouwers van de toekomst.
Rutger Bregman (Morele ambitie)