“
En omdat z'n wijf steeds meer tekeer ging, hitste ik hem aan: Geef d'r een muilpeer godverdomme, zodat ze d'r bek houdt.. haal hem d'ruit en ga haar es fijn een muilpeer toedienen.
Met me hand over z'n kont strelend, bevingerde ik ook nog es z'n stronthol en daarna de machtige kloten. Hij trok zich o god van me kut terug, en met de fluit stijf vooruit, vol schuim van me muis, diende hij haar een vuistslag toe dat ze d'rbij omver tuimelde. Ik bleef liggen, me kut open. Lachend ontving ik hem weer. En lachend zei ik ook nog: Je stijve smeerlap sloeg erbij heen en weer, terwijl je haar die mep gaf!
Ik bewonderde hem en kneep me muis dicht rond z'n heldenlul. (...)
”
”