Het Komt Goed Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Het Komt Goed. Here they are! All 36 of them:

Zonder poes komt het nooit helemaal goed
Midas Dekkers
Het is de ethische plicht van de gelukkige mens, die uit een warm nest komt en graag wordt gezien en het goed heeft, zoals ik, om de lastigheid van de wereld te zien en er iets mee te doen.
Dirk De Wachter (De kunst van het ongelukkig zijn)
Vroeger blikte ik in een chaotische toekomst, omdat ik het moment, dat vlak voor me lag, niet wilde beleven. (...) Ik had soms het zekere, doch zeer vage gevoel, dat ik "iets zou kunnen worden" in de toekomst, iets "geweldigs" zou kunnen doen en dan af en toe weer die chaotische angst dat ik "toch wel naar de bliksem zou gaan". Ik begin te begrijpen hoe dat komt. Ik weigerde de vlak voor me liggende taken te doen. Ik weigerde van trede tot trede voort te klimmen voor die toekomst. (...) Vroeger leefde ik altijd in een voorbereidend stadium, ik had het gevoel dat alles wat ik deed toch niet het "echte" was, maar voorbereiding tot iets anders, iets "groots", iets echts. Maar dat is nu volkomen van me afgevallen. Nu, vandaag, deze minuut leef ik en leef ik volop en is het leven waard geleefd te worden en wanneer ik zou weten, dat ik morgen zou sterven, dan zou ik zeggen: ik vind het heel jammer, maar het is goed geweest, zoals het geweest is.
Etty Hillesum (Etty: de nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943)
En zo is het. Uiteindelijk komt de waarheid altijd aan heklicht, hoe goed je haar ook verstopt. Hoe dik het ijzer van je brandkast ook is, hoe ingewikkeld je de code ook maakt, het heeft geen zin. Echte, grote geheimen willen gevonden worden. Omdat ze eenzaam zijn. En omdat ze groeien. Hoe langer je een geheim verstopt, hoe eenzamer en groter het wordt.
Kim van Kooten
Er waren bepaalde streken op aarde, meende zij, waar het geluk tot bloei komt, als een plant die speciaal aan díé bodem is gehecht en nergens anders goed gedijt.
Gustave Flaubert (Madame Bovary)
Ze loodst me langs een slapend dier - ik kan niet uitmaken wat voor dier het is, het ligt helemaal opgerold, het heeft een pels - en overal lopen mensen gearmd. Ze zegt: "Ik denk dat alles goed komt." "Waarmee?" "Met u.
Peter Verhelst (De kunst van het crashen)
En zo is het. Uiteindelijk komt de waarheid altijd aan het licht, hoe goed je haar ook verstopt. Hoe dik het ijzer van je brandkast ook is, hoe ingewikkeld je de code ook maakt, het heeft geen zin. Echte, grote geheimen willen gevonden worden. Omdat ze eenzaam zijn. En omdat ze groeien. Hoe langer je een geheim verstopt, hoe eenzamer en groter het wordt.
Kim van Kooten (Lieveling)
Het tweede is dit: wanneer je kind sterft, voel je alles wat je zou verwachten, gevoelens die door zo veel anderen al zo goed beschreven zijn dat ik niet eens de moeite zal nemen ze hier op te sommen, behalve dat ik wil zeggen dat alles wat over rouw geschreven is één pot nat is, en het is één pot nat met reden: omdat niemand werkelijk van de tekst afwijkt. Soms voel je wat meer van het een en minder van het ander, en soms voel je het in een andere volgorde, en soms langer of korter. Maar de gevoelens zijn altijd hetzelfde. Maar nu komt er iets wat niemand zegt: als het jouw kind is, voelt een deel van jou, een piepklein maar niettemin onmiskenbaar deel van jou, ook opluchting. Want eindelijk is het moment gekomen dat je al verwachtte, waar je voor vreesde, waarop je je hebt voorbereid sinds de dag dat je een kind kreeg. Aha, zeg je bij jezelf, daar is het. Het is zover. En daarna heb je nooit meer iets te vrezen.
Hanya Yanagihara (A Little Life)
Je kunt een depressie op verschillende manieren proberen weg te werken. Je kunt naar Bachs orgelwerken luisteren in de Kerk van onze Verlosser. Je kunt een streep superhumeur in poedervorm op een zakspiegel leggen met een scheermes, en dat innemen met een rietje. Je kunt om hulp roepen. Bijvoorbeeld via de telefoon, zodat je zeker weet wie het hoort. Dat is de Europese manier. De hoop dat je al handelend je problemen oplost. Ik kies voor de Groenlandse manier. Die komt erop neer dat je afdaalt in het sombere humeur. Dat je je nederlaag onder de microscoop legt en je eraan te goed doet. Als het echt helemaal mis is - zoals nu -, dan zie ik een zwarte tunnel voor me. Daar ga ik naar toe. Ik leg mijn nette kleren weg, mijn ondergoed, mijn veiligheidshelm en mijn Deense paspoort, en dan ga ik de duisternis in.
Peter Høeg (Smilla's Sense of Snow)
Ik heb een hele tijd geen borrel gedronken, zei Frits. Hoe lang niet? vroeg Joosje, die de benedenschuif van de kachel opende. Zeker in geen vier weken, zei hij. Het is slecht, een hoop ellende komt ervan, zei de oude. Ze hield een krant opgevouwen in de hand. Het is heel ongezond, het lichaam wordt ermee verwoest. Nou, zei Frits, dat is niet zo. Je moet niet geregeld drinken, maar eens in de paar maanden je goed bezatten, dat is gezond zeggen moderne medici. De moderne wetenschap zegt, dat het lichaam van tijd tot tijd uit zijn evenwicht gebracht moet worden, eens goed moet worden vergiftigd. Ja, die moderne wetenschap, zei de dame. Als ik gedronken heb, zei hij, voel ik me natuurlijk lollig. De volgende dag heb ik de kater, daar is niets aan te doen. Maar de dag daarop, de derde dag, dan voel ik me goed! Het is of ik dan ben herboren.
Gerard Reve (De avonden)
Ik leer, langzaam en niet zonder pijn in mijn hart, het leven te nemen zoals het is, het eerbiedig te aanvaarden, er een feest van te maken, het te koesteren, uit te zaaien en ermee te werken zo lang me de tijd gegund is. Maar in het verloop van de tijd zal er steeds weer nieuwe schade ontstaan die hersteld moet worden, nieuwe wegen en omwegen die bewandeld moeten worden op de roetsjbaan van ons leven en ons gekwetste hart. Zo is het, zo ziet het patroon van mijn leven eruit. Er komt geen diepe filosofie aan te pas en het is ook geen geheim. Het is heel gewoon de weg die je vol vreugde inslaat als je op een kruispunt in je leven staat. Maar in de stofwolken die ik zelf had opgeworpen, heeft het me wel veel tijd gekost om die weg te vinden. Maar goed, zoals Christophe van de perserij al zo kort en bondig opmerkte: 'Het leven kost tijd'.
Carol Drinkwater (The Olive Season)
Ik wil een keer een film maken die over het leven vóór de dood gaat, waarin alles te zien is wat er allemaal bestaat voor je doodgaat, maar ik bedoel daar vooral mee dat je niet ongemerkt doodgaat en daarna nog jarenlang blijft doorleven zonder dat de dingen je iets te zeggen hebben. Zoiets kun je juist heel goed in een film laten zien, omdat het dan net is of je er zelf bij bent. Ik wil iets met die beelden proberen te doen die ik soms zie wanneer ik tegen Cristina’s warme lichaam aan lig. Volgens mij begrijpen de mensen precies waar je het over hebt, als je het goed doet, om ze te laten zien wat werkelijk belangrijk is in de wereld, dat dat vaak veel minder kan zijn dan dat je een heel verhaal moet gaan zitten vertellen. Er zijn altijd dingen die groter zijn dan jezelf, dat merk je vooral wanneer je ergens ’s nachts bent met allemaal donkere heuvels om je heen, of wanneer je van die gigantische golven tegen de rotsen ziet beuken. Dan weet je dat het allemaal ergens anders vandaan komt en niet uit jezelf, dat je alleen maar goed moet kunnen luisteren om te weten wanneer het zover is. Wie de grote bewegingen ziet weet ook dat hij niet alleen is, wie daar geen oog voor heeft kan het verder wel vergeten.
Herman Koch
Geloof me, er is geen groot verdriet, geen diep berouw of bepaalde sterke herinneringen. Alles komt in het vergeetboek, zelfs de grote liefdes. Dat is wat het leven zo triest en tegelijk zo meeslepend maakt. Er is alleen een bepaalde manier om de dingen te zien en die duikt van tijd tot tijd op. Daarom is het toch goed om een grote hartstocht, een ongelukkige liefde in zijn leven te hebben gehad. Dan hebben we tenminste een alibi voor de onredelijke wanhoop waaronder wij gebukt gaan.
Albert Camus (A Happy Death)
Voor de zoveelste maal kom ik thuis van de reis en weer staat mijn stoel gereed, tafel en bed gedekt, pantoffels bij 't vuur, alsof ik iedere dag verwacht werd. Mijn kinderen hebben heel gewoon 'Pa' gezegd en mijn vrouw heeft gevraagd wat ik verkoos, lever of haring. Ik heb niet geantwoord omdat ik de moed niet had mijn eigen stem aan te horen, heb de hand uitgestoken naar wat het dichtstbij stond en zwijgend mijn maag gevuld. Hun gerustheid, hun zekerheid dat ik ook ditmaal terugkeren zou heeft mij beschaamd en diep gegriefd. Maar was ik aan 't bulderen gegaan dan had er niets op overgeschoten dan met weerzin weer op te staan. En het trekken lokt mij niet meer. Ben ik vermoeid of kan ik het licht van gindse land niet meer verdragen? Ik voel in ieder geval dat van een volgende tocht niets meer terechtkomt. En zo is het goed ook, want mij rest nog maar net de tijd om eindelijk met vrouw en kinderen wat mee te leven, mij te koesteren aan de warmte van de haard en te werken voor onze oude dag die voor de deur staat. Zolang ik ginder dwaalde heb ik mijn kinderen niet opgevoed maar met hen gespeeld, voor mijn vrouw niet gezorgd maar van haar genoten. Die meimaandjes zijjn nu voorbij. Hier bij' t vuur, in onze kooklucht, komt het eropaan mijn plicht te doen als een doodgewoon mannetje dat ik tenslotte ben. Want hun ogen zijn op mij gericht. Doet mijn vrouw haar plicht niet als zij wast en plast, als zij op griezelige regendagen op de vismarkt loopt te dwalen zonder acht te slaan op haar aderspatten noch op haar slechte stoelgang? Doen niet die kinderen eveneens hun plicht wanneer zij achter schoolmuren hun zonnigste dagen slijten?
Willem Elsschot (Tsjip - De Leeuwentemmer)
Ze halen alles omlaag, en zo blijft er van het land helemaal niks over,” klaagde hij. “Wat halen ze omlaag, Vati? Alles is in de oorlog toch al stuk gebombardeerd?” probeerde ik te troosten. “Ach jongen, dat begrijp je toch niet. Laat ik het zo zeggen: er is wel wat overgebleven, maar dat breken die communisten ook nog af. Die willen een nieuwe maatschappij, met allemaal nieuwe gebouwen. En zelfs nieuwe mensen.” “Nieuwe mensen?” “Zie je wel: ik zei toch dat je het niet begrijpen zou! … Het komt nooit meer goed.
Boudewijn Büch (Het geheim van Eberwein)
Riv, als jij denkt dat het tijd is, ga er dan voor. Laat je door mij niet tegenhouden. Met ons komt het goed.
Anniek Rodenburg (Sterren en sirenen (Riv, #2))
Dikhuiden willen eraan herinnerd worden dat het nog ergens op de wereld feest is. De rest weten ze al. Nee, als je niks vrolijks weet, hou dan je mond. Als je geen goed nieuws komt brengen, blijf dan alsjeblieft weg.
Arthur Japin
Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken. Ik dank de sterren en de maan dat iedereen die komt en gaat de diepste sporen achterlaat, behalve jij, dat jij mijn deuren, dicht of open, steeds voorbijgelopen bent. Het is maar goed dat je me niet herkent. Kussen onder straatlantaarns en samen dwalen door de regen, wéér veliefd zijn, wéér verliezen, bijna sterven van verdriet - dat hoeft nu allemaal nog niet. Ik ben nog niet aan ons gehecht. Ik kijk bepaald niet naar je uit. Neem de tijd, als je dat wilt, Wacht een maand, een jaar, de eeuwigheid en één seconde meer - maar kom, voor ik mijn ogen sluit.
Ingmar Heytze
Rome, Open Stad Bert Schierbeek, de schrijver van die twee wonderlijke boeken: 'Het boek Ik' en 'De andere namen', belt mij op. Hij is al drie dagen in de stad (Rome) en hij heeft nog niet één monument gezien. Goed, die gaan wij samen bekijken. Hij heeft er meer interesse voor dan ik natuurlijk, want hij maakt een reisgids voor Italië. Daarvoor wordt hij gratis rondgetoerd door het Toeristencentrum in bus, trein en schip. Dit maakt mij nijdig natuurlijk. Maar langzamerhand kom ik er wel overheen. Daarbij komt dat ik hier al drie jaar woon en nog niet één keer in de St Pieterskerk ben geweest. Hij wacht op mij, bij de Piazza Venezia, met de Guide Bleu, waarvan hij het (de toerist verradende kaft) in een schijnheilige krant gewikkeld heeft, in de hand. Hij leest hardop voor, terwijl wij wandelen. Zo betitelt hij een enorme, wit-suikeren verjaardagstaart met wonderlijke frontbogen, krullen en gelikte, gekronkelde stalactieten, naakte, stenen strijders, gezonde en gezwollen worstelaars met hun dames: het Palazzo Emmanuele. 'Wat zou daar binnen te zien zijn?' - 'Oude munten, oude wapens?' - 'Lijken?' De Guide Bleu vermeldt niets en wanneer wij naderbij komen, blijkt er inderdaad niets, helemaal niets te schuilen achter de facade. Boerenbedrog. De Duce waardig.
Hugo Claus (Natuurgetrouwer)
In Nuenen heeft Vincent van Gogh gewoond, om precies te zijn van 5 december 1883 tot 24 november 1885. Geen dag langer, geen moment eerder. De schilder was een jaar of dertig en woonde bij zijn ouders, in de pastorie midden in het oude dorp: Berg 26. Hij werkte hard en had het zwaar, zoals altijd. Het beroemdste doek dat hij in Nuenen schilderde, was 'De aardappeleters'. Intussen flirtte hij met het buurmeisje. De pastorie staat er nog steeds, in Nuenen. En er woont ook nog steeds een dominee - in dit geval dominee Wijlhuizen, die op zijn houten naambordje naast de bel in het Nederlands en het Engels heeft staan dat aanbellen geen zin heeft en dat in het huis geen rondleidingen worden gegeven. Toch maar even aanbellen. Wat is het geval? In de tuin van de pastorie staat een perenboom, die Van Gogh zou hebben geschilderd. En de dominee heeft een kapvergunning voor de boom aangevraagd, want de boom is hartstikke dood. Dit heeft onmiddellijk tot een storm van verontwaardiging in Nuenen geleid - een boom omkappen die Van Gogh geschilderd heeft, schande! Dat is cultureel en historisch erfgoed, daar blijf je met je tengels van af! Goed. De dominee doet vrijwel onmiddellijk open. Het is een frisse, blakende man met ironische bruine ogen. Hij ziet er niet uit als een dominee, maar dat komt misschien omdat ik al zo lang niet in de kerk ben geweest. Hij doet meer aan een dierenarts denken. Vrolijk gaat hij me voor naar de achtertuin van de pastorie. In de keuken zit zijn vrouw de krant te lezen. De dominee begrijpt alle commotie niet zo goed. Van Gogh heeft de boom geschilderd - het schilderij is dan toch het erfgoed, of niet? Kijk, daar staat de boom.
Martin Bril (Heimwee naar Nederland)
In de totalitaire dictaturen van de twintigste eeuw gebeurt er namelijk iets met de mens dat in zijn geschiedenis tot dusver zonder weerga is: de totalitaire taal, of zoals Orwell het noemt, de 'newspeak' , dringt met behulp van een goed gedoseerde dynamiek van geweld en angst onherroepelijk door in het bewustzijn van de individuele mens en sluit hemzelf daar langzaam buiten; hij heeft dus geen toegang meer tot zijn eigen innerlijk leven. Hij identificeert zich steeds meer met de hem toebedeelde of opgedrongen rol, of die nu bij zijn persoonlijkheid past of niet. Bovendien is de volledige acceptatie van die rol, die functie, zijn enige overlevingskans. Maar op deze wijze wordt ook zijn persoonlijkheid volledig vernietigd, en als hij er werkelijk in slaagt te overleven, zal het waarschijnlijk lang duren tot hij ertoe in staat is -zo hij dat ooit zal zijn- om de geloofwaardige, persoonlijke taal terug te veroveren waarin hij zijn tragedie kan vertellen. Wellicht komt hij er dan achter dat die tragedie niet te vertellen valt.
Imre Kertész
Alles verandert, alles verdwijnt, alles komt terug, komt goed. Maar beter wordt het zelden, zei jij.
Ruth Lasters (Poolijs)
Gwenn hield van Joc maar hij 'deed' niets meer. Waarom was dat, vraag ik haar. Vond ze het erg? Nee. Waarom vond ze dat niet erg. En nu komt er iets nieuws. Ze waren op elkaar uitgekeken, hij op haar en zij op hem. Even ben ik gerustgesteld. Maar dan wil ik weten hoe dat dan kwam. Haar antwoord: Als de verliefdheid weg is dan ben je van elkaar gaan houden. Joc en zij kenden elkaar al twintig jaar. Vijftien jaar zonder seks. Een vrolijke meid had hem meegenomen. Eind goed al goed, nu had ze mij. 'Vrijen wij binnenkort ook niet meer?' 'Dat lijkt me sterk.' Dat lijkt me helemaal niet sterk. Zo is het met haar man gegaan. Nu begrijp ik waarom sommige echtparen ruzie met elkaar maken. Ze vechten niet tegen elkaar maar tegen een toestand. Ik zie de ergste dingen voor me. Stel dat ik wel wil en dat Gwenn één keer zucht. Een halve zucht van verveling is al voldoende om me onzeker te maken. Vechten tegen een toestand.
D. Hooijer (Sleur is een roofdier)
De tegenstand die vrouwen soms boden, had hem juist altijd geprikkeld, want was er een mooier, spannender spel denkbaar dan het gevecht met een vrouw die zich verweerde, die protesteerde en hem probeerde te ontglippen, of die hem geschrokken en verontwaardigd afwees? Op zulke momenten kwam zijn ware kracht naar boven, dan vloeiden de woorden over zijn lippen en kon hij alles tegelijk zijn, brutaal en onderdanig, veeleisend en een en al charme, roekeloos en op alles bedacht. Tegenstand, vond hij, dat wilde toch zeggen dat je al een band had met elkaar, was het tenslotte niet de andere kant van overgave, en was het spel dan al niet voor de helft gewonnen? En wie tegenstand biedt, weet zelf toch vaak maar al te goed waar dat verzet vandaan komt en wil toch eignlijk juist datgene waar hij zich tegen verzet?
Sándor Márai
We waren vrolijk. Maar misschien is dat niet helemaal waar. We deden vrolijk. We lachten te hard, praatten te luid. Zodat we niet zouden horen wat iedereen dacht. Zodat we niet zouden nadenken over wat is bang maakte. Ik wist het, ook al mocht ik het niet weten. Ik hoorde het in de sterke verhalen van de oudere jongens uit onze straat. In het zwijgen van Oscar wanneer hij stopte met lezen. In de plotselinge stilte van mijn ouders, telkens wanneer ik de kamer binnenkwam. Het was een stilte die de licht zwaar maakte. Een stilte die meer woog dan een rugzak vol stenen. Natuurlijk kwam ik nooit zomaar binnen. Inkleedde te sluipen, te wachten, te luisteren naar de zachte stemmen van mijn ouders. Ook al zeiden ze dingen die mijn hart sneller liet slaan en mijn mond droog maakte.
Kathleen Vereecken (Alles komt goed, altijd)
Ze willen het niet zien. Ik vraag me af hoe dat komt. Wat maakt dat een volwassene niet bij je gaat zitten en doorvraagt: 'Hoe is het met je?' of 'Is alles wel goed?
Pam Smy (Thornhill)
Ik ben alleen maar nu, dacht hij opnieuw. Ik ben nooit later geweest en ik zal nooit vroeger worden. En terwijl hij zijn gedachten, die altijd wijzer waren dan hijzelf, niet langer volgen kon, voelde hij zich weer tevreden worden. Hij ging terug naar bed, stapte onder zijn deken, zei: ‘Nu of nooit’ en sliep op hetzelfde ogenblik in.
Toon Tellegen (Het komt goed)
Die avond vroeg de kikker aan de mier: ‘Bestaat er een andere wereld?’ ‘Wat voor andere wereld?’ ‘Waar het verboden is te kwaken?’ De mier keek hem ernstig aan en zei: ‘Nee. Dat is niet nodig. Eén wereld is meer dan genoeg, net als één kikker en één iemand die kwaakt.
Toon Tellegen (Het komt goed)
Haar eigen stem in haar hoofd zegt: 'Het komt goed, het komt goed, als je praat met de krokodil kom het goed. Hij zal je niet bijten, de angst zit in jou.
Francine Oomen (Hoe overleef ik met/zonder vrienden? (Hoe overleef ik, #11))
Als ik één ding heb ontdekt in het leven, dan is het wel dit: Als je heel diep over iets nadenkt, dan kom je altijd bij iets uit dat niet klopt. Probeer maar eens — klopt altijd! … Je komt altijd bij een tegenstrijdigheid uit. Ons hele leven hier op aarde is in feite één grote onverklaarbare tegenstrijdigheid…. Je moet gewoon niet te diep nadenken en dan klopt alles… Als je wel nadenkt, dan kan het niet anders of je zegt ons hele leven hier op aarde – het is één groot mysterie – het is één grote onverklaarbare tegenstrijdigheid. Ja, dat zit nu één keer in ons mensen ingebakken dat wij dat niet zo goed kunnen hebben dat iets tegenstrijdig is. Daar kunnen we niet zo goed tegen. Maar ja, dat vind ik nou weer het mooie van humor. Want wat doet humor? Humor pakt juist twee tegenstrijdige zaken, die flink haaks op elkaar staan, koppelt die juist aan elkaar met een grapje. Je moet lachen, want de tegenstrijdigheid is even opgelost, klaar – de rest van de dag vrij. Dus wat de wetenschap in eeuwen nog niet is gelukt, dat lukt de humor in een paar tellen. Dus de waarheid zit in humor, niet in het serieuze. Dit meen ik niet serieus, dat was maar een grapje,… ja hé, want anders zou het niet waar zijn. Als ik zeg dat waarheid zit in het niet-serieuze, is dat alleen maar waar als ik het niet meen – maar wel waar. Nou, u moet het trouwens niet serieus opvatten hoor, wat ik hier nu allemaal beweer, alstublieft nee, want ik meen het wel degelijk.
Herman Finkers
Binnen een economische wereld konden de culturele en economische kaart er daarentegen heel anders uitzien, soms zelfs precies tegenovergesteld zijn, zoals de respectievelijke zwaartepunten van economische en culturele zones duidelijk laten zien. In de dertiende, veertiende, en vijftiende eeuw was het niet Venetië of Genua, de twee koninginnen van de handel, maar Florence dat in de Westeuropese beschaving de toon aangaf: hier ontstond de renaissance en hiervandaan zou de culturele stroming zich verspreiden; daarnaast drong Florence zijn dialect - het Toscaans - op aan de literatuur. Het levendige Venetiaanse dialect dat op dit vlak een geduchte rivaal had kunnen zijn, ondernam hiertoe geen enkele poging. Zou dat komen omdat een op economisch vlak triomferende stad of een al te overheersende staat niet alles tegelijk kon hebben? In de zeventiende eeuw vierde Amsterdam zijn hoogtijdagen als handelsstad, maar de barok die Europa veroverde kwam ditmaal uit Rome, of eventueel uit Madrid. Evenmin zou Londen in de achttiende eeuw de culturele scepter in handen krijgen. Toen Abbé Le Blanc tijdens zijn verblijf in Engeland van 1733 tot 1740 over Christopher Wren kwam te spreken, de architect van de Saint-Paul's Cathedral, merkte hij op dat 'op de verhoudingen na die hij [bovendien] niet goed in acht heeft genomen, [hij] niet meer heeft gedaan dan het ontwerp van de Sint-Pieter van Rome tot twee derde van zijn oorspronkelijke grootte terugbrengen'. Vervolgens uitte hij zich in weinig lovende bewoordingen over de Engelse landhuizen die 'nog in Italiaanse stijl [gebouwd zijn], maar niet altijd met evenveel succes'. In dezelfde achttiende eeuw werd Engeland niet meer zozeer door door de Italiaanse cultuur beïnvloed als wel door de ideeën uit Frankrijk, dat in die tijd een culturele uitstraling op Europa had en de toon aangaf op het gebied van het geestesleven, de kunst en de mode, ongetwijfeld ter compensatie voor het gebrek aan politiek en economisch overwicht. 'De Engelsen houden zo van onze onze taal dat ze er zelfs genoegen in scheppen om Cicero in het Frans te lezen,' aldus dezelfde abbé Le Blanc. En moe van het almaar moeten aanhoren hoeveel Franse bedienden er in Londen werkten, antwoordde hij: 'Het feit dat er in Londen zoveel Fransen zijn om jullie te bedienen, komt omdat jullie mensen de manie hebben net zo gekleed, gekapt en gepoederd te willen worden als wij. Ze hebben zich in hun hoofd gehaald dat ze onze mode willen volgen en betalen veel geld aan mensen die hun leren hoe ze zich moeten tooien met onze absurditeiten.' En zo gaf Londen, dat het centrum van de wereld was en zelfs een schitterende cultuur had, steeds meer toe aan de Franse invloeden. Dit werd trouwens niet altijd toegejuicht, want we weten omstreeks 1770 van het bestaan van een genootschap van Antigallicans, 'dat als eerste streven had om geen enkel kledingstuk van Franse makelei te dragen'. Maar wat een genootschap uitrichten tegen zoiets ongrijpbaars als mode? Hoewel Engeland door zijn economische vooruitgang steeds belangrijker werd, deed het geen poging om het geestelijke gezag van Parijs de ondermijnen, en heel Europa tot aan Moskou toe streefde ernaar om de Franse taal tot de taal van de aristocratie en tot voertuig van het Europese denken te verheffen. Evenzo vormde Frankrijk aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw overduidelijk het middelpunt van de Westeuropese literatuur en schilderkunst, terwijl het op economisch gebied ver op de rest van Europa achterliep; in de tijd dat Italië en Duitsland op muzikaal vlak de toon aangaven, waren ze geen van beide economische machthebbers; en ook vandaag de dag mogen de Verenigde Staten wel een enorme economische voorsprong hebben opgebouwd, maar daarmee hebben ze nog niet de literaire of artistieke leiding over de wereld.
Fernand Braudel (Civilization and Capitalism 15th-18th Century, Vol 2: The Wheels of Commerce)
Ik bedoel, ik dacht dat ik wilde schrijven, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan en ik weet niet of ik er wel zo goed in ben. 'Misschien is de tijd er nog niet rijp voor en komt dat later pas, zoals bij zo veel schrijvers. Voor mij gold dat in ieder geval wel.’ ‘Eigenlijk hou ik heel erg van eenvoudige dingen, het huishouden, koken, tuinieren...’ Abrupt draaide ik me naar haar toe. ‘Ik ben niet zo ambitieus. Is dat erg?
Lucinda Riley
Je moet niet verdrietig worden van het verleden. Of moedeloos van de toekomst. Je moet je concentreren op het heden. Als dat goed zit, komt de toekomst vanzelf.
Santa Montefiore (De witte duif)
Geloof, hoop en liefde zijn, als je er goed over nadenkt, nagenoeg identiek. Je kunt een almachtige god scheppen naar je beeld en hem in alle onfeilbare goedertierenheid die je hem toebedenkt voor eeuwig in de hemel zetten, zodat je je onvoorwaardelijke liefde op hem kunt projecteren in de verwachting dat dat je leven verrijkt, of je kunt met diezelfde verwachting besluiten om je verlangens weerspiegeld te zien in een ander persoon wie je alle eigenschappen toedicht die je dierbaar zijn. In feite komt dat op hetzelfde neer. Blind vertrouwen in een groot verwonnen verhaal dat de futiliteit van onze sterfelijkheid overstijgt, is evenzeer als de overtuiging dat tegenslag noodzakelijkerwijs een prelude moet zijn op voorspoed en evenzeer als de aangeprate illusie dat de ander ons onvolmaakte bestaan als een perfecte wederhelft vermag te completeren, een in fictie gewortelde poging om in hemelsnaam iets te verzinnen waardoor het allemaal nog enige zin heeft. Geloof, hoop en liefde zijn drie min of meer inwisselbare manieren om de reeks willekeurige voorvallen die ons leven vormen te herschrijven en om er een verhaal van te maken dat ergens over gaat. Zo zijn wij mensen gemaakt van woorden. Maar hoewel het allemaal fictie is en hoewel het belangrijk is om dat te beseffen, geloof ik in die verhalen. Zij zijn de kern van wat ons mensen maakt. Zonder onze seksuele mythen, dagdromen en gedichten over de dood zouden we als angstige dieren staren in de felle koplampen van de oogverblindende zinloosheid die ons, zoals wij terdege beseffen, binnen luttlele momenten verplettert.
Ilja Leonard Pfeijffer (Brieven uit Genua)
Met concurrentie is op zich niks verkeerd en competitie kan best leuk zijn. Het wordt een probleem als het hele leven in het teken van competitie komt te staan. Het idee dat concurrentie alleen maar ons professionele leven betreft en we thuis lekker kunnen relaxen klopt niet langer. Ik ben een product dat ik zelf aan de man moet brengen, in voortdurende competitie met andere producten in een omgeving die één grote markt geworden is. Omwille van die concurrentie moet ik mezelf aanprijzen en oppimpen, want enkel zichtbaar succes telt mee. Voor wie doe je het eigenlijk? De boodschap is dat we ons de vraag moeten stellen wat een goed leven inhoudt, goed voor mij en goed voor de ander.
Paul Verhaeghe (Intimiteit)
Sommige mensen zeggen dat de Schaduwgod eraan komt,' fluisterde hij. 'Ik zeg: laat hem maar komen... De wind, de zee en de rotsen fluisteren zijn naam. Als je goed luistert hoor je het.
Kristen Ciccarelli (The Sky Weaver (Iskari, #3))