Het Smelt Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Het Smelt. Here they are! All 15 of them:

Mensen die naar eender waar willen, willen niet per se ergens heen, ze willen gewoon niet blijven.
Lize Spit (Het smelt)
Zij zijn fijn geslepen. Ik niet, ik heb een botte punt".
Lize Spit (Het smelt)
Om noemenswaardig te worden moet je in dit dorp iets noemenswaardig over een ander vertellen".
Lize Spit (Het smelt)
Ik was zelfs geen vijfde wiel, maar de reserveband die goed verborgen zat onder in de koffer en waarvan men hoopte hem nooit te moeten bovenhalen.
Lize Spit (Het smelt)
Ik was de korst op de wonde, die moest loskomen zonder dat eraan gekrabd mocht worden".
Lize Spit (Het smelt)
A szék támláján apa felgyűrt ujjú inge lóg. Fölötte, a fehér falon jókora fekete penészfolt, amelyről Jolan régen azt állította, olyan az alakja, mint az Európai Unióé. Az idők során mindkettő bővült.
Lize Spit (Het smelt)
Nog geen halfuur later brak de pastatang, precies op het zwakste punt. Dat bevond zich net als bij mensen war de twee armen samenkomen.
Lize Spit (Het smelt)
Volgens mij is er niet zo veel verschil tussen mensen en landbouwgrond. Af en toe moeten ze stil worden, braak liggen, om daarna verder te kunnen.
Lize Spit (Het smelt)
De omgeving die ik al jaren kende toonde zich plots vanuit een ander perspectief. Ik paste er niet meer in zoals ik er altijd wel in had gepast. Ik was het Duplomannetje in een Legohuis.
Lize Spit (Het smelt)
Zorgen zijn immers niets anders dan vruchten van ons vermogen terug te blikken en vooruit te kijken, en in licht benevelde staat slinkt onze neiging terug geblonken - daarmee smelt het verleden net zo rap als als de ijsblokjes in ons glas, tot het opgaat in de roze wodka.
Hanna Bervoets (Fuzzie)
Spijt moet je niet hebben’, zegt hij. Ik knik. ‘Heb je me wel gehoord, Eva?’ Ik knik opnieuw. ‘Wat zei ik dan?’ ‘Dat je nooit spijt moet hebben,’ zeg ik. ‘Ik versta je niet.’ ‘Spijt moet je nooit hebben,’ herhaal ik, luider.
Lize Spit (Het smelt)
Ik beef, ik dwaal af. Het leven staat als een reus voor me. Het vel papier vliegt van me weg, het lijkt wel of ik koorts heb. De pen rent voort, ik ben bang. Ik moet de buitenlucht in, zodat ik afkoel en me een beetje neutraler voel, anders smelt ik. Wat ben ik armzalig in de zee van opwinding. Toch ben ik blij, want ik denk, dat alleen de armzalige in staat is om zijn eigen benauwde zelf de rug toe te keren, om op te gaan in iets beters, aan het zwevende, dat ons gelukkig maakt, aan de beweging die niet stokt, aan iets verhevens, dat steeds groeit, aan het dartele algemene, aan het nooit verdwijnende doodgewone, dat ons draagt, tot het ons in vrede mag begraven.
Robert Walser
Alles is onveranderd, maar niets is nog hetzelfde.
Lize Spit (Het smelt)
Floris lachte en zeeg in slaap in zijn zetel. Pieter bezag het hoofd van de kunstenaar. Hij streelde hem stillekens over zijn roze gezicht, en prevelde vol medelijden: ‘Arme Baskonter, arme paddestoel, die teert op Michelangelo; arme Icarus, die met wassen vleugelen ten hemel stijgt, naar de zon, die ze smelt’ – op een rijnse prent had hij die ongelukkige sukkeleer getekend – ‘en al die renaissancisten zijn van dezelfde deeg! Waarom blijft ge niet beneden : de wereld is zo schoon!’ … En in zijn verbeelding zag hij de schone straat van Messina weer levendig voor d’ogen; en daar beneden, in ’t water, te midden van de pracht, zag hij, hulpeloos en klein, twee roze beentjes spartelen van de arme Icarus die in ’t water gevallen was! Hij schudde de komende vaak van zijn huid, stond op en ging de kriekende, frisse morgen in. Een nieuwe schilderij begon te groeien.
Felix Timmermans (Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken)
Hier, met het zicht op de pastoor die het vlees goedkeurt en betaalt, overvalt mij een somberheid die al een tijdje is weggebleven, waarvan ik dacht, hoopte, dat ze misschien voorgoed weg was. Ik weet intussen dat er niets bestand is tegen dit gevoel, al zit ik tijdig op een stoel in de juiste klas in een outfit waarin iedereen gewend is me te zien, al sta ik te kijken naar vlees, al sta ik niet te kijken naar vlees. Er ontbreekt me dan iets, alles, alsof ik ooit vollediger ben geweest en iets in me zich nog herinnert hoe dat voelde.
Lize Spit (Het smelt)