Een Nieuw Jaar Quotes

We've searched our database for all the quotes and captions related to Een Nieuw Jaar. Here they are! All 14 of them:

β€œ
Lavigerie was een geweldig praktisch man, en ook was hij historicus aan de Sorbonne in Frankrijk, waar hij die visie had om het binnenland van Afrika te reconstrueren, zoals dat in Europa in de Middeleeuwen was gedaan door een soort koninkrijk, maar dan ook met nederzettingen van bevrijde slaven, het grootste deel van de bevolking in Oost-Afrika was echt reddeloos, Lavigerie wilde daarom dat de missionarissen nederzettingen en missies bouwden, waarvoor hij broeders stuurde, voormalige Zoeavens, en paters, die dan de taal moesten leren, en ook moesten leren bouwen, en als die slaven bevrijd waren door de verschillende expedities die werden uitgezonden, werden ze naar de missies gestuurd. Het idee hierachter was heel praktisch, en ook het idee, dat de Afrikanen dit nieuwe Christelijke volk zouden worden, zoals hoe Clovis werd bekeerd, en dan geleidelijk aan Frankrijk, op die mythe bouwde hij alles. (Dr. H Hinfelaar, witte Paters)
”
”
Marga Kerklaan (Het einde van een tijdperk: 130 jaar belevenissen van Nederlandse missionarissen)
β€œ
Eind van de middag, ik was net uit school thuisgekomen (daar had ik zorgvuldig geheimgehouden dat ik jarig was om te voorkomen dat ik zou moeten trakteren, want daarvoor wilde mijn moeder mij geen versnaperingen meegeven), kwam mijn grootvader met zijn cadeau aanzetten. Aan de alsmaar naderbij komende, zeer krachtige tikken van zijn wandelstok op de trottoirtegels kon je horen dat hij zich erop verheugde andermaal een naar hem vernoemde kleinzoon gul te bedelen. Hij droeg een groot pak en overhandigde mij dat in de woonkamer. Plechtig verwijderde ik het papier. Wat mij op mijn achtste jaar ten deel was gevallen, bleek een vorstelijke meccanodoos te zijn. Weliswaar geen nieuwe fiets, maar toch iets ongehoords. Mijn grootvader verwijderde zich weer, want er was op dat moment niemand bij de hand om mee te dammen. Mij leek toen het grote ogenblik gekomen om de meccanodoos verder uit te pakken en ermee aan de slag te gaan. Toen ik aanstalten maakte om hem te openen, riep mijn moeder: 'Wat doe je nou?' 'Ik ga hem openmaken, ik wil ermee spelen.' 'Ben je helemaal betoeterd geworden? Zo'n duur cadeau. Blijf af.' 'Maar... maar... ik heb hem toch van opa gekregen. Ik wil ermee spelen.' 'Geen sprake van, afblijven. Zo'n duur cadeau, en daar wou je zomaar met je tengels aanzitten? Niks hoor, ik zet hem weg.' Ze pakte de meccanodoos op en plaatste hem achter lakens en slopen in het dressoir. Toen mijn vader thuiskwam, werd de doos weer tevoorschijn gehaald en wederom vol verbazing aanschouwd. Zeker, het was geen nieuwe fiets, maar toch... Wat een cadeau. 'Opa 't Hart is maar goed op je,' zei mijn vader. 'Maar ik mag er niet mee spelen,' zei ik verongelijkt. 'Nee, natuurlijk niet,' zei mijn vader, 'daar heeft je moeder groot gelijk in, zo'n duur cadeau, het zou gekkenwerk zijn als je daar met je poten aan zou zitten. D'r kan zomaar een schroefje of moertje of ander onderdeeltje kwijtraken, niks hoor, je moeder bergt hem weer netjes op.' 'Zo is het,' zei mijn moeder, en weg ging de meccanodoos.
”
”
Maarten 't Hart (Magdalena)
β€œ
Zo beschrijft hij hoe wijlen burgemeester Bicket het voordelige ambt van vendumeester -- goed voor zesduizend gulden per jaar -- toeschoof aan zijn veertienjarige zoontje Hendrick. Het burgemeesterszoontje Jan Corver Trip was zelfs al op zijn vijfde jaar postmeester op Rotterdam, Delft en Den Haag. Toen hij acht was maakte zijn vader hem postmeester van het Hamburgse Postcomptoir. Toen hij achttien was, werd hij ook nog kerkmeester van de Nieuwe Walenkerk. Toen hij op zijn negentiende overleed -- hij had een leren riem te strak en te lang om zijn lijf geklemd om zijn overtollige vet te camoufleren, waardoor 'zijne edele's partijen, long en lever aan malkander waren gegroeid' -- liet hij een vermogen na van twee ton.
”
”
Geert Mak (Amsterdam)
β€œ
Semiotiek 211 was een specialistisch vak dat werd gedoceerd door een voormalige rebel van het instituut Engelse taal- en letterkunde. Michael Zipperstein was tweeΓ«ndertig jaar geleden als aanhanger van het New Criticism naar Brown gekomen. Hij had drie generaties studenten de gewoonte bijgebracht teksten zorgvuldig te lezen, te analyseren en te interpreteren zonder aandacht voor de biografie van de auteur, totdat hij in 1975 tijdens een sabbatical in Parijs een levensveranderende openbaring kreeg: tijdens een diner maakte hij kennis met Roland Barthes en bij de cassoulet werd hij tot het nieuwe geloof bekeerd. [...] Hij bedolf zijn studenten onder de leeslijsten: naast de grote semiotische kanonnen - Derrida, Eco, Barthes - moesten ze zich voor Semiotiek 211 door hele stapels achtergrondteksten heen worstelen, van Sarrasine van Balzac tot bundels van Semiotext(e) tot gefotokopieerde capita selecta van E.M. Cioran, Robert Walser, Claude LΓ©vi-Strauss, Peter Handke en Carl van Vechten. [...] Door dat esoterische onderzoek, en door Zippersteins kale goeroehoofd en witte baard, kregen zijn studenten het gevoel dat ze geestelijk waren doorgelicht en nu - althans twee uur lang op dinsdagmiddag - deel uitmaakten van een literaire elite.
”
”
Jeffrey Eugenides
β€œ
Mocht er vandaag een wereldkampioenschap ter plaatse trappelen georganiseerd worden, dan worden Pascal Smet en zijn team met een straat voorsprong wereldkampioen. Hij beweert dat er geen tijd is om alles in een decreet te gieten de komende twee jaar. Geen tijd? Zet tien onderwijsspecialisten (bij voorkeur geen socialisten) TWEE WEKEN lang bij elkaar en je hebt een gedetailleerd en waardevol voorstel. Het enige wat ik de voorbije 10-15 jaar zien veranderen heb in het onderwijs is de voorzichtige introductie van nieuwe technologie en hier en daar wat kleine veranderingen in het lessenpakket. Digitalisering is omnipresent geworden in ons leven maar nog steeds zie ik elke dag kinderen sleuren met rugzakken vol papier. De jeugd maakt massaal gebruik van smartphones en tablets maar ik vraag me af hoeveel van die jongeren weten hoe de soft- en hardware in elkaar zitten. Het zijn nochtans deze zaken die hun verdere leven zullen sturen en zelfs domineren. Kennis die leerlingen moeten verwerven via huiswerktaken wordt blindelings overgenomen van Wikipedia, zonder enige kritische benadering of eigen inbreng. Ook in het hoger onderwijs zie je dit meer en meer. De kloof tussen afgestudeerden en de arbeidsmarkt was nooit groter dan vandaag en dan komt zo'n Pascal Smet vertellen dat er geen tijd is om te hervormen.
”
”
Jean Pierre Van Rossem
β€œ
Op deze dingen hadden we geen greep. We konden denken dat onze wereld alles omvatte, we konden druk bezig zijn met onze eigen dingen hier beneden aan de oever, rondrijden met onze auto's, elkaar opbellen en met elkaar praten, bij elkaar op bezoek gaan, eten en drinken, binnenzitten en ons laten overspoelen door opvattingen en meningen en de lotgevallen van hen die op het tv-scherm verschijnen, in die wonderlijke halfkunstmatige symbiose waarin we leefden, en ons steeds dieper, jaar in jaar uit dieper in slaap laten sussen met het idee dat dat alles was, maar als we dan onze blik naar boven richtten en dit zagen, was de enige mogelijke gedachte die van ongrijpbaarheid en onmacht, want hoe klein en beperkt was dat waarin we ons in slaap lieten sussen eigenlijk niet? O, zeker, de drama's die we zagen waren groots, de beelden die we in ons opnamen subliem en soms zelf apocalyptisch, alleen, kom nou toch, slaven, welk aandeel hadden we daar eigenlijk in? Geen. Maar de sterren blinken boven ons, de zon schijnt, het gras groeit en de aarde, ja, de aarde, die slokt alle leven op en wist alle sporen, spuwt nieuw leven uit in een cascade aan ledematen en ogen, bladeren en nagels, strootjes en staarten, wangen en bont, schors en ingewanden om het vervolgens weer op te slokken. En wat we nooit helemaal begrijpen of niet willen begrijpen, is dat dit buiten ons om gebeurt, dat we daar zelf geen deel aan hebben, dat wij slechts datgene zijn wat groeit en sterft, blind als de golven in de zee.
”
”
Karl Ove KnausgΓ₯rd
β€œ
Gwenn hield van Joc maar hij 'deed' niets meer. Waarom was dat, vraag ik haar. Vond ze het erg? Nee. Waarom vond ze dat niet erg. En nu komt er iets nieuws. Ze waren op elkaar uitgekeken, hij op haar en zij op hem. Even ben ik gerustgesteld. Maar dan wil ik weten hoe dat dan kwam. Haar antwoord: Als de verliefdheid weg is dan ben je van elkaar gaan houden. Joc en zij kenden elkaar al twintig jaar. Vijftien jaar zonder seks. Een vrolijke meid had hem meegenomen. Eind goed al goed, nu had ze mij. 'Vrijen wij binnenkort ook niet meer?' 'Dat lijkt me sterk.' Dat lijkt me helemaal niet sterk. Zo is het met haar man gegaan. Nu begrijp ik waarom sommige echtparen ruzie met elkaar maken. Ze vechten niet tegen elkaar maar tegen een toestand. Ik zie de ergste dingen voor me. Stel dat ik wel wil en dat Gwenn één keer zucht. Een halve zucht van verveling is al voldoende om me onzeker te maken. Vechten tegen een toestand.
”
”
D. Hooijer (Sleur is een roofdier)
β€œ
Toen de veiligheidsagenten zich tegen de studenten keerden, dezelfde veiligheidsagenten die die waarheid nog maar een paar jaar eerder hadden bestreden, werd het duidelijk dat de waarheid hol zou blijven en geen verstrekkende gevolgen zou hebben. Ze zou misschien een paar versoepelingen brengen en een paar schietgaten onthullen, waardoor je je eigen leven vanuit een ander perspectief kon bekijken, maar wie wilde dat nou? Wat zou je met die nieuwe kijk moeten beginnen, behalve je aan die waarheid onderwerpen tot je erdoor werd bedolven? Het onbeschrijflijke laat altijd een stevige muur om het beschrijfbare optrekken, Brilka. (Het Achtste Leven, pg 531)
”
”
Nino Haratischwili
β€œ
Terwijl het heden zich vult met nieuwe urgenties houdt het jaar slechts twee dagen over waarop de verlorene als een aanwezigheid voelt. Op de ene eet je een gebakje (een marsepeinkasteeltje, in mijn geval), op de ander brand je een kaars. Daarbuiten ben je pragmatisch. Je houdt de dood op afstand. Dat wil zeggen, mits je verstandig bent.
”
”
Nadia de Vries (De bakvis)
β€œ
tweehonderdtachtig tekens kunnen al volstaan voor een nieuwe episode vol ellende, die vaak niet verder komt dan vetzucht, jeugdbrand of vermeende boulimia nervosa. Niets is de afgelopen twintig jaar zo aan inflatie onderhevig gebleken als het menselijk drama. Door de werking van het internet is betekenisliteratuur een pandemie geworden en het enige wat erbij heeft ingeschoten, is de literatuur zelf. De boodschap werd definitief belangrijker dan de vorm, correct spellen werd verdacht, bronnen checken is passΓ© en klagen werd een statussymbool. Krokodillentranen gelden als betaalmiddel en leef werd een wedstrijd om vluchtig medeleven, tegen alle medebloggers op. De divan van de zielenknijper - ooit intiem, geheimzinnig en duur - is zowel gratis als gratuit geworden, en bovendien onvoorstelbaar groot. Een massale, digitale, openbare biechtmatras. Ze strekt zich uit over de hele planeet en wordt behalve tiktokkers ook beslapen door influencers, popsterren, platte populisten, nog plattere populisten, Rik Torfs en nog muffere trollen.
”
”
Tom Lanoye (Woke is het nieuwe Marrakech-pact)
β€œ
Het was een schielijke overweldiging, de plotselinge indruk die de boom op hem maakte, het benam hem voor een ogenblik de adem. Dadelijk begon hij echter weer te redeneren alsof hij alleen thuis was. 'Hoe lang zou deze boom al wel niet leven?' vroeg hij zich hardop af, intussen met gestrekte wijsvinger zijn bril omhoog schuivend. De duur was hier van hout geworden, elk jaar een nieuwe ring, maar wat hij niet begreep was hoe het in zijn werk ging dat het volstrekt onbewogen bestaan van een boom zulke weelderige vormen kon voortbrengen als die van de wellustig kronkelende takken boven hem. Al de invloeden van weer en wind door de jaren heen en de gesteldheid van de bodem konden nog niet verklaren waarom het beukennootje ten slotte tot juist deze boom had moeten uitgroeien. ― Was het eigenzinnigheid? [ Thomas Rosenboom ― De jongen met de viool ]
”
”
Thomas Rosenboom
β€œ
Het was een schielijke overweldiging, de plotselinge indruk die de boom op hem maakte, het benam hem voor een ogenblik de adem. Dadelijk begon hij echter weer te redeneren alsof hij alleen thuis was. 'Hoe lang zou deze boom al wel niet leven?' vroeg hij zich hardop af, intussen met gestrekte wijsvinger zijn bril omhoog schuivend. De duur was hier van hout geworden, elk jaar een nieuwe ring, maar wat hij niet begreep was hoe het in zijn werk ging dat het volstrekt onbewogen bestaan van een boom zulke weelderige vormen kon voortbrengen als die van de wellustig kronkelende takken boven hem. Al de invloeden van weer en wind door de jaren heen en de gesteldheid van de bodem konden nog niet verklaren waarom het beukennootje ten slotte tot juist deze boom had moeten uitgroeien. ― Was het eigenzinnigheid? ― De jongen met de viool
”
”
Thomas Rosenboom (De mensen thuis)
β€œ
Ieder jaar in september ben ik dus weer sprakeloos als het nieuws aandacht besteedt aan ontgroeningsrituelen bij studentenverenigingen; het idee dat je jezelf vrijwillig door anderen laat vernederen om bij een groep te mogen horen vind ik echt onbegrijpelijk.
”
”
Liesbeth Smit (Ik moet nog even kijken of ik kan)
β€œ
Ik had, drie jaar oud, een huis-leeraar gekregen. Niet alleen dat men mij, om mijne eenzelvigheid, een bijzonder schrander kind achtte, maar dewijl over de straat een zeer arm onderwijzer woonde die veel kinderen had, lang ziek was geweest en nu behoefte had aan goed voedsel dat hij niet koopen kon, bracht mijne ouders tot het besluit dat ik mijne letters zou leeren. Ik zie dien leeraar nΓ³g voor mij: een man als een magere muil-ezel, zoo van kop als van jagenden romp en oneindige, knokige leden. Aan hem is, evenzeer als aan mijn zeer geboeiden vlijt - ik leerde met ziekelijke gretigheid -, aan hem is een scherpe herinnering verbonden van gebraden vleesch op ongewone uren en aan eene bijzondere deftigheid mijner moeder. Zekeren dag had deze mij, ter gelegenheid van een geheimzinnigen Sinterklaas, ten behoeve van mijne lessen - zij hadden in de donkere achter-kamer plaats -, eene nieuwe lei gegeven, waar ik zeer blijde om was, want mijne moeder had er - wonderschoon docht mij, - een bloem-pot op gegriffeld met drie ontloken tulpen. Ik toonde de lei aan mijn meester; deze merkte mijn schroom-vollen trots niet, en veegde de tulpen uit met mijn sponsje en een beetje speeksel. - Mijn verdriet was onbedaarlijk: ik kreeg geen les dien dag. Zelfs als mijn moeder naar haar beste vermogen op de lei een nieuwen bloem-pot geteekend had, kwam een herhaalde tranen-bui mij overweldigen. Telkens herbegon mijn gehuil, dat mij van lieverlede als een behoefte was geworden. De nacht die daarop volgde, voor een goed deel slapeloos en koortsig, is de eerste van velen geweest waar ik mij verkneuterde in mijn verdriet, mijn verdriet overdreef...
”
”
Karel van de Woestijne (Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen (Dutch Edition))