β
Als klein meisje hield ik erg van wat ik 'boekjes maken' noemde. Ik nam een opschrijfboekje en plakte er plaatjes in, maakte tekeningen, experimenteerde met Prittstift en puntenslijpsel (dat wordt gewoon heel mooi samen, echt) en schreef op wat ik allemaal meemaakte.
'We zijn vandaag naar Paleis 't Loo geweest', bijvoorbeeld, 'Het was er heel mooi want de koningin heeft daar vroeger gewoond.' Of: 'Ik heb een nieuw badpak gekregen. Het is heel tof met roze en paars en mama zegt dat het een echt wedstrijdbadpak is.' De belevenissen van een achtjarige. Veel later, als dertienjarige, chagrijnige, prehormonale puber, schreef ik cynisch commentaar in de kantlijn van mijn kleinemeisjesdagboek: 'Ja hoor', en: 'Leuk voor je.'
Weer later, toen ik zeventien was en op zoek naar lege blaadjes voor mijn weltschmerz-poezie, werd ik boos op de dertienjarige die zo cru was tegen dat kleine enthousiaste meisje. Zo gemeen vond ik het. Als een reaguurder avant la lettre, een agressieve internettrol die zo nodig moet zeiken op iemand die gewoon gezellig iets wil vertellen. Weliswaar niet op internet - dat was nog lang niet uitgevonden - maar op mijn eigen, persoonlijke web van negentientoen naar tweeduizendzoveel.
Als dertienjarige verachtte ik het achtjarige kind dat ik was geweest, en als zeventienjarige verachtte ik de dertienjarige. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Een leven lang, om precies te zijn. Want die gedichten waarvoor ik ruimte zocht in mijn dagboekjes, die dikdoenerij die ik maakte toen ik zeventien was, daar kon ik me als drieentwintigjarige alweer danig aan ergeren, en zo blijf je aan de gang.
Maar, zoals The Lau het zo mooi zong in 'Rode Aarde':
Edelman of bedelman
Het zal je kind maar zijn
De sterrenhemel leert
Verschil is klein
Vergeet niet wie je bent
Is wie je altijd bent geweest
β
β