â
DE ONTDEKKING
Wij leefden eertijds, grazend als de dieren,
in een stil dal tussen de duinen in,
spelende met het licht en bruiloft vierend,
beschut tegen het raadsel van de wind.
Maar wie van ons ât ruisen der zee vernamen,
wilden haar zien, stegen een duin ten t op,
tuurden tot aan de kim en nieuwe namen
vielen hen in. Sindsdien gaan zij rechtop.
Het duin noemen zij zeewering, de stilte
ontdekten zij als een zwijgend geluid.
Het komt hun voor als liep een god op vilten
zolen hun dal onzichtbaar in en uit.
â
â